Uitwerkingen MULO-B Meetkunde 1948 Rooms-Katholiek
Som 1Door vanuit punt N een loodlijnstuk naar AM te trekken, kunnen achtereenvolgens NP = AB en MB berekend worden.
Uit MP2PN2MN2 volgt NP2 11232 112 en dus NPAB 112 4 7 Met Pythagoras in driehoek ABM vinden we vervolgens dat BM 161.
Om de gevraagde hoeken te berekenen, kan de cosinusregel dienen.
In driehoek MAN geeft dit: AN2 AM2MN22.AM MN. .cosAMN wat na invulling van de bekende lengtes oplevert: 128 49 121 2 7 11 cos AMN.
We vinden hieruit cos 3 11 AMN
waaruit volgt AMN 74 100 '
In driehoek MBN krijgen we met dezelfde regel: 42 112112 2 11 112 cos BMN , waaruit we halen dat cos 31 7
88 BMN zodat BMN 21 140 ' P A M N B Som 2
a) Zoals bekend is de verbinding van de voetpunten van hoogtelijnen antiparallel met (of ten opzichte van) de tegenoverliggende zijde. Zo is DF antiparallel met AC en EF t.o.v. BC. Op grond hiervan geldt nu dat AFE C maar ook DFB .
Vanwege AFE GFD (overstaande hoeken) is nu aangetoond dat GFB DFB . De loodrechte stand van AB en DE leidt dan tot de gelijkbenigheid van driehoek FDG. b) Vierhoek FDBG is op grond van het voorgaande een zogenaamde vlieger, zodat we tot de gelijkheid van de hoeken FBG en FBD kunnen besluiten.
De gelijkvormigheid van de driehoeken GBF en ABC is daarmee vastgesteld, want ze hebben twee gelijke hoeken.
c) Bewezen is dat de hoeken AEG en ABG gelijk zijn, waaruit volgt dat vierhoek AEBG koordenvierhoek is.
G F D E A B C Som 3
a) Door de gevraagde hoek te schrijven als 1140 1500360, is te zien hoe de constructie uitgevoerd kan worden. De hoek van 360 ontstaat door eerst een hoek van 720 te construeren.
b) Als I het middelpunt van de ingeschreven cirkel is, dan is 900 1 900 240 114 .0 2
AIB C
Hiermee komt de rol van de eerste vraag naar voren!
Omdat we van driehoek AIB nu de basis en de tophoek kennen, is de cirkel waarop I ligt te construeren met behulp van de zogenaamde basis-tophoekconstructie.
Het punt I onstaat nu door deze cirkel te snijden met de loodlijn op AB door D. Na het tekenen van zowel AI als BI ontstaat na verdubbeling van de hoeken bij A en B het derde punt C.
D I
A B