• No results found

Verband tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verband tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

`

Verband tussen Slachtofferschap van Kindermishandeling en Obesitas

Isabella Busser, 10594914

Scriptiebegeleider: Mark Assink

28-01-2018

Universiteit van Amsterdam

(2)

Inhoudsopgave

1. Abstract 3

2. Inleiding 4

3. Relatie tussen Slachtofferschap van Seksuele Kindermishandeling en Obesitas 8 4. Relatie tussen slachtofferschap van Fysieke Kindermishandeling en Obesitas 13

5. Conclusie en Discussie 18

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht is gekeken naar de relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas. Hierbij is slachtofferschap van kindermishandeling bekeken aan de hand van twee constructen. Deze constructen zijn: slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en slachtofferschap van fysieke kindermishandeling. De gebruikte empirische studies laten een redelijk eenduidig beeld zien over deze relatie. Zo lijkt er een verband te bestaan tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas. Seksuele kindermishandeling kan al in de adolescentie leiden tot obesitas en ernstige obesitas, terwijl slachtofferschap van fysieke kindermishandeling zich vaak pas in de volwassenheid

manifesteert als (ernstige) obesitas. Daarnaast lijkt slachtofferschap van seksuele kindermishandeling een belangrijke voorspeller van obesitas bij adolescente meisjes en slachtofferschap van fysieke kindermishandeling lijkt een grotere risicofactor te zijn voor adolescente jongens. In de volwassenheid lijkt slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling een even grote voorspeller als slachtofferschap van fysieke kindermishandeling voor het ontwikkelen van obesitas.

Zoektermen: kindermishandeling, obesitas, seksuele kindermishandeling, fysieke kindermishandeling.

(4)

Relatie tussen Slachtofferschap van Kindermishandeling en Obesitas Inleiding

Obesitas is wereldwijd een snelgroeiend probleem. Zo stellen Olshansky en collega’s (2005) dat obesitas één van de grootste doodsoorzaken zal zijn in de 21e eeuw. Ook in Nederland kampen steeds meer mensen met obesitas. Uit gegevens van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016) is gebleken dat in 2016 14.2% van de Nederlandse bevolking kampte met obesitas (CBS, 2016), waarvan het grootste gedeelte vrouw was. Het CBS (2016) stelt dat de ontwikkeling van obesitas op steeds jongere leeftijd begint en dat steeds meer kinderen en adolescenten last hebben van obesitas. Omdat steeds meer mensen kampen met obesitas lijkt het probleem in toenemende mate van maatschappelijk belang. Onderzoek van Neovius, Rehnberg, Rasmussen en Neovius (2012) laat zien dat de kosten in de

gezondheidszorg aanzienlijk zijn gestegen door de toename van mensen die aan obesitas lijden. Ook tonen Neovius en collega’s (2012) aan dat obesitas veel ziekteverzuim met zich meebrengt op de werkvloer. Hiermee is obesitas de afgelopen jaren een snelgroeiend maatschappelijk probleem geworden.

Aangezien steeds meer mensen aan obesitas lijden is het belangrijk om interventies te ontwikkelen die zich hierop richten. Momenteel bestaan geen effectieve wetenschappelijk gebaseerde interventies die zich richten op obesitas (Rijksoverheid, 2017). Om een effectieve interventie te ontwikkelen is het belangrijk om de risicofactoren van obesitas te kennen. Eén van de risicofactoren van obesitas is slachtofferschap van kindermishandeling (Williamson, Thompson, Anda, Dietz & Felitti, 2002). Dit literatuuroverzicht geeft een overzicht van de relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas op latere leeftijd.

Om deze vraagstelling te beantwoorden is het van belang eerst de constructen kindermishandeling en obesitas te definiëren. Het eerste construct is kindermishandeling. Kindermishandeling blijkt een risicofactor voor obesitas en wordt door de Rijksoverheid

(5)

(2017) als volgt gedefinieerd: “Elke vorm van mishandeling die voor een kind bedreigend of gewelddadig is”. Uit de Nationale Prevalentie Studie Mishandeling (NPM, 2010) is gebleken dat het aantal mishandelde kinderen in Nederland wordt geschat op 118.836. Dit zijn

ongeveer 34 per 1000 kinderen, wat een schrikbarend hoog aantal is (NPM, 2010). Binnen het begrip kindermishandeling kunnen vier vormen van kindermishandeling worden

onderscheiden. Deze vormen zijn seksuele kindermishandeling, fysieke kindermishandeling, emotionele kindermishandeling en verwaarlozing (Rijksoverheid, 2017). In dit

literatuuroverzicht zal aandacht worden besteed aan slachtofferschap van seksuele-, en fysieke kindermishandeling. Er is gekozen voor deze deelonderwerpen omdat de bestaande literatuur vooral over slachtofferschap van seksuele-, en fysieke kindermishandeling gaat. Kolko, Moser en Weldy (1988) definiëren lichamelijke kindermishandeling als het opzettelijk pijnigen van een minderjarige. Voorbeelden hiervan zijn: het duwen, slaan of schoppen van een kind (NPM, 2010). Onder seksuele kindermishandeling valt seksueel contact of een poging daartoe tussen kind en volwassene, waarbij de handeling is bedoeld om de wensen van de volwassene te bevredigen. (Kolko et al., 1998). Hierbij kan worden gedacht aan seksuele handelingen met of zonder penetratie, maar ook het kijken van kinderpornografie. (Mamun, Lawlor,

O’Callaghan, Bor, Williams & Najman, 2007).

Het tweede construct is obesitas. De World Health Organization (WHO, 2017)

definieert obesitas als een overmatige vetstapeling. Obesitas kan worden vastgesteld door het BMI van individuen te berekenen. Het BMI wordt berekend door het gewicht in kilo’s te delen door de lengte in meters in het kwadraat (WHO, 2017). Een normaal BMI ligt tussen 18.5 en 25. Er wordt gesproken over obesitas als een volwassene een BMI heeft van meer dan 30 en ernstige obesitas houdt in dat het BMI groter is dan 40 (Imperatori, et al., 2016) en bij kinderen en adolescenten is sprake van obesitas bij een percentielscore van 95 of hoger, zo stelt het Center for Disease Control and Prevention (CDC, 2017).

(6)

Obesitas brengt veel klachten met zich mee. Zo is uit onderzoek van Ciao, Latner en Durso (2012) gebleken dat obesitaspatiënten veel moeite hebben met afvallen, hetgeen kan leiden tot verschillende gezondheidsklachten. Zo gaat obesitas gepaard met een verhoogde kans op ziekten waarbij de kans op overlijden groot is (Fuller-Thomson, Sinclair, & Brennenstuhl, 2013). De kans op diabetes type 2 en beroertes is een stuk groter bij mensen met obesitas dan bij mensen die geen obesitas hebben (Bray, 2004). Maar obesitas leidt niet alleen tot fysieke beperkingen. Zo laat de studie van Simon en collega’s (2006) zien dat obesitaspatiënten vaak last hebben van depressies en dat obesitas samenhangt met een aantal psychische stoornissen.

Er bestaan een aantal theorieën die het verband tussen slachtofferschap van

kindermishandeling en obesitas proberen te verklaren. Een theorie die zich uitsluitend richt op de relatie tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas is van

Wiederman, Sansone en Sansone (1999). Zij stellen dat seksueel mishandelde kinderen te veel eten om aan te komen en zichzelf daarmee te beschermen tegen herhaaldelijke seksuele mishandeling. De theorie stelt dat de slachtoffers denken dat door te veel te eten zij minder aantrekkelijk zijn voor eventuele daders. Een tweede theorie die Wiederman en collega’s (1999) hebben ontwikkeld richt zich op de relatie tussen slachtofferschap van

kindermishandeling en obesitas. Deze theorie gaat ervan uit dat eten een adaptieve functie is als reactie op kindermishandeling. Eten zou dienen als stressreactie waarmee de gedachte aan kindermishandeling wordt onderdrukt. Deze theorie gaat uit van een directe relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas. Een laatste theorie komt van Rohde, Ichikawa, Simon, Ludman, Linde, Jeffery en Operskalski (2008). Zij stellen dat

slachtofferschap van kindermishandeling een indirecte invloed heeft op obesitas.

(7)

mensen met mentale problematiek kunnen niet goed voor zichzelf zorgen. Dit zou kunnen leiden tot ontregeld eetgedrag zoals obesitas.

Maar naast deze bestaande theorieën is er ook onderzoek gedaan naar de relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas. Zo laat de studie van Imperatori en collega’s (2016) een zeer sterke positieve relatie zien tussen slachtofferschap van

kindermishandeling en obesitas. Echter, als er wordt gespecificeerd naar verschillende vormen van kindermishandeling blijken de onderzoeksresultaten uiteen te lopen. Enerzijds hebben Duncan en collega’s (2015) aangetoond dat slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling kan leiden tot obesitas, maar vonden zij geen verband tussen

slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas. Anderzijds stellen Greenfields en Marks (2009) dat slachtofferschap van fysieke kindermishandeling juist een grote

voorspeller is voor het ontwikkelen van obesitas. Een laatste onderzoek van Richardson, Dietz en Gordon-Larsen (2013) heeft aangetoond dat een combinatie van slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en fysieke kindermishandeling een risicofactor zijn voor obesitas in de adolescentie. Er is dus nog geen eenduidig beeld te schetsen over de relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas.

Met dit literatuuroverzicht zal worden getracht een eenduidiger beeld te creëren over deze relatie. Middels twee paragrafen zal worden gekeken naar de relatie tussen

slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas. In de eerste paragraaf zal aandacht worden besteed aan de relatie tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas. Hierin zullen studies worden aangehaald die hebben gekeken naar deze relatie in de adolescentie en in de volwassenheid. In de tweede paragraaf zal worden gekeken naar de relatie tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas. Hierin komen studies aan bod waarin onderzocht is wat de relatie is tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas in de adolescentie en in de volwassenheid.

(8)

Relatie tussen Slachtofferschap van Seksuele Kindermishandeling en Obesitas Obesitas komt voor bij adolescenten en volwassenen (CBS, 2016). Eerst zal aandacht worden besteed aan de relatie tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas in de adolescentie en daarna zal worden gekeken naar de invloed van

slachtofferschap van seksuele kindermishandeling op obesitas in de volwassenheid. Pinhas- Hamiel, Modan-Moses, Herman-Raz en Reichman (2009) onderzochten de relatie tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas in de vroege adolescentie. Zij maakten gebruik van een steekproef bestaande uit 145 meisjes, in een obesitaskliniek, met een gemiddelde leeftijd van 11.9 jaar. Middels een interview is onderzocht of de adolescenten seksuele kindermishandeling hadden meegemaakt. Uit het onderzoek van Pinhas- Hamiel en collega’s (2009) bleek dat vijf onderzochte meisjes slachtoffer waren van seksuele

kindermishandeling. Van de vijf slachtoffers van seksuele kindermishandeling bleken vier slachtoffers zwaardere vormen van obesitas te hebben dan leeftijdsgenootjes binnen de kliniek. Het BMI van de seksueel mishandelde meisjes lag significant hoger dan bij hun leeftijdsgenootjes die geen slachtoffer waren van seksuele kindermishandeling. Er werd dan ook een sterk positief verband gevonden tussen slachtofferschap van seksuele mishandeling in de kindertijd en obesitas in de adolescentie. Het onderzoek van Pinhas- Hamiel en collega’s (2009) richtte zich alleen op meisjes, maar de vraag ontstaat of het verband tussen

slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas ook voor adolescente jongens bestaat.

Waar Pinhas- Hamiel en collega’s (2009) een steekproef gebruikten met alleen maar adolescente meisjes, hebben Veldwijk, Proper, Hoeven- Mulder en Bemelmans (2012) gekeken naar het verschil in het verband tussen adolescente jongens en meisjes. In dit onderzoek was de gemiddelde leeftijd van de participanten 14.4 jaar. Op meerdere

(9)

jeugd. Van deze vragenlijst had één vraag betrekking op seksuele kindermishandeling. De adolescenten hadden allen hun lengte en gewicht doorgegeven aan de onderzoekers, die het BMI daarna berekenden. Veldwijk en collega’s (2012) toonden aan dat 16% van de

adolescenten met overgewicht tenminste één seksuele ervaring had meegemaakt zonder dat zij daar toestemming voor hadden gegeven. Bovendien bleek dat adolescenten met obesitas gemiddeld driemaal zo vaak seksuele kindermishandeling hadden meegemaakt als

adolescenten met een normaal gewicht. Maar toen werd gekeken naar sekseverschillen binnen deze relatie werd geen verband gevonden tussen slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling en obesitas voor adolescente meisjes, in tegenstelling tot de eerder gevonden onderzoeksresultaten van Pinhas- Hamiel en collega’s (2009). Wel vonden Veldwijk en collega’s (2012) een klein positief verband voor adolescente jongens.

Desalniettemin meten vragenlijsten het construct seksuele kindermishandeling vaak niet volledig en kunnen gekleurd zijn door vertekende herinneringen. Waar Veldwijk en collega’s (2012) middels vragenlijsten onderzoek deden, voerden Keeshin, Luebbe, Strawn, Saldaña, Wehry en Delbello (2013) een soortgelijk onderzoek uit maar de informatie over seksuele mishandeling in de kindertijd werd verkregen uit patiëntendossiers. Keeshin en collega’s (2013) keken naar een steekproef van 982 adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 13.7 jaar die verbleven in psychiatrische klinieken. De participanten werden ingedeeld in drie categorieën, afhankelijk van hun BMI waarde. De eerste categorie betrof “normaal BMI”, hierin viel 50% van de adolescenten, 41% van de adolescenten werd ingedeeld in de categorie “obesitas” en de resterende 9% viel in de categorie “ernstige obesitas”. Er werd gesproken over “obesitas” als het BMI zich in het 85e percentiel bevond en over “ernstige obesitas” als het BMI in het 99e percentiel viel. Keeshin en collega’s (2013) vonden een significant positief verband tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas in de

(10)

aan op eerder gevonden onderzoeksresultaten (Pinhas- Hamiel, et al., 2009; Veldwijk et al., 2012). Zo vonden Keeshin en collega’s (2013) net als Pinhas- Hamiel en collega’s (2009) dat seksueel mishandelde meisjes een verhoogde kans hadden op obesitas. En evenals Veldwijk en collega’s (2012) vonden zij een positief verband tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas bij jongens. Maar niet alle onderzoeksresultaten sloten aan op eerder genoemde onderzoeken. Zo vonden Keeshin en collega’s (2013) een sterker verband tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas voor meisjes dan voor jongens, in tegenstelling tot eerder onderzoek van Veldwijk en collega’s (2012) die een sterker verband vonden voor jongens. Verder was het opvallend dat geen relatie werd

gevonden tussen slachtofferschap van seksuele mishandeling en ernstige vormen van obesitas in de adolescentie. Een mogelijke verklaring hiervoor zou zijn dat deze categorie te weinig participanten bevatte waardoor de statistische power te laag was om een mogelijk verband te vinden. Keeshin en collega’s (2013) hadden als eerste onderzoek gedaan naar ernstige vormen van obesitas bij adolescenten, onderzoek hiernaar was al wel eerder gedaan onder

volwassenen.

Zo’n onderzoek naar de relatie tussen slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling en ernstige vormen van obesitas bij volwassenen is uitgevoerd door Grilo, White, Masheb, Rothschild en Burke-Martindale (2005). Zij onderzochten 137 ernstige obesitas patiënten met een gemiddeld BMI van 51.7 die op een wachtlijst stonden voor een maagverkleining. Voorafgaand aan de operatie werd een vragenlijst afgenomen bij de patiënten om te onderzoeken of zij seksuele mishandeling hadden meegemaakt in hun jeugd. Grilo en collega’s (2005) vonden in tegenstelling tot Keeshin en collega’s (2013) een positief verband tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en ernstige obesitas in de volwassenheid. Zo gaven de patiënten in dit onderzoek aan vaker seksueel te zijn mishandeld als kind dan leeftijdsgenoten, wel bleek dit een klein positief verband te zijn. Grilo en

(11)

collega’s (2005) stelden dat deze onderzoeksresultaten niet generaliseerbaar zijn naar de algehele populatie omdat zij een specifieke populatie van extreme obesitas patiënten onderzochten.

Een onderzoek waarvan de resultaten beter generaliseerbaar zijn naar de gehele populatie komt van Rohde, Ichikawa, Simon, Ludman, Linde, Jeffery en Operskalski (2008). Zij onderzochten 4641 vrouwen die ouder waren dan 40 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 52 jaar. De onderzoekers hadden telefonisch een vragenlijst afgenomen om slachtofferschap van seksuele kindermishandeling te meten. Het BMI werd berekend op basis van informatie van de participanten over hun lengte en gewicht. Een belangrijk resultaat was dat vrouwen die aangaven als kind seksueel te zijn mishandeld een twee keer zo grote kans hadden om

obesitas te krijgen in de volwassenheid. Rohde en collega’s (2008) vonden een sterk

significant verband tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas zoals in lijn met onderzoek van Grilo en collega’s (2005). Daarnaast sloot dit onderzoek aan op de onderzoeksresultaten van Pinhas- Hamiel (2009) omdat ook hier een sterk verband werd gevonden voor het vrouwelijke geslacht. Echter, het onderzoek van Rohde en collega’s (2008) richtte zich op een vrouwelijke populatie, daardoor rijst de vraag of dit verband ook voor mannen te vinden is.

Waar Rohde en collega’s (2008) alleen onderzoek hebben gedaan naar de relatie tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas onder volwassen

vrouwen, hebben Gunstad en collega’s (2006) gekeken naar het verschil in dit verband tussen mannen en vrouwen. Zij onderzochten een steekproef bestaande uit 696 participanten met een gemiddelde leeftijd van 36.59 jaar. Seksuele kindermishandeling werd gemeten middels een vragenlijst en het BMI is door de participanten berekend. In totaal gaven elf participanten aan slachtoffer te zijn geweest van seksuele kindermishandeling, dit waren zes mannen en vijf vrouwen. Van de zes mannen die seksueel waren mishandeld in hun jeugd kampten er drie

(12)

met obesitas en van de vijf vrouwen gaven er nul aan obesitas te hebben. In tegenstelling tot de onderzoeksresultaten van Grilo en collega’s (2005) en Rohde en collega’s (2008) vonden Gunstad en collega’s (2006) geen verband tussen slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid. Aangezien dit niet in lijn is met eerdere onderzoeken die zich focusten op de relatie tussen seksuele kindermishandeling en obesitas gaven Gunstad en collega’s (2006) als advies om prospectief onderzoek te doen naar de ontwikkeling van obesitas bij slachtoffers van seksuele kindermishandeling.

Zo’n prospectief onderzoek komt van Noll, Zeller, Trickett en Putnam (2007). Zij volgden sinds 1987 84 seksueel mishandelde meisjes en 87 meisjes die niet seksueel mishandeld waren. De meisjes waren gemiddeld 11 jaar oud toen het onderzoek begon. De seksueel mishandelde meisjes werden geworven via de kinderbescherming en de

controlegroep werd geworven via oproepen in de krant. Sinds 1987 zijn vijf metingen gedaan om het BMI te meten met tussenpozen van vijf jaar. Op basis van leeftijd werden de

participanten ingedeeld in drie leeftijdscategorieën: vroege adolescentie: 6-14 jaar, late adolescentie: 15-19 jaar, en jong volwassenheid: 20-27 jaar. In tegenstelling tot eerdere onderzoeken die werden uitgevoerd in de adolescentie (Pinhas- Hamiel et al., 2009; Keeshin et al., 2013) vonden Noll en collega’s (2007) geen significant verband tussen seksuele kindermishandeling en obesitas in de adolescentie. Wel bleek een positief verband te bestaan tussen seksuele kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid, zoals in lijn met eerder onderzoek van Rohde en collega’s (2008). Zo stelden Noll en collega’s (2007) dat seksueel mishandelde meisjes twee keer zoveel kans hadden om met obesitas te kampen op 24-jarige leeftijd als meisjes die niet seksueel mishandeld waren in hun jeugd. Het BMI van de seksueel mishandelde meisjes bleek sneller te stijgen dan dat van de controlegroep. Hoe ouder de seksueel mishandelde meisjes waren, hoe hoger het BMI bleek te zijn in vergelijking met de controlegroep. Noll en collega’s (2007) toonden met een prospectief onderzoek aan dat

(13)

slachtofferschap van seksuele mishandeling op jonge leeftijd kan leiden tot obesitas in de jong- volwassenheid.

Concluderend kan worden gesteld dat slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling in de jeugd een belangrijke voorspeller lijkt te zijn voor obesitas in de adolescentie en in de volwassenheid. Het merendeel van de studies laat zien dat slachtoffers van seksuele kindermishandeling een grotere kans hebben op obesitas dan leeftijdsgenoten die geen seksuele kindermishandeling hebben meegemaakt (Pinhas- Hamiel et al., 2009; Keeshin et al., 2014; Grilo et al., 2006; Rohde et al., 2008; Noll et al., 2007). Slechts één onderzoek vond alleen een verband voor jongens (Veldwijk et al., 2012) en één onderzoek vond geen verband tussen seksuele kindermishandeling en obesitas (Gunstad et al., 2006). In het algemeen lijkt dus een positief verband te bestaan tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas.

De Relatie tussen Slachtofferschap van Fysieke Kindermishandeling en Obesitas In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan de relatie tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas. Literatuur over de relatie tussen fysieke

kindermishandeling en obesitas in de adolescentie is schaars. Een eerste studie die heeft gekeken naar deze relatie is uitgevoerd door Gooding, Milliren, Austin, Sheridan en

McLaughlin, (2015). In dit onderzoek is gekeken naar 147 adolescenten uit buurten in Boston met een hoog criminaliteitsgehalte. De gemiddelde leeftijd van de adolescenten was 14.9 jaar. Het BMI werd berekend middels zelfrapportage en fysieke kindermishandeling werd gemeten met een vragenlijst en een gestructureerd interview. Tijdens het interview werden vragen gesteld over verwaarlozing en mishandeling in de kindertijd. Uit het onderzoek bleek dat adolescenten die als kind fysiek waren mishandeld gemiddeld een hoger BMI hadden dan leeftijdsgenoten die geen fysieke kindermishandeling hadden meegemaakt. Er werd echter geen significant verband gevonden tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en

(14)

obesitas in de adolescentie. Dit onderzoek is niet goed te generaliseren naar de populatie adolescenten, omdat alleen werd gekeken naar adolescenten uit buurten met een hoog criminaliteitsgehalte. Daarom lijkt het van belang te kijken naar een grotere populatie adolescenten.

Een onderzoek waarvan de resultaten beter generaliseerbaar zijn naar de

adolescentenpopulatie van obesitaspatiënten is de eerdergenoemde studie van Veldwijk en collega’s (2012). Van de 50.420 adolescenten die de vraag over fysieke kindermishandeling hadden beantwoord gaf 5% aan slachtoffer te zijn geweest van fysieke kindermishandeling. In tegenstelling tot Gooding en collega’s (2015) vonden Veldwijk en collega’s (2012) wel een positief verband tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas in de adolescentie. Wel was dit een zwak verband. Veldwijk en collega’s (2012) constateerden dat adolescenten die kampten met obesitas vier keer zo vaak fysieke kindermishandeling hadden meegemaakt als leeftijdsgenoten met een normaal BMI. Opvallend is dat dit verband alleen voor jongens is gevonden en dat er geen bestaande literatuur is over de relatie tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas voor adolescente meisjes.

Desalniettemin zijn er wel onderzoeken die zich richten op deze relatie voor vrouwen. Zo hebben Jia, Li, Leserman en Drossman (2004) 239 vrouwen onderzocht met een

gemiddelde leeftijd van 38.9 jaar. Na afname van een vragenlijst werd een gestructureerd interview gehouden. Tijdens dit interview werd de participanten gevraagd wat voor vorm van fysieke kindermishandeling zij hadden meegemaakt. De participanten werden ingedeeld in drie categorieën op basis van de fysieke kindermishandeling. De eerste categorie betrof slaan en schoppen, de tweede categorie bestond uit fysieke mishandeling met een wapen en de derde categorie betrof dreigen met een wapen. Uit het onderzoek bleek dat hoe meer

verschillende vormen van fysieke kindermishandeling een participant had meegemaakt, hoe groter de kans was op obesitas in vergelijking met participanten met ondergewicht en een

(15)

normaal gewicht. Daarnaast was opvallend dat een groot deel van de participanten die fysiek mishandeld waren als kind aan obesitas leden . Jia en collega’s (2004) concludeerden dat onder vrouwen een sterk positief verband bestaat tussen slachtofferschap van fysieke

kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid. Aangezien de studie van Jia en collega’s (2004) zich concentreerde op een vrouwelijke populatie, ontstaat de vraag of dit verband ook voor mannen te vinden is.

Waar Jia en collega’s (2004) alleen gebruik hebben gemaakt van een vrouwelijke populatie deden Williamson, Thompson, Anda, Dietz en Felitti (2002) onderzoek onder zowel mannen als vrouwen. Tijdens een medische check-up bij een gezondheidskliniek werd het BMI van 13.177 participanten berekend. Daarna kregen de participanten een vragenlijst toegestuurd over kindermishandeling in de jeugd. In deze studie is alleen gekeken naar kindermishandeling door ouders en volwassenen met wie de participanten in huis woonden als kind. In lijn met onderzoek van Jia en collega’s (2004) vonden Williamson en collega’s (2002) een sterk positieve relatie tussen fysieke kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid. Zo constateerden Williamson en collega’s (2002) dat fysiek mishandelde participanten gemiddeld vier kilo zwaarder waren dan participanten die geen fysieke kindermishandeling hadden meegemaakt. Van de verschillende vormen van

kindermishandeling bleek slachtofferschap van fysieke kindermishandeling de grootste voorspeller voor obesitas in de volwassenheid. Slachtoffers van fysieke kindermishandeling kampten gemiddeld 1.4 keer zo vaak met obesitas als de rest van de participanten. Echter, Williamson en collega’s (2002) hebben geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Hierdoor rijst de vraagt of er sekseverschillen bestaan binnen de relatie tussen fysieke kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid.

Een studie die zich wel focuste op de sekseverschillen binnen de relatie tussen

(16)

van Fuller- Thomson, Sinclair en Brennenstuhl (2013). Net als Williamson en collega’s (2002) keken Fuller- Thomson en collega’s (2013) naar fysieke kindermishandeling door een volwassene die dichtbij hen stond. Zij deden een grootschalig onderzoek onder 12.590 Canadese participanten, waarin werd onderzocht wat de relatie was tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas. Van de participanten gaf 20% aan te kampen met obesitas en daarnaast viel op dat 4.9% van de ondervraagde mannen en 9.7% van de

ondervraagde vrouwen aangaven slachtoffer te zijn geweest van fysieke kindermishandeling. Aanvullend op de studie van Veldwijk en collega’s (2012), die een verschil vonden tussen jongens en meisjes, vonden Fuller- Thomson en collega’s (2013) ook een verschil in de relatie tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas tussen vrouwen en

mannen in de volwassenheid. Zo vonden zij geen verband tussen fysieke kindermishandeling en obesitas voor mannen in de volwassenheid. Daarnaast vonden Fuller- Thomson en

collega’s (2013), in lijn met de onderzoeksresultaten van Jia en collega’s (2004), dat vrouwen die fysieke kindermishandeling hadden meegemaakt 35% meer kans hadden om obesitas te ontwikkelen dan leeftijdsgenoten. Als advies voor vervolgonderzoek gaven Fuller- Thomson en collega’s (2013) dat het belangrijk is om prospectieve onderzoeken te gebruiken, zodat herinneringsbias kan worden uitgesloten.

Zo’n prospectief longitudinaal onderzoek is uitgevoerd door Thomas, Hyppönen en Power (2008). Zij onderzochten 9310 participanten die in hun kindertijd en volwassentijd waren ondervraagd. Deze studie richtte zich op de onderzoeksresultaten die zijn verkregen van de participanten op 45- jarige leeftijd. Tijdens dit onderzoek is het BMI van de

participanten berekend en vulden de participanten een vragenlijst in over mishandeling in hun kindertijd. Van de participanten gaf 6% aan als kind fysiek te zijn mishandeld. In

tegenstelling tot het onderzoek van Fuller- Thomson en collega’s (2013) liet het onderzoek van Thomas en collega’s (2008) geen genderverschil zien binnen de relatie tussen

(17)

slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid. Net zoals eerder onderzoek van Jia en collega’s (2004) en Williamson en collega’s (2002) liet de studie van Thomson en collega’s (2013) zien dat slachtofferschap van fysieke kindermishandeling een grote voorspeller lijkt voor obesitas in de volwassenheid. Zo vonden zij dat de kans op obesitas met 20 tot 40% toenam als een kind fysiek was mishandeld. Echter, in dit onderzoek vulden de participanten op 45-jarige leeftijd retrospectieve vragenlijsten in. Daardoor ontstaat de vraag of de resultaten verschillen als er geen gebruik wordt gemaakt van vragenlijsten maar participanten worden gevolgd die slachtoffer waren van fysieke kindermishandeling.

Een prospectief onderzoek waarin kinderen werden gevolgd die allen fysieke kindermishandeling hebben meegemaakt is uitgevoerd door Bentley en Widom (2009). Zij onderzochten 410 kinderen die tussen 1967-1971 in aanraking kwamen met justitie omdat er sprake was van slachtofferschap van kindermishandeling. In 2001 en 2002 werd het BMI van deze volwassenen berekend en vergeleken met een groep volwassenen die geen fysieke kindermishandeling hadden meegemaakt in hun jeugd. Een belangrijk resultaat was dat de volwassenen die als kind fysiek werden mishandeld een significant hoger BMI bleken te hebben en vaker te zwaar waren dan de volwassenen die geen slachtoffer waren van fysieke kindermishandeling. Zoals in lijn met eerder onderzoek van Jia en collega’s (2004) en Williamson en collega’s (2002), vonden Bentley en Widom (2009) een relatie tussen

slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid. Wel rijst de vraag wat de kritieke leeftijd is waarop de slachtoffers van fysieke kindermishandeling last krijgen van obesitas.

Daarom is het van belang om te kijken naar een prospectief onderzoek met meerdere meetmomenten. Zo’n onderzoek werd uitgevoerd door Hussey, Chang en Kotch (2006). Zij volgden sinds 1994 adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. In 2001 en 2002 werden metingen gedaan bij de jong volwassenen. Tijdens deze meting werden, middels een computer gestuurd

(18)

interview, vragen gesteld over fysieke kindermishandeling door een ouder of verzorger. Van de participanten gaf 28% aan minstens één keer fysiek te zijn mishandeld en 14% van de ondervraagden gaf aan dat dit vaker dan drie keer was gebeurd. Zoals in lijn met de

onderzoeksresultaten van Jia en collega’s (2004) en Williamson en collega’s (2002) vonden Hussey en collega’s (2006) een significant, positief verband tussen fysieke

kindermishandeling en obesitas in de volwassenheid. Echter, in tegenstelling tot eerdere onderzoeken (Jia et al., 2004; Williamson et al., 2002; Thomson et al., 2008) toonden Hussey en collega’s (2006) aan dat het verband erg zwak was in de volwassenheid.

Concluderend kan worden gesteld dat er een positief verband lijkt te bestaan tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas. De meeste onderzoeken toonden aan dat slachtofferschap van fysieke kindermishandeling een voorspeller is voor obesitas in zowel de adolescentie als in de volwassenheid (Jia et al., 2004; Williamson et al., 2002; Thomas et al., 2013; Bentley & Widom, 2009; Hussey et al., 2006). Twee onderzoeken toonden genderverschillen in dit verband (Veldwijk et al., 2012; Fuller- Thompson et al., 2013). En slechts één onderzoek vond geen relatie tussen slachtofferschap van fysieke

kindermishandeling en obesitas (Gooding et al., 2015). Concluderend kan worden gesteld dat slachtofferschap van fysieke kindermishandeling in de jeugd een voorspeller lijkt voor obesitas.

Conclusie en discussie

In dit literatuuroverzicht stond de relatie tussen slachtofferschap van

kindermishandeling en obesitas centraal. Er is getracht hiernaar te kijken middels twee paragrafen die betrekking hadden op slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en slachtofferschap van fysieke kindermishandeling. In beide paragrafen resulteerden de onderzoeken voornamelijk in een eenduidig antwoord: er lijkt een relatie te bestaan tussen kindermishandeling en obesitas. In de paragraaf over slachtofferschap van seksuele

(19)

kindermishandeling lieten zes onderzoeken een significant verband zien tussen

slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en obesitas en slechts één onderzoek toonde geen verband (Gunstad et al., 2006). De alternatieve verklaring die Gunstad en collega’s (2006) hiervoor gaven was dat zij als uitsluitingscriteria voor deelname aan het onderzoek veel soorten mentale problematiek hebben gebruikt. Slachtofferschap van seksuele kindermishandeling hangt vaak samen met mentale problematiek. Doordat Gunstad en

collega’s (2006) mentale problematiek als uitsluitingscriteria gebruikten is hierdoor mogelijk een effect onopgemerkt gebleven. Deze alternatieve verklaring berust op de theorie van Rohde en collega’s (2008) die stellen dat slachtofferschap van seksuele kindermishandeling vaak samenhangt met het ontwikkelen van mentale problematiek.

Ook de studies naar de relatie tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas gaven een eenduidig beeld. Zo toonden zeven onderzoeken een significant positief verband tussen slachtofferschap van fysieke kindermishandeling en obesitas en slechts één onderzoek liet geen verband zien (Gooding et al., 2015). Gooding en collega’s (2015) gaven hiervoor als alternatieve verklaring dat geweld en fysieke kindermishandeling in veel

gezinnen aanhoudende factoren waren die al lange tijd voorkwamen. Doordat in dit onderzoek relatief veel adolescenten aangaven slachtoffer te zijn geweest van kindermishandeling zou het zo kunnen zijn dat kinderen op een andere manier dit trauma verwerkten dan door veel te gaan eten.

Vooralsnog kan worden gesteld dat er een positief verband is gevonden tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas in de adolescentie en volwassenheid. Desondanks kunnen een aantal kanttekeningen worden geplaatst bij deze conclusie. Allereerst werden de constructen “slachtofferschap van seksuele kindermishandeling” en

“slachtofferschap van fysieke kindermishandeling” in een aantal onderzoeken gemeten met slechts één item. De validiteit van de meting van deze constructen was lager dan de validiteit

(20)

in studies waar volledige vragenlijsten werden afgenomen of gestructureerde interviews werden gehouden (Rohde et al., 2008). Hierdoor kan het zo zijn dat sommige vormen van seksuele en fysieke kindermishandeling onopgemerkt zijn gebleven.

Een tweede kanttekening betreft de retrospectieve studies. De meeste onderzoeken die in dit literatuuroverzicht zijn gebruikt waren retrospectief. In retrospectieve onderzoeken ontstaat de kans op herinneringsbias en vertekende herinneringen (Fuller-Thomson et al., 2013). Een aantal longitudinale onderzoeken werkten ook met vragen over het verleden. Dit heeft ertoe kunnen leiden dat bepaalde aspecten van kindermishandeling achterwege zijn gelaten doordat men zich deze niet wilde herinneren.

Een laatste kanttekening gaat over het berekenen van het BMI. In veel onderzoeken is het BMI berekend op basis van lengte en gewicht gegeven door de participanten. Echter, uit onderzoek van Gooding en collega’s (2015) is gebleken dat participanten hun lengte vaak te hoog inschatten en hun gewicht te laag. Dit zou kunnen komen doordat mensen zich schamen voor hun gewicht en dus een lager gewicht doorgeven. Zo zou het kunnen dat obesitas vaker voorkomt dan uit afgelopen onderzoeken is gebleken.

Om meer informatie te verschaffen over de relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas is het van belang om meer prospectieve onderzoeken uit te voeren. Veel studies die zijn gebruikt voor dit literatuuroverzicht geven aan dat het van belang is om onderzoek te doen naar de kritieke leeftijd waarop obesitas ontstaat. Dit is belangrijk zodat een eenduidig beeld kan worden geschetst over de mechanismen die obesitas kunnen verklaren. Er is momenteel nog geen theorie die de precieze relatie tussen slachtofferschap van kindermishandeling en obesitas kan verklaren. Door meer onderzoek te doen kan meer duidelijkheid worden verschaft over de risicofactoren binnen slachtofferschap van seksuele-, en fysieke kindermishandeling in relatie met obesitas. Meer wetenschappelijke kennis kan ervoor zorgen dat interventies effectiever worden. Het is dan ook van groot belang dat

(21)

obesitas kan worden voorkomen en bestreden. Aangezien obesitas momenteel een wereldwijd groeiend probleem is, is het van belang om zoveel mogelijk onderzoek te doen naar de

risicofactoren,. Obesitas moet worden bestreden, zodat het niet één van de grootste doodsoorzaken zal zijn van de 21e eeuw.

(22)

Literatuurlijst

Alink, L., IJzendoorn, R., Bakermans- Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T.,& Euser, S. (2011). De tweede nationale prevalentiestudie mishandeling. Verkregen van: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2011/09/30/de-tweede-nationale prevalentiestudie-mishandeling-van-kinderen-en-jeugdigen

Bentley, T., & Widom, C. (2009). A 30-year follow-up of the effects of child abuse and neglect on obesity in adulthood. Obesity, 17, 1900–1905. doi:10.1038/oby.2009.160 Bray, G. (2004). Medical consequences of obesity. The Journal of Clinical Endocrinology

& Metabolism, 89, 2583–2589. doi: Error! Hyperlink reference not valid.

Center for Disease Control and Prevention (2017). Defining childhood obesity. Verkregen van: https://www.cdc.gov/obesity/childhood/defining.html

Centraal Bureau voor Statistiek (2017). Steeds meer overgewicht. Verkregen van: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2012/27/steeds-meer-overgewicht

Ciao, A., Latner, J., & Durso, L. (2012). Treatment seeking and barriers to weight loss treatments of different intensity levels among obese and overweight individuals. Eating and Weight Disorders - Studies on Anorexia, Bulimia and Obesity, 17, 9–16. doi:10.1007/bf03325323

Duncan, A., Sartor, C., Jonson-Reid, M., Munn-Chernoff, M., Eschenbacher, M., Diemer, E., … Heath, A. (2015). Associations between body mass index, post-traumatic stress disorder, and child maltreatment in young women. Child Abuse & Neglect, 45, 154-162. doi:10.1016/j.chiabu.2015.02.007

Fuller-Thomson, E., Sinclair, D., & Brennenstuhl, S. (2013). Carrying the pain of abuse: gender-specific findings on the relationship between childhood physical abuse and obesity in adulthood. Obesity Facts, 6, 325–336. doi:10.1159/000354609

(23)

Gooding, H., Milliren, C., Austin, S., Sheridan, M., & McLaughlin, K. (2015). Exposure to violence in childhood is associated with higher body mass index in adolescence. Child Abuse & Neglect, 50, 151–158. doi:10.1016/j.chiabu.2015.08.005

Grilo, C., White, M., Masheb, R., Rothschild, B., & Burke-Martindale, C. (2006). Relation of childhood sexual abuse and other forms of maltreatment to 12-month postoperative outcomes in extremely obese gastric bypass patients. Obesity Surgery, 16, 454–460. doi:10.1381/096089206776327288

Greenfield, E., & Marks, N. (2009). Violence from parents in childhood and obesity in adulthood: Using food in response to stress as a mediator of risk. Social Science & Medicine, 68, 791–798. doi:10.1016/j.socscimed.2008.12.004

Gunstad, J., Paul, R., Spitznagel, M., Cohen, R., Williams, L., Kohn, M., & Gordon, E. (2006). Exposure to early life trauma is associated with adult obesity. Psychiatry Research, 142, 31–37. doi:10.1016/j.psychres.2005.11.007

Hussey, J., Chang, J., & Kotch, J. (2006) Child maltreatment in the United States: Prevalence, risk factors, and adolescent health consequences. Pediatrics, 118, 933–942. doi: 10. 1542/peds.2005-2452

Imperatori, C., Innamorati, M., Lamis, D., Farina, B., Pompili, M., Contardi, A., &

Fabbricatore, M. (2016). Childhood trauma in obese and overweight women with food addiction and clinical-level of binge eating. Child Abuse & Neglect, 58, 180–190. doi:10.1016/j.chiabu.2016.06.023

Jia, H., Li, J., Leserman, J., Hu, Y., & Drossman, D. (2004). Relationship of abuse history and other risk factors with obesity among female gastrointestinal patients. Digestive Diseases and Sciences, 49, 872–877. doi:10.1023/b:ddas.0000030102.19372.52 Keeshin, B., Luebbe, A., Strawn, J., Safgldaña, S., Wehry, A., & Delbello, M. (2013).

(24)

psychiatric hospitalization. The Journal of Pediatrics, 163, 154–159. doi:10.1016/j.jpeds. 2012.12.091

Kolko, D., Moser, J., & Weldy, S. (1988). Behavioral/Emotional indicators of sexual abuse in child psychiatric inpatients: A controlled comparison with physical abuse. Child Abuse & Neglect, 12, 529-541. doi:10.1016/0145-2134(88)90070-1

Mamun, A., Lawlor, D., O’Callaghan, M,, Bor, W., Williams, G., & Najman, J.(2007). Does childhood sexual abuse predict young adult’s BMI? A birth cohort tudy. Obesity, 15, 2103-2110. doi:10.1038/oby.2007.250

Neovius, K., Rehnberg, C., Rasmussen, F., & Neovius, M. (2012). Lifetime productivity losses associated with obesity status in early adulthood: a population-based study of Swedish men. Applied Health Economics and Health Policy. 10, 309-317. doi:10. 2165/11632770-000000000-00000

Noll, J., Zeller, M., Trickett, P., & Putnam, F. (2007). Obesity risk for female victims of childhood sexual abuse: a prospective study. Pediatrics, 120, 61–67. doi:10.1542/ peds.2006-3058

Olshansky, S., Passaro, D., Hershow, R., Layden, J., Carnes, B., Brody, J., … Ludwig, D. (2005). A potential decline in life expectancy in the united states in the 21st

century. Obstetrical & Gynecological Survey, 60, 450–452. doi:10.1097/01.ogx. 0000167407.83915.e7

Pinhas-Hamiel, O., Modan-Moses, D., Herman-Raz, M., & Reichman, B. (2009). Obesity in girls and penetrative sexual abuse in childhood. Acta Paediatrica, 98, 144–147. doi:10.1111/j.1651-2227.2008.01044.x

Richardson, A., Dietz, W., & Gordon-Larsen, P. (2013). The association between childhood sexual and physical abuse with incident adult severe obesity across 13 years of the

(25)

National Longitudinal Study of Adolescent Health. Pediatric Obesity, 9, 351–361. doi:10.1111/j.2047-6310.2013.00196.x

Rijksoverheid (2017). Wat is kindermishandeling? Verkregen van: https://www.rijksoverheid.nl/Onderwerpen/kindermishandeling/ watkindermishandeling-is

Rohde, P., Ichikawa, L., Simon, G., Ludman, E., Linde, J., Jeffery, R., & Operskalski, B. (2008). Associations of child sexual abuse and physical abuse with obesity and depression in middle-aged women. Child Abuse & Neglect, 32, 878–887.doi: http://dx.doi.org/10.1016/ j. chiabu.2007.11.004

Simon, G., Von Korff, M., Saunders, K., Miglioretti, D., Crane, P., van Belle, G., & Kessler, R. (2006). Association between obesity and psychiatric disorders in the US adult population. Archives of General Psychiatry, 63, 824-830. doi:10.1001/archpsyc.63.7. 824

Thomas, C., Hyppönen, E., Power, C. (2008). Obesity and type 2 diabetes risk in mid-adult life: The role of childhood adversity. Pediatrics, 121, 1240-1249. doi:10.1542/peds. 2007-2403

Veldwijk, J., Proper, K., Hoeven-Mulder, H., & Bemelmans, W. (2012). The prevalence of physical, sexual and mental abuse among adolescents and the association with BMI status. BMC Public Health, 12. 840-849. doi:10.1186/1471-2458-12

World Health Organisation (2017). Obesity. Verkregen van: http://www.who.int/ topics/obesity/en/

Wiederman, M., Sansone, R., & Sansone, L. (1999). Obesity among sexually abused women: an adaptive function for some? Women & Health, 29, 89–100. doi:10.1300/

(26)

Williamson, D., Thompson, T., Anda, R., Dietz, W., & Felitti, V. (2002). Body weight and obesity in adults and self-reported abuse in childhood. International Journal of Obesity, 26, 1075–1082. doi:10.1038/sj.ijo.0802038

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Vergelijking biologische en gangbaar gekweekte boomkwekerijproducten Onderzoeken of biologische boom- kwekerijproducten in de gebruiksfase een meerwaarde hebben in vergelijking

p2BAD vector with the ecfAA′T operon under the control of the first arabinose promoter and the gene for thiamine specific S-component thiT under the control of the second

We compared the performance of motion-energy features to the performance of an encoding model that uses features from a trained convolutional neural network in order to cover

Table 2: Contextual equity factors at the international, national and sub-national level, that may determine access or capacity to participate in the design of REDD+ and at the

What is also interesting to mention, is that the recent changes in immigration/emigration rates in Portugal have created dynamics unseen to date in a country so strongly formed

The results have shown that the creation of job characteristics that lead to meaningful work is a possible partial solution to reduce the high personnel turnover amongst

A nationwide framework is needed because then there is one central institution where everything comes together and it acts as knowledge partner that secures the knowledge of

The transfer of funds from the mining company to the financial institution providing the bank guarantee would not be deductible for tax purposes as the payment does not result from an