• No results found

Nieuwe inzichten in driftproblematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe inzichten in driftproblematiek"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe inzichten in driftproblematiek

B estrij dingsmiddelen zijn belangrijk voor de Nederlandse land­

en tuinbouw. De belasting van het milieu is echter één van de pro­

blemen van de huidige gewasbescherming. De drift bij bespuitin­

gen is een belangrijke bron voor de belasting van het oppervlakte­

water. De driftbeperking heeft dan ook de volle aandacht in het

onderzoek. Onderzocht wordthoe de verschillende factoren bij

het spuiten invloed hebben op de verdeling van het middel op

het gewas en op de optredende drift. Laboratorium- en veld­

onderzoek moet bij dragen aan onderbouwde driftgegevens

voor toekomstig beleid en nieuwe ontwikkelingen voor

emissie-reducerende technieken. In dit artikel de stand van zaken.

IR. J.F.M. HUIJSMANS EN IR. J.C. VAN DE ZANDE

DLO-INSTITUUT VOORMILIEU- EN AGRITECHNIEK (IMAG-DLO), WAGENINGEN

Overheidsbeleid

In de Regeringsbeslissing Meerj arenplan Gewasbescherming (MJPG) is het over­ heidsbeleid beschreven. Belangrij ke beleidsdoelstellingen daarin zijn o.a. halvering van het gebruik van bestrij

-dingsmiddelen;

- saneren van toepassingen met onge­ wenste effecten op het milieu;

- het drastisch terugdringen van emissies van bestrij dingsmiddelen naar het milieu.

Via de Bestrijdingsmiddelenwet wordt een ministeriële regeling voorbereid, waarin voor de huidige gangbare technieken de hoeveelheid drift wordt aangegeven. Vanuit deze wet worden de driftgegevens gebruikt bij het toelatingsbeleid van gewasbescher­ mingsmiddelen. Vanuit de Wet Veront­ reiniging Oppervlaktewater (WV O) wordt overlegd met de landbouwsectoren om met goede driftbeperkende technieken te komen om de drift naar het oppervlakte­ water te beperken.

• Spuitboomhoogte en spuitboombeweging (zwiepen en slingeren) hebben effect op zowel de drift als de verdeling. Luchtondersteuning en afscherming beperken de drift. De afstand tussen de laatste spuitdop en de insteek van de sloot bepalen in sterke mate de drift op het wateroppervlak in de sloot.

Veel factoren beïnvloeden drift V oordat tot regelgeving wordt overgegaan dienen voorgestelde driftbeperkende maat­ regelen voldoende onderbouwd te worden. De verminderingvan de tegebruikenhoe-veelheid actieve stof en een driftbeperkende toepassing, zijn te bereiken met een optima­ lisatie van de spuittechniek. Uit onderzoekis gebleken dat de drift sterk afhankelijk is van vele omgevings- en spuitprocesfactoren. Voor hetkwantificeren van de druppeldrift is het IDEFICS (IM AG program for Drift Evaluation from Field sprayers by Computer Simulation) driftmodel ontwikkeld. Ditmo-del geeft inzicht in fysische spuitparameters die moeilijk in veldproeven te toetsen zijn.

,

» SHS&* r y-r ' af H

...

ïfe

Beperken van drift aan de spuit • luchtondersteuning • afscherming - kap

- tunnel

Beperken van drift aan de spuit • spuitdop • tophoek • druppel - grootte - snelheid - richting I Spuitboom beweging Wind Drift naar

wateroppervlak bij:

-fruitteelt 6,8% - aardappelen 54% Driftreductie door: - tunnelspuit g0% - luchtondersteuning 50% - afscherming70% Spuitboom- j hoogte en afstand dop ; tot gewas ^

Afstand dop tot sloot

mtm

NUMMER3,18 MAART 1998-

Landbouwmechanisatie

(2)

Wat verstaan we onder

drift?

Drift is het verwaaien van druppels bij een bespuiting. Wanneer deze druppels in het oppervlaktewater komen, wordt gespro­ ken van belasting van het oppervlakte­ water met gewasbeschermingsmiddel (driftdepositie op het oppervlaktewater). De hoeveelheid driftdepositie wordt veelal uitgedrukt als percentage van de toegepas­ te dosering in het veld. Over dit begrip bestaat vaak veel verwarring. Het percen­ tage betekent een dosering per oppervlakte slootwater. Wanneer bijvoorbeeld2 kg actieve stof opgelost in water verspoten wordt met 300 l/ha betekent 1% drift dat het oppervlaktewater metz milligram actieve stof per m2 slootwateroppervlak

belast wordt (zo gr/ha slootwateropper­ vlak) ofdatero,3 milliliter spuitvloeistof per m2 slootwateroppervlak komt (3 l/ha slootwateroppervlak). De voorbeelden maken duidelijk dat het hier om ogen­ schijnlijk kleine hoeveelheden gaat. Ze kunnen echter tot milieuschade leiden.

• Met de tunnelspuiten in de fruitteelt is een driftreductie van 90% haalbaar en bovendien kan van de spuitvloeistof 10-20% worden gerecirculeerd en hergebruikt.

Hetmodelgeldtvoor conventionele spuit-doppen op veldspuiten. Aangetoond is dat de wisselwerking tussen druppelgrootte, -snelheid en -rich ting een belangrijke factor is voor de drift. Al deze drie factoren worden bepaald door het spuitdoptype en de toege­ paste spuitdruk. Ookbleken de spuitboom-hoogteboven het gewas, de windrichting en windsnelheid belangrij ke factoren voor de drift te zijn.

Driftreductie technieken

Uit onderzoek kwamen verschillende fac­ toren die een rol spelenbij hetweergeven van de driftdepositie op oppervlaktewater, zoals afstanden van de spuitdoppen tot een sloot, slootdimensies, spuitparameters en teeltvrije zone. Vastgesteld is dat voor de dwarsstroomspuit in de fruitteelt de drift naar het wateroppervlak 6,8% is en bij een bespuiting van aardappelen met een veld-spuit 5,4%. In de fruitteeltis met tunnel­ spuiten een driftreductie van 90% haalbaar en kan 10-20% van de spuitvloeistofwor-den gerecirculeerd en hergebruikt (directe besparing op middel). Luchtondersteuning op veldspuiten bij bespuitingen van aardap­ pelen en bollen geeft emissiereducties van meer dan 50%. Driftreducties zij nook goed mogelijk door afscherming van het spuit-procesbij bespuiting van bloembollen (zie Landbouwmechanisatie februari 1998). In de laanbomen teelt is een eerste aanzet gemaakt voor het vaststellen van de optre­ dende drift. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen spuittechnieken en boom­ typen (spillen en opzetters). In de lage boomteelt is een onderzoek gestart naar mogelijkheden de drift te beperken door afschermingen op de spuitboom en wind­ schermen op de rand van het perceel.

• Luchtondersteuning op veldspuiten geeft bij bespuitingen van aardappelen

en bollen emissiereducties van meer dan

5°%-Nieuwe inzichten

De combinatie van veld-, laboratorium- en modelonderzoek van het spui tproces heeft geleid tot veel nieuwe inzichten op het ge­ bied van de toediening van gewasbescher­ mingsmiddelen. In het driftmodel zijn twee tot op heden verwaarloosde parameters op­ genomen: entrainment (dit is de door de spuitnevel geïnduceerde neerwaartse lucht­ stroom onder de spuitdop) en druppelsnel­ heden die afhankelij k zij n van de spuitdruk. Aangetoond is dat niet alleen de druppel -grootte, maar ook debijbehorende druppel­ snelheid de driftgevoeligheid van druppels bepalen. Door koppeling van driftgegevens uitveldexperimenten en het driftmodel wordt het mogelij k de variabele veldmeet-gegevens te standaardiseren en aan te geven onder welke omstandigheden de drift in belangrij ke mate kan worden gereduceerd. Toepassingen onderzoeksresultaten De huidige IMAG-DLO onderzoekresul­ taten worden toegepast door verschillende beleidsinstanties, teeltsectoren, fabrikanten van spuitmachines en gewasbeschermings­ middelen. Met name de driftbeperkende mogelijkheden hebben hierbij de aandacht. De onderzoeksresultaten worden gebruikt in het convenant tussen de sectoren en het waterbeheerders bij het opstellen van emissiebeperkende pakketten voor WVO-vergunningen. Aanknopingspunten zij n gevonden voor het verbeteren van spuit­ technieken. Een studie is gestart naar een nieuw classificatiesysteem voor spuitdop­ pen met een indeling naar driftreductie. De in samenwerking met het Milieuplatform Bloembollensector onderzochte tunnel­ spuit voor de beddenteelt van bollen is inmiddels in produktie genomen. Duidelijk is geworden datmeteen optimalisatie van de spuittechniek driftbeperking en de effec­ tiviteitsverbetering van de middelen veel

te bereiken is. II

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 19 Temperatuur op een hoogte van 2 meter bij geen wind 3.4 Raamopening 3.4 meter Situatie Ventilatievoud Windzijdig ventilatie 136 Luwzijdige ventilatie 39 Geen wind

Er is een significant verschil in het aantal bodemdieren1 in de vangst: de PD43 ving met het aangepaste tuig minder bodemdieren dan de PD147 met het conventionele tuig (Tabel 3

Het aantal niet geoogste takken is met uitzondering van de oogstmaand maart, van de plantingen met belichting, beduidend hoger dan van de plantingen zonder

 Door soepele milieuwetgeving heeft het milieu te lijden onder de productie..  De winst van de productie komt ook naar Nederland,

[r]

Aan het eind van de proef in week 47 2003 is van het geoogste gewas van alle behandelingen de opname aan hoofd – en spoorelementen vastgesteld door berekening.. In bijlage 12 b

Er werd aangetoond dat de Argusvlin- der in het warmere microklimaat van de Kempen meer zou moeten investeren in een derde generatie, terwijl in de koe- lere Polders nakomelingen

25 Malan, in the 1941 speech depicting the party as the “mother” of the Afrikaner nation, compared Smuts’s alleged efforts to threaten, persecute and oppress the pro-neutral NP