• No results found

Stikstofbemestingproeven Teff (Eragrostis tef) PPO-Lelystad en PPO-Kooijenburg 2004

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stikstofbemestingproeven Teff (Eragrostis tef) PPO-Lelystad en PPO-Kooijenburg 2004"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Stikstofbemestingsproeven Teff (Eragrostis tef) PPO-Lelystad en PPO-Kooijenburg 2004. Hans van der Mheen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroenten Januari 2005. PPO nr. 510349-3.

(2) © 2005 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave.. De inhoud van dit projectrapport geeft de resultaten weer van het stikstofbemestingsonderzoek in Teff dat het Praktijk-onderzoek Plant en Omgeving (PPO) in 2004 heeft uitgevoerd met medefinanciering door:. Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA) postbus 27937 2502 LS Den Haag en Soil & Crop Improvement (S&C) Postbus 427 9400 AK Assen. Projectnummer: 510349-3. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroenten Adres : Edelhertweg 1 : Postbus 430, 8200 AK Lelystad Tel. : 0320 - 29 11 11 Fax : 0320 - 23 04 79 E-mail : infoagv.ppo@wur.nl Internet : www.ppo.wur.nl.

(3) Inhoudsopgave pagina. SAMENVATTING................................................................................................................................... 4 1. INLEIDING .................................................................................................................................... 5. 2. OBJECTKEUZE EN PROEFOPZET.................................................................................................... 7. 3. STIKSTOFBEMESTINGSPROEF PPO-LELYSTAD................................................................................ 9 3.1 Gewasontwikkeling................................................................................................................. 9 3.2 Resultaten stikstofbemestingsproef PPO-Lelystad................................................................... 10. 4. STIKSTOFBEMESTINGSPROEF KOOIJENBURG............................................................................... 13 4.1 Gewasontwikkeling............................................................................................................... 13 4.2 Resultaten stikstofbemestingsproef PPO-Kooijenburg ............................................................. 14. 5. RESULTATEN STIKSTOFBEMESTINGSPROEVEN PPO-LELYSTAD EN -KOOIJENBURG GEZAMENLIJK ... 17. 6. CONCLUSIES STIKSTOFBEMESTINGSPROEVEN TEFF 2004 ........................................................... 19. BIJLAGE 1......................................................................................................................................... 21 BIJLAGE 2......................................................................................................................................... 23. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 3.

(4) Samenvatting In 2004 konden de teff-stikstofproeven, wat later dan gepland, begin mei, gezaaid worden (de planning was zaai in de 2-de helft van april). De kieming, opkomst en beginontwikkeling hadden evenwel een traag en tweewassig karakter (kieming en opkomst 2-4 weken). Op het zand van Kooijenburg was de ontwikkeling zo mogelijk nog trager dan op de zavel. In juni en juli kwam (dankzij het donkere en vochtige weer?) de groei echter goed op gang. Begin augustus had groei van de Teff op het zand van Kooijenburg, zonder enige gewaslegering, die in Lelystad ingehaald. Op beide locaties kwam één van de drie rassen (Ras 3, S&C 111) duidelijk als vroegste ras naar voren. De visuele (gewasontwikkelings-)verschilen tussen de stikstofobjecten bleven beperkt, al kleurden de laagste (0 en 30 kg N/ha) stikstofobjecten medio juli lichter dan de andere objecten. Ook hadden de laat (bij pluimvorming) toegediende 30 kg N, en het tweede deel van de gedeelde giften een goede uitwerking op de gewaskleur. Bepaling van de gewasopbrengsten laat zien dat een geringe hoeveelheid van 30 kg/ha stikstof, bij voorkeur bij het zichtbaar worden van de pluim verstrekt, al tot goede zaadopbrengsten leidt. Verhoging van de stikstofgift, en deling daarvan, geeft met name op de zavel nog een goede, maar veelal niet betrouwbare, opbrengstrespons. Op het zand lijkt een opbrengst optimum te worden bereikt bij een gift tussen 60 en 90 kg stikstof. De zaadopbrengsten op het zandproefveld lagen dit jaar op een duidelijk hoger niveau dan op de zavel (2270 vs.1907 kg/ha).. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 4.

(5) 1. Inleiding. In 2004 werd het aantal Teff veldproeven, na het door late (over)zaai en zomerse droogte moeizame proefjaar 2003, gehalveerd (van 6 naar 3). In nauwe samenspraak met S&C werd het Teff teeltonderzoek toegespitst op (1) de chemische onkruidbestrijding van grasachtigen (kasscreening), (2) onderzoek naar de waardplantstatus van Teff voor Meloidogyne chitwoodi en (3) het effect van verschillende stikstofgiften op de zaadopbrengst. De stikstofbemestingsproeven vonden zowel in Lelystad als op Kooijenburg plaats. Op iedere locatie werd één, kwa opzet en uitvoering gelijkvormige proef, aangelegd. Over het verloop en de resultaten van deze stikstofbemestingsproeven met het gewas Teff wordt hier verslag gedaan.. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 5.

(6) © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 6.

(7) 2. Objectkeuze en proefopzet. In de proeven in 2003 werd de volledige stikstofgift in één keer, voor de grondbewerking (op het zand) of direct na de inzaai (op de zavel), verstrekt. In 2004 richtte het onderzoek zich op de vergelijking van in één keer (aan het begin van de teelt) verstrekte stikstofgiften met geheel of gedeeltelijk later (bij de bloei van het gewas) toegediende stikstof. De gedachte achter het verlaten of opdelen van de stikstofgift, is erin gelegen om de beschikbare stikstof tijdens het stadium van vegetatieve groei te beperken en te verleggen naar de periode van zaadzetting en zaadvulling, ofwel de eigenlijke opbrengstvorming van het gewas. Natuurlijk is er voor de zaadvorming een goed gewas nodig maar een te sterke vegetatieve groei heeft het risico in zich van een verlating van bloei en zaadafrijping en een eventuele legering van het gewas. Omdat de oogst van teff gunstige weersomstandigheden behoeft moet verlating van bloei en afrijping worden voorkomen. Gewaslegering heeft, naast een technisch moeilijker uit te voeren oogst, bij ongunstige weersomstandigheden het risico op zaad(-kwaliteits)verlies door zaaduitval en kieming van zaad in de pluim (schot). Gebaseerd op de bovenstaande gedachten werd als invulling voor de zeven objecten, naast een 0-object, gekozen voor eenmalige startgiften van 30, 60 en 90 kg stikstof/ha, een enkele gift van 30 kg N/ha bij de pluimvorming, en twee gedeelde giften van 30+30 en 30+60 kg stikstof/ha aan de basis en bij de pluimvorming. In de beide proeven werden drie, allen witzadige, S&C Teff-selecties beproefd S&C101 (ras 1), S&C107 (ras 2) en S&C111 (ras 3). De bemestingsproeven hadden een proefopzet waarin de 3 rassen, in een split-plot proefopzet in drievoud, over de, per herhaling gewarde, zeven stikstof-bemestingsnivo's (N1 t/m N7; 0+0, 0+30, 30+0, 60+0, 30+30, 90+0 en 30+60 kg N/ha) werden uitgezaaid. In iedere herhaling werden de drie rassen, in een willekeurige volgorde naast elkaar, in twee meter brede zaaibanen over de gehele lengte van de proef (dus over de stikstofobjecten) uitgezaaid. De inzaai van de Teff vond plaats met een twee-meterse Øyord proefveldzaai-machine bij een regelafstand van 12½ cm en tegen 3 kg zaaizaad per hectare. In deze proefopzet ontstonden bruto veldjes van 2x12 meter, waaruit met de Hege proefveld-maaimachine, ter bepaling van de zaadopbrengst, 1½x10 meter netto (15m²) geoogst werd. Op Kooijenburg werd de basis stikstofgift juist voor de grondbewerking, in de blokken zoals aangegeven in het proefveldschema, toegediend en kort voor de inzaai met een spitmachine ingewerkt. In Lelystad werden de basis stikstofgiften na de inzaai gestrooid. In alle gevallen werd stikstof in de vorm van KAS-27% gebruikt. In bijlage 1 en 2 zijn de algemene proefveldgegevens en het proefveldschema van beide proeven (resp. PPO-Lelystad en PPO-Kooijenburg) gegeven.. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 7.

(8) © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 8.

(9) 3. Stikstofbemestingsproef PPO-Lelystad. 3.1. Gewasontwikkeling. In Lelystad werd het Teff proefveld op 4 mei zeer oppervlakkig gezaaid. De zaaimachine was zodanig aangepast dat het zaad (de zaairegel) direct achter de zaaipijp wordt aangedrukt door het wieltje waarmee de zaaidiepte wordt ingesteld. De stikstofgiften aan de basis werden op 6 mei handmatig gestrooid. Op 7 mei regende het de hele dag (18 mm). Een ideale uitgangspositie voor een snelle kieming en opkomst zo leek. Waarschijnlijk vanwege het koele schrale (en relatief droge) weer duurde het toch nog ruim twee weken (tot rond 20 mei) voordat de eerste opkomst kon worden waargenomen. Op 24 mei konden de zaairegels aan de opgekomen teff visueel ‘gerijd’ worden. Op 1 juni was ook de wat mindere opkomst, van 2-3 zaairijen in het midden van enkele (nagenoeg) volledige zaaibanen, duidelijk zichtbaar. Misschien dat deze zaaipijpen op de wat hardere kluiterige aansluitrijen bij de zaaibedbereiding met de snel-eg het zaad te diep (of juist te ondiep) hadden weggelegd. Het maakt opnieuw duidelijk welk een subtiele aanpak de inzaai van Teff behoeft. Bij de planttellingen op 9 juni waren er met name in de visueel ‘mindere banen’ meer nakiemers zichtbaar. Uit tabel 1 blijken er verschillen in plantaantal per ras tussen de drie herhalingen. Ras 1 heeft (met 264 pl/m²) een hoge uitschieter in herhaling 2, ras 2 (met 132 pl/m²) een duidelijk lager plantaantal in herhaling 3. Al zijn de plantaantallen in alle gevallen ruim voldoende, gemiddeld komt ras 1 op een hoger plantaantal dan de twee andere rassen. Tabel 1: Plantaantallen (per m²) Teff-rassen per herhaling en gemiddeld (PPO-Lelystad, 9 juni). Ras 1 Ras 2 Ras 3. Herhaling 1 185 191 158. Herhaling 2 264 185 178. Herhaling 3 205 132 178. Gemiddeld pl/m² 218 169 172. Na de wat trage opkomst en start komt de groei van de teff in juni goed op gang. Op 5 juli heeft de teff al een gewaslengte van 30-35 cm bereikt, waarbij de N1 en N2 objecten (die nog geen stikstof hebben gehad) het kortst van lengte (30 cm) en het lichtst (gelig) van kleur zijn. De blokken met de hoogste stikstof basis giften (N5 en N4) tekenen duidelijk het groenst. Het is overigens twijfelachtig of de nakiemers zich, door de sterke concurrentie met de vroege kiemplanten, hebben kunnen handhaven. Alleen in de veldjes met een echt te dunne stand (zoals veldje 3 en 7) worden de dunnere plekken door nakiemers gevuld. Ras 3 vertoont op 5 juli reeds de eerste pluimen en is daarmee van de drie teff rassen duidelijk het vroegst. De bedoeling was om de late (tweede) stikstofgift bij het uitkomen van de pluim te geven. Hiermee werd gewacht tot 13 juli toen ook in de duidelijk latere rassen 1 en 2 de pluimvorming op gang begon te komen. De teff ontwikkelde zich in de vochtige natte zomerweken (½juni-½juli) voorspoedig. Van 30-35 cm gewaslengte op 5 juli, 60-70 cm gewaslengte op 19 juli tot een eindlengte van 70-80 cm op 28 juli. De verschillen in gewaslengte, tussen de stikstofniveaus en de rassen zijn gering (minder dan 10 cm). De N1 en N2 blokken blijven eerst alle twee onderscheidend wat achter bij de rest. Nadat in N2 de 30 kg (als late gift) gegeven is kleuren deze veldjes, in vergelijking met het 0-object, iets groener en slapper. De hoogste basis stikstofgift (N5, 90 kg/ha) is vanaf het begin het zwaarst ontwikkeld en groener van kleur. Ook ten opzichte van object N7 waarin de 90 kg stikstof in twee giften opgedeeld is. Ras 3 is overduidelijk het vroegst en zwaarst ontwikkeld. Van de late rassen is ras 1 wat groener, bladrijker en steviger als ras 2. Half juli, mede als gevolg van de neerslag en wind, treedt de eerste gewaslegering op. Dit is gedeeltelijk, ongeacht de stikstofobjecten, pleksgewijs (vooral aan de zuid- en de west-kant in het veld) en verder metname in de N5 blokken. Later, met enkele zeer zware regenbuien in de tweede helft van augustus, en onder invloed van de zaadvorming gaat de teff in alle objecten tegen de grond. De angst voor schot en zaaduitval (met name in het vroege ras 3) blijkt onterecht. Voor de oogst moet gewacht worden tot ook het zaad van. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 9.

(10) ras 1 en 2 zoveel mogelijk volgroeid is. Na een aantal droge dagen wordt op 10 september het totaalgewas van de netto veldjes met een oogstmachine in zakken geoogst. Er wordt nauwelijks zaaduitval geconstateerd.. 3.2. Resultaten stikstofbemestingsproef PPO-Lelystad. Na droging op de droogvloer, van de in zakken geoogste gewasmassa, werd bij het dorsen de gewas- en de zaadopbrengst bepaald. Het zaadgewicht als percentage van de totale gewasmassa is de oogstindex. Tabel 2 geeft een overzicht van de resultaten van de Teff stikstofbemestingsproef op het PPO in Lelystad in 2004. Tabel 2: Resultaten Stikstofbemestingsproef Teff, PPO-Lelystad, 2004. N1 N-gift T1+T2 0 + 0 Gewas t/ha Ras 1 7,5 Ras 2 6,6 Ras 3 6,7 Gemiddeld 6,9 Zaad kg/ha Ras 1 1629 Ras 2 1762 Ras 3 1531 Gemiddeld 1641 oogstindex% Ras 1 21,7 Ras 2 26,9 Ras 3 22,9 Gemiddeld 23,8. N2 0 + 30. N3 30 + 0. N4 60 + 0. N6 30 + 30. N5 90 + 0. N7 Lds-5% 30 + 60. 8,0 8,0 8,2 8,1. 8,4 7,3 8,4 8,1. 8,4 8,2 9,2 8,6. 10,2 9,9 9,3 9,8. 9,6 9,9 10,7 10,1. 9,8 9,7 9,5 9,7. 2096 1927 1980 2001. 1656 1587 1847 1696. 1649 1660 2038 1782. 2167 1980 1938 2028. 1840 1887 2322 2016. 2144 2140 2271 2185. 26,2 24,4 24,4 25,0. 19,8 21,6 22,0 21,2. 19,9 20,3 22,3 20,8. 21,2 19,9 20,8 20,7. 19,2 18,9 21,8 20,0. 21,7 22,0 24,0 22,6. (RXN) 1,7 (N) 1,1 (RXN) 413 (N) 212 (RXN) 4,0 (N) 3,4. Gem/ras. 8,8 8,5 8,8 Lsd 1,4 1883 1849 1990 Lsd 378 21,4 22,0 22,6 Lsd 1,6. Opvallend is de betrekkelijke overeenkomst (gelijkmatigheid) van de opbrengst tussen de verschillende rassen en stikstofobjecten. In de gemiddelden per ras zitten, ondanks het grote verschil in vroegheid tussen ras 3 en de rassen 1 en 2, voor zowel de gewas- en zaadopbrengst als voor de oogstindex geen significante rasverschillen. De gemiddelde zaadopbrengst van ras 3 is met 1990 kg/ha hoger (niet betrouwbaar) dan van de rassen 1 en 2 (resp. 1883 en 1849 kg/ha). Voor wat betreft de stikstofniveaus zijn er leuke effecten waarneembaar. Bij verhoging van de stikstofgift neemt de totaalmassa toe. Wanneer 30 kg stikstof (ongeacht het tijdstip) wordt verstrekt is effect t.o.v. onbehandeld nog net niet betrouwbaar. Bij een totaalgift van 60 kg N (al of niet gedeeld) neemt de gewasmassa t.o.v. onbehandeld (0 kg stikstof) significant toe. Ook de zaadopbrengst neemt toe naarmate meer stikstof wordt gegeven. Hierbij is opvallend dat de late (0+30) en de gedeelde giften (30+30 en 30+60) resulteren in een verhoogde zaadopbrengst in vergelijking met dezelfde totaal N-gift in een keer aan de basis. De laat gegeven 30 kg N t.o.v. 30 kg aan de basis en 60 kg N gedeeld t.o.v. 60 aan de basis, resulteren beide in een betrouwbare opbrengstverhoging. Opmerkelijk is wel dat de zaadopbrengst van 0 kg stikstof, niet betrouwbaar achterblijft bij die van zowel 30 als 60 kg N aan de basis! De oogstindexen nemen bij toenemende basisgift af maar de verschillen zijn klein en niet betrouwbaar. De oogstindex van de late 30 kg gift is (met 25%) betrouwbaar hoger in vergelijking met 30 kg aan de basis en in vergelijking met de meeste andere stikstof giften.. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 10.

(11) Figuur 1 geeft een grafische weergave van de zaadopbrengsten bij de verschillende totaal giften ineens aan de basis, of verlaat (0+30) en/of opgedeeld verstrekt (‘overbemesting’). Duidelijk is dat een laat of gedeeld verstrekte stikstofgift de opbrengst t.o.v. van dezelfde totaalgift aan de basis verhoogd. De zaadopbrengst lijkt ook bij de hoogste gift van 90 kg N/ha, het optimum nog niet te hebben bereikt. Bedacht moet echter worden dat de Y-as behoorlijk is opgerekt en dat het maximale opbrengstverschil tussen onbehandeld (0 kg N en 90 kg N-gedeeld) 540 kg/ha zaad betreft.. Figuur 1: Grafische voorstelling zaadopbrengsten Stikstofbemestingsproef Teff, PPO-Lelystad, 2004. Lelystad. Zaadopbrengst (kg / ha). 2200. 2100. 2000. 1900. 1800. basisgift overbemesting. 1700. 0. 30. 60. Totale N-gift kg / ha. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 11. 90.

(12) © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 12.

(13) 4. Stikstofbemestingsproef Kooijenburg. 4.1. Gewasontwikkeling. Op het zand van Kooijenburg kon het proefveld ondanks de nattigheid op 10 mei, met dezelfde aangepaste Øyord proefveldzaaimachine als in Lelystad, worden ingezaaid. De basis stikstofgiften waren reeds vooraf (op 30/4), in de blokken volgens het proefveldschema, gestrooid en werden juist voor de inzaai met een spitmachine ingewerkt. Ook op Kooijenburg verliep de opkomst, ondanks de ideale vochtvoorziening (maar waarschijnlijk vanwege een gebrek aan warmte) niet snel (eerste opkomst na 2 weken) en, gezien de hoeveelheid nakiemers, gedurende een lange periode. Op 10 juni werd, visueel over de zaaibanen kijkend, bij alledrie de teff rassen een redelijke stand geconstateerd, waarbij de eerste kiemers een lengte van 5-6 cm hadden bereikt. Ras 2 stond het dikst en meest regelmatig gevolgd door ras 1 en ras 3 met duidelijk de meeste nakiemers. Tussen de herhalingen waren er verschillen. De getelde plantaantallen, zoals weergegeven in tabel 3, bevestigen de visuele waarneming. Het gemiddelde plantaantal van ras 3 wordt negatief beïnvloed door de lage score in de derde herhaling. Met uitzondering van ras 2 is de teff-opkomst in het proefveld op het op het zand, tegen de verwachting in, wat minder dan op de zavel. De opkomst in de eerste (voorste) dwarsbaan, parallel aan het kavelpad laat, waarschijnlijk als gevolg van een mindere structuur (kopakker-effect en mindere waterafvoer) te wensen over. Tabel 3: Plantaantallen (per m²) Teff-rassen per herhaling en gemiddeld (PPO-Kooijenburg, 10 juni). Ras 1 Ras 2 Ras 3. Herhaling 1 194 169 161. Herhaling 2 156 213 139. Herhaling 3 99 187 130. Gemiddeld pl/m² 150 190 143. Net als op de zavel komt ook op het zand de groei van de teff in juni goed op gang. Ook op Kooijenburg verschijnen in het vroegste ras (ras 3) begin juli de eerste pluimen. Dicht tegen het zichtbaar worden van de pluimen in ras 1 en 2 wordt op 14 juli de late en/of tweede stikstofgift verstrekt. Op dezelfde dag als in Lelystad, 19 juli, wordt ook op Kooijenburg de proef beoordeeld. De gewaslengte is met 40-50 cm minder (±10 cm) dan op de zavel. De objecten met 0 stikstof aan de basis zijn duidelijk geel gekleurd, en ook object N3 (30 kg N als startgift) kleurt in de tweede en derde herhaling licht, wat er op duidt dat de eerste 30 kg van de verstrekte stikstof door de gewasgroei is opgesoupeerd. De blokken met de hoogste basisgift (N5-90 kg N/ha) kleuren ‘hardgroen’. Ras 3 is duidelijk het vroegst, ontwikkelt zich wat voller en zit volop in de pluim. De rassen 1 en 2 hebben een vergelijkbare ontwikkeling, al lijkt ras 2 (net als in Lelystad) even iets vroeger als ras 1. Enkele veldjes in de voorste dwarsbaan (4, 6, 7, 8 en 9) weten de aanvankelijke mindere stand en ontwikkeling niet te compenseren, en blijven sterk achter. Op 30 juli heeft de teff op het zand, het aanvankelijke lengte- en ontwikkelingsverschil met de proef op de zavel, volledig ingelopen. Er is een mooie proef ontstaan waarin alle objecten een gewaslengte van 70-80 cm hebben zònder (!) enige legeringsverschijnselen. Het lijkt erop alsof de late bemesting nog een flinke kleuring heeft gegeven. Zo kleuren nu het 0 object en N3 (met 30 kg N aan de basis) lichter dan object N2, waarin de 30 kg N bij pluimvorming verstrekt is. Ook object N7 (met 30 + 60 kg N) kleurt nu groener dan N5 (met 90 kg aan de basis). De groei- en lengteverschillen verschillen zijn opmerkelijk gering. In de tweede helft van augustus kleurt ras 3 geel als gevolg van de afrijping. De gewaslegering is in dit ras het sterkst, gevolgd door ras 2 en ras 1. De mate van rijping en zaadvorming, bepaald door het handmatig uitwrijven van pluimen, lijkt in eenzelfde volgorde (R3, R2, R1) te verlopen. Ondanks een wat tragere start van de gewasontwikkeling lijkt de teff op het zand wat sneller af te rijpen dan op de zavel. Het zaad lijkt ook. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 13.

(14) losser in de pluimen te zitten dan in Lelystad. Als het weer begin september weer wat opknapt wordt op 7 september de kans gegrepen om de teff te oogsten. Bij de oogst wordt het totaalgewas van de netto veldjes met een oogstmachine in zakken geoogst. In alle rassen en stikstofobjecten wordt zaaduitval geconstateerd.. 4.2. Resultaten stikstofbemestingsproef PPO-Kooijenburg. De in zakken geoogste gewasmassa van de teff objecten werd in Lelystad op de droogvloer gedroogd waarna bij het dorsen de gewas- en de zaadopbrengst werd bepaald. Het zaadgewicht als percentage van de totale gewasmassa is de oogstindex. Tabel 4 geeft een overzicht van de resultaten van de Teff stikstofbemestingsproef van PPO-Kooijenburg in 2004. Tabel 4: Resultaten Stikstofbemestingsproef Teff, PPO-Kooijenburg, 2004. N1 N-gift T1+T2 0 + 0 Gewas t/ha Ras 1 7,0 Ras 2 7,9 Ras 3 7,4 Gemiddeld 7,5 Zaad kg/ha Ras 1 1836 Ras 2 2024 Ras 3 2099 Gemiddeld 1986 oogstindex% Ras 1 26,1 Ras 2 25,7 Ras 3 28,4 Gemiddeld 26,8. N2 0 + 30. N3 30 + 0. N4 60 + 0. N6 30 + 30. N5 90 + 0. N7 Lds-5% 30 + 60. 9,2 10,0 9,2 9,5. 8,8 8,3 8,5 8,5. 9,7 9,6 9,4 9,6. 9,6 10,2 9,6 9,8. 9,8 9,2 9,4 9,5. 10,5 10,7 10,3 10,5. 2073 2362 2491 2309. 2156 2104 2316 2192. 2342 2176 2562 2360. 2113 2211 2444 2256. 2300 2200 2556 2352. 2224 2398 2682 2435. 22,6 23,5 27,1 24,4. 24,8 25,7 27,5 26,0. 24,3 22,5 27,2 24,7. 22,2 21,7 25,4 23,1. 23,5 24,1 27,4 25,0. 21,2 22,3 26,1 23,2. (RXN) 1,6 (N) 1,2 (RXN) 360 (N) 221 (RXN) 2,8 (N) 1,9. Gem/ras. 9,2 9,4 9,1 Lsd 1,1 2149 2211 2450 Lsd 288 23,6 23,6 27,0 Lsd 1,8. Tussen de drie rassen zijn er geen verschillen in de gevormde (gemiddelde) gewasmassa. Bij de gemiddelde zaadopbrengsten ligt, in overeenkomst met de waarnemingen op het veld, de opbrengst van ras 1 betrouwbaar lager dan van de rassen 2 en 3. Ras 3 heeft (niet betrouwbaar t.o.v. ras 2) met gemiddeld 2450 kg/ha de hoogste zaadopbrengst en bereikt daarmee ook significant de gunstigste (hoogste) oogstindex van maar liefst 27%! De stikstofeffecten zijn wat minder uitgesproken dan op de zavel. Ook op het zand leidt een verhoging van de stikstofgift tot een verhoging van de totaalmassa. N1 (geen stikstof) en N3 (30 kg N aan de basis blijven qua gewasmassa achter bij de andere objecten, en een verlating (N2) of deling van de gift resulteert in een geringe, niet signifikante, verhoging van de gewasmassa. De zaadopbrengst verschillen zijn gering. Zonder stikstof bereikt de teff reeds een opbrengst van 1986 kg/ha, statistisch gezien gelijk aan het object waarin 30 kg N als basisgift wordt verstrekt, en zelfs niet betrouwbaar verschillend van een gedeelde gift van 60 kg stikstof! Verlating of deling van de stikstofgift leidt bij 30 en 90 kg N tot een geringe, niet betrouwbare, opbrengstverhoging verhoging. Deling van de 60 kg N gift resulteert echter in een, hoewel niet betrouwbaar, onverwachte verlaging van de zaadopbrengst. De mindere gemiddelde zaadopbrengst van object N6 (30+30) kan moeilijk worden teruggevoerd op visuele beoordelingen van het proefveld. Ras 2 had in het betreffende blok in de eerste herhaling, en de rassen 1 en 3 in het N6-blok van de derde herhaling, een wat dunnere stand, maar de stand van het gehele blok in herhaling 2 werd als zeer goed beoordeeld. Ook lijkt object N4 (60 kg N aan de basis) wat dat betreft meer in het nadeel gezien het feit dat een van de blokken. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 14.

(15) in de voorste (slechtste) gewasbaan van het proefveld lag. Bij de oogstindexen zijn de verschillen gering. Opvallend is de hoge waarde bij object 5 (90 kg N aan de basis), en de lage bij N6 (30+30) en N7 (30+60) met resp. een relatief lage en de hoogst zaadopbrengst! Figuur 2 geeft een grafische weergave van de zaadopbrengsten bij de verschillende totaal giften ineens aan de basis, of verlaat (0+30) en/of opgedeeld verstrekt (‘overbemesting’). De laat (30 kg N) of gedeeld verstrekte stikstofgift (90 kg N in 30+60) geeft een verhoging van de zaadopbrengst t.o.v. een vroeg of ineens verstrekte gelijkwaardige stikstofgift. De verminderde opbrengst van N6 (30+30) t.o.v. N4 (60 aan de basis) “verstoort”, ook in vergelijking met de proef op in Lelystad, het verwachtingspatroon omtrent het verloop van de curve. De zaadopbrengst lijkt bij eenmalige verstrekking van de stikstof als basisgift bij 60 kg N een optimum te hebben bereikt. Bij deling van de gift is het beeld, door de ‘afwijker’ van N6 (30+30 kg N), onduidelijk. Ook bij deze figuur moet bedacht worden dat de Y-as behoorlijk is opgerekt en dat het maximale opbrengstverschil tussen onbehandeld (0 kg N en 90 kg N-gedeeld) 450 kg/ha zaad betreft.. Figuur 2: Grafische voorstelling zaadopbrengsten Stikstofbemestingsproef Teff, PPO-Kooijenburg, 2004. Kooijenburg. Zaadopbrengst kg / ha. 2400. 2300. 2200. 2100. basisgift overbemesting 2000. 0. 30. 60. Totale N-gift kg / ha. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 15. 90.

(16) © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 16.

(17) 5. Resultaten stikstofbemestingsproeven PPO-Lelystad en -Kooijenburg gezamenlijk. Worden de opbrengstresultaten van de twee teff proeven (PPO-Kooijenburg en -Lelystad) gezamenlijk verwerkt dan resulteert dit in de cijfers zoals weergegeven in tabel 5. Tabel 5: Resultaten Stikstofbemestingsproeven Teff, PPO-Lelystad en -Kooijenburg gezamenlijk, 2004. N1 N-gift T1+T2 0 + 0 Gewas t/ha Ras 1 7,3 Ras 2 7,3 Ras 3 7,1 Gemiddeld 7,2 Zaad kg/ha Ras 1 1732 Ras 2 1893 Ras 3 1815 Gemiddeld 1813 oogstindex% Ras 1 23,9 Ras 2 26,3 Ras 3 25,7 Gemiddeld 25,3. N2 0 + 30. N3 30 + 0. N4 60 + 0. N6 30 + 30. N5 90 + 0. N7 Lds-5% 30 + 60. 8,6 9,0 8,7 8,8. 8,6 7,8 8,5 8,3. 9,0 8,9 9,3 9,1. 9,9 10,0 9,4 9,8. 9,7 9,6 10,0 9,8. 10,2 10,2 9,9 10,1. 2084 2144 2236 2155. 1906 1846 2081 1944. 1996 1918 2300 2071. 2140 2096 2191 2142. 2070 2043 2439 2184. 2184 2269 2477 2310. 24,4 24,0 25,8 24,7. 22,3 23,6 24,7 23,6. 22,1 21,4 24,8 22,8. 21,7 20,8 23,1 21,9. 21,4 21,5 24,6 22,5. 21,4 22,2 25,1 22,9. (RXN) 1,1 (N) 0,8 (RXN) 264 (N) 145 (RXN) 2,4 (N) 1,8. Gem/ras. 9,0 9,0 9,0 Lsd 0,7 2016 2030 2220 Lsd 197 22,5 22,8 24,8 Lsd 1,0. Uit de ‘overall’ gemiddelden wordt duidelijke dat ras 1 in zaadopbrengst achter blijft bij de rassen 2 en 3. Duidelijk wordt dat een verlating van de gift of een deling van de stikstof leidt tot een geringe (niet signifikante) verhoging van de biomassa. De zaadopbrengst wordt door verlating van de (30 kg) N gift betrouwbaar, en door deling van de N gift niet significant, verhoogd. Wanneer stikstof wordt gegeven neemt de oogstindex af; bij meer dan 30 kg stikstof is de oogstindex betrouwbaar lager in vergelijking met onbemest. Opvallend is de signifikant hogere oogstindex van het vroegste ras 3.. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 17.

(18) Stikstofbemestingsproef Teff PPO-Kooijenburg 2004. Stikstofbemestingsproef Teff PPO-Lelystad 2004. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 18.

(19) 6. Conclusies stikstofbemestingsproeven Teff 2004. De conclusie van de Teff stikstofbemestingsproeven uitgevoerd door PPO in Lelystad en op proefboerderij Kooijenburg in het groeiseizoen 2004 laten zien dat; • Laat gekiemde teff (als gevolg van een trage opkomst resulterend in ‘tweewassigheid’) het totaal plantaantal weliswaar op een goed niveau brengt maar, vanwege concurrentie van de vroeggekiemde teffplanten, ogenschijnlijk nauwelijks bijdraagt aan de zaadproductie. • Ras 3 (S&C 111) zich duidelijk robuster ontwikkelt, vroeger bloeit en eerder rijp is dan ras 1 (S&C 101) en ras 2 (S&C 107). • Ras 3 op het zand, in alle stikstofobjecten, een duidelijk betere oogstindex bereikt in vergelijking met de rassen 1 en 2. • Teff (in het seizoen 2004) met slechts weinig stikstof (30 kg, verstrekt bij de pluimvorming!) tot een goede opbrengstvorming in staat is, maar dat de zaadopbrengst bij een verdere toename van de gift (tot 60 en 90 kg N-totaal) nog wel een verhoging laat zien (nadrukkelijk op de zavelgrond). • Verlating van de gift of een deling van de stikstof leidt tot een geringe (niet signifikante) verhoging van de gewas-massa-productie. • De zaadopbrengst door verlating van de N gift (30 kg bij pluimvorming t.o.v. 30 kg aan de basis), en door deling van de N gift (t.o.v. de totaal-stikstof als basisgift), in beide proeven overigens niet significant, wordt verhoogd. • De teff op zandgrond in het seizoen 2004, ondanks een wat latere inzaai en een tragere kieming en begingroei, in vergelijking met de teff op zavelgrond, tot een goede gewasontwikkeling, tijdige afrijping en duidelijk hogere zaadproductie kwam (2270 vs.1907 kg/ha).. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 19.

(20) © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 20.

(21) Bijlage 1 Stikstoftrappenproef Eragrostis tef (Teff), PPO-Lelystad 2004 Onderzoeker: Hans van der Mheen. Tel: 0320-291504. Registratienr: AGV 4488 Projectnr: 510349 Oogstjaar: 2004 Perceel: A14. Algemene gegevens: Gewas. :. Eragrostis tef (Teff). Voorvrucht. :. Wintertarwe. Ras. :. 3 verschillende Teff rassen. Rijenafstand. :. 12,5 cm. Afstand in de rij. :. Niet-gespecificeerd. Zaaimoment. :. 4 mei. Zaai-/Plantmethode. :. 2-meterse Øyord. Zaaizaadhoeveelheid. :. 3 kg/ha. Zaaidiepte. :. ½ cm. Bodemkarakteristiek. :. pH: 7,6 Humus: 2,1% Lutum: 19%, N-min (0-60) 9 kg N/ha. Bemesting. :. N: Objecten; basis op 6 mei na zaai, 2-de gift 13 juli P: Geen fosfaatgift in 2003, Pw-getal 22 K: 365 kg kali-60% (2/10/'03). Onkruidbestrijding. :. In overleg. Groeiregulatie. :. n.v.t.. Plaagbestrijding. :. n.v.t.. Ziektebestrijding. :. n.v.t.. Oogst. :. 10 sept. , oogst totaalgewas met Hege proefveldmaaimachine. Aantal parallellen. :. 3. Aantal objecten. :. 21. Veldjesgrootte. :. bruto. : 2 x 12 = 24 m². netto. : 1,5 x 10 = 15 m². Aantal planten/veldje. :. Oogst niet vernietigen. :. Bijzondere wensen. :. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. Niet gespecificeerd. 21.

(22) Factoren met Niveaus Factor code N. Factor Omschrijving Stikstof. R. Ras. Niveau Code N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 Ras 1 Ras 2 Ras 3. Niveau Omschrijving / instelling 0 kg/ha 0 + 30 kg/ha 30 kg/ha 60 kg/ha 90 kg/ha 30 + 30 kg/ha 30 + 60 kg/ha S&C 101 S&C 107 S&C 111. Schema van het proefveld: Ras 2. Ras 1. Ras 3. Ras 1. Ras 3. Ras 2. Ras 1. Ras 2. Ras 3. N5 62. 61. 60. N4 59. 58. 57. N7 56. 55. 54. N3 53. 52. 51. N1 50. 49. 48. N6 47. 46. 45. N6 44. 43. 42. N5 41. 40. 39. N2 38. 37. 36. N1 35. 34. 33. N2 32. 31. 30. N3 29. 28. 27. N4 26. 25. 24. N6 23. 22. 21. N5 20. 19. 18. N7 17. 16. 15. N3 14. 13. 12. N1 11. 10. 7. 6. 5. 4. 3. 2. N7. N2 9 8 <-2 m-->. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 22. N4 1. spuitpad. spuitpad. 63.

(23) Bijlage 2 Stikstoftrappenproef Eragrostis tef (Teff), PPO-Kooijenburg 2004 Onderzoeker: Hans van der Mheen. Tel: 0320-291504. Registratienr: REG 4520 Projectnr: 510349 Oogstjaar: 2004 Perceel:. Algemene gegevens: Gewas. :. Eragrostis tef (Teff). Voorvrucht. :. Aardappel. Ras. :. 3 verschillende Teff rassen. Rijenafstand. :. 12,5 cm. Afstand in de rij. :. Niet-gespecificeerd. Zaaimoment. :. 10 mei. Zaai-/Plantmethode. :. 2-meterse Øyord. Zaaizaadhoeveelheid. :. 3 kg/ha. Zaaidiepte. :. ½ cm. Bodemkarakteristiek. :. pH: 5,3 Humus: 3,6%, N-min: 13 kg N/ha. Bemesting. :. N: Objecten; basis op 30 mei voor grondbewerking, 2-de gift 14 juli P: 200 kg K-60 (14/4/04) K: 110 kg tripelsuper 45% (14/4/04). Onkruidbestrijding. :. In overleg. Groeiregulatie. :. n.v.t.. Plaagbestrijding. :. n.v.t.. Ziektebestrijding. :. n.v.t.. Oogst. :. 7 sept. , oogst totaalgewas met Hege proefveldmaaimachine. Aantal parallellen. :. 3. Aantal objecten. :. 21. Veldjesgrootte. :. bruto. : 2 x 12 = 24 m². netto. : 1,5 x 10 = 15 m². Aantal planten/veldje. :. Niet gespecificeerd. Oogst niet vernietigen. :. n.vt.. Bijzondere wensen. :. n.v.t.. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 23.

(24) Factoren met Niveaus Factor code N. Factor Omschrijving Stikstof. R. Ras. Niveau Code N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 Ras 1 Ras 2 Ras 3. Niveau Omschrijving / instelling 0 kg/ha 0 + 30 kg/ha 30 kg/ha 60 kg/ha 90 kg/ha 30 + 30 kg/ha 30 + 60 kg/ha S&C 101 S&C 107 S&C 111. Schema van het proefveld: Ras 1. Ras 2. Ras 3. Ras 2. Ras 1. Ras3. Ras 3. Ras 1. Ras 2. N1 56. 57. 58. N5 59. 60. 61. N4 62. 63. 46. N2 47. 48. 49. N6 50. 51. 52. N7 53. 54. 37. N3 38. 39. 40. N2 41. 42. 43. N1 44. 45. 28. N4 29. 30. 31. N7 32. 33. 34. N3 35. 36. 19. N5 20. 21. 22. N1 23. 24. 25. N6 26. 27. 10. N6 11. 12. 13. N3 14. 15. 16. N2 17. 18. 3. 4. 5. 6. 7. 8. N4. N7 1 2 <-2 m-->. © Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.. 24. N5 9. spuitpad. spuitpad. 55.

(25)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer zich in een gebied onverhoopt hoge dichtheden van muizen ontwikkelen is het alleen effec- tief wanneer maatregelen op gebiedsniveau door meer- dere boeren worden genomen,

De peulen zijn middel- tot iets lichtgroen, middellang, licht gebogen en ovaal tot platovaal op doorsnee, maar geven door de soms zeer brede vorm een platte indruk. Ze

In voorbeeld 1 werden een drietal foutsoorten onderkend: (3): Verschuiving van karakters in het record komt voor in de eerste..

Dat de voorraadwagen een sterk negatieve invloed heeft op de houdbaar­ heid van de tomaten is reeds enige tijd bekend*. Toch was het verrassend dat dit jaar al enkele

The formation of Na-sethoxydim or other alkaline earth salts of sethoxydim results in a less preferred absorption form of sethoxydim (Penner, 1989)... A reduction in the rate

Figure A.4 – Standard curve of TMC nanoparticles in glycerol, drawn from different small TMC nanoparticle concentrations and the mean corresponding absorbance

Sciences, Health Sciences (D T Doku PhD), University of Tampere, Tampere, Finland; Asbestos Diseases Research Institute (J Leigh MD), Sydney Medical School (S Islam PhD),

The goal of this inquiry is to make known the significance and transformative potential of caring presence in the nursing profession by exploring and describing