Naam: __________________ Datum: __________
Soorten woorden: oefeningen
Een werkwoord is een woord dat zegt wat je doet.
Vul in met een werkwoord dat past.
Mama _________________ niet graag spruitjes. Kikkers _________________ een lange tong. Papa _________________ een vogelhuisje. Ik _________________ op mijn stoel. _________________ jij naar school?
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een voorwerp, dier of een persoon een naam geeft. Je herkent ze gemakkelijk, want je kunt er ‘de’, ‘het’ of ‘een’ voor zetten.
Vul in met een zelfstandig naamwoord dat past.
De __________________ bakt elke dag vers brood. Ik ga wandelen met mijn ____________________. Speel jij ook graag met een _____________________? Jeroen draagt een groene ______________________. Ik steek mijn agenda in mijn ____________________.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat zegt hoe iets of iemand is. Het maakt je beschrijving veel duidelijker.
Vul in met een bijvoeglijk naamwoord dat past.
Daar loopt een _______________ meisje. Ik draag een _________________ boekentas.
Gisteren hebben we _________________ spaghetti gegeten. Hij is _________________ omdat er ruzie is.
De dokter onderzoekt de ________________ man.
En de lidwoorden ten slotte! Daarvan zijn er maar 3: de – het – een! ______ lamp staat op _____ nachtkastje.