• No results found

Wonen aan de rand van het landschap : van stadsrand naar landschap als ontwerpopgave

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wonen aan de rand van het landschap : van stadsrand naar landschap als ontwerpopgave"

Copied!
136
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Wonen aan de rand

van het landschap

Kees Neven

Meike Sauter

Henk de Haan

(2)
(3)

3

Wonen aan de rand

van het landschap

(4)
(5)

5

Kees Neven

Meike Sauter

Henk de Haan

Wageningen: Wageningen Universiteit Leerstoelgroep Sociaal-ruimtelijke Analyse Borne: Programmabureau De Groene Poort

2008

van stadsrand naar landschap als ontwerpopgave

Wonen aan de rand

van het landschap

(6)

Colofon

Wonen aan de rand van het landschap

van stadsrand naar landschap als ontwerpopgave

Kees Neven, Meike Sauter, Henk de Haan Leerstoelgroep Sociaal-ruimtelijke Analyse, Wageningen Universiteit

Programmabureau “De Groene Poort”, Gemeente Borne December 2008

Fotografie: Kees Neven, Meike Sauter

Kaarten en fotomontages: Kees Neven (tenzij anders vermeld) Opmaak: Kees Neven, Meike Sauter

Deze publicatie komt voort uit het door Wageningen Universiteit uitgevoerde Bsik onderzoeksproject ‘Groenblauwe netwerken in duurzame gebiedsontwikkeling’ (project Wonen = Landschap). Dit project is onderdeel van het Habiforum pro-gramma Vernieuwend Ruimtegebruik. Via de Bsik-regeling (onderdeel van het Fonds Economische Structuurversterking) stelt de overheid aan Habiforum mid-delen beschikbaar om de kenniseconomie via de ruimtelijke ordening te stimu-leren.

Dank aan alle personen en instanties die meewerkten aan dit onderzoek, in het bijzonder de bewoners van Stroom Esch en het buitengebied.

(7)

7

Inhoudsopgave

Voorwoord 7 Hoofdstuk 1: Inleiding Achtergrond 11 Onderzoeksprobleem 12

Doel van het onderzoek 13

Het resultaat 14

Overzicht van de inhoud 14

Deel I ACHTERGRONDEN

Hoofdstuk 2: Sociaal-ruimtelijke context

‘Bloemkoolwijken’, leefbaarheidsproblematiek met oog op de toekomst 19

Stadsranden 20

Ontwikkelingen op het platteland 22

Recreatie en nieuwe bewoners op het platteland 23

Wandelen in of nabij de directe woonomgeving 25

Samenvatting 28

Deel II ONDERZOEK

Hoofdstuk 3: Onderzoeksgebied

De ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap van Borne-noord 33

Borne 34

Stroom Esch 38

Ontwikkelingen rond Stroom Esch: blik op de toekomst 39

Samenvatting 42

Hoofdstuk 4: Op de grens van stad en land

Samenhang tussen de wijk Stroom Esch en het aangrenzende landschap

45

Verkenning van de wijkrand 51

Samenvatting 53

Hoofdstuk 5: Bewoners over de stadsrand

De methode 61

De wijk Stroom Esch 64

De stadsrand 67

Het landelijke gebied grenzende aan Stroom Esch 68

Wandelen in en rond Stroom Esch 70

Contacten tussen wijkbewoners en bewoners van het landelijke gebied 77

Ervaringen van agrariërs met wandelaars 80

Ervaringen van wijkbewoners in het landelijke gebied 84 Ervaringen van wijkbewoners aan de rand van de wijk 87

Kennis van het gebied 88

(8)

DEEL III ANALYSE Hoofdstuk 6: Analyse

Wonen in Stroom Esch 95

De voorzieningen in Stroom Esch 95

De vormgeving van de stadsrand 96

De toegankelijkheid van de stadsrand 97

Wandelen in en rond Stroom Esch 98

De honden van Stroom Esch 99

Noaberschap in een nieuw jasje 99

Het ontbreken van kennis over de agrarische bedrijfsvoering 100

Kennis van het gebied 101

Constateringen 101 DEEL IV AANBEVELINGEN Hoofdstuk 7: Aanbevelingen De ontwerpaanbevelingen 105 Procesmatige aanbevelingen 118 Hoofdstuk 8: Conclusie

Van productielandschap naar consumptielandschap? 123

De leefbaarheid in Stroom Esch 124

De samenhang tussen de wijk en het landelijke gebied 124

Typen wandelaars en hun wensen 125

Hoe maak je het buitengebied beter toegankelijk vanuit de wijk? 126

Hoe kun je de stadsrand aantrekkelijker maken? 126

Welke (juridische) afspraken zijn er nodig om het buitengebied beter toegankelijk en de stadsrand aantrekkelijker te maken?

127

Het vernieuwende van het onderzoek 128

Noten 131

DEEL III ANALYSE Hoofdstuk 6: Analyse

Wonen in Stroom Esch 95

De voorzieningen in Stroom Esch 95

De vormgeving van de stadsrand 96

De toegankelijkheid van de stadsrand 97

Wandelen in en rond Stroom Esch 98

De honden van Stroom Esch 99

Noaberschap in een nieuw jasje 99

Het ontbreken van kennis over de agrarische bedrijfsvoering 100

Kennis van het gebied 101

Constateringen 101 DEEL IV AANBEVELINGEN Hoofdstuk 7: Aanbevelingen De ontwerpaanbevelingen 105 Procesmatige aanbevelingen 118 Hoofdstuk 8: Conclusie

Van productielandschap naar consumptielandschap? 123

De leefbaarheid in Stroom Esch 124

De samenhang tussen de wijk en het landelijke gebied 124

Typen wandelaars en hun wensen 125

Hoe maak je het buitengebied beter toegankelijk vanuit de wijk? 126

Hoe kun je de stadsrand aantrekkelijker maken? 126

Welke (juridische) afspraken zijn er nodig om het buitengebied beter toegankelijk en de stadsrand aantrekkelijker te maken?

127

Het vernieuwende van het onderzoek 128

Noten 131

Voorwoord 7

Hoofdstuk 1: Inleiding

Achtergrond 11

Onderzoeksprobleem 12

Doel van het onderzoek 13

Het resultaat 14

Overzicht van de inhoud 14

Deel I ACHTERGRONDEN

Hoofdstuk 2: Sociaal-ruimtelijke context

‘Bloemkoolwijken’, leefbaarheidsproblematiek met oog op de toekomst 19

Stadsranden 20

Ontwikkelingen op het platteland 22

Recreatie en nieuwe bewoners op het platteland 23

Wandelen in of nabij de directe woonomgeving 25

Samenvatting 28

Deel II ONDERZOEK

Hoofdstuk 3: Onderzoeksgebied

De ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap van Borne-noord 33

Borne 34

Stroom Esch 38

Ontwikkelingen rond Stroom Esch: blik op de toekomst 39

Samenvatting 42

Hoofdstuk 4: Op de grens van stad en land

Samenhang tussen de wijk Stroom Esch en het aangrenzende landschap

45

Verkenning van de wijkrand 51

Samenvatting 53

Hoofdstuk 5: Bewoners over de stadsrand

De methode 61

De wijk Stroom Esch 64

De stadsrand 67

Het landelijke gebied grenzende aan Stroom Esch 68

Wandelen in en rond Stroom Esch 70

Contacten tussen wijkbewoners en bewoners van het landelijke gebied 77

Ervaringen van agrariërs met wandelaars 80

Ervaringen van wijkbewoners in het landelijke gebied 84 Ervaringen van wijkbewoners aan de rand van de wijk 87

Kennis van het gebied 88

(9)

9

Voorwoord

Er zijn in Nederland talloze nieuwbouwwijken die op geen enkele manier herin-neren aan het oorspronkelijke landschap. Het grootste deel van de nieuwbouw in Nederland wordt gerealiseerd op locaties aan de rand van stedelijke gebieden. Bij de aanleg van deze nieuwbouwwijken wordt het bestaande landschap vaak vol-ledig getransformeerd. Met het bouwrijp maken van de grond moet de bestaande verkaveling, beplanting en infrastructuur plaats maken voor een op de tekentafel ontworpen raster van straten en pleinen. Wie een dergelijke buurt vanuit het lan-delijk gebied betreedt, overschrijdt een grens met aan weerszijde contrasterende omgevingen.

De Leerstoelgroep Sociaal-ruimtelijke Analyse van Wageningen Universiteit be-steedt in dit onderzoek aandacht aan de relatie tussen wonen en landschap. Het doel is het ontwikkelen van nieuwe manieren waarop wonen, recreatie, landbouw, natuur en landschap met elkaar kunnen worden verweven. Deze thematiek sluit nauw aan bij de huidige maatschappelijke vraag naar ‘groen wonen’ en ‘lande-lijk wonen.’ Deze concepten duiden op een trendbreuk met de na-oorlogse vorm van bouwen. Het idee achter deze concepten is dat wonen en landschap op een innovatieve wijze met elkaar verweven kunnen worden. Het creëren van een woonomgeving hoeft niet gepaard te gaan met het wegvagen van het oorspron-kelijke cultuurlandschap. Landschappelijk wonen is een stedenbouwkundig en landschapsarchitectonisch concept dat uitgaat van het landschap, en de aanwezige landschappelijke waarden als onderlegger voor de te ontwikkelen woonwijken en infrastructuur. De oorspronkelijke verkaveling, cultuurhistorische elementen en de morfologie van bestaande nederzettingspatronen zijn de uitgangspunten voor het ontwerp van het stedenbouwkundig plan. Er is geen abrupte overgang van woonomgeving naar landschap, maar een transparante verweving. De visuele en ecologische continuïteit tussen het oorspronkelijke cultuurlandschap en de woon-omgeving biedt bewoners de mogelijkheid om zich te identificeren met het streek-eigene, en het verschaft een authentieke omgeving voor de beleving van natuur en landschap. In het project Wonen = Landschap wordt het traditionele denken in termen van een scheiding tussen ‘rood en groen’ en de daarmee samenhangende grens tussen stad en land doorbroken. Het onderzoek draagt tevens bij aan het de-bat rondom het stedelijk groen en de betekenis die dit heeft voor de kwaliteit van de woonomgeving. Kwalitatief hoogwaardig stedelijk groen is van groot belang, maar de manier waarop dit in de na-oorlogse periode in nieuwbouwprojecten is gerealiseerd, heeft een kunstmatig karakter. Het gaat in veel gevallen om decora-tief en recreadecora-tief groen, dat geen of weinig relatie vertoont met het landschap aan

(10)

de rand van de woonomgeving, en in de meeste gevallen geen sporen bevat van het oorspronkelijke landschap. Als onderdeel van het project Wonen = Landschap, gaat onze aandacht ook uit naar woonomgevingen die ontstaan zijn in een periode waarin landschappelijke verwevenheid nog weinig aandacht kreeg.

Door de enorme bouwproductie in de na-oorlogse periode is de grens van de stads-rand voortdurend aan verschuiving onderhevig. Rondom steden en dorpen heb-ben zich steeds weer nieuwe lagen gevormd, waardoor de stadsrand het karakter krijgt van een dynamische zone. De rand is eigenlijk de plek waarvoor de plannen klaar liggen, en waar het wachten is op de uitvoering. Daarom zien de randen er vaak rommelig en verwaarloosd uit: het zijn gebieden die in de wachtkamer staan, totdat de uitbreiding klaar is. De rand tussen stad en land is dan voltooid. Het lo-kale bestemmingsplan heeft het aan de rand van de stad liggende landelijk gebied een bestemming gegeven, waardoor verdere staduitbreiding niet mogelijk is. De rand is definitief. Dan breekt ook de tijd aan voor bezinning.

Het resultaat van het Nederlandse ruimtelijke ordeningsbeleid in de na-oorlogse periode is dat we nu geconfronteerd worden met ontelbare randstedelijke woon-milieus die geen enkele stedelijke identiteit hebben (monofunctioneel, mono-toon) en ook geen relatie hebben met het landelijk gebied. Het zijn compacte woonwijken die zowel functioneel als structureel gericht zijn op het stedelijke of dorpse centrum. Denkend vanuit het concept ‘landschappelijk wonen’, hebben deze wijken veelal weinig te bieden. In dit boek willen we echter laten zien dat de situatie minder definitief is dan vaak wordt gedacht, en dat een nieuwe visie op de abrupte stadsrand, openingen biedt voor het creëren van een ‘lichte’ vorm van landschappelijk wonen.

De vraag die in deze studie centraal staat is of het mogelijk is de ‘harde’ scheiding tussen stad en land te herontwerpen op een dusdanige manier dat woonomge-ving en landschap meer in elkaars verlengde komen te liggen. Concreet komt het erop neer dat dan vanuit de wijk het landschap gemakkelijk te betreden is, dat het verblijf daar zonder al te veel obstakels mogelijk is, en dat het landschap vanuit de buurt ook zichtbaar is. Bewoners hebben recht op groen, ook als dat buiten de buurt ligt. Deze studie laat aan de hand van een voorbeeld zien wat de mogelijkhe-den zijn om in na-oorlogse buurten aan de stadsrand sociaal-ruimtelijk en visueel een betere relatie met het landelijk gebied te realiseren. De wijk die in dit onder-zoek centraal staat, Stroom Esch, ligt aan de noordrand van de gemeente Borne. De keuze voor deze gemeente is niet alleen interessant omdat in de gehele regio Twente de stadsranden als problematisch worden ervaren, maar ook omdat Borne een belangrijke rol speelt in het Groene Poort project. Hierin bestaat veel aandacht voor de kwaliteit van het landelijk gebied in een sterk verstedelijkte regio. Land-schap, natuur en ecologie sturen het regionale beleid, maar het interessante is dat mensen centraal staan. Enerzijds worden bewoners intensief betrokken bij de

(11)

11

plannen; anderzijds wordt bij de planvorming aan de belangen van de bewoners gedacht. Natuurlijk moet de regio vanuit een toeristisch-recreatief perspectief ook voor mensen van buiten de provincie Overijssel aantrekkelijk zijn, maar de priori-teit ligt bij het in stand houden van een aantrekkelijk landschap voor de Twentse stedeling.

Deze studie van de stadsrand in Borne is anders dan de meeste studies over stads-randen tot nu toe. In dit boek wordt de stadsrand niet gezien als een storend element, dat zoveel mogelijk onzichtbaar moet zijn vanuit het landelijk gebied. Dat is de dominante benadering. Het lijkt hierin alsof het wonen moet worden verstopt, en dat het vanuit een landschappelijk perspectief niet zichtbaar mag zijn. Vanuit zo’n optiek gaat het al snel in de richting van aangeharkte stadsranden, die van het landelijk gebied gescheiden worden door bossen, wallen, kanalen en wegen. In deze studie wordt de stadsrand niet alleen vanaf de buitenkant, maar juist ook vanuit de woonwijk bekeken. Wat zien de buurtbewoners van het lande-lijk gebied? Hoe gemakkelande-lijk kunnen ze erheen om te wandelen? Voelen ze zich sociaal betrokken bij wat er in het aangrenzende gebied gebeurt? Al dit soort as-pecten is van belang om de relatie tussen stad en land niet alleen fysiek-ruimtelijk, maar ook in sociaal opzicht te verweven. Essentieel daarbij is dat in deze studie vooral geluisterd wordt naar bewoners, organisaties en andere belanghebbenden. Zij maken in de praktijk uit hoe de relatie tussen stedeling en platteland zich in de toekomst gaat ontwikkelen. Deze studie is niet alleen zinvol voor de bewoners van de wijk Stroom Esch en voor het bestuur van de gemeente Borne. De proble-matiek die aan de orde komt speelt op talloze andere plaatsen, en wij zijn ervan overtuigd dat er nog heel veel te verbeteren valt in de vormgeving van bestaande stadsranden. Wij pleiten er in dit boek ook voor om bij nieuwbouwprojecten over de grenzen van het plangebied heen te kijken. Projectontwikkelaars, stedenbouw-kundigen en architecten moeten verder kijken en in hun plan een ruime zone van het landelijk gebied betrekken. Intensief contact met boeren, waterschappen en andere organisaties is strikt noodzakelijk om de overgang van stad naar platteland als een integrale ontwerp- en planningsopgave mee te nemen.

(12)
(13)

13

Het eerste hoofdstuk vormt de introductie van het gehouden onderzoek in de gemeente Borne, Overijssel. Het voor u liggende boek is het resultaat van een samenwerkingsverband tussen het Programmabureau de Groene Poort en de Leerstoelgroep Sociaal-ruimtelijke Analyse van Wageningen Universiteit. Na het beschrijven van de onderzoeksachtergronden wordt kort aandacht besteed aan het onderzoeksprobleem, het doel van het onderzoek en het resultaat. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de inhoud van het rapport.

Achtergrond

Het hedendaagse platteland staat onder invloed van ruimtelijke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen. Het wordt niet meer zoals in het verleden gedo-mineerd door de landbouw. Op het platteland zijn steeds vaker de niet-agrarische functies vertegenwoordigd zoals wonen en recreatie. Deze ontwikkeling is ook zichtbaar in het landelijke gebied van Twente. Van oorsprong vervult het lande-lijke gebied hier een agrarische productiefunctie. In toenemende mate is er echter sprake van een consumptiefunctie: een ruimte om te recreëren, te sporten, bij te komen, te wonen of natuur te beleven. Om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden is er een heldere koers nodig voor het gebied. Deze koers moet ruimte bieden aan initiatieven van burgers, ondernemers en anderen die met het ge-bied verbonden zijn. De koers is op meerdere manieren uitgezet. Twee daarvan zijn Netwerkstad Twente en het programmabureau de Groene Poort. Netwerkstad Twente is één van de gebieden die door de Nota Ruimte als stedelijk bundelings-gebied is aangewezen. Enschede, Almelo, Hengelo, Oldenzaal en Borne zijn in dit kader een samenwerkingsverband aangegaan om binnen Twente de ruimtelijke ontwikkelingen beter te structureren. Binnen de ruimtelijke ontwikkelingsagenda van de Netwerkstad heeft de gemeente Borne ingezet op behoud en versterking van het groene buitengebied. Dit heeft in 2006 geresulteerd in het project de Groene Poort; een overkoepelend projectbureau dat zowel bestaande als nieuwe initiatieven en projecten in het buitengebied tussen Borne en Almelo in samen-hang met elkaar ontwikkelt. De ambitie van het programmabureau de Groene Poort is tweeledig: tegengaan van verdere verstedelijking tussen Almelo en Borne en het verbinden van de landschappen ten noorden en zuiden van Borne, met de nadruk op landgoederen. Het belangrijkste doel van het programmabureau is het gelijktijdig versterken van economie en ruimtelijke kwaliteit. Eén van de doelstel-lingen is: “Het realiseren van een aantrekkelijke overgang tussen het landelijke

1| Inleiding

(14)

gebied en het dorp Borne.”1 Deze doelstelling sluit aan bij het onderzoeksdomein

van het onderzoeksproject Wonen = Landschap van Wageningen Universiteit. Binnen dit project staat de relatie tussen wonen en landschap centraal. De stads-rand van Borne is daarom gekozen als casus. Het project Wonen = Landschap probeert innovatieve ruimtelijke ideeën te ontwikkelen over wonen in een groene of landschappelijke omgeving. Eén van de uitgangspunten daarbij is, dat bij de ontwikkeling van nieuwe woonlandschappen aansluiting gezocht wordt bij de identiteit van het bestaande landschap en narratieve waarden die in het landschap verborgen liggen. De uitdaging is om zowel tegemoet te komen aan specifieke woonwensen en woonidealen van nieuwe bewoners, als rekening te houden met de landschappelijke en culturele waarden van bestaande landschappen. Hoe kun-nen de gebruiks- en belevingswaarden van landschappen versterkt worden door daaraan nieuwe functies en waarderingen toe te voegen? De leerstoelgroep Soci-aal- ruimtelijke Analyse richt zich in bovengenoemd project voornamelijk op de sociaal- culturele dimensies. Een landschap omvat namelijk meer dan alleen maar cultuur- en natuurhistorische eigenschappen, zoals de verkaveling, het nederzet-tingspatroon, ecologie, etc. Een landschap bestaat uit een verzameling van plek-ken met inhoud voor de mensen die er geboren zijn, wonen, werplek-ken of recreëren. Deze plekken zijn de dragers van herinneringen en sociale praktijken, en hebben als zodanig niet alleen betekenis als ‘kijkgroen’ of productieruimte, maar ook als onderdeel van alledaagse ervaringen en praktijken. Plekken maken een onlosma-kelijk deel uit van de leefwereld.2

Onderzoeksprobleem

Borne heeft te maken met een aantal visueel minder aantrekkelijke overgangen tussen het stedelijke gebied en het omringende landschap. Daarnaast is het aan-tal mogelijkheden om het landelijke gebied vanuit Borne te bereiken beperkt. Er zijn maar weinig doorgangen aanwezig van het stedelijke naar het landelijke gebied. In het ontwikkelingskader Groene Poort Borne3 wordt onder andere een

visie uitgezet voor dorpsranden. Vooral de opgave aan de noordelijke stadsrand van Borne, de rand van de wijk Stroom Esch, sluit aan bij het onderzoeksdomein van het programma Wonen = Landschap: “Aan de noordzijde van Borne wordt ingezet op de aanleg van een retentiegebied, boomgroepen, laanbeplantingen en routestructuren gekoppeld aan de ervenclusters. Bestaande kwaliteiten worden hiermee versterkt en zichtbaar gemaakt. Een aantal recreatieve functies, zoals het kleinschalige evenemententerrein en de sportvelden vergroten de aantrekkelijk-heid en de gebruiksfunctie van de dorpsrand. Hier gaat het om het aankleden van deze functies met groenaanleg en het verbinden met routes en het landschap. Er wordt dus bewust gekozen voor een verweving van dorp en landschap en dus niet voor harde contouren.”4 Tussen het stedelijke gebied van de wijk Stroom Esch en

(15)

15

het aangrenzende landelijke gebied bestaat een scherpe scheiding. Er zijn weinig verbindingen aanwezig tussen de woonwijk en het landelijke gebied waardoor het landelijke gebied moeilijk toegankelijk is voor de bewoners van Stroom Esch. Daarnaast zijn er in de directe nabijheid van de woonwijk weinig wandelpaden (recreatieve verbindingen) aanwezig. Stroom Esch is een typische jaren ’80 wijk. Dit type wijk staat op dit moment in de aandacht vanwege een achteruitgang van leefbaarheid. Vanuit het project Wonen = Landschap wordt de integratie van en interactie tussen stedelingen en het landelijke gebied onderzocht, en hoe deze in-teractie bevorderd kan worden. De inin-teractie tussen de stedeling en het landelijke gebied kan op verschillende manieren bevorderd worden. De bewoners kunnen naar het landschap ‘gebracht worden’ door het landelijke gebied toegankelijker te maken en het landschap kan in de wijk ‘worden gebracht’ door meer zichtbaar-heid op het landschap te creëren vanuit en in de wijk.

Doel van het onderzoek

Vanuit Stroom Esch bestaan er maar enkele toegangswegen naar het landelijke gebied. Daarnaast zijn veel wegen in het landelijke gebied afgesloten voor open-baar gebruik. Het doel van het onderzoek is het geven van concrete aanbevelingen ter verbetering van de toegankelijkheid van het landelijke gebied. Het gaat daarbij om ruimtelijke ingrepen waarbij zowel fysieke als visuele verbeteringen worden gecreëerd. De voorgestelde ingrepen zijn gebaseerd op gesprekken met bewoners van het landelijke gebied, bewoners uit Stroom Esch en gesprekken met enkele betrokken partijen. Door de toegankelijkheid van het landelijke gebied te verbe-teren kan een bijdrage geleverd worden aan de leefbaarheid van de wijk Stroom Esch.

Verschillende manieren om de relatie tussen landschap en stad te versterken;

De focus van dit onderzoek betreft het gebruik door bewoners uit stedelijk gebied A van het landelijk gebied B. Hierbij wordt tevens de perceptie van organisaties en eigenaren van landelijk gebied B op dit gebruik meegenomen. Op basis hiervan wordt een aantal inrichtings-voorstellen gedaan ter verbetering van dit gebruik in de stadsrand, de zigzagzone.

(16)

Het resultaat

De scherpe scheiding tussen het stedelijke en landelijke gebied is in het verleden voornamelijk fysiek-ruimtelijk benaderd. De nadruk lag hierbij op het vraagstuk hoe de stadsrand visueel aantrekkelijker kon worden gemaakt. In dit onderzoek willen we vanuit een sociaal-ruimtelijk perspectief kijken naar de overgang tussen het stedelijke gebied en het landschap. Samen met bewoners van Stroom Esch, bewoners van het landelijke gebied en enkele betrokken partijen is onderzocht hoe men de huidige overgang ervaart. Twee onderwerpen die voorgelegd zijn aan de bewoners van Stroom Esch zijn de toegankelijkheid van het landelijke gebied vanuit de wijk en de wandelmogelijkheden in het landelijke gebied direct gren-zend aan de wijk. Met de bewoners van het landelijke gebied is er gepraat over de aanwezigheid van de wijk en het gebruik van het landelijk gebied door wijkbewo-ners. Tenslotte is er gesproken met enkele bij het gebied betrokken partijen zo-als Staatsbosbeheer en het Waterschap. Het resultaat van het onderzoek wordt in dit boek beschreven. Naast een beschrijving van de onderzoeksresultaten zijn er een aantal inrichtingsvoorstellen opgenomen ten aanzien van de overgang van de wijk naar het landschap. Daarnaast worden enkele procesmatige aanbevelingen gedaan met betrekking tot het verbeteren van de toegankelijkheid.

Overzicht van de inhoud

Het boek bestaat uit vier gedeelten: de achtergrond, het onderzoek, de analyse en de aanbevelingen.

Het eerste deel van het onderzoek, bestaat uit een beschrijving van de achtergron-den van de onderzoeksproblematiek in Stroom Esch. De volgende onderwerpen komen ter sprake: de leefbaarheid van de ‘bloemkoolwijk’, ontwikkelingen in de stadsrand, ontwikkelingen op het platteland, recreatie en nieuwe bewoners op het platteland en tenslotte wandelen in of nabij de directe woonomgeving. Voor dit gedeelte van het onderzoek is gebruik gemaakt van boeken en verschillende media zoals internet, kranten en tijdschriften. Het eerste deel van het boek, de onderzoeksachtergrond, bestaat slechts uit één hoofdstuk: hoofdstuk twee, de sociaal-ruimtelijke context.

Deel twee geeft een beschrijving van het gehouden onderzoek en bestaat uit drie hoofdstukken. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt aangegeven wat de gevolg-de ongevolg-derzoeksmethogevolg-de is. In hoofdstuk drie wordt een verkenning gegeven van het onderzoeksgebied. Middels kaarten is gekeken naar de ontwikkelingsgeschie-denis van het landschap van Borne-noord. Daarnaast worden beschrijvingen ge-geven van het dorp Borne en de wijk Stroom Esch. Het gebied is hierna lopend verkend om een beter idee te krijgen van het onderzoeksgebied en de bijbehoren-de kansen en knelpunten. Deze verkenning heeft geresulteerd in een ruimtelijke analyse: een beschrijving van de samenhang tussen de wijk Stroom Esch en het

(17)

17

omliggende landschap en een verkenning van de wijkrand. De verkenning staat beschreven in hoofdstuk vier. In hoofdstuk vijf volgt een beschrijving van de ge-sprekken met bewoners van het landelijke en stedelijke gebied over Stroom Esch, de stadsrand en het landelijke gebied. Tevens komen er in dit hoofdstuk enkele betrokken partijen aan het woord.

In het derde gedeelte van het boek, de analyse, worden de onderzoeksuitkomsten geanalyseerd aan de hand van negen thema’s. Deze thema’s komen voort uit de gesprekken met bewoners uit het landelijke en stedelijke gebied. Dit gedeelte van het boek bestaat slechts uit één hoofdstuk, hoofdstuk 6.

Het vierde en laatste gedeelte van het boek heeft als titel meegekregen: de aanbe-velingen. Aan het einde van de analyse worden een aantal constateringen gedaan die de aanleiding vormen voor de aanbevelingen. Op basis van het bewonerson-derzoek en de landschapsanalyse worden in dit hoofdstuk een aantal concrete ontwerpvoorstellen gedaan voor het verbeteren van specifieke plekken in de stads-rand van Borne. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan voor de totstandko-ming van de voorgestelde ingrepen. Dit gedeelte bestaat slechts uit één hoofdstuk, hoofdstuk 7.

Het boek wordt in hoofdstuk 8 afgesloten met de conclusie van het onderzoek. Hierin worden de belangrijkste bevindingen beschreven.

(18)
(19)

19

deel I

Achtergronden

(20)
(21)

21

In dit hoofdstuk wordt de case study in zijn context geplaatst. Er wordt een aantal onderwerpen besproken die van belang zijn voor het onderzoek. Dit zijn actuele thema’s in de stedelijke omgeving, ontwikkelingen in het landelijke gebied en recreatief gebruik van het landelijke gebied. Ten eerste wordt kort ingegaan op het verschijnsel ‘bloemkoolwijk’, een jaren ‘70/ ’80 wijk zoals Stroom Esch. Steeds meer van dit type wijken krijgen te kampen met leefbaarheidproblematiek. Of dit ook voor Stroom Esch geldt, zal kort besproken worden. Het tweede onderwerp is de thematiek rond de stadsrand. Stroom Esch is gelegen ten noorden van Borne. In de inleiding wordt gesteld dat de rand van de wijk Stroom Esch een harde scheiding vormt met het landschap. Maar of dit ook daadwerkelijk een stadsrand is, daarop zal verder in de paragraaf terug worden gekomen. Het derde thema dat ter sprake komt betreft de ontwikkelingen op het platteland. Daarbij aanslui-tend wordt ingegaan op recreatie en nieuwe bewoning op het platteland. Tenslotte wordt dieper ingegaan op één van de vormen van recreatie op het platteland, na-melijk wandelen in of nabij de directe woonomgeving.

‘Bloemkoolwijken’, leefbaarheidproblematiek met oog op toekomst

Eind jaren ’60 kwam er steeds meer kritiek op de modernistische stedenbouw van de naoorlogse wederopbouwperiode. Men wilde af van de grootschalige uitbrei-dingsplannen die indruk moesten maken door hun woonkwaliteiten en schaal. In de ontwerpen van stedebouw en woningbouw kwam steeds meer vraag naar kleinschaligheid en humaniteit5. Steden en groeikernen wilden suburbanisatie

voorkomen door datgene te bouwen wat de ontvluchters van de stad vroegen: een-gezinswoningen in het groen. De nieuwe ruimtelijke structuur betekende een ra-dicale breuk met de mathematische opzet van de wederopbouwwijken. Vanaf cir-ca 1970 worden nieuwe woonmilieus gerealiseerd met een ruimtelijke structuur die in niets leek op wat ervoor was gebouwd. Er ontstond steeds meer laagbouw in het groen. Aan de opzet en de inrichting van de woonomgeving werd veel zorg besteed. Een aantal doelen werden nagestreefd: Variatie in bebouwing en open ruimte, afwisseling van stenige en groene milieus, duidelijk onderscheid tussen openbaar en privé gebied, oriëntatie, markering van verkeersroutes en wooner-ven. De woonerven ontstonden door het langzame verkeer en auto’s aan elkaar gelijk te stellen. De grote differentiatie aan verkavelingen en nieuwe woonvormen werden beeldbepalend voor de stadsuitbreidingen van de jaren zeventig. Het re-sultaat van dit type stedenbouw was een kindvriendelijke verblijfsruimte met

net-2| Sociaal-ruimtelijke context

(22)

werken van paden en pleintjes, rustiek beplante hoeken en parkeerplekken6. De

nieuwe woonmilieus werden opgebouwd uit buurten, wijken en stadsdelen met woonerven of een boomstructuur. Door de grillige vormen van de nieuwbouw-wijken ontstaan bijnamen als ‘bloemkoolnieuwbouw-wijken’, ‘verdwaalnieuwbouw-wijken’, ‘longblaasnieuwbouw-wijken’ en ‘easytowns’7. Een grote variatie in jaren ’70 woningen binnen één wijk ontstond

door gebruik te maken van verschillend geplaatste bergingen, carports en garages, kleinschalige menging van woningtypen, getande gevelstructuren en kleuren. Op-vallend is de oriëntatie van de woningen: Afgekeerd van het openbare gebied, toegekeerd naar tuinen en binnenterreinen. Het streven naar meer privacy leidde ertoe dat woningen niet meer op de openbare straat waren georiënteerd. Steeds vaker kregen ze aan de voorzijde kleine ramen, een aangebouwde berging, daar-achter de keuken8.

Tegenwoordig bestaat er een negatief beeld van de ‘Bloemkoolwijken’. Deze wij-ken zouden zeer monotoon zijn: functies die niets met wonen te mawij-ken heb-ben zijn niet in de wijken aanwezig. Daarnaast heeft het wijktype te kampen met een eenzijdige bevolkingssamenstelling. Naast de onnatuurlijkheid van de wijken wordt ook beweerd dat er niets te beleven valt9. Van oudsher wonen er veel

gezin-nen met kinderen, vaak hoog opgeleide mensen met een relatief hoog inkomen. Maar het aantal alleenstaanden en huishoudens zonder kinderen groeit, de bevol-king veroudert met name de groep tussen 45 en 64 jaar en nieuwe groepen zoals allochtonen, lagere middeninkomens en laagopgeleiden stromen de wijk in. De verhuisgeneigdheid is groot. In veel van de bloemkoolwijken is de sociale en fy-sieke overlast toegenomen, is er te weinig parkeergelegenheid en is men minder tevreden over de openbare ruimten en de achteruitgang van voorzieningen. Men trekt zich steeds meer terug op de eigen kavel waardoor de betrokkenheid met de woonomgeving vermindert. De bewoners vinden de woning prima maar volgens hen laat de woonomgeving te wensen over. Niets doen betekent het verder oplo-pen van een achterstand waarvan het maar zeer de vraag is of het de wijken lukt om daar op eigen kracht uit te komen. De toenemende concurrentie van soortge-lijke groenstedesoortge-lijke woonmilieus kan dit proces alleen maar versnellen10.

Stadsranden

In een stadsrandgebied staan stad en platteland onder elkaars invloed, waarbij de bezoeker zich afwisselend en soms tegelijk ‘binnen’ en ‘buiten’ voelt11. Leeming

en Soussann (1979) beschrijven de stadsrand als een strook land aan de buiten-rand van een stad, die onderhevig is aan een verrommelingsproces. Er is sprake van een overgang van een typische manier van productie, sociale interactie en grondgebruik van het platteland naar de typische stedelijke manieren. Volgens Leeming en Soussan bezit de stadsrand weliswaar enkele kenmerken die typerend

(23)

23

zijn voor zowel stedelijke- als plattelandsgebieden, maar kan deze ook eigen ken-merken hebben. “Het is een gebied dat zich in een overgang bevindt van ruimte en tijd, twee aspecten, die, zowel parallel aan elkaar, als op complementaire wijze, uitingen zijn van één en hetzelfde verschijnsel.” De stadsrand kan van zowel de stad als het platteland onderscheiden worden door middel van het heterogene karakter dat afsteekt bij de aangrenzende stedelijke en plattelandsgebieden, die meer homogeen zijn. De stadsrandgebieden ontlenen hun eigen karakter vooral aan deze heterogeniteit. De stadsrand is het gebied waar de stad zich in kan uit-breiden12.

Strootman Landschapsarchitecten (2006) schreef in opdracht van de Regio Twen-te het rapport ‘Twentse Stadsranden 12x beTwen-ter’. In dit rapport komen een aantal kenmerken van de stadsrand ter sprake welke zijn afgeleid van de publicatie van Wezenaar(1994)13, maar specifiek zijn voor de regio Twente. De kenmerken die zij

noemen zijn de volgende:

Stadsrandgebieden zijn overgangsgebieden in ruimte en tijd •

In de stadsrand vindt de verjonging van de stad plaats •

Stadsranden zijn een mix van stedelijke en landelijke kenmerken •

Stadranden zijn zeer afwisselend in functies •

De grenzen van een stadsrand zijn diffuus, de stadrand is meer een zone dan •

een fysieke rand

Er zijn gradaties binnen de stadsrand van zeer stedelijk naar zeer landelijk •

In de stadrand is er ruimte voor avontuur. •

Nog toegevoegd kan worden dat veel functies die in de stad geen plek hebben, naar de rand worden geschoven, waar meestal geen strikte regelgeving bestaat of regels gedoogd worden14.

Wezenaar (1994) omschrijft stadsranden als ‘delen van het platteland die al halfvol verstedelijking zijn, maar voorlopig nog halfleeg qua overheidsbeleid.’15 Door de

jaren heen is er in de Nederlandse ruimtelijke ordening ‘moeizaam’ een overheids-visie ontstaan op stadsrandgebieden. Afwisselend wordt er waarderend gesproken over de ‘milieudifferentiatie’ in de stadsrand en afkeurend over de ‘rommelige rafelranden van de stad’. Gemeenten worstelen met de zogenaamde sluipende ontwikkelingen in de stadsrand. Het vermogen om al dan niet ongewenste indivi-duele functieveranderingen in stadsranden tegen te gaan ontbreekt, waardoor er een praktijk van gedogen en achteraf legaliseren volgt16.

Er is al vaak geprobeerd een typologie in stadsranden te onderscheiden. Bennema, Borkhorst en Coeterier (1981) beschrijven dat dit zowel op stedebouwkundige, sociaal-geografische, economische, fysisch-geografische of recreatieve wijze kan17.

(24)

fysiek-ruimtelijke typologie van de stadsranden: harde overgang, overgang met woon-buurten met groene dooradering, geleidelijke overgang van stad naar land, ‘land in de stad’, overgangszone met lage dichtheden in nieuw bos18. Dat de wijk Stroom

Esch met name harde en directe overgangen van de wijk naar het landschap kent, zullen we in de volgende hoofdstukken zien. Wanneer we echter naar de wijdere omgeving kijken, wordt duidelijk dat de wijk deel uitmaakt van de stadsrandzone Borne-Hengelo, een gebied dat volop in ontwikkeling is en waar verscheidene van de genoemde stadsrandkenmerken voorkomen. De Dienst Landelijk Gebied pro-beert momenteel alle ontwikkelingen in deze zone in kaart te brengen.

Ontwikkelingen op het platteland

De ontwikkelingen op het platteland van de afgelopen decennia zijn samen te vatten als een verandering van productie- naar consumptieruimte. Na de Tweede Wereldoorlog stonden het belang van zelfvoorziening en het idee ‘voedsel pro-duceren voor de natie’ centraal. De modernisering wordt in de jaren zestig geïn-stitutionaliseerd en in de jaren zeventig door het Ministerie van Landbouw sterk uitgebouwd.19 De verstedelijking in Nederland zorgde voor een sterke scheiding

van functies. Wonen, werken, recreatie en landbouw moesten in aparte zones plaatsvinden. Deze scheiding is nog steeds zichtbaar op het huidige platteland. In Nederland zijn tegenwoordig twee tegengestelde processen zichtbaar in de landbouw: enerzijds een verdergaande intensivering en schaalvergroting, waar-door kleinere boeren hun werkzaamheden beëindigen waar-door alle beperkingen die hen gesteld worden en anderzijds de concurrentiedruk. Sinds de jaren negentig wordt in toenemende mate verbreding van het agrarische bedrijf en multifunc-tioneel grondgebruik nagestreefd. Er wordt gezocht naar nieuwe bronnen van inkomsten voor de agrariërs, bijvoorbeeld: extensivering, differentiatie en biolo-gische landbouw.20 In het kader van de ontwikkeling op het platteland staan een

aantal nieuwe activiteiten in de belangstelling, vooral de recreatie die direct ver-bonden is met het agrarische bedrijf, ofwel agrotoerisme. Voorbeelden hiervan zijn slapen in een hooiberg en boerengolf. Het kan voor de individuele agrarische ondernemer een nieuwe inkomstenbron zijn en zo bijdragen aan het behoud van het agrarische karakter van het platteland. Met de komst van de Reconstructiewet is er geprobeerd de typen agrarische bedrijven ruimtelijk te zoneren. In het Land-bouwontwikkelingsgebied kunnen agrarische bedrijven ongehinderd groeien, in extensiveringsgebieden wordt natuur de belangrijkste drager en in verwevingsge-bieden vindt er een menging plaats van landbouw, recreatie en natuur.

De laatste jaren bestaat er onder de Nederlandse bevolking steeds meer belang-stelling voor de directe leefomgeving. Identiteit en cultuurhistorie worden steeds vaker als uitgangspunt bij ontwikkelingen gehanteerd. Er is een landelijke ‘golf’

(25)

25

van dorpsomgevingsplannen, opgesteld door bewonerswerkgroepen en onder-steund door experts, waarin nagedacht wordt over de leefbaarheid van het eigen dorp. Daar tegenover staat dat men vaak geen idee meer heeft waar het voedsel wat men nuttigt vandaan komt. Voedselproductie wordt gekenmerkt door een ver-dergaande ontkoppeling en onthechting tussen de fysieke en sociale plaats van consumptie en van productie.21 Om deze reden ontstaat steeds vaker de situatie

dat men niet beseft dat de even verderop wonende boer de producent is van de aardappels die ’s avonds op het bord liggen.

Recreatie en nieuwe bewoners op het platteland

Zoals in het bovenstaande al beschreven, is het platteland de laatste decennia ge-transformeerd naar een consumptielandschap. Sinds de jaren zestig en zeventig is er een groeiende vraag naar recreatiemogelijkheden ontstaan. Deze vraag komt hoofdzakelijk voort uit de toename in vrije tijd en het stijgende vrijetijdsbudget van de Nederlanders22. De vrije tijd wordt graag in het landelijke gebied besteed

vanwege het aantrekkelijk landschap en de zoektocht naar frisse lucht en ruimte. Eind jaren tachtig zien we dan ook een opleving in het recreatief gebruik van voor-namelijk natuur- en landbouwgronden23. Volgens het Sociaal en Cultureel

Plan-bureau denken verreweg de meeste mensen bij recreatie op het platteland aan ‘ontspanning en rust’, ‘gezond bezig zijn en frisse lucht opsnuiven’ en ‘vrijheid, te doen waar je zin in hebt’24. Recreanten in het landelijke gebied zijn voornamelijk

de plattelanders zelf en mensen die nabij aantrekkelijk platteland wonen. De be-langrijkste activiteiten in het landelijk gebied zijn wandelen en fietsen25.

Vanaf het begin van de jaren zeventig beginnen stedelingen zich ook te vestigen op het platteland. De nieuwe bewoners zijn voornamelijk mensen die op zoek zijn naar een schone, groene en ruime woon- en leefomgeving26. Volgens Engbersen

en Elerie (2001) spelen ook sociale motieven zoals sociale identiteit, transparantie en de betekenis van de gemeenschap een rol in de keuze voor wonen op het plat-teland27. Eind jaren tachtig en begin jaren negentig is er opnieuw een opleving

in de trek van mensen en activiteiten naar de landelijke gebieden. Er wordt volop gebouwd en steden breiden zich uit (de grootschalige woningbouwlocaties). De verstedelijking van het platteland zet door en legt een duidelijke claim op de be-schikbare open ruimte. Regelingen als ‘Rood voor rood’ en ‘ruimte voor ruimte’ hebben er in de jaren negentig en 2000 voor gezorgd dat steeds meer stedelingen op het platteland kunnen wonen.

Gemiddeld stopt jaarlijks twee tot vier procent van de boerenbedrijven. Produc-tiegronden worden meestal doorverkocht aan andere boeren die op deze manier kunnen doorgroeien. De erven worden echter direct of na enige tijd doorverkocht

(26)

aan burgers. In Twente is het nu zover dat er ongeveer evenveel boeren- als gererven zijn. In een voorlopig scenario zal in 2030 80% van de erven in bur-gerhanden zijn28. Ook zijn er steeds meer mensen die willen genieten van de

kwaliteit van hun woonomgeving en die de mogelijkheden willen hebben om er te wandelen, fietsen, paardrijden of picknicken. Maar het Twentse landschap wordt uniformer en steeds minder toegankelijk. Hoewel er steeds meer burgererven komen, blijven de boeren als grondeigenaar de dominante spelers in het land-schap. Op hun percelen zal de schaalvergroting zich doorzetten. Vooral de relatie tussen openluchtrecreatie en landbouw op het platteland kan als problematisch beschouwd worden29. Over het algemeen zijn agrariërs positief over de komst van

recreanten omdat ze werkgelegenheid brengen, maar zij zien wel in dat de toene-mende recreatie het platteland sterk zal doen veranderen30.

Een nieuwe ontwikkeling op het platteland van Twente zijn de knooperven. Het ‘Knooperf’ is de erftypologie van het oorspronkelijke Hoevenzwermlandschap. De boerenerven vormden de knooppunten in een web van routes. Veel van de oude routes zijn de afgelopen jaren verdwenen. Het netwerk is getransformeerd tot een doorgaand wegensysteem, los van de erven. In Twente is men bezig met het herin-troduceren van de knooperven. Een nieuw landelijk woonmilieu wordt gecreëerd op basis van een oud Twents landschap. Het vernieuwde concept knooperf bestaat uit meerdere woningen met tuinen, hobbyweides en een netwerk van routes en beplantingen met een gemiddelde grootte van vijf hectare. Door gebruik te maken van routes en beplantingen ontstaat door het knooperf nieuwe kleinschaligheid en publieke toegankelijkheid in het landschap. Knooperven worden ontwikkeld uit bestaande middelgrote agrarische bedrijven. Waardevolle bebouwing blijft be-houden en er wordt naar gestreefd om de nieuw te bouwen woningen de authen-tieke identiteit mee te geven van het Twentse erf. In het omliggende landschap wordt de kleinschaligheid en toegankelijkheid versterkt. De knooperven komen in overleg met aangrenzende boeren tot stand, waarbij boeren niet rendabele land-schapsfragmenten uit kunnen ruilen voor productieve landbouwgronden. Het knooperf biedt het grootste deel van de landbouwgrond aan de buurboeren aan. Deze boeren kunnen zo hun bedrijf uitbreiden. Een knooperf biedt ruimte aan 3 tot 12 woningen31.

De recreatievorm die het meeste bekendheid geniet in het landelijke gebied is wandelen. Mensen gaan wandelen om in beweging te zijn, maar ook om tot rust te komen, ruimte te ervaren en natuur te beleven. Het aantal wandelmogelijkhe-den in het landelijke gebied staat onder druk. Diverse partijen tonen weerstand tegen de openstelling van gebieden. Waterschappen, boeren en andere landeige-naren zijn bang voor schade aan eigendommen en aansprakelijkheid bij ongeval-len onder gebruikers van hun gebied. Indien paden toch open zijn wordt soms op

(27)

27

slinkse wijze ontmoedigd dat wandelaars zich op de eigen wegen van deze eige-naars begeven. Deze ontmoediging vindt bijvoorbeeld plaats door een bord met ‘pas op voor de hond’ bij het erf neer te zetten. Stichting Recreatie heeft in 2002 een overzicht gepubliceerd van voor- en nadelen voor agrariërs om hun grond, of delen daarvan, open te stellen voor publiek gebruik.32 Eén van de voordelen

die zij noemen is dat openstelling kan zorgen voor het verbeteren van het imago van de landbouwsector. Door een wandelaar kennis te laten maken met agrari-sche activiteiten ziet de wandelaar dat boeren zich ook inzetten voor het land-schap. Een daarbij aansluitend voordeel is dat een agrarisch cultuurlandschap dat aantrekkelijk is voor wandelaars zorgt voor een vergrote potentie voor agrarisch ondernemerschap. De agrarische ondernemer wordt de kans geboden mogelijke nevenactiviteiten te ontplooien wat weer tot neveninkomsten leidt. Daarnaast kunnen boeren die hun land openstellen voor wandelaars een financiële vergoe-ding ontvangen. Een ander voordeel is dat het aanleggen van een wandelpad tus-sen percelen kan zorgen voor een fysieke barrière tustus-sen veehouderijen waardoor ziekteverspreiding tussen vee voorkomen kan worden.

Naast de voordelen zijn er echter ook nadelen te benoemen die voor een boer waarschijnlijker zwaarder wegen als het gaat om het openstellen van het boeren-land voor wandelaars. Eén van de nadelen is dat er bij agrariërs veel onzekerheid en onduidelijkheid heerst over de risico’s van ziekteverspreiding. De kans op het verspreiden van dierziekten door de wandelaars is echter zeer klein wanneer de al-gemeen geldende hygiënemaatregelen op agrarische bedrijven worden nageleefd. Daarnaast moeten wandelaars geweerd worden uit de stallen en de bedrijfsgebou-wen, moeten honden aangelijnd worden en moet er een afrastering aangebracht worden rondom het wandelpad, tussen dier en mens. Een ander nadeel dat vaker genoemd wordt is dat recreanten soms afval achter laten langs het wandelpad. Een duidelijk bord aan het begin van het wandelpad dat verteld dat wandelaars te gast zijn en een verantwoordelijkheid hebben wanneer ze het boerenland betreden helpt om zwerfafval te voorkomen. Daarnaast brengen wandelaars soms schade toe aan afrasteringen, gewassen en wandelvoorzieningen. Een veel genoemd pro-bleem bij het toestaan van recreatie op agrarische gronden zijn honden. Loslo-pende honden veroorzaken soms onrust onder schapen en koeien of broedende vogels. Om dit te voorkomen kan men honden weren op de wandelroute of via een bord duidelijk maken dat ze aangelijnd moeten worden.

Wandelen in of nabij de directe woonomgeving

Iedereen wandelt zo nu en dan. Voor de recreatieve wandelaar zijn vele wandel-routes aangelegd, met name lange-afstands wandelingen. Voor korte wandelingen in de directe woonomgeving, de zogenaamde ‘ommetjes’, was lange tijd weinig of

(28)

geen aandacht. Een toenemend historisch besef, aandacht voor natuur- en land-schap en bezorgdheid over gezondheid hebben ervoor gezorgd dat de behoefte aan wandelpaden in de leefomgeving de laatste jaren sterk gegroeid is. Een om-metje is een kleine wandeling van 3 à 4 kilometer die bij voorkeur plaatsvindt in de nabijheid van de woonomgeving. Deze kleine wandeling wordt op nagenoeg ieder uur van de dag gemaakt en iedereen maakt er weleens één.

Wandelen is van alle tijden: in het verleden was het vaak de enige mogelijkheid om je te verplaatsen. De meeste paden volgden de kavelgrenzen van de akkers. Door de kleine maat en vaak versnipperd eigendom van de kavels was er een zeer dicht netwerk van paden ontstaan33. Behalve sommige ‘straatwegen’ waren alle

wegen onverhard. Door de opkomst van de auto is het domein van de wandelaar sterk teruggedrongen, zowel in ruimtelijk als functionele zin. In het kader van modernisering van de landbouw zijn tijdens de grote ruilverkavelingen zeer veel paden verdwenen. De toegankelijkheid van het platteland is hierdoor sterk afgeno-men. Wandelen in het buitengebied kan vaak alleen nog over verharde wegen. Een vereniging zoals Landschapsbeheer Nederland adviseert en stimuleert de aanleg van paden over boerenland en benadrukt het belang van lokale ‘inbedding’. Een cruciale rol spelen natuurlijk de landeigenaren, meestal boeren34.

Er zijn verschillende typen ommetjes: een korte wandeling door de wijk, het uit-laten van de hond, een frisse neus halen, een lunchwandeling of de zondagmid-dagwandeling met familie. De vraag naar één of meerdere faciliteiten hangt vaak samen met de reden waarom men een ommetje maakt. Het uitlaten van de hond gaat bijvoorbeeld vaak samen met de vraag naar een open veld waar de hond los kan rondrennen. Eén van de faciliteiten waar veel wandelaars behoefte aan heb-ben gedurende het maken van een ommetje is de aanwezigheid van een zitgele-genheid. Informatievoorzieningen zijn voor ommetjesmakers maar van beperkt belang. In de dagelijkse leefomgeving worden wandelmogelijkheden als vanzelf ontdekt. Tijdens het maken van een ommetje gaat men vaak op zoek naar attrac-ties of een doel om naartoe te lopen, bijvoorbeeld een kinderboerderij of een café. Krachtige symbolen als kunst, bijzondere huizen, oude bomen, lanen en uitzicht-punten zijn andere voorbeelden die de wandeling verlevendigen. Een belangrijke kwaliteit van de wandelruimte is afwisseling. Het betreft variatie in bijvoorbeeld open en dicht of een hoog en een laag landschap. Voor de beslissing waar een om-metje te maken zijn een aantal kenmerken van belang: grondgebruik, gebruiks-mogelijkheden, de aanwezigheid van paden, de afstand tot de woning, toeganke-lijkheid, mate van stilte, reliëf en de aanwezigheid van oevers.35

In de natuur- en landschapsgerichte recreatie zijn er volgens Goossen en de Boer (2008) vier typen doelgroepen te onderscheiden. Deze vier typen zijn in de eer-ste kolom van de tabel 2.1 weergegeven. In de tweede kolom van de tabel is de doelgroep kort toegelicht. Vervolgens is in de derde kolom aangegeven door wie

(29)

29

de doelgroep onder andere is ontwikkeld en toegepast in verder onderzoek naar gebruik en beleving van natuur en landschap. In de vierde kolom is tenslotte be-schreven welke typen wandelaars er binnen de bebe-schreven doelgroepen kunnen behoren.36

Volgens Van Konijnenburg (1996) behoort een recreant nooit tot één doelgroep. Op het ene moment zoekt de recreant amusement terwijl hij of zij op het an-dere moment volledig op wil gaan in de natuur. Tot welke doelgroep de recreant behoord is onder andere afhankelijk van de levensfase waarin het individu zich bevindt, de omgeving waar hij of zij in recreëert en de afwezigheid van andere mensen37.

Hoofdstuk 2 kopje wandelen in of nabij de directe woonomgeving Doelgroep Toelichtingbij doelgroep Ontwikkelaar doelgroep Typenwandelaars Doelgroepen opbasisvan activiteiten Recreantenkunnen naareengebied komenomte wandelenofte fietsen DeBoeren vanRaffe Ͳ Korteafstandwandelaars Ͳ LangeͲafstandwandelaars Ͳ Mindervalidewandelaars Ͳ Hondenuitlaters Ͳ Gps’ers Ͳ Struiners Doelgroepen opbasisvan oriëntatie opnatuur Recreantenkunnen eengebied bezoekenomhet gebiedzelf(de natuur)ofalsdecor voordeactiviteiten diezewillen uitvoeren. Van Konijnenburg Ͳ Natuurvorsers Ͳ NatuurͲen landschapgenieters Ͳ Socialeontspanningszoekers Ͳ Uitdagingzoekers Doelgroepen opbasisvan persoonlijke kenmerken Deaandachtkan primairgerichtzijn opanderen, zichzelf,denatuur ofhetlandschap. (persoonlijke kenmerken) Goossen en deBoer Ͳ Doelgroepenopbasiséén persoonlijkkenmerk: ouderen,allochtonen, mannen,kinderen. Ͳ Doelgroepopbasisvaneen combinatievankenmerken. Doelgroepen opbasisvan motivatieen gewenste beleving Recreantenkunnen naareengebied komenvoor ontspanning, fysiekeuitdaging, inspiratie,sociale contactenetc. Ͳ Cohen Ͳ Elandsen Lengkeek Ͳ Amusement Ͳ Afleiding Ͳ Interesse Ͳ Vervoering Ͳ Toewijding

Tabel 2.1: Doelgroepen en de bijbehorende typen wandelaars

(30)

Als vervolg op de onderzoeken van Gerritsen & Goossen (2004)38 en Elands &

Lengkeek (2000)39 beschreven Goossen en de Boer (2006) vijf redenen voor

na-tuur- en landschapsgerichte recreatie: ‘gezellig samen’, ‘even weg om de batterij weer op te laden’, ‘er tussenuit en ook iets leren’, ‘opgaan in de natuur’ en ‘spor-tieve uitdaging’40. Deze redenen behoren volgens ons toe aan verschillende typen

wandelaars namelijk: de ontspanningszoeker, de natuur- en landschapsgenieter en de sportieve wandelaar. Daarnaast voegen wij nog een vierde type wandelaar toe, de hondenuitlater. De hondenuitlater is toegevoegd omdat deze naar ons idee andere behoeften heeft dan de andere typen wandelaars. De recreant kan tot ver-schillende typen wandelaars behoren.

Elk type wandelaar heeft andere eisen, wensen en motieven voor natuur- en land-schapsgerichte recreatie. Deze eisen, wensen en motieven moeten per type wan-delaar vertaald worden in concrete maatregelen ten aanzien van inrichting en be-heer. Deze maatregelen hebben betrekking op:

Gebruikswaarde: bepalen welke recreatieve voorzieningen noodzakelijk zijn •

(bijvoorbeeld paden, banken, bewegwijzerde routes).

Belevingswaarde: bepalen hoe de omgeving eruit moet zien. Hierbij zijn voor-•

al de afwisseling in het terrein en het kunnen ervaren van rust van belang (bijvoorbeeld door voorzieningen te centraliseren op een bepaald gedeelte van het terrein, zodat andere gedeelten rustiger blijven).

Narratieve waarde: bepalen welke verhalen verteld kunnen worden over de •

omgeving. (bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van informatiepanelen, wandelen met een gids of door toepassing van nieuwe informatietechnolo-gie)41.

In tabel 2.2 is per type wandelaar aangegeven welke voorzieningen zij wensen.

Samenvatting

Het ideaal van de in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw gebouwde ‘bloemkoolwijken’ is dertig jaar later niet goed herkenbaar in de wijk. In plaats van een groene, gezellige omgeving is er sprake van een versleten openbare ruim-te, stenige omgeving en monotone wijken. De leefbaarheid van deze wijken komt hiermee in gevaar, en om leegloop naar nieuwere wijken te voorkomen zijn verbe-teringen van de woonomgeving noodzakelijk.

Het platteland is van productielandschap steeds meer consumptielandschap ge-worden. Recreëren gebeurt niet (alleen) meer in het daarvoor bestemde openbaar groen in de wijk. Stedelingen wandelen graag in het landelijk gebied, met name ook vanuit de directe woonomgeving. De toegankelijkheid vanuit het stedelijk naar het landelijk gebied is echter vaak versperd. Stadsranden zijn veelal geken-merkt door een onduidelijke structuur, veel functieveranderingen en een

(31)

ondui-31

delijke scheiding tussen openbaar en privé. In het landelijk gebied zijn veel paden verdwenen of afgesloten.

Een mogelijke invalshoek om de leefbaarheid van de wijk te verbeteren, is dus het vergroten van de toegankelijkheid naar het landelijk gebied. Hiervoor zijn inter-venties in de stadsrand nodig. Om aan te sluiten op de behoeftes van bewoners, kan aangesloten worden op een typologie van wandelaars; er zijn verscheidene typen wandelaars met elk hun eigen motivatie, gebruikspatronen en behoeften. Voor de bewoners van het landelijk gebied kan het vergroten van de toegankelijk-heid zowel kansen als knelpunten opleveren. Verbredingsactiviteiten geven nieu-we economische impulsen, maar openstelling voor wandelaars kan ook botsen met de agrarische bedrijfsvoering door allerlei vormen van overlast.

Hoofdstuk 2 kopje wandelen in of nabij de directe woonomgeving

Typewandelaar Gewenstevoorzieningen

Gezelligheidswandelaar Paden, onverhard of semiͲverhard, afwisseling in breedteenvormenkeuzemogelijkhedenvooreenroute Gemarkeerderoute

Rustzoeker Paden, onverhard, afwisseling in breedte en vorm en keuzemogelijkhedenvooreenroute

Gemarkeerderoute

Hondenuitlater Paden, onverhard of semiͲverhard, afwisseling in breedteenvormenkeuzemogelijkhedenvooreenroute Hondenuitlaatstrook

Hondenlosloopgebied

LangeͲafstandswandelaar Paden, onverhard, afwisseling in breedte en vorm Gemarkeerderoute

NordicWalker Paden, onverhard of semiͲverhard, breedte paden met keuzemogelijkhedenvooreenroute.

Tabel 2.2: Type wandelaar en de gewenste voorzieningen

(32)
(33)

33

deel II

Onderzoek

(34)
(35)

35

3 | Het onderzoeksgebied

De gehouden case study vond plaats in het dorp Borne. Borne ligt in Overijssel en is een typisch Twents dorp. In het onderzoek wordt gefocust op één van de woonwijken van Borne, Stroom Esch. In het eerste gedeelte van hoofdstuk 3 wordt gekeken naar de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap van Borne-noord, het gedeelte waar Stroom Esch is gelegen. Vervolgens zal ingegaan worden op het ontstaan van het huidige Borne en de wijk Stroom Esch. Er zijn vele ontwikke-lingen gaande in en rond de wijk Stroom Esch. Deze ontwikkeontwikke-lingen zullen kort ter sprake komen in het laatste gedeelte van het hoofdstuk. Dit hoofdstuk is tot stand gekomen door gebruik te maken van topografische kaarten uit verschillende tijdsperioden, door de inzage van beleidsdocumenten en het bestuderen van bro-chures, internetpagina’s en boeken.

De ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap van Borne-noord

Borne ligt in een typisch Twents landschap dat deel uitmaakt van het grotere landschap van de oostelijke zandgronden. Het typische kleinschalige landschap ontstond al in de Middeleeuwen. Borne ligt onderaan de stuwwal Enschede-Ol-denzaal. De afwatering van deze stuwwal bestaat uit een groot aantal beken en beekdalen die oost-west stromen42. Ten oosten van Borne komen een aantal van

deze beken samen in de Bornsche beek. De beken zijn bepalend voor het land-schap, samen met de laaggelegen beekdalen met natte broekgronden. Nadat in de late Middeleeuwen de dichte broekbossen ontgonnen zijn, kwamen deze in gebruik als weiland en, waar onbegaanbaar voor het vee, hooiland. De boerderijen lagen op de grens van het laaggelegen beekdal en de hoger gelegen zandgronden. Op deze zandgronden lagen grote gezamenlijke akkercomplexen of éénmanses-sen (ook wel kampen genoemd). De koeien graasden in het beekdal en op de es vond akkerbouw plaats. Er was dus sprake van een gemengd bedrijf. De essen zijn door eeuwenlange bemesting, van schapenmest en de toevoer van plaggen van de verder gelegen heide, steeds hoger komen te liggen. Ten slotte waren er de relatief jonge ontginningen (na 1900) van heidevelden, de zogenaamde woeste gronden. Deze gronden konden door de invoering van kunstmest ook agrarisch geëxploiteerd worden. Door ruilverkaveling en schaalvergroting van de landbouw zijn de karakteristieke contrasten in openheid tussen essen en bossen verdwenen. Daarnaast is ook het contrast tussen de natte en droge gronden sterk verminderd door kanalisering van beken.

(36)

Het oorspronkelijke bewoningspatroon van het buitengebied van Borne bestaat uit verspreide boerderijen (kampenlandschap) en boerenerven die in een ring om de gezamenlijke escomplexen lagen (krans-esdorp). Deze historische landschap-structuur is in het veld niet altijd meer herkenbaar door de stedelijke uitbreiding van Borne en de doorsnijding van infrastructuur. Ondanks deze ontwikkelingen is er nog steeds sprake van een groen landschap dat gedomineerd wordt door de landbouw. Ook zijn er nog veel monumentale boerenerven. Veel wandelpaden zijn echter verdwenen en erven die vroeger een verbindende functie hadden in het wandelnetwerk zijn ‘geprivatiseerd’. Door functieverandering van een aantal erven (landbouw naar wonen of verbreding) doen zich echter nieuwe kansen voor om verbeteringen in het wandelnetwerk aan te brengen.

Hiernaast is aan de hand van een reeks topografische kaarten de ontwikkeling van het landschap rond Stroom Esch in beeld gebracht.43 Dit geeft een beeld van

hoe de relatie tussen wonen en het landschap door de jaren heen is veranderd. De analyse van het huidige landschap is in beeld gebracht door enerzijds te kijken naar de landschapsstructuur en anderzijds naar enkele karakteristieke plekken in het landschap.

De landschapsstructuur is opgebouwd uit een differentiatie in hoogte. Deze hoog-teverschillen geven aanleiding tot het bestaande occupatiepatroon van bewoning, wegen en verkaveling. Het landgebruik is zowel een gevolg van de hoogteligging van het landschap als van de bodemopbouw. Op basis van de landschapsstructuur zijn in het gebied een aantal typologieën te onderscheiden met elk een karakteris-tiek beeld. Dit laatste is vooral belangrijk wanneer het gaat om de perceptie van het landschap door de wandelaar. Om deze reden is ervoor gekozen de karakteris-tieke landschappen te beschrijven aan de hand van beelden uit het gebied in plaats van gebruik te maken van gedetailleerde themakaarten.

Borne

Borne ligt in Twente tussen de steden Hengelo en Almelo. Naast Borne zelf horen de volgende dorpen tot de gemeente: Zenderen, Bornebroek en Hertme. In 2008 telde de gemeente in totaal 20.772 inwoners. Borne maakt deel uit van de Twentse Stedenband. Deze band is gericht op de verstedelijking van de lijn Wierden, Alme-lo, Borne, Hengelo en Enschede. Borne is verdeeld in een zestal wijken: Stroom Esch, Centrum, Borne West, Borne Oost, Bornse Maten en het buitengebied. De structuur van Borne is wat onduidelijk doordat het dorp niet een echt centrum heeft. De oorspronkelijke kern lag rond de kerk en de Koppelsbrink. Oud Borne is het beschermde dorpsgezicht van Borne. Het stratenpatroon van het oude gedeel-te van het dorp kenmerkt zich door nauwe straatjes en sgedeel-teegjes met vele

(37)

monu-37

1976 (Topografische kaart No 28G Almelo 1976) In de jaren ‘50 is er een nieuwe hoofdweg aange-legd, van Almelo naar Hengelo. Hiervoor is tevens de Bornsche Beek omgelegd en deels rechtgetrok-ken. De bebouwde kom van Borne groeit, waarbij de N743 een scherpe grens vormt tussen het dorp en het landschap. Beken zijn gekanaliseerd, zand-paden worden verhard maar de oude kavelstruc-tuur blijft grotendeels intact.

1918 (Topografische kaart N0 379 Borne 1912) In het begin van de twintigste eeuw is Borne een kleine agrarische gemeente met textielindustrie. Het toenmalige landschap was sterk bepaald door de twee vroeger machtige havezate’s, Grotenhuis en Weleveld. Het landschap is zeer kleinschalig en afwisselend, en een dicht netwerk van zandpaden verbindt boerderijen onderling, terwijl enkele bestraten hoofdwegen Borne met andere dorpen en steden verbindt.

1988 (Topografische kaart No 28G Almelo 1988) Borne steekt de weg over, en het eerste deel van de wijk Stroom Esch wordt ontwikkeld. De Born-sche Beek en oude bomenrijen vormen de grens aan de zuid- en oostkant. De Weerselosestraat, die de hoofdweg naar Weerselo vormde, wordt omgelegd terwijl het oude tracé als fietspad in gebruik blijft.

2005 (Topografische kaart No 28G Almelo 2005) Borne is een grote gemeente geworden. Stroom Esch is uitgegroeid tot een grote wijk. De wijk wordt ten noorden begrensd door het cluster boerderijen, waarvan Stroomboer is verdwenen. Zandpaden die vroeger erven met de Stroom Esch verbonden zijn deels verdwenen of afgesloten.

(38)

De boerderijen liggen vanouds op de grens van laaggelegen beekdal en de hogergelegen zandgrond waar de akker lag. De boerenerven vormen vaak knooppunten in het padennetwerk.

Het dorpje Hertme bestaat uit enkele zeer oude boerderijen, een paar straten en een kerk. Hertme is vooral beroemd vanwege het Openluchttheater naast de kerk. Landschapsstructuurkaart: lichtgroen laaggelegen beekdalen, bruin hogergelegen essen en zandgron-den. 1 6 2 3 4 5 7 1. 2.

(39)

39

Het beekdal van de Bornsche beek ligt laag en is relatief open. Het landgebruik bestaat vooral uit weide-grond. Koeien kunnen vrij van de ene naar de andere weide lopen. In het beekdal staan geen boerderijen.

Het besloten kampenlandschap geeft een zeer gevarieerd beeld. Boerderij, bos, beek en akker liggen vlak bij elkaar.

Het landgoed Weleveld is sterk bepa-lend geweest voor het landschap.Het Huis Weleveld zelf is er niet meer, het Jachthuis nog wel.

Het ontginningslandschap wordt gekenmerkt door de openheid, vlakke ligging en rechte wegenstructuur.

Een es is vaak herkenbaar aan de bolle ligging en openheid. Vaak is de grond in gebruik als akker. Hier de es van Groothuis. In de verte de rand van de wijk Stroom Esch, die vernoemd is naar de grote es waar de wijk op gebouwd is.

3.

4.

6.

5.

(40)

mentale panden. Onder andere het Bussmakershuis, de Meyershof, de synagoge, de Klopjeswoningen en de oude hervormde kerk laten een stukje van de geschie-denis van Borne zien.44 Het is niet helemaal duidelijk hoe oud Borne is. In 1206

dook de naam Borne voor het eerste op in de geschiedenis onder de naam ‘Bur-gunde’. Wel is het duidelijk dat Borne altijd een dorp is geweest, het heeft nooit stadsrechten gehad. Tot ongeveer het einde van de 18e eeuw leefde men in Borne van de akkerbouw en de veeteelt. Borne was tot de 19e eeuw één van de armste

dor-pen van Overijssel. Vanaf toen begon Borne haar overwegend agrarische karaker te verliezen, de industrialisatie zette in. Eén van de grootste bedrijven van Borne was het bedrijf van fabrikeur Spanjaard. Dit bedrijf is in 1828 opgericht. Door de industrialisatie is Borne langzaam maar zeker een rijker dorp geworden. Daar-naast was er ook sprake van een groeiende bevolkingsomvang. Deze groei zorgde ervoor dat Borne vanaf 1850 buiten de oude dorpskern moest gaan bouwen, op het Bornse Veld. Hier verschenen het station, de grote fabriek van Spanjaard, de ‘nieuwe’ Stephanuskerk en ook kwamen hier de textielarbeiders van Spanjaard te wonen in de zogenoemde Spanjaardswijk. Vervolgens breidde Borne vanaf 1950 door een alsmaar groeiende bevolking zich naar alle kanten uit. In 1973 kwam er een einde aan het bedrijf Spanjaard.

Stroom Esch

De wijk Stroom Esch ligt aan de noordkant van Borne. Stroom Esch is gebouwd op het grote essencomplex van Borne-noord. De straatnamen verwijzen nog naar de agrarische geschiedenis: grassen, akkeronkruiden, gewassen en erven. De wijk ligt relatief geïsoleerd ten opzichte van de rest van Borne door de barrièrewerking van de drukke provinciale weg, en de parallel gelegen Bornsche beek. De wijk wordt in het noorden begrensd door het open beekdal- en essenlandschap, aan de oostzijde door een besloten kleinschalig landschap en ten zuidoosten nogmaals het open beekdal. Ten zuiden van de wijk, tussen de beek en de provinciale weg ligt nog een kleine bedrijvenlocatie. Stroom Esch is in vier fasen gebouwd tussen 1984 en 2000 (zie afbeelding). De stedebouwkundige gedachten uit de verschil-lende tijdsperiodes zijn er terug te zien in de verschilverschil-lende buurten van Stroom Esch. In het oudste gedeelte van de wijk, daterend uit de periode 1984-1989, is de kleinschalige buurtgedachte vormgegeven door kleine bouwblokken steeds gedraaid ten opzichte van elkaar te leggen. De hoekverdraaiing in verkaveling zorgt voor zogenaamde ‘overhoeken’, die kleine groenplekken of hofjes vormen tussen de huizen. De voorkanten zijn meestal naar de groene hofjes gericht, de achterkanten naar stenige pleintjes of groene achterpaden. Door de korte stra-ten en de continue draaiing in de verkaveling ontstaat een onduidelijke structuur op wijkniveau. De nieuwere villabuurten, gebouwd tussen 1995 en 2000 hebben een meanderende verkavelingstructuur waar een duidelijk stedebouwkundig plan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Concentration of migrating Lapwings Vanellus vanellus at city boundary Flux de Vanneaux huppés Vanellus vanellus en migration dans la banlieue.. M AURICE S EGERS

Neem een fl ink stuk koperdraad en draai dit ongeveer 100 keer om de spijker.. Laat aan beide uiteinden van het draad een

Dit wordt bevestigd door het Ruimtelijk Structuurplan Voeren (Omgeving, 2008) waarin wordt gesteld dat het Voerense landschap beschermd moet worden ten behoeve van toerisme

How to design institutions that provide good incentives for economic agents has become a central question of economics.. (Laf- font/Martimort

Bij wijzigingen in de tekst moet deze ook worden bijgewerkt in het tekeningenboek en vice

Zowel de combinatie van lichamelijke als psychische gezondheids- problemen als de combinatie van gezondheidsproblemen en moge- lijke andere problemen komen relatief veel voor