• No results found

Lapilli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lapilli"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 26 (2),2005 14

Lapilli

Larsvan den Hoek+Ostende

Cycli

in biodiversiteit?

De uitkomstvan desommen van RohdeenMullerwas

verrassend. Ze vonden hele

duidelijke cycliciteit

van 62

miljoen jaar.

Het leven op aarde kende

zijn

upsendowns.

Die laatste

zijn

uiteraardde

grote

uitstervingsgolven,

zoals die

opde grenstussenPermenTriasen

natuurlijk

de K/T-grens. Het

signaal

was zosterk, dat RohdeenMullerzich

afvToegen

waaromniemandditooit eerderwas

opgevallen.

Nu

zijn cycli

eenbekend

verschijnsel

in de

paleontologie

(denk

maar aan

Milankovitch),

maarwat moetenwemet die

metagolven? Op

de website van Naturalis

grapte ik dat het wel heel

opvallend

is dat de

huidige

biodiversi-teitscrisis net 65

miljoen jaar

na het uitsterven van de

dinosauriërs komt. Maar dat kan

natuurlijk

niet

gezien

worden als een

bevestiging

van de theorie dat het leven

om een of andere redeneen

cycliciteit

in biodiversiteit

heeft. Een oude

meteorietinslag

heeft immersnietste

ma-ken meteen crisis dieontstaatdoor de

explosieve

groei

van een

behoorlijk

destructief

organisme.

Als het

gaatom eenmechanisme achter de

regelmatige

“Schoenmaker,

blijf bij je

leest” is zondermeer het stomste

spreekwoord

dat ik ken. Maar misschien is dat wel omdat ik

wetenschapper

ben. Ik kan me voorstellen dat het in een

bedrijf

wat vervelend wordt als de PR-medewerkereventussendoor

zich metde financiële administratiegaat

bezighouden.

Maar in de

wetenschap

kan eenblik van een leek soms

heel verfrissend werken. Dat wil niet zeggen datze

altijd

de

spijker

opde

kop

slaan

(ik

herinnerme eenastronoom die Nature haaldemet de

mededeling

dat de

oervogel

Archaeopteryx

een

vervalsing was),

maar zezetten

je

in ieder

geval

aanhet denken.

Neemnu

bijvoorbeeld

de

ingezonden

briefvanRohdeen

Mullerin Naturevanmaartdit

jaar (lit. 4).

RohdeenMuller

zijn natuurkundigen,

maarhet artikel in Nature

ging

niet over

supergeleiders,

kernfusie of

deeltjesversnellers.

De

heren vonden het leuk om eens te gaan rekenen aan

biodiversiteit. Dat dedenzedoorte

kijken

naarde

vermaar-de databasevan

Sepkoski,

waarin de ranges van alle

geslachten

vandieren uit dezeesinds het Cambrium

zijn

opgetekend.

Jezoudenken datweinmiddelsal

uitgerekend

zijn

aandiedatabase

(ik besprak

al eerder in

Lapilli

een

studie die op

Sepkoski

gebaseerd was),

maar erwasalle

aanleiding

omnogeens eenkeer

opnieuw

naardegegevens te

kijken. Vorig jaar

is

namelijk

de

geologische tijdschaal

gereviseerd

en

zijn

nieuwe absolute ouderdommen toege-kendaande verschillende

(2)

AFZETTINGEN WTKG 26 (2), 2005 15

pieken

endalen,fantaseren RohdeenMullerer

lustig

op los. Ook hier benuttenzehet voordeel maximaal datze als buitenstaandersnaarde

problematiek

kunnen

kijken.

Maar liefst veertien theorieën passeren derevue, deeen

nog

ongeloofwaardiger

dan de andere. Maar dat doet er

op zich niettoe.In

tegenstelling

toteen

soortgelijk

onder-zoek van

enige jaren geleden,

toen

voorgesteld

werd dat iedere 26

miljoen jaar

een meteorietenstorm de aarde

teisterde,

kiezen de Amerikaanse

wetenschappers

nietvoor eenmodel. Ze doeneen

waarneming,

eenaantal

suggesties,

enstartendaarmee de discussie. En dat is degrotewinst

vandeze

wetenschappelijke bijdrage.

Op

het

Symposium ‘Massaextincties’,

datin

april

plaats-vond inMaastricht, werd door ledenvande

Paleobiolo-gische Kring

ook

nogevenkortoverhet artikel

gediscus-sieerd.

Eerlijk gezegd

werder een

beetje lacherig

over

gedaan.

De eerdere theorieover uitstervens om de 26

miljoen jaar

heeft

uiteindelijk

totniets

geleid,

endat in de

nieuwe theorienu

toevallig

alleen de twee en dezes

worden

omgedraaid,

iseen

beetje ongelukkig.

Je

proeft

in zo'n discussie tocheen

beetje

het

“Schoenmaker, blijf bij

je

leest.”

Tegelijkertijd

is het toch ook een

aardige

uitda-ging

om eenste

kijken

hoe datnuzit. Niet zozeerdater nu een

verklaring gevonden

moet

worden,

want, zoals RohdeenMuller ook al zelfaangeven, niet alleswat sta-tistisch relevant

is,

is ook echtzo.

Een

ingedeukte

schedel

Zo’n tien

jaar geleden

schreef ik voor Inter-mediaireen

stukje ‘Tijd

voor een

ontdekking’.

Dat

ging

overartikelenoverde fossiele mens

die ieder

jaar

weerin de

periode

mei-juni

in Natureen

Science verschenen.

Kennelijk

wasdit de ideale

tijd

om voor de

volgende beursaanvraag

weeriets

geproduceerd

tehebben. Want veel van de artikelen

zijn

wat inhoud betreftflinterdun.

Eigenlijk

is dat verhaal alweervergeten,

maartoenik Natureaanhet doorwerkenwasop zoeknaar

onderwerpen

voor de

Lapilli,

zag ik dat het ook nu weer

raakwas.HetteamvanMichel Brunet leverdeeenverhaal

overmeermateriaalvan

Sahelanthropus

tchadensis,een

hele oude hominideuit

Tsjaad (lit. 2).

Een

dergelijk

artikel vervult

mij

met

jaloezie.

Geen enkel

tijdschrift,

laatstaan

Nature, accepteerteenverhaal waarin

je

meermateriaal van

bijvoorbeeld

een fossiele mol presenteert. Wat dat betreft vond ik dat dus

slappe hap.

Maarvan hetzelfde teamverscheen in dezelfde

aflevering

vanNature nogeen

artikel

(lit. 5).

Weliswaargaatdatstuk zelfs nietovernieuw

materiaal,

want ze geven erin een

beschrijving

van het

holotype,

dat al drie

jaar geleden

werdbeschreven. Het leukeaanhet nieuwe artikel is echter de manier waarop

naarhet materiaal

gekeken

wordt.

Het

holotype

van

Sahelanthropus

tchadensis iseenschedel

die is opgegraven op de

vindplaats

Toros-Menalla 266 en

het

registratienummer

TM 266-01-60-1 meeheeft

gekre-gen.De ouderdom is

bepaald

op zo’n 7

miljoen jaar. Op

zich is het het

type fossielwaarvan

paleoanthropologen

helemaal uit hun dak

gaan. Dat die schedel helemaal is

ingedeukt

envol barstenzit, magin

principe

depretniet drukken:

je

benttrotsals

je

zo’n fossielaande

wetenschap-pelijke

wereld kantonen. Je

vriendjes

roepen dan dat het

een fantastisch fossiel

is,

maar

je wetenschappelijke

op-ponentenzullen al snel vertellen dat

hij ingedeukt

isen

vol barsten zit. Alle

wetenschappelijke

ideeën die

je

op zo’n fossiel baseert,

zijn

op

zijn

zachtst

gezegd

twijfel-achtig.

Ongetwijfeld

heeft Michel Brunet ook tehoren

gekregen

dat TM 266-01 -60-1 wel erg verfrommeldwas.Maar daar

hebbenze in

zijn

team iets op

gevonden:

de schedel is

uitgedeukt.

Niet

echt,

maar virtueel. Eerst werd eenCT scan vanhet fossiel

gemaakt.

Het

computerbeeld

datzo

ontstond, werd

langs

de grootste scheuren uit elkaar

gehaald.

Alle sediment datmee

gescand

was, werd weg-gepoetst,waarna de delenweer in elkaargezet werden. Datmoet

natuurlijk

zo

objectief mogelijk gebeuren.

Daar-omwerd dereconstructie doortweemensen

onafhankelijk

vanelkaar

gedaan,

enook nogeens

volgens

twee

protocol-len. De resultatenvandeze vier reconstructies werden

ver-volgens gemiddeld.

De ‘nieuwe’ schedel

bevestigde

de conclusiesvan eenpaar

jaar geleden, namelijk

dat

Sahelanthropus

al

rechtop liep.

Datwasop zichte

verwachten, evengoed

als dat binnen-kort wel reacties zullen komenvan

wetenschappers

die het daar toch nietmee eens

zijn. Spannender

isechter,of

we nuook andere schedelsgaanuitdeuken.

Eigenlijk

ver-wacht ik dat het Zwitserse laboratorium dat de

analyses

heeft

uitgevoerd,

het de komende

tijd

druk zal

krijgen.

En dan zullenweergenstussen

april

en

juni volgend jaar

wel de resultatentezien

krijgen.

Wie is de mol?

Zoals ik al liet

vallen,

zal

je

meteen fossiele

mol niet snel Nature of Science halen. Maar LuoenWible

publiceerden

in Science wel iets

dat verrassend

molachtig

is

(lit. 3).

Hun reconstructie van

het skelet van

Fruitafossor windscheffeli

laat er geen

twijfel

overbestaan: dit is een

zoogdier

datwas

uitgerust

om tegraven. Dezwaar

gebouwde

humerus

lijkt

op het eerste

gezicht

heel sterk op dat van

sommige

fossiele

mollen. Het verrassendeaande vondst

is,

dat

Fruitafossor

gevonden

is in de Laat Jurassische Morrison Formatie in Colorado. De

gelijkenis

met mollen is dus eenkwestie

vanconvergenteevolutie.

Omdat ik zelfaanmollen

werk,

wasdie

zwaargebouwde

humerus heteerste wat

mij opviel.

In het artikel wordt echtermetgeen woordgereptovermollen. LuoenWible vonden

namelijk

eenveel

opvallender convergentie

in het

gebit

van

Fruitafossor.

De kiezen

zijn

niet bedektmet

gla-zuur,maarbestaan uit

staafjes

tandbeen. Tandbeen is veel zachter dan

glazuur,

eneen

dergelijk gebit slijt

dan ook heel snel. Het voordeelvantandbeen isechter,dat

je

het

(3)

AFZETTINGEN WTKG 26 (2), 2005 16

voortdurend nieuw kan aanmaken. Het

diertje

had dus tandendie het hele leven doorbleven

groeien

omde

slijtage

tegente gaan.Gordeldieren enaardvarkens hebben dat

ooken

waarschijnlijk

voedde

Fruitafossor

zichnetals deze dieren

voornamelijk

met insectenenandere

ongewervel-den.

Het vervelendevanzo’n

tandbeengebit

is datweals

pale-ontologen juist zoogdieren

vaak classificeren op de basis

vandevormvande kiezen. En dat is

bij Fmitafossor

dus

nietmeer

mogelijk. Gelukkig zijn

ergrotedelenvanhet

skelet bewaard

gebleven,

zodateenhelereeksaan

kenmer-ken

gescoord

kan worden. Door diete

vergelijken

metde gegevensvanandere fossieleenrecente

zoogdieren, blijkt

Fmitafossor

ondanks al

zijn aanpassingen

toch eenheel

primitief zoogdier

te

zijn.

Mesozoïsche

zoogdieren

worden vaak

gezien

als degrote loosers ineenwereld die

gedomineerd

wordt door dino-sauriërs. Iets anders dan alseensoort

ratje

verstoppenin het

struikgewas

totdat de dino’s uitstiervenzater voordie

arme

zoogdieren

niet in. Maarnaarmatewe meervinden

wordt toch

duidelijk

dat het toch eenhele diverse groep

was, metvaak verrassende

aanpassing.

Waar LuoenWible zich vooral op het

gebit

concentreer-den,bleven diepoten

mij

als mollenman toch kriebelen. Als het

gebit

zoleek op eenaardvarken,dan kwamen die sterke

poten misschien wel

goed

van pas

bij

het open-scheurenvantermietenheuvels.Maar ik had dus geen idee

of termieten in het Jura al net zulkegrotebouwmeesters

warenals

vandaag

de

dag.

Het antwoord

daarop

vond ik in Palaios.

Vorig jaar

is daarineenartikel

gepubliceerd

over

merkwaardige zandsteenpilaren

in het Onder Juravan

de Clarens Formatie in Zuid Afrika

(lit. 1).

Deze

pilaren

bevatten allerlei holtenen

volgens

deze auteurs

lijdt

het

geen

twijfel

dat dit fossiele termietennesten

zijn.

Hetzou

duszomaarkunnen dat diepotenvan

Fmitafossor

inder-daad

gebruikt

werdenomnesten te

slopen.

Dat verklaart in ieder

geval

de combinatievan detwee

opvallende

convergenties

vandit

merkwaardige diertje.

Literatuur

1

Bordy,

E.M.,

Bumby,

A.J., Catuneanu, O, Eriksson, P.G.,2004. Advanced

Early

Jurassic Termite

(Insecta;

Isoptera)

Nests; Evidence From the Clarens Formation in the TuliBasin, Southern Africa. Palaios 19

(1).

pp. 68-78.

2

Brunet, M.,

F.

Guy,

D.

Pilbeam,

D.E.Lieberman.A. Likius, H.T.

Mackaye,

M.S. Ponce de León, C.P.E. Zollikofer & P.

Vignaud,

2005. New material of the earliest hominid fromthe

Upper

Miocene of Chad. Nature434,pp.752-755.

3 Luo,Z.-X. & J.R.

Wible,

2005. A Late Jurassic

digging

mammal and

early

mammaliandiversification. Science, 308,pp. 103-107.

4

Rohde,

R.A. &

Muller,

R.A. 2005.

Cycles

in fossil

diversity.

Nature434,pp. 208 -210.

5

Zollikofer,

C.P.E., M.S. Ponce deLeón,D.E.

Lieber-man,F.

Guy,

D.

Pilbeam,

A.

Likius,

H.T.

Mackaye,

P.

Vignaud

& M.Brunet,2005. Virtual cranial reconstruc-tion of

Sahelanthropus

tchadensis. Nature434, pp. 755-759.

*Lars W. vanden HoekOstende, NationaalNatuurhis-torisch MuseumNaturalis,Postbus 9517, 2300 RA Lei-den.email:

Hoek@naturalis.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 USB needs to actively try to keep experienced mentors for continuity & learning of new mentors – e.g. experienced mentors can choose who they want to mentor

For the focus of this study in the induction of newly- appointed principals, it was essential to see how other related programmes of professional development of

A broad search was conducted in order to obtain all available studies that were pertaining to the research question. Thereafter, filtering was done in order to ensure that all

[r]

This is significant in that, after a traumatic birth experience, emotional disturbance and post-traumatic stress responses could influence growth and transformation in the

The anthropometric results showed that early developers on average displayed the smallest stature, highest average body and muscle mass as well as fat percentage values with

SOUTH AFRICA. Report of the Commission of Inquiry into certain matters relating to the University of the North.. DET Information Bulletin. Education Ordinance, No. Pretoria:

McNeeley and Lazrus (2014:506) state that “the way in which people perceive climate change risk is informed by their social interactions and cultural worldviews