• No results found

Beheersen van appelbladgalmuggen is maatwerk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beheersen van appelbladgalmuggen is maatwerk"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beheersen van appelbladgalmuggen

is maatwerk

Foto’ s: PPO Bomen De Boomkw ek er ij 2 (1 1 januar i 2008)

19

Vruchtbomen

Na enkele jaren van betrekkelijke

rust is er dit jaar weer sprake van

een forse aantasting door

appel-bladgalmuggen. Vooral in de teelt

van de onderstammen op

moer-bedden is de schade groot. PPO

deed de afgelopen jaren onderzoek

naar dit insect.

In de opkweek van appelbomen en -on-derstammen kunnen appelbladgalmuggen grote schade veroorzaken. De larven zorgen ervoor dat de scheuten niet goed uitgroeien en dat de bladeren naar binnen krullen. Bij een ernstige aantasting neemt de groei sterk af en vormt de boom te veel scheuten of raken onderstammen misvormd.

De plaag moet worden bestreden voordat de bladeren omkrullen. De larven leven namelijk in die omgekrulde bladranden en zijn daar moeilijk te bestrijden. Bovendien is de schade op dat moment al veroorzaakt. Het beste bestrijdingsmoment is dus tijdens de vlucht van de volwassen muggen.

Sinds 2003 verricht PPO onderzoek naar de appelbladgalmug. Naast het bepalen van het juiste bestrijdingsmoment, is ook gekeken naar de effectiviteit van minder-breedwerkende middelen.

Uit het werk tot en met 2005 bleek dat een feromoonval een goed hulpmiddel is om zicht te krijgen op de galmugvluchten. Het feromoon, ontdekt door Britse onderzoe-kers, is een geurstof waarmee de vrouwtjes de mannetjes lokken om te paren.

In 2006 zijn twee typen feromoonvallen getest in een appelboomgaard: een deltaval en een fruitfly-trap. De deltaval bleek de beste val om appelbladgalmuggen te van-gen, hoewel er naast appelbladgalmuggen ook allerlei andere insecten in terechtko-men. In de fruitfly-trap werden nauwelijks appelbladgalmuggen gevangen. Bovendien werd het begin van de vluchten niet waar-genomen met de fruitfly-trap.

Uit Brits onderzoek is gebleken dat de val laag moet worden opgehangen. In het PPO-onderzoek werd op 0,25 en 0,5 m hoogte getest en dat maakte geen verschil.

Vluchten in kaart brengen

In 2007 zijn feromoonvallen opgehangen in de teelt van tweejarige appelbomen, in moer-bedden (onderstammen) en in een appel-boomgaard, om de verschillende vluchten goed in kaart te brengen. Dit met als doel het juiste bestrijdingsmoment te bepalen.

De meeste appelbladgalmuggen kwamen voor in de boomgaard. Ook in de onder-stammenteelt werden echter forse aantal-len aangetroffen. In de teelt van tweejarige appelbomen is geen aantasting van beteke-nis aangetroffen.

De vluchten zijn enkele maanden gevolgd. Tussendoor is het volgen van de vluchten één keer tijdelijk stopgezet.

De eerste vlucht bleef zeer beperkt, waar-schijnlijk vanwege het droge weer in april. In andere jaren is de eerste vlucht juist het grootst. Tijdens de tweede vlucht, in de eer-ste helft van juni, werden grote aantallen appelbladgalmuggen gevangen in de moer-bedden en in de boomgaard. Ongeveer een op de tien onderstammen was aangetast.

Opmerkelijk is dat in de moerbedden pas een week later muggen gevangen werden dan in de appelboomgaard, terwijl beide percelen tegen elkaar aan liggen. Mogelijk komt dat doordat de omstandigheden in de boomgaard gunstiger zijn.

In de periode dat geen tellingen zijn

uitge-voerd, van begin juli tot half augustus, trad een vrij zware aantasting op, vooral in de teelt van de onderstammen. Half septem-ber bleek een op de vier scheuten aangetast. Daaruit blijkt dat in augustus de derde vlucht fors tot ontwikkeling was gekomen. Met de feromoonvallen werd in de eerste helft van september waarschijnlijk het begin van de vierde vlucht vastgesteld.

Middelenproeven

Gedurende enkele jaren zijn op een aantal bedrijven middelenproeven uitgevoerd. In 2004 en 2006 was er in het voorjaar sprake van een kleine aantasting door appelblad-galmuggen op de kwekerijen. Deze waren echter te klein om verschillen in middelen-werking aan te kunnen tonen.

In 2007 werd de werking van het breed-werkende standaardmiddel Decis vergele-ken met de nieuwere middelen NeemAzal, Gazelle en Calypso. Bovendien werden ze vergeleken met Admire, als stan- ▲

(2)

Hedera helix Arborescent Groep - Rhododendron Bo-peep Groep - Acer palmatum subsp. forrestii - Hydrangea paniculata ’Barbara’ The Swan - Senna

x floribunda - Chamaecyparis pisifera ’Bowland’ - Aquilegia flabellata Fame series - Hosta sieboldii - Saxifraga x kayei - Euonymus - japonicus

’Bravo’ - Taxus x media ’Kelseyi’ - Pyrus communis Diels Butterbirne - Robinia x ambigua ’Bellarosea’ - Krascheninnikovia lanata - Hedera helix

Arborescent Groep - Rhododendron Bo-peep Groep - Acer palmatum subsp. forrestii - Hydrangea paniculata ’Barbara’ The Swan - Senna x floribunda -

Chamaecyparis pisifera ’Bowland’ - Aquilegia flabellata Fame series - Hosta sieboldii - Saxifraga x kayei - Euonymus - japonicus ’Bravo’ - Taxus

x media ’Kelseyi’ - Pyrus communis Diels Butterbirne - Robinia x ambigua ’Bellarosea’ - Krascheninnikovia lanata - Hedera helix Arborescent Groep

- Rhododendron Bo-peep Groep - Acer palmatum subsp. forrestii - Hydrangea paniculata ’Barbara’ The Swan - Senna x floribunda - Chamaecyparis

pisi-fera ’Bowland’ - Aquilegia flabellata Fame series - Hosta sieboldii - Saxifraga x kayei - Euonymus - japonicus ’Bravo’ - Taxus x media ’Kelseyi’

- Pyrus communis Diels Butterbirne - Robinia x ambigua ’Bellarosea’ - Krascheninnikovia lanata - Hedera helix Arborescent Groep - Rhododendron

Bo-peep Groep - Acer palmatum subsp. forrestii - Hydrangea paniculata ’Barbara’ The Swan - Senna x floribunda - Chamaecyparis pisifera ’Bowland’

- Aquilegia flabellata Fame series - Hosta sieboldii - Saxifraga x kayei - Euonymus - japonicus ’Bravo’

’Kelseyi’ - Pyrus communis Diels Butterbirne - Robinia x ambigua ’Bellarosea’ - Krascheninnikovia lanata

Van der Sluis (0252) 46 21 08/bart.vandersluis@wur.nl en Elberse (0252) 46 21 44/ivonne.elberse@wur.nl zijn onderzoeker bij PPO Bomen in Lisse.

Bart van der Sluis en Ivonne Elberse

daardmiddel tegen bladluizen met een nevenwerking tegen appelbladgalmug.

De middelenproeven zijn in de teelt van onderstammen op moerbedden uitgevoerd tijdens de tweede vlucht in juni en half augustus. Op het moment van bespuiten in juni was het aantal muggen relatief groot. Gemiddeld was 10% van de onderstammen aangetast. Er werd geen duidelijke werking van de middelen aangetoond. Dat gold zowel voor NeemAzal, Gazelle en Calypso, als het standaardmiddel Decis.

Ook is in 2007 een proef uitgevoerd met afwerende geurstoffen. Hiervoor is dezelfde geurstof gebruikt die ver-werkt kan worden in entelastieken om oculatiegalmuggen af te weren. In deze proef werden nauwelijks aantastingen gevonden, dus kan er geen conclusie ge-trokken worden.

Perspectieven

Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat het monitoren van appelbladgal-muggen met behulp van feromoonval-len perspectieven biedt. Dit kan het best gebeuren met de deltaval op 0,25 tot 0,5 m hoogte boven de grond. De geurstof is op dit moment nog niet com-mercieel verkrijgbaar. PPO zoekt naar mogelijkheden.

Op basis van de proeven kunnen geen conclusies getrokken worden over de werking van NeemAzal, Gazelle en Ca-lypso. In de proeven zijn de middelen eenmalig toegepast als uit de feromoon-valtelling bleek dat de populatie appel-bladgalmuggen op het perceel goed op gang begon te komen. Eén keer spuiten in het midden van de vlucht is kennelijk niet voldoende.

Waarschijnlijk zullen gedurende de hele vlucht enkele bestrijdingen moeten worden uitgevoerd. Om te weten hoe vaak gespoten moet worden, is meer

onderzoek nodig. ■

De deltaval lokt de meeste appelblad-galmuggen, maar heeft als nadeel dat er ook allerlei andere insecten in de val terechtkomen.

Nieuws van het naamgevingsfront

Wetenschappers en beleidsmakers uit de hele wereld kwamen

onlangs in Wageningen bijeen om te spreken over naamgeving

van cultuurgewassen. Marco Hoffman van PPO Bomen was

namens de Nederlandse boomkwekerijsector van de partij. Hij

selecteerde de belangrijkste onderwerpen.

Gebruik van cultivargroepen

Cultivargroepen worden steeds meer ge-bruikt bij de classificatie van cultivars, ook in de boomkwekerijsector. Vooral bij ver gecultiveerde gewassen, zoals Rosa en Rhododendron, werken de traditionele indelingen in soorten en/of soorthybriden niet meer. De definitie van cultivargroepen is daarom opgerekt, waardoor ze behalve voor het indelen van cultivars, bijvoorbeeld de Viticella Groep bij Clematis en Villosae Groep bij Syringa, ook gebruikt kunnen worden om individuele planten aan te dui-den, zoals Hedera helix Arborescent Groep en Rhododendron Bo-peep Groep. Voor de praktijk houdt dit in dat alle individuele planten die vallen onder de definitie van de groep, onder de groepsnaam kunnen wor-den verhandeld.

Richtlijnen voor gebruik van

handelsnamen

Handelsnamen (inclusief beschermde merknamen) worden in toenemende mate gebruikt in de praktijk. Omdat ze weten-schappelijk gezien geen enkele status heb-ben, worden ze in de cultuurplantencode (richtlijnen voor naamgeving van cultuur-planten) vrijwel genegeerd. Dit maakt dat gebruik ervan willekeurig is en dat elke registratieautoriteit er op zijn eigen manier mee omgaat. Dit is slecht voor eenheid in naamgeving en zorgt in de praktijk voor veel verwarring. Daarom is er voor gepleit om internationale richtlijnen te geven voor het gebruik van handelsnamen.

DNA-technieken voor

identifica-tie van cultivars

DNA-technieken krijgen een steeds grotere betekenis. Toch blijft het maken van on-derscheid vooral bij cultivars die genetisch weinig van elkaar verschillen, lastig en in sommige gevallen onmogelijk. Ook voor het bepalen van verwantschappen tussen

cultivars (en soorten) worden DNA-tech-nieken veel toegepast. Als dit laatste leidt tot andere inzichten, kan dat gevolgen heb-ben voor de naamgeving. Er zijn verschil-lende technieken in omloop met allemaal hun voor- en nadelen. Voor het vastleggen en onderscheiden van cultivars van boom-kwekerijgewassen is de AFLP-techniek zeer geschikt, maar relatief kostbaar.

Naamgevingsregels van UPOV

versus de cultuurplantencode

De afgelopen periode is al veel gedaan om de naamgevingsregels van het UPOV, die ook worden gevolgd door het Europees kwekersrechtbureau, en de cultuurplan-tencode (ICNCP) op één lijn te krijgen. Toch verschillen ze nog steeds op enkele punten. Zo heeft bijvoorbeeld het Europe-se kwekersrechtbureau de naam Clematis ’Pretty in Blue’ niet geaccepteerd, omdat de bloemkleur meer paars dan blauw is. Voor de praktijk is het erg vervelend en verwar-rend als cultivarnamen door het Europese

Bedrijf

Naamgeving

Vruchtbomen

De Boomkw ek er ij 2 (1 1 januar i 2008)

20

Foto: PPO Bomen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

D Het op maat gesneden idealisme van de huidige twintigers is anders, maar doet niet per se onder voor het groepsgebonden idealisme van vorige generaties. 1p 18 Wat is, gelet

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

 Geef een voorbeeld van een genoemd symptoom waarbij een zenuw te weinig neurotransmitter afgeeft. Om hondsdolheid onder vossen te bestrijden werd in België in 1986 in de

Tussen juni 1940 en begin september 1944 werden door Londen 278 agenten naar... Van de 278 agenten werden er 270 geparachuteerd of via een luchtoperatie aan land gezet, 8 werden

Aant., pag.. de bescheiden weg-bereider. Hij heeft 't scherpst van al zijn tijdgenooten ingezien, dat de wetenschap der economie de dienares der plutocratie was geworden. Hij

Het huwelijk wordt onder hen gedoogd, maar de ongehuwde staat wordt toch hooger geschat. Aan tafel en aan den arbeid zijn de seksen gescheiden. Zij zijn bij uitstek godsdienstig

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor