• No results found

Empathie en delinquentie bij jongens en meisjes in de adolescentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Empathie en delinquentie bij jongens en meisjes in de adolescentie"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Running head: EMPATHIE EN DELINQUENTIE

Empathie en Delinquentie bij Jongens en Meisjes in de Adolescentie Universiteit van Amsterdam

Naam: Luka Scheunhage Studentnummer: 10349944

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Studiegidsnummer: 70130350AY

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Cursusjaar: 2018-2019

Begeleider: Mandy Meeuwsen Datum: 11 februari 2019 Aantal woorden: 5184

(2)

2 EMPATHIE EN DELINQUENTIE EMPATHIE EN DELINQUENTIE Inhoudsopgave Abstract 3 De empathische delinquent 4

Het verband tussen empathie en delinquentie bij jongens in de adolescentie 6 Het verband tussen empathie en delinquentie bij meisjes in de adolescentie 12

Conclusie en Discussie 16

(3)

3 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

Abstract

In dit literatuuronderzoek stond het verband tussen empathie en delinquentie in de adolescentie centraal. Er werd een tweedeling gemaakt tussen adolescente jongens en adolescente meisjes, omdat het verband in deze twee groepen ogenschijnlijk verschilt. Aan de hand van verscheidene artikelen werd dit verband onderzocht. In beide groepen bleek er sprake te zijn van een verband tussen empathie en delinquentie. De resultaten voor de jongens waren consistent sterker dan voor de meisjes. Voor de adolescente jongens bleek affectieve empathie een belangrijke rol binnen het verband. Voor de adolescente meisjes was een vergelijkbare conclusie niet te trekken.

(4)

4 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

De empathische delinquent

Een toename van delinquentie onder middelbare scholieren heeft onder docenten gezorgd voor een afname in het gevoel van veiligheid (AD, 2018). In het onderzoek door het Algemeen Dagblad en DUO Onderwijsonderzoek & Advies werd gekeken naar de perceptie van veiligheid van docenten op middelbare scholen in Nederland. Uit dit onderzoek bleek dat docenten de afgelopen jaren vaker te maken hebben gehad met delinquentie, agressiviteit en drugsgebruik van leerlingen. Voor delinquentie worden adolescenten in Nederland en andere Westerse maatschappijen niet alleen gestraft, maar ook gerehabiliteerd (Liebling & Maruna, 2013). Een onderdeel van de rehabilitatie is het vergroten van het empathisch vermogen van de adolescenten om delinquentie tegen te gaan (Van Vugt et al., 2011). Dit suggereert een verband tussen

empathie en delinquentie.

In het dagelijks leven bestaat een duidelijke consensus over wat empathie is, namelijk inlevingsvermogen, terwijl er in onderzoek veelal een algemene overeenstemming over een adequate en wetenschappelijke definitie ontbreekt (Robieux, Karsenti, Pocard, & Flahault, 2018). Cohen en Strayer (1996) definieerden empathie als de vaardigheid om de emotionele staat van een ander te begrijpen en te delen. Een uitbreiding van deze definitie komt van

Garaigordobil (2009), waarbij empathie inhoudt dat een persoon in staat is te reageren op

anderen met aandacht voor cognitieve en emotionele aspecten van iemands gevoelens. Hierbij is het belangrijk dat een persoon onderscheid kan maken tussen zijn of haar eigen gevoelens en de gevoelens van de ander. In de literatuur wordt empathie veelal opgesplitst in twee componenten: cognitieve empathie en affectieve empathie (Reniers, Corcoran, Drake, Shryane, & Völlm, 2011). Cognitieve empathie houdt in dat iemand kennis heeft van de ervaringen van anderen. Visuele, auditieve of situationele signalen worden gebruikt om de cognitieve en emotionele staat

(5)

5 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

van een ander te interpreteren door ideeën over hun gedrag te vergelijken met de eigen

cognitieve en emotionele staat. Affectieve empathie is het vermogen om emotionele ervaringen van anderen te ervaren. Een emotionele respons wordt opgewekt door het herkennen van andermans emotie op basis van hun gedrag. Deze emotionele respons uit zich in de vorm van troosten of het tonen van sympathie. In een onderzoek naar neurologische ontwikkelingen tijdens de adolescentie werd gesuggereerd dat er sprake is van stagnatie in de empathie-ontwikkeling tijdens de midadolescentie, van 13-18 jaar. Dit is een gevolg van neurologische ontwikkelingen in de affectieve verwerking die in deze periode plaatsvinden en zorgen voor een toename in emotionaliteit (Crone & Dahl, 2012). Dit kan, in reactie op verdriet van een ander, leiden tot een zelf-georiënteerde reactie (waarbij slechts aandacht is voor eigen gevoelens) waardoor het empathisch vermogen stagneert (Eisenberg et al., 1998). De mate van empathie lijkt echter niet alleen af te hangen van de leeftijd, maar ook van het geslacht (Michalska, Kinzler, & Decety, 2013). Over het algemeen lijken meisjes empathischer dan jongens (Broidy, Cauffman, Espelage, Mazerolle, & Piquero, 2003).

Terwijl empathie lijkt te stagneren in de adolescentie, is een tegenovergestelde

ontwikkeling te zien in de delinquentie. Deze is het hoogst in de adolescentie, met de sterkste toename rond 17 jaar, waarna het weer langzaam daalt (Moffitt, 2017). Delinquentie is een verzamelnaam voor alle vormen van wetsovertredende gedragingen (Thornberry, 2017).

Jeugddelinquentie is een verzamelnaam voor acties die in overtreding zijn met de wet, gepleegd door een minderjarig persoon (Burfeind & Bartusch, 2015). Voor adolescenten, met betrekking tot delinquentie, wordt in het huidige literatuuroverzicht de leeftijdsgrens van 12-24 jaar aangehouden zoals ook gehanteerd door Van der Laan en Blom (2011). Omdat slechts een deel van de adolescentie onder minderjarigheid valt wordt in dit literatuuroverzicht gesproken van

(6)

6 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

delinquentie, in plaats van jeugddelinquentie. Bij delinquentie is eveneens een verschil te zien tussen jongens en meisjes. Hoewel er een onmiskenbare stijging van delinquente meisjes te zien is sinds de jaren 70, plegen meisjes nog steeds minder delicten dan jongens (Junger-Tas,

Marshall, & Ribeaud, 2003). Bovendien plegen jongens en meisjes over het algemeen verschillende delicten (Broidy, Cauffman, Espelage, Mazerolle, & Piquero, 2003). Deze verschillen worden later in dit onderzoek uitgebreider besproken.

Eerder werd al een verband tussen empathie en delinquentie benoemd. Mogelijk heeft sekse niet alleen invloed op empathie en delinquentie afzonderlijk, maar ook op het verband tussen de twee constructen. In onderzoek is nog weinig aandacht besteed aan de invloed van geslacht op dit verband (Broidy et al., 2003). Dit is echter noodzakelijk voor het ontwikkelen van adequate interventies voor zowel jongens als meisjes, omdat de empathie-trainingen voor

rehabilitatie voornamelijk georiënteerd zijn op mannelijke delinquenten en tekortschieten in de ondersteuning van meisjes (Broidy et al., 2003; NJI, 2015).

De onderzoeksvraag die in dit literatuuronderzoek wordt gesteld is: “Wat is het verband tussen empathie en delinquentie in de adolescentie?”. Omdat jongens en meisjes verschillen in empathie-ontwikkeling en delinquentie wordt het verband bij jongens en meisjes, in

verschillende deelvragen, apart bekeken. In dit literatuuroverzicht wordt voor de adolescentie een leeftijdsgrens van 12-24 jaar aangehouden, omdat binnen deze periode over het algemeen een afname in empathie en een toename in delinquentie te zien is (Crone, & Dahl, 2012; Moffitt, 2017).

Het verband tussen empathie en delinquentie bij jongens in de adolescentie Allereerst wordt het verband tussen empathie en delinquentie bij adolescente jongens bekeken. Dit verband wordt onderzocht aan de hand van vijf verschillende onderzoeken. De

(7)

7 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

onderzoeken hebben het verband op verschillende manieren benaderd. In de eerste twee onderzoeken bestaan de onderzoeksgroepen uit gedetineerde jongens in een justitiële

jeugdinrichting. Het derde onderzoek is een meta-analyse, waarbij de onderzoeksgroepen bestaan uit gedetineerde en niet gedetineerde jongens. De resterende twee onderzoeken bekijken het verband met onderzoeksgroepen bestaande uit niet gedetineerde jongens.

In een Amerikaanse studie uit 2007 werden 60 delinquente en 64 niet-delinquente jongens met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar met elkaar vergeleken (Robinson, Roberts, Strayer, & Koopman., 2007). De delinquente jongens zaten ten tijde van het onderzoek een straf uit in een justitiële jeugdinrichting. Alle jongens konden zich vrijwillig opgeven voor het

onderzoek. Empathie werd niet onderverdeeld in cognitieve en affectieve empathie en werd onderzocht met twee methodes: een zelfrapportage vragenlijst en een semi-gestructureerd interview in laboratorium setting. In het interview werd gebruikgemaakt van vignetten, waarbij de jongeren de emotie en intensiteit van de emotie bij een persoon moesten identificeren, de emotie en intensiteit van de emotie van zichzelf moeten rapporteren en de reden van deze emotie moeten uitleggen. Niet alleen bleken de delinquente jongens gemiddeld minder empathisch dan de niet-delinquente jongens. Binnen de delinquente groep was bovendien verder onderscheid te maken tussen een geweldadige en een niet geweldadige groep. De gewelddadige groep scoorde lager op empathie dan de niet gewelddadige groep. Bij de vignetten scoorden van de niet gewelddadige delinquenten slechts 5% zeer laag op empathie, terwijl van de gewelddadige delinquenten 27% hier zeer laag scoorden. In het onderzoek werd gesuggereerd dat

gewelddadige delinquente jongens reageren vanuit hun eigen interne staat, terwijl niet

gewelddadige jongens reageren vanuit de interne staat van de persoon in de vignetten. Dit is in overeenstemming met de eerdergenoemde theorie waaruit bleek dat reageren uit eigen

(8)

8 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

emotionele staat leidt tot een zelf-georiënteerde reactie en zo een empathische reactie beperkt (Eisenberg et al., 1998). Uit het onderzoek bleek dus niet alleen dat delinquente jongens

inderdaad lager scoorden op empathie dan niet-delinquente jongens, maar werd ook een verschil gevonden in empathie tussen geweldadige en niet geweldadige delinquenten.

Overeenkomstig het voorgaande onderzoek werd in dit Nederlandse onderzoek gekeken naar jongens in detentie (Van der Helm, Stams, Van der Stel, Van Langen & Van der Laan, 2012). In totaal deden 59 gedetineerde jongens met een gemiddelde leeftijd van 17.4 jaar mee. Empathie werd gemeten met de Basic Empathy Scale van Jolliffe en Farrington (2006). Deze schaal bestaat uit twintig zelfrapportage vragen die cognitieve en affectieve empathie meten. Een voorbeeld van een item dat cognitieve empathie meet is “I can see when my friends are afraid”. De scores werden vergeleken met de scores van niet-delinquente adolescenten uit Nederland binnen dezelfde leeftijdsgroep. Hieruit bleek dat de delinquente jongeren significant lager scoorden op beide vormen van empathie dan hun niet-delinquente leeftijdsgenoten. Zowel de delinquente, als de niet-delinquente jongens rapporteerden lagere affectieve empathie dan cognitieve empathie. De onderzoekers suggereerden dat lage affectieve empathie negatief geassocieerd is met depressiviteit en angstklachten bij de groep delinquente jongens. Deze suggestie was gebaseerd op een onderzoek van White, Shi, Hirschfield, Mun en Loeber (2009) waarin deze klachten werden onderzocht met behulp van de Big Five personality questionnaire. Hieruit bleek dat depressieve klachten en angstklachten kunnen ontstaan door piekeren,

verveling, gevoelens van hopeloosheid en gebrek aan contact met de buitenwereld. Dit zou negatief geassocieerd zijn met affectieve empathie, omdat het een verdovend effect op emoties kan hebben. Kortom, in plaats van delinquentie als gevolg van lage empathie, verloopt het verband tussen delinquentie en empathie in deze theorie andersom. Delinquent gedrag leidt tot

(9)

9 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

EMPATHIE EN DELINQUENTIE

detentie. Detentie leidt tot depressieve- en angstklachten en vermindert de affectieve empathie. De depressieve- en angstklachten zijn in het verband een mediator tussen delinquentie en affectieve empathie.

Het volgende onderzoek slaat een brug tussen de voorgaande en volgende onderzoeken, aangezien de onderzoeksgroepen bestaan uit zowel gedetineerde jongens, als niet gedetineerde jongens. De meta-analyse omvatte 38 studies waar in totaal 3098 delinquenten en 3533 niet-delinquenten werden onderzocht (Van Langen, Wissink, Van Vugt, Van der Stouwe, & Stams, 2014). Ongeveer 3900 hiervan waren mannelijke deelnemers. Er werd niet alleen gekeken of er verschillen waren in het empathisch vermogen van delinquenten en niet-delinquenten, maar ook welke karakteristieken het verband tussen empathie en delinquentie mogelijk beïnvloeden. Daarnaast werd er onderscheid gemaakt tussen cognitieve en affectieve empathie. Van deze studies deden 18 onderzoek naar adolescenten tot en met 18 jaar. In alle 38 studies werd dit onderscheid in empathie onderzocht met behulp van vragenlijsten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat cognitieve empathie sterker gerelateerd is aan delinquentie dan affectieve empathie en dat er sprake is van verschillende moderatoren die invloed hebben op het verband tussen

empathie en delinquentie. Een van die moderatoren was geslacht. Mannen met een lager affectief empathisch vermogen scoorden hoger op delinquentie dan vrouwen met een lager affectief empathisch vermogen. Een verklaring voor de negatieve relatie tussen empathie en delinquentie is dat een laag empathisch vermogen ervoor zorgt dat een persoon moeilijker in staat is

schadelijk gedrag te inhiberen, wat resulteert in een hogere mate van delinquent, agressief, externaliserend en antisociaal gedrag. Deze meta-analyse was het enige artikel dat concludeerde dat cognitieve empathie sterker gerelateerd is aan delinquentie dan affectieve delinquentie.

(10)

10 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

In de studie van Carrasco, Barker, Tremblay en Vitaro (2006) bestond de

onderzoeksgroep niet uit gedetineerde delinquenten. In de studie, waarbij 868 adolescente jongens zijn onderzocht, werd bij de jongens vanaf hun 13e tot hun 17e elk jaar een aantal zelfrapportage vragenlijsten afgenomen.Verder was delinquentie, in tegenstelling tot de voorgaande onderzoeken, niet onderzocht als geheel. De term delinquentie wordt hier

gehanteerd als overkoepelende term voor fysieke agressie, diefstal en vandalisme. Er werd in de studie gekeken naar de persoonlijkheidsdimensies van Eysenck en hoe die bepaalde patronen van delinquentie kunnen voorspellen bij mannelijke adolescenten. Omdat empathie hier een

onderdeel was van een persoonlijkheidsdimensie, werd er geen onderscheid gemaakt tussen cognitieve of affectieve empathie. De zes patronen van delinquentie liepen van “low 1” (jongens die zelden delinquent gedrag vertonen), tot en met “high rising” (jongens met een hoog niveau van delinquent gedrag van de leeftijd 11 tot en met 17 jaar). Er werd tussen empathie en diefstal geen samenhang gevonden. Daarentegen bleek empathie negatief samen te hangen met fysieke agressie en vandalisme. Hoe hoger het empathisch vermogen van deze jongens was, hoe minder fysieke agressie en vandalisme zij vertoonden. Hoewel er geen onderscheid werd gemaakt tussen de verschillende vormen van empathie bleek vooral affectieve empathie, conform het onderzoek, in verband te staan met fysieke agressie en vandalisme.

In tegenstelling tot het voorgaande onderzoek, maakten Jolliffe en Farrington wel

onderscheid tussen cognitieve en affectieve empathie. In 2007 onderzochten zij de relatie tussen empathie en zelf-gerapporteerde delinquentie. In totaal hebben 720 adolescenten uit het Verenigd Koninkrijk, waarvan 376 jongens, met een gemiddelde leeftijd van 14.8 jaar meegedaan aan het onderzoek. De groep bestond uit scholieren die op school anonieme zelfrapportage vragenlijsten hebben ingevuld. Deze vragenlijsten gingen over empathie en delinquentie. In het onderzoek

(11)

11 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

werd empathie onderverdeeld in cognitieve empathie, affectieve empathie en totale empathie (cognitieve en affectieve empathie samengenomen). Bij de onderzoekers was voorafgaand aan het onderzoek niet bekend of de adolescenten delicten hadden gepleegd. In het onderzoek werden de zelfgerapporteerde delicten opgedeeld in negen groepen: “any offence”, “violence”, “fighting”, “theft from person”, “serious theft”, “shoplifting”, “other theft”, “vandalism” en “marijuana use”. Tevens werd gekeken naar de ernst van de delicten en de frequentie waarin de delicten werden gepleegd. De jongens die aangaven ooit een delict te hebben gepleegd, scoorden significant lager op affectieve en totale empathie dan de jongens die nooit een delict hadden gepleegd. Er was geen significant verschil tussen de groepen op cognitieve empathie. Daarnaast bleek uit de resultaten dat de jongens die gewelddadige delicten hadden begaan, lagere affectieve empathie hadden dan de andere delinquente jongens. Hierdoor leek het zo te zijn, dat geweld niet gerelateerd is aan het onvermogen om de emoties van een ander te begrijpen, maar aan het onvermogen om de emoties van een ander te ervaren. De jongens die vaak delicten pleegden scoorden significant lager op affectieve en totale empathie dan jongens die niet vaak delicten pleegden. Op cognitieve empathie was geen verschil te zien tussen deze twee groepen. Het negatieve verband tussen affectieve empathie en delinquentie kan twee kanten op gaan,

aangezien in het onderzoek niet is gekeken naar de richting van het verband. Aan de ene kant kan lage affectieve empathie bijdragen aan chronische delinquentie, omdat het de delinquent

ongevoelig maakt voor de emoties van de slachtoffers. Aan de andere kant kan de affectieve empathie van delinquenten verminderen als ze zien hoe weinig consequenties er aan hun delict hangen. Tevens bleek dat minder zware delicten, zoals “marijuana use”, niet werden

geassocieerd met lagere empathie. Omdat er vaak geen sprake is van identificeerbare slachtoffers en daarom niet van het herkennen en delen van emoties van anderen, oftewel, empathie. Uit deze

(12)

12 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

studie bleek dat het verband tussen empathie en delinquentie afhangt van verschillende factoren. Niet alleen het type delict, maar ook de ernst en de frequentie van delinquentie hadden invloed op het verband. Vooral affectieve empathie bleek samen te hangen met de verschillende onderdelen van delinquentie bij jongens in de adolescentie.

De bovenstaande onderzoeken hebben het verband tussen empathie en delinquentie bij jongens in de adolescentie bekeken. Uit alle artikelen kwam naar voren dat empathie negatief samenhangt met delinquentie. Empathie werd veelal opgedeeld in cognitieve en affectieve empathie, waarbij affectieve empathie over het algemeen sterker samen leek te hangen met delinquentie dan cognitieve empathie. In de volgende paragraaf wordt hetzelfde verband met betrekking tot adolescente meisjes bekeken.

Het verband tussen empathie en delinquentie bij meisjes in de adolescentie In deze paragraaf wordt het verband tussen empathie en delinquentie met betrekking tot adolescente meisjes nader toegelicht. Eerder werd benoemd dat jongens en meisjes verschillen in empathie en delinquentie en dat inzicht in de verschillen binnen dit verband van belang is om tegemoet te komen aan de behoeften van meisjes op het gebied van interventie (Broidy et al., 2003; NJI, 2015). Het verband bij meisjes wordt onderzocht aan de hand van vier verschillende onderzoeken. Overeenkomstig de vorige paragraaf wordt delinquentie op verschillende manieren onderzocht. De onderzoeksgroepen van eerste twee onderzoeken bestaan uit gedetineerde

meisjes. Het derde onderzoek is een review waarbij de onderzoeksgroepen bestaan uit zowel gedetineerde, als niet gedetineerde meisjes. Het laatste onderzoek bekijkt delinquentie met behulp van zelfrapportage vragenlijsten van niet gedetineerde meisjes.

Aan de eerste studie deden 657 adolescenten, waarvan 348 meisjes, met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar mee (Broidy, Cauffman, Espelage, Mazerolle, & Piquero, 2003). De groep

(13)

13 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

bestond uit 425 middelbare scholieren uit Philadelphia en 232 delinquenten uit een jeugddetentie centrum in Californië. In beide groepen was de verhouding tussen jongens en meisjes ongeveer gelijk. Empathie werd getest met een zelfrapportage vragenlijst. Met deze vragenlijst werd gekeken naar de mate van aandacht voor de emoties en het algemene welzijn van anderen. In tegenstelling tot de andere studies in dit overzicht, werd empathie in deze studie niet opgedeeld in cognitieve en affectieve empathie, maar in emotionele en gedragsempathie. Gedragsempathie betekent hier de mate waarin een individu zich gedraagt, specifiek in het belang van een ander. Een voorbeeld hiervan uit de vragenlijst is: “I often go out of my way to do things for other people.” Emotionele empathie betekent hier de mate waarin een individu rekening houdt met de consequenties van zijn of haar gedrag op het welzijn van een ander. Een voorbeeld hiervan is: “Before I do something, I think about how it will affect the people around me.” Uit de resultaten bleek dat delinquente adolescenten significant lager scoorden op empathie dan niet-delinquente adolescenten. Tevens lieten de resultaten significante interactie-effecten zien tussen geslacht en delinquentie in relatie tot emotionele en gedragsempathie. Oftewel, geslacht dient als moderator op het verband tussen delinquentie en empathie. Jongens en meisjes bleken evenveel na te denken over het effect van hun gedrag op een ander. Echter, meisjes waren sneller dan jongens geneigd hun gedrag aan te passen in het voordeel van anderen. Dit betekent dat de mate

emotionele empathie tussen jongens en meisjes niet verschilt, maar dat meisjes hoger dan jongens scoren op gedragsempathie. Voor de meisjes blijkt emotionele empathie een protectieve factor tegen delinquentie. Dit houdt in dat de zorgen van het emotionele welzijn van anderen een rol speelt bij de inhibitie van delinquent gedrag.Een lage mate van deze vorm van empathie, zou een grotere invloed kunnen hebben op criminele gedragingen van meisjes, dan van jongens.

(14)

14 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

Ook in de Portugese studie van Pechorro, Kahn, Gonçalves en Ray (2017) bestond de onderzoeksgroep uit gedetineerde adolescenten. Echter, in tegenstelling tot de vorige studie, werd in de huidige studie slechts gekeken naar meisjes. Van de 377 meisjes die hebben meegedaan aan het onderzoek waren 103 delinquent en gedetineerd. Van de gedetineerde meisjes die meededen aan de studie, hadden de meeste serieuze en gewelddadige conflicten begaan. De leeftijden liepen tussen 14 en 19 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar. De cognitieve en affectieve empathie van delinquente en niet-delinquente meisjes werden met elkaar vergeleken om te onderzoeken hoe adequaat de Basic Empathy Scale was voor het meten van empathie bij delinquente meisjes. De schaal is gevalideerd voor de gewone populatie

adolescenten en voor de delinquente jongens. Echter, er is nog weinig onderzoek gedaan naar hoe goed de schaal empathie bij delinquente meisjes meet. Meisjes laten consistent meer empathie zien, wat kan betekenen dat de schaal een andere uitgangswaarde zou moeten hebben om empathie bij delinquente meisjes op een betrouwbare manier te testen. Uit de resultaten bleek dan ook dat er geen significante verschillen zijn gevonden in empathie tussen de delinquente en niet-delinquente meisjes.

De review van Wong, Slotboom en Bijleveld (2010) verbindt de eerste twee onderzoeken met de laatste. De onderzoeksgroepen waren namelijk zowel gedetineerde, als niet-gedetineerde meisjes. In de review werden 30 Europese studies bekeken waarin risicofactoren voor

delinquentie bij adolescente meisjes werden onderzocht. De risicofactoren werden opgedeeld in verschillende domeinen, waaronder morele ontwikkeling. Empathie was hier een onderdeel van morele ontwikkeling en werd opgedeeld in affectieve en cognitieve empathie. Er werd eveneens onderscheid gemaakt de typen delicten. Het onderscheid tussen de negen typen delicten dat Jolliffe en Farrington in hun studie uit 2007 hadden gehanteerd. Empathie bleek negatief

(15)

15 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

gerelateerd aan geweld (violence) en diefstal van persoonlijke bezittingen (theft from a person). Affectieve empathie was negatief geassocieerd met diefstal (theft), geweld en winkeldiefstal (shoplifting) en cognitieve empathie was negatief geassocieerd met diefstal. Dit houdt in dat een lagere mate van affectieve empathie samenhangt met een hogere mate van diefstal, geweld en winkeldiefstal. Terwijl een lagere mate van cognitieve empathie slechts samenhangt met een hogere mate van diefstal. Empathie lijkt bij meisjes op een andere manier in verband met

delinquentie dan bij jongens. Dit zou kunnen komen doordat empathie bij meisjes op een andere manier tot uiting komt dan bij jongens.

In tegenstelling tot de voorgaande onderzoeken, werd in het onderzoek van Jolliffe en Farrington (2007) niet gekeken naar gedetineerde meisjes. In het onderzoek, dat in de vorige paragraaf al werd besproken, werd gekeken naar zowel meisjes als naar jongens. Van de 720 adolescenten waren 344 meisjes. In tegenstelling tot de groep jongens uit de studie scoorden de meisjes die aangaven ooit een delict te hebben gepleegd gemiddeld genomen niet anders op empathie dan meisjes die nooit een delict hadden gepleegd. Echter, er waren wel verschillen te zien als er werd gekeken naar specifieke delicten. De meeste delicten bleken negatief samen te hangen met affectieve empathie. Meisjes die aangaven te vechten bijvoorbeeld, hadden een lagere mate van affectieve empathie dan de meisjes die dat niet deden. In vergelijking met de jongens bleken meisjes aanzienlijk minder gewelddadige delicten te plegen. Naast het

rapporteren van de verschillende delicten die de meisjes hadden gepleegd, werd gevraagd naar de frequentie waarin ze delicten pleegden. De meisjes die frequent delicten pleegden scoorden significant lager op affectieve en totale empathie dan meisjes die aangaven niet vaak delicten te plegen. Dit verschil was niet te zien op gebied van cognitieve empathie. Voor jongens en meisjes

(16)

16 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

was “marijuana use” het delict met de hoogste frequentie, en “theft from a person” het delict met de laagste frequentie. Meisjes pleegden beide delicten minder vaak dan jongens.

De bovenstaande onderzoeken hebben het verband tussen empathie en delinquentie bij meisjes in de adolescentie bekeken. Uit drie artikelen kwam naar voren dat empathie negatief samenhangt met delinquentie. In de volgende paragraaf worden de belangrijkste resultaten besproken en bediscussieerd.

Conclusie en Discussie

In dit literatuuronderzoek is onderzocht wat het verband is tussen empathie en

delinquentie bij jongens en meisjes in de adolescentie. De besproken onderzoeken bevestigen dat bij zowel jongens, als meisjes sprake is van een verband tussen empathie en delinquentie. In deze paragraaf worden de belangrijkste resultaten op een rij gezet en geïnterpreteerd. Allereerst

worden de resultaten over delinquentie en empathie als geheel besproken, daarna de verbanden met affectieve empathie en cognitieve empathie. Deze resultaten worden geïnterpreteerd en tegen elkaar afgewogen. Hierna volgen discussiepunten en suggesties voor vervolgonderzoek. Tot slot wordt de eindconclusie van het onderzoek gegeven.

Geslacht modereert het verband tussen empathie en delinquentie. Jongens met een lager empathisch vermogen scoren hoger op delinquentie dan meisjes met een lager empathisch vermogen (Broidy et al., 2003; Jolliffe & Farrington, 2007; Van Langen et al., 2014). Voor meisjes geldt dat, indien er wordt gekeken naar delinquentie als geheel, er geen verschil in empathie is tussen delinquentie en niet-delinquentie. Deze verschillen blijken pas als er wordt gekeken naar de delicten afzonderlijk (Jolliffe & Farrington, 2007; Pechorro et al., 2017).

Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat jongens en meisjes dezelfde patronen laten zien in het verband tussen empathie en delinquentie, maar dat voor jongens de resultaten

(17)

17 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

sterker zijn dan voor meisjes. Voor de jongens kan geconcludeerd worden dat voornamelijk affectieve empathie negatief samenhangt met delinquent gedrag (Carrasco et al., 2006; Jolliffe & Farrington, 2007; Robinson et al., 2007; Van der Helm et al., 2011). Uit de resultaten van slechts een onderzoek kon dezelfde conclusie worden getrokken voor meisjes (Jolliffe & Farrington, 2007), omdat het verband bij meisjes veelal anders werd onderzocht dan bij jongens. Zowel jongens, als meisjes die frequent delicten plegen scoren significant lager op de affectieve en totale empathie dan adolescenten die niet frequent delicten plegen, hoewel meisjes significant minder frequent delicten plegen dan jongens (Jolliffe & Farrington, 2007). Affectieve empathie hangt eveneens samen met de ernst van delicten. Gewelddadige delinquenten scoren lager op affectieve empathie dan niet-gewelddadige delinquenten, omdat zij slechter in staat blijken om de gevoelens van anderen te kunnen ervaren (Jolliffe & Farrington, 2007; Robinson et al., 2007). Hoewel zij aanzienlijk minder gewelddadige delicten plegen dan jongens geldt dit eveneens voor meisjes (Jolliffe & Farrington, 2007).

Cognitieve empathie staat minder sterk in verband met delinquentie dan affectieve empathie. Dit geldt voor zowel jongens als meisjes. Er zijn geen sterke verschillen in cognitieve empathie tussen delinquente en niet-delinquente jongens (Jolliffe & Farrington, 2007). Echter, als delinquentie wordt onderverdeeld in specifieke delicten, is te zien dat cognitieve empathie wel verband houdt met een aantal delicten. Dit verband komt echter bijna uitsluitend voor in combinatie met affectieve empathie. Bij meisjes geldt dit bijvoorbeeld voor diefstal (Wong et al., 2010). Cognitieve empathie blijkt bovendien in beide groepen niet in verband te staan met de frequentie van delinquentie. Tot slot kwam slechts in de meta-analyse van Van Langen et al. (2014) naar voren dat cognitieve empathie bij jongens en meisjes sterker samenhangt met delinquentie dan affectieve empathie.

(18)

18 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

In de onderzoeken werden verschillende resultaten besproken. In deze alinea worden de implicaties van de resultaten besproken en bekeken hoe ze samenhangen. Want, niet alleen blijkt uit onderzoek dat jongens consistent minder affectief empathisch zijn dan meisjes (Pechorro et al., 2017). En blijkt delinquentie bij jongens op verschillende gebieden sterk negatief samen te hangen met affectieve empathie. Maar ook, komt uit de meta-analyse dat jongens lager scoren op affectieve empathie dan op cognitieve empathie (Van Langen et al., 2014). En bovendien laten jongens minder gedragsempathie zien dan meisjes wat betekent dat jongens minder handelen in het voordeel van anderen (Broidy et al., 2003). Ten slotte blijkt emotionele empathie bij meisjes een buffer tegen delinquentie, waar dit bij jongens niet het geval is. Kortom, jongens zijn niet alleen minder geneigd om in het voordeel van anderen te handelen, emotionele empathie biedt ze tevens geen protectie tegen delinquentie. Bovendien kan het hebben van depressieve gevoelens als gevolg van delinquentie de affectieve empathie zelfs meer doen stagneren (Van der Helm et al., 2011). Deze resultaten bij elkaar genomen zouden kunnen verklaren waarom jongens en meisjes in grote lijnen dezelfde patronen laten zien, maar dat de resultaten bij jongens sterker zijn.

Maar bij de resultaten van de besproken artikelen is ook een aantal kanttekeningen te plaatsen. De eerste kanttekening is dat voor het meten van empathie gebruik werd gemaakt van verschillende schalen. Hierdoor is het lastiger om de uitkomsten van de verschillende

onderzoeken met elkaar te vergelijken. Een evident voorbeeld hiervan is het onderzoek van Broidy et al. (2003). Het onderscheid tussen de vormen van empathie is hier zo anders geïnterpreteerd dat de uitkomsten moeilijk te verenigen zijn met de overige onderzoeken, waardoor een sterke conclusie hierover vrijwel niet getrokken kan worden. Aan de andere kant, heeft een aantal onderzoeken zich gebaseerd op dezelfde schaal, de Basic Empathy Scale (Jolliffe

(19)

19 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

& Farrington, 2006), waardoor deze resultaten makkelijk te vergelijken zijn. Als er in het onderzoeksveld gebruik zou worden gemaakt van dezelfde schalen voor empathie, zouden de resultaten van verschillende onderzoeken beter verenigbaar zijn en kan een gedegen conclusie makkelijker worden getrokken. Dit zou de kennis over het verband tussen empathie en

delinquentie kunnen vergroten.

Dit geldt eveneens voor het onderzoeken naar delinquentie. In het geval van delinquentie verschilt de conceptuele afbakening per studie. In verschillende onderzoeken werden specifieke overtredingen besproken, die niet als delinquentie werden beschreven. In het huidige

literatuuroverzicht zijn deze overtredingen geschaard onder delinquentie, terwijl ze niet uitsluitend als zodanig werden omschreven . Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Carrasco et al. (2006). Als delinquentie anders wordt gemeten, kan dit van invloed zijn op de resultaten. Bovendien verschillen niet alleen de onderzoeken in terminologie. In verschillende studies wordt delinquentie enkel als geheel onderzocht (Broidy et al., 2003; Pechorro et al., 2017; Van der Helm et al., 2012) terwijl empathie op verschillende vormen van delinquentie een andere uitwerking blijkt te hebben (Jolliffe & Farrington, 2007). Dit biedt weinig mogelijkheid tot verdieping in het verband. Een suggestie voor toekomstig onderzoek is het hanteren van concepten die verenigbaar zijn. Op die manier is het makkelijker patronen te ontdekken en kunnen er meer gedegen conclusies worden getrokken.

Het volgende punt dat ter discussie wordt gesteld, is al in de inleiding van het huidige onderzoek benoemd. In studies naar empathie en delinquentie wordt veelal geen onderscheid wordt gemaakt tussen jongens en meisjes. Binnen deze literatuurstudie hebben slechts twee van de vier onderzoeken gekeken naar het verband bij meisjes afzonderlijk. In het verband tussen empathie en delinquentie zijn de sekseverschillen dikwijls van ondergeschikt belang zijn. Dit kan

(20)

20 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

verklaren waarom de resultaten van de meisjes wel overeenkomen met de resultaten van de jongens, maar minder stellig zijn. Dit werd bevestigd in het onderzoek van Pechorro et al. (2017). De resultaten uit het onderzoek suggereren dat de Basic Empathy Scale niet bruikbaar is voor gedetineerde, delinquente meisjes. In het onderzoek wordt aangegeven dat meisjes al vanaf de vroege kindertijd consistent meer empathie en minder delinquent gedrag laten zien dan jongens. Voor beter inzicht in de verschillen tussen jongens en meisjes is het van belang de groepen los van elkaar te onderzoeken en de toepasbaarheid van de schalen op beide groepen te in acht te nemen.

Het derde discussiepunt is dat het niet in elk onderzoek duidelijk is hoe bepaalde

conclusies zijn getrokken. Uit het onderzoek van Carrasco et al. (2006) wordt een verband tussen voornamelijk fysieke agressie en vandalisme en affectieve empathie genoemd. Echter, in het onderzoek is geen onderscheid gemaakt tussen cognitieve en affectieve empathie. Hoe dit verband met affectieve empathie is onderzocht is in het onderzoek niet genoemd. Een verklaring hiervoor kan zijn dat affectieve empathie een persoon in staat stelt de emoties van een ander te ervaren en hier adequaat op te reageren. In het geval van diefstal ziet de delinquent doorgaans niet de emoties van het slachtoffer. Dit is vaak wel het geval bij fysieke agressie en vandalisme. Om deze reden zou het sterker samen kunnen hangen met affectieve empathie. Hetzelfde is te zien bij een resultaat uit het onderzoek van Robinson et al. (2007). Een resultaat uit het onderzoek is dat gewelddadige jongens uit hun eigen interne staat blijken te reageren. De jongens reageren niet vanuit de staat van de persoon in de vignetten, omdat ze niet goed kunnen voelen wat een ander voelt. Hoewel in dit onderzoek geen onderscheid werd gemaakt tussen cognitieve en affectieve empathie, suggereert dit lage affectieve empathie. De resultaten ondersteunen de conclusie dat affectieve empathie van invloed is op delinquentie bij jongens,

(21)

21 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

maar er kunnen geen harde conclusies aan worden verbonden, omdat niet duidelijk is hoe in de onderzoeken tot deze resultaten is gekomen.

Alles in acht genomen, kan de volgende eindconclusie worden gevormd. Op basis van de besproken onderzoeken uit deze literatuurstudie kan worden vastgesteld dat er een verband bestaat tussen empathie en delinquentie in de adolescentie, en dat dit verband het sterkst is voor affectieve empathie. Hoewel jongens en meisjes in grote lijnen dezelfde patronen laten zien, lijkt het verband bij jongens sterker dan bij meisjes. Bovendien lijkt het verband binnen de twee groepen anders te werken met betrekking tot de vorm van empathie, het type delict en de frequentie van de delinquentie. Hier kunnen echter geen onweerlegbare conclusies aan worden verbonden, aangezien de conceptuele afbakening van empathie en delinquentie per studie verschilt en de resultaten lastig te verenigen zijn. Echter, deze informatie kan wel dienen als startpunt voor toekomstige studies. Het is evident dat meer onderzoek naar de sekseverschillen binnen dit verband nodig is. Meer onderzoek geeft de praktijk handvatten voor adequate interventies waarin empathie kan dienen als protectie tegen delinquentie, en die niet alleen georiënteerd zijn op jongens, maar ook op meisjes. Hiermee kan de rehabilitatie van de delinquente adolescenten, de veiligheid op scholen en daarmee tevens de perceptie van veiligheid van docenten worden verbeterd.

(22)

22 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

Literatuur

Broidy, L., Cauffman, E., Espelage, D. L., Mazerolle, P., & Piquero, A. (2003). Sex Differences in Empathy and Its Relation to Juvenile Offending. Violence and Victims, 18, 503–516. doi: 10.1891/vivi.2003.18.5.503

Burfeind, J., & Bartusch, D. J. (2015). Juvenile delinquency: An integrated approach. doi: 10.4324/9781315731094

Carrasco, M., Barker, E. D., Tremblay, R. E., & Vitaro, F. (2006). Eysenck’s personality dimensions as predictors of male adolescent trajectories of physical aggression, theft and vandalism. Personality and Individual Differences, 41, 1309–1320.

doi: 10.1016/j.paid.2006.05.005

Cohen, D., & Strayer, J. (1996). Empathy in conduct-disordered and comparison youth.. Developmental Psychology, 32, 988–998. doi: 10.1037/0012-1649.32.6.988 Crone, E. A., & Dahl, R. E. (2012). Understanding adolescence as a period of

social–affective engagement and goal flexibility. Nature Reviews Neuroscience, 13(9), 636–650. doi: 10.1038/nrn3313

Docenten voelen zich steeds minder veilig op middelbare school. (2018, 28 november). Geraadpleegd op 5 december 2018, van https://www.nu.nl/binnenland/5598335/ docenten-voelen-zich-steeds-minder-veilig-middelbare-school.html

Eisenberg, N., Fabes, R. A., Shepard, S. A., Murphy, B. C., Jones, S., & Guthrie, I. K. (1998). Contemporaneous and longitudinal prediction of children's sympathy from dispositional regulation and emotionality.. Developmental Psychology, 34, 910–924.

doi:10.1037/0012-1649.34.5.910

(23)

23 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

Gender differences and associated socio-emotional variables. International Journal of Psychology and psychological therapy, 9(2), 217-235. Geraadpleegd van

https://www.researchgate.net/

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2006). Development and validation of the Basic Empathy Scale. Journal of Adolescence, 29, 589–611.

doi: 10.1016/j.adolescence.2005.08.010

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2007). Examining the relationship between low empathy and self-reported offending. Legal and Criminological Psychology, 12, 265–286.

doi: 10.1348/135532506x147413

Junger-Tas, J., Marshall, I. H., & Ribeaud, D. (2003). Delinquency in an International Perspective: The International Self-reported Delinquency Study (ISRD). Amsterdam: Criminal Justice Press.

Liebling, A., & Maruna, S. (Eds.). (2013). The effects of imprisonment. Londen: Routledge. doi: 10.1111/j.1468-2311.2007.00467.x

Michalska, K. J., Kinzler, K. D., & Decety, J. (2013). Age-related sex differences in explicit measures of empathy do not predict brain responses across childhood and adolescence. Developmental Cognitive Neuroscience, 3, 22–32.

doi: 10.1016/j.dcn.2012.08.001

Moffitt, T. E. (2017). Adolescence-limited and life-course-persistent antisocial behavior: A developmental taxonomy. In K. M. Beaver (Ed.), Biosocial Theories of Crime (pp. 69-96). London: Routlegde. doi: 10.1037/0033-295X.100.4.674

NJI. (2015). Erkenning van interventies. Geraadpleegd op 29 november 2018, van https://www.nji.nl/nl/Erkenning-van-interventies-Criteria-voor-gezamenlijke-

(24)

24 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

kwaliteitsbeoordeling-2015-2018.pdf

Pechorro, P., Kahn, R. E., Abrunhosa Gonçalves, R., & Ray, J. V. (2017). Psychometric

properties of Basic Empathy Scale among female juvenile delinquents and school youths. International Journal of Law and Psychiatry, 55, 29–36. doi: 10.1016/ j.ijlp.2017.10.008 Reniers, R. L. E. P., Corcoran, R., Drake, R., Shryane, N. M., & Völlm, B. A. (2011). The

QCAE: A Questionnaire of Cognitive and Affective Empathy. Journal of Personality Assessment, 93, 84–95. doi: 10.1080/00223891.2010.528484

Robieux, L., Karsenti, L., Pocard, M., & Flahault, C. (2018). Let’s talk about empathy! Patient Education and Counseling, 101, 59–66. doi: 10.1016/j.pec.2017.06.024

Robinson, R., Roberts, W. L., Strayer, J., & Koopman, R. (2007). Empathy and Emotional Responsiveness in Delinquent and Non-delinquent Adolescents. Social Development, 16, 555–579. doi: 10.1111/j.1467-9507.2007.00396.x

Thornberry, T. P. (2004). Developmental Theories of Crime and Delinquency. New York: Transaction Publishers.

Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., Van der Stel, J. C., Van Langen, M. A. M., & Van der Laan, P. H. (2011). Group Climate and Empathy in a Sample of Incarcerated Boys. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 56, 1149– 1160. doi: 10.1177/0306624X11421649

Van der Laan, A. M., & Blom, M. (2011). Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010 : ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit. Geraadpleegd van: https://www.narcis.nl

(25)

25 EMPATHIE EN DELINQUENTIE

relation between empathy and offending: A meta-analysis. Aggression and Violent Behavior, 19, 179–189. doi: 10.1016/j.avb.2014.02.003

Van Vugt, E., Gibbs, J., Stams, G. J., Bijleveld, C., Hendriks, J., & Van der Laan, P. (2011). Moral Development and Recidivism: A Meta-Analysis. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. doi:10.1177/0306624X10396441 White, H. R., Jing Shi, Hirschfield, P., Eun Young Mun, & Loeber, R. (2010). Effects of

Institutional Confinement for Delinquency on Levels of Depression and Anxiety Among Male Adolescents. Youth Violence and Juvenile Justice, 8, 295–313.

doi: 10.1177/1541204009358657

Wong, T. M. L., Slotboom, A., & Bijleveld, C. C. J. H. (2010). Risk factors for delinquency in adolescent and young adult females: A European review. European Journal of Criminology, 7, 266–284. doi: 10.1177/1477370810363374

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The decision analytic model in two very different settings (Indonesia and Uganda) in terms of contraceptive prevalence, unmet need and cost-effectiveness thresholds as described

content/uploads/2017/04/IAB-Netherlands-Deloitte-Online-advertising-ad-spend-.. The effects of animation and format on the perception and memory of online advertising. When

supporting or contesting the positive impact of regulation on innovation, we identify the role of rules during the uptake of two systems: the 'KLIC utility register' and the 'Ground

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

This article conducts a series of list experiments to detect whether community conversations contribute to a change in thinking about harmful traditional practices in Ethiopia..

Portfolios are first sorted into quintiles based on their 12 months lagged excess returns (excluding the most recent month), then they are sorted again into quintiles based on

In this section, I incorporated the results of the interviews into the structure of my mechanism: The presence of mineral mines in an area attracts more armed groups, in turn

Zoals wordt aangetoond, heeft de gezindheid van de dader een diepe invloed op ons ervaren van onrecht. Dit is slechts de opmaat naar een nog verder- gaande discussie, te weten de