PROEFSTATION VOOR DE AKKER- EN WEIDEBOUW WAGENINGEN
De invloed van de kalium- en natriumtoestand van de grond op het natriumgehalte van weidegras
Verslag van een in 1962 verricht onderzoek
Ir. D. Oostendorp en H.E. Harmsen
3
-INHOUDSOPGAVE Biz. Inleiding 5
I. Doel en opzet van de proef 6 II. Aantal percelen dat werd bemonsterd 7
III. Bemesting van de proefpercelen 8 IV. Resultaten van het onderzoek 9
a. Grondonderzoek 9 b. Gewasonderzoek 9 c. Verband tussen de K/Na-verhouding van de grond en het 9
natriumgehalte van het gras 9 d. Verband tussen de natriumgehalten van grond en gewas
per grondsoort 11 1. Kleigrond 11 2. Veengrond 15 3>. Zandgrond 15 V. Samenvatting en conclusie 18 VI. Literatuuropgave 19 Bijlagen I t/m III
5
-INLEIDING
Het is reeds lang bekend, dat het rundvee behoefte heeft aan een bepaalde hoeveelheid natrium in het voer. Op stal is de natriumvoor-ziening meestal wel voldoende, omdat vrij algemeen keukenzout is toegevoegd aan de mineralenmengsels in het krachtvoer. In de weide-periode is de natriumvoorziening echter veel minder gewaarborgd, omdat veel gras onvoldoende natrium bevat en het gebruik van likstenen en pekelbak niet algemeen en tamelijk willekeurig is.
Daarom is het van belang om de factoren vast te stellen die het natriumgehalte van het weidegras beïnvloeden en na te gaan welke maat-regelen er kunnen worden getroffen om het natriumgehalte zo nodig te verhogen.
Uit eerder verricht onderzoek bleek, dat het mogelijk was aan de hand van grondonderzoek, een uitspraak te doen over de natriumgehalten van het gras en dus over de natriumvoorziening van het vee. Aangezien het aantal gegevens beperkt was, werd in het voorjaar van 1962 nog een 1OO-tal grond- en gewasmonstérs genomen om het gevonden verbarid te• toetsen.
- 6
I. DOEL EM OPZET VAN DE PROEF
Bij de interprovinciale proef serie 68, werd de invloed van een bemesting niet 'ehilisalpeter op de mineralengehalten van weidegras be-studeerd. Bij de bewerking van het proefmateriaal is tevens1 nagegaan
of er een verband bestaat tussen het natriumgehalte van de grond en het natriumgehalte van het gras en in welke mate de kalitoestand van de grond dit verband doorkruist. Het bleek daarbij, dat er een duide-lijk verband kon worden aangetoond tussen de K/Na-verhouding van de grond ( 1/100C$ KgO/1/1000^ Na20) en het natriumgehalte van het gras
(Oostendorp en Harmsen, 1961). Cm dit verband nader te toetsen zijn aan de hand van grondmonsters,genomen bij een vooronderzoek voor aan-leg van Mg-K-proefvelden op grasland (serie 71) van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen, een 100-tal percelen grasland
uitge-zocht. Bij de keuze uit dit vrij omvangrijk materiaal konden de vol-gende combinaties worden geselecteerd:
A. Hoge kali- en hoge natriumtoestand van de grond B. Hoge kali- en lage natriumtoestand van de grond C. Lage kali- en hoge natriumtoestand van de grond D. Lage kali- en lage natriumtoestand van de grond
Door de grote verscheidenheid in de gehalten aan kali en natrium van de grond op de grondsoorten klei, veen en zand, kon het verband tussen de K/Na-verhouding van de grond en het natriumgehalte van het gras volledig worden getoetst.
II. AANTAL PERCELEN DAT WERD BEMONSTERD
In totaal werden op veen-, klei-, loss- en zandgrond, ca. 100 per-celen uitgezocht, waarvan in het voorjaar van 1962 zowel een grond- als een grasmonster werd genomen. Verreweg het grootste deel van de bemon-sterde percelen bestond uit proefvelden van serie 71« I*1 deze gevallen
kon zonder meer gebruik gemaakt worden van een deel van de gegevens ., van serie 71•
, In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van het aantal percelen ... dat bij het vooronderzoek werd uitgezocht en het aantal percelen waar-van de grond en het gras in het voorjaar op dezelfde datum zijn
bemon-sterd.
Tabel 1. Indeling van de monsters per grondsoort
j Veen Klei Loss Zand Uitgezocht bij vooronderzoek 34 31
3
35 Aantal sters, gelijk grondmon-genomen te-met monsters 32 243
27 gras-Aantal genomen grasmonsters 34 293
35 Het blijkt dat de grond- en gewasmonsters niet in alle gevallen op dezelfde dag werden genomen. Van de veengronden werden enkele per-celen opgegeven als madeland. Gezien het afwijkende natriumgehalte op deze percelen worden deze percelen in het verslag apart vermeld.Het aantal monsters afkomstig van 1'össgrond is slechts gering. Deze zijn ingedeeld bij de kleigrond.
III. BEMESTING VAN DE PROEFPERCEIEN
Op de proefvelden van serie 71 werd volgens een vast bemestings-schema bemest met verschillende hoeveelheden magnesium en kali. Van elk proefveld werd slechts één grasmönster in het onderzoek opgenomen. Daarvoor werden de grasmonsters genomen van de veldjes waarop geen kali- en magnesiumbemesting werd aangewend.
Op de andere percelen waarvan grond- en gewasmonsters werden genomen voor dit onderzoek, werd soms wel een P- en K-bemesting toegepast. Het bleek dàt ih enkele gevallen, zowel op de proefvelden van serie 71 als op de overige percelen, er bemestingen hadden plaatsgevonden met landbouwzout.
Voor een overzicht van de bemesting per perceel wordt verwezen naar de bijlagen 1, 2 en 3«
IV. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK a. Grondonderzoek
In veel gevallen bleken er nogal grote verschillen te bestaan tussen de analyseresultaten van de grondmonsters van het vooronder-zoek, en van de grondmonsters genomen tegelijk met de grasmonsters. Voor de grondmonsters afkomstig van de percelen welke buiten serie 71 vallen, kan dit verklaard worden door de toepassing van bemestingen tussen vooronderzoek en het tijdstip waarop de grasmonsters werden genomen. De overige verschillen, en dit geldt speciaal voor serie T\,
kunnen zijn ontstaan doordat de veldjes waar later grondmonsters werden genomen slechts een klein gedeelte vormen van de oppervlakte waarvan de grondmonsters zijn genomen bij het vooronderzoek. Men dient daarbij te bedenken dat binnen het perceel grasland nog vrij grote verschillen in bemestingstoestand van de grond kunnen voorkomen. b. Gewasonderzoek
De bemonstering van het gras vond plaats bij de eerste snede in weidestadium. Voor het gras werd geanalyseerd, werden bij de monsters van serie 71 de kruiden en klavers verwijderd. De monsters van serie 71 werden ook op mineralen onderzocht.
In de door het P.A.W. genomen grasmonsters werden uitsluitend de gehalten aan ruw eiwit, kalium en natrium bepaald. Voor de afzonder-lijke analyseresultaten per monster wordt verwezen naar bijlage
1 t/m 3.
In het algemeen is men er,gezien de ruw-eiwitgehalten van het gras, vrij goed in geslaagd om te bemonsteren in weidestadium.
Verder blijken er zeer grote verschillen voor te komen in de mineralengehalten van het gras. Ten aanzien van de kaligehalten werd een spreiding gevonden van 1,4j tot 4,88$ K20 (in de droge stof);
de natriumgehalten vertoonden een spreiding van 0,06 tot 0,97$ Na2Û. Deze verschillen komen op alle grondsoorten voor en hangen voor een belangrijk deel samen met de uiteenlopende mineralenvoorziening van de bodem. Zoals reeds is vermeld werden de proefpercelen juist geselecteerd op hun verscheidenheid ten aanzien van de kalium- en natriumtoestand van de grond.
c. Verband tussen de K/Na-verhouding van de grond en het natriumgehalte van het gras
Uit de resultaten van de interprovinciale serie 68 (Oostendorp en Harmsen, 1961) bleek, dat er een duidelijk verband bestaat tussen de kalium- en natriumgehalten van de grond en het natriumgehalte van het gras. In grafiek 1 zijn de resultaten van het huidige onder-zoek op dezelfde wijze weergegeven. Daarbij is het natriumgehalte van het gras uitgezet tegen de K/Na-verhouding van de grond
(1/1000$ K20/1/1000$ Na20). In deze grafiek is het materiaal van klei-,
veen-, zand- en lössgrond samengevoegd. De grond- en gewasmonsters zijn op hetzelfde tijdstip genomen.
- p H ni « Xi - H eu o W H 1 Ai O ^ CM d Jn S 0) eu • p > 0) , 0 <d S Ö d (D ,Q U T3 CD Ö > O 5-1 Ö bO eu -d <D Ö • d o t> C <D «3 bO > SH bO <U ö -d • H JH r d eu d <D O Ä - p M' eu 0) , 0 î> 1 -p d «M S 0) \ (1) W M eu o ' •d "~D • H a0) H W CD Cfl P d - p • w • d d O fn d bO ,Q fn - P CD CU > Ä -p a a> d W !> . "-AJ <D • H <H d *H e> • ^ d ö d N S CD Ö eu CD > T3 C O — c
yL
w -o « m £ w o • X O < • C o o> oz
o o o er» o co o o to o o o co O ino
CTa
a
o <N n 2 o 5~ l O O 1 o coö
Io
inö
1 o ö 1 oö
1 o O l o ö11
Het blijkt dat dit materiaal het reeds gesignaleerd verband, dat in de grafiek door de getrokken lijn wordt weergegeven, geheel bevestigt. De spreiding van de punten rond de lijn blijft echter nog groot. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de verhouding van de in de grond beschikbare hoeveelheid kalium en natrium slechts éên, zij het zeer dominerende, factor is die het natriumgehalte van het gras bepaalt. Van de andere factoren die de minerale samen-stelling van het gras beïnvloeden, moet in dit verband vooral de bo-tanische samenstelling genoemd worden. Het is bekend dat de natrium-gehalten van de verschillende grassen en kruiden zeer sterk kunnen uiteenlopen. Dit vormt waarschijnlijk de verklaring voor het af-wijkende beeld van de vijf omcirkelde punten bij veengrond die alle van madeland afkomstig zijn. Wanneer we aannemen dat 0,20$ Na20, in het gras minimaal noodzakelijk is voor een goede produktie van het melkvee (Handleiding mineralenonderzoek bij rundvee in de praktijk,
1965)* dan kan men afleiden dat de K/Na-verhouding van de grond beslist kleiner dan h moet zijn om een goede natriumvoorziening van het vee te waarborgen. Bij een K/Na-verhouding groter dan 4, wordt de kans op een te laag NagO-gehalte in het gras zeer groot. In de
voorgaande publikaties,(Oostendorp, 1961, Oostendorp - Harmsen, 1961) werd steeds een K/Na-verhouding van 5 als grenswaarde genomen. Wan-neer we het nieuwe materiaal erbij betrekken, lijkt een grenswaar-de voor grenswaar-de K/Na-verhouding van H- toch beter op zijn plaats.
d. Verband tussen de natriumgehalten van grond en gewas per grondsoort De natriumgehalten van de verschillende grondsoorten lopen nogal uiteen. Globaal genomen vindt men op zandgrond natriumgehalten tussen 1 en 10, op kleigrond tussen 5 en 15 en op veengrond tussen
10 en 35« Van elke grondsoort zal worden nagegaan in welke mate de natriumgehalten van het gras worden beïnvloed door uiteenlopende kalium- en natriumtoestanden van de grond. Daarbij zullen als
criteria voor de kalium- en natriumtoestand van de grond de K/Na-verhouding en de door Van Luit (Van Luit, 1963) ontwikkelde ver-houdingen 15 K-getal en 25 K-getal voor resp. zand- en kleigrond
NagO + 6 Na20 + 14 met elkaar worden vergeleken.
1. Kleigrond
In de grafieken 2 en 3 is het verband tussen het natrium-gehalte van het gras en resp. de K/Na-verhouding en de verhou-ding 25 K-getal van de grond weergegeven.
NagO + 14
In beide gevallen betreft het hier grondmonsters die gelijktij-dig met de grasmonsters genomen zijn.
In de grafieken 2 en 3 zijn de monsters van serie 71
als punten en de door het P.A.W. genomen monsters als plustekens weergegeven. Op de proefveldjes van serie 71 waarvan de gras-monsters genomen zijn, is in het voorjaar geen kalibemesting toe-gepast, terwijl bij de P.A.W.-monsters in verschillende geval-len, afhankelijk van de bemestingspolitiek van de betrokken boer, wel een kalibemesting is toegediend.
- p eu x\ a <o r s • H 0) H M *^_^ - d Ö o ÎH bû 0) -Ö 0 d > bO Ö • H T 3 2 O A3 ^ 0) !> cô S W CD T ) Ö <u w en d +3 - d S d ,a fH a) > •P a; M " d S d A3 fc 0) î> ö O) d a o i> 0) M fc <U - d JH a> eu - p ai Ä - p cw 0) 0) bO Ö •r-D •ri'--- : r i • <u R • ta cd u bO -P <U A3 Ö cd > Cl) -P H d A3 <1) bfl 1 • O U CVJCD cd CD S t* OJ A4 <D • H <+-1 d 0) r-(V i n W c o
E
c 0 ) o» 0 ) • X c o o> oz
* : o Ö o o cd o o too
ici o •«4? X X o ni X o eno
t_ en O (N O o { » -ö o Ö O un o o ö o m Ö O CM Ö-« cd > u CU H H (1) - p T3 G O U M CU -Ö Ö <si i> H tó - P (1) 1 M LfN C\J -=t r—
+
o CM cd S M G • H •Ö 2 O Ä Jn <U !> 0 -d G CU CO to 0 • P T3 ü CU , 0 !H CU > -P <ü t l ^ tu xi M G 1 cd O £> (MU CÖ CU S > -P G CU CU ,Ü t J G G O CU f> CU ^ 60 o LT\ - p C~- ' H P" II i J -P G a CÖ CÖ > - p CO U a o o o O X) O -P oo cu ,G A - P CH G <U ( 3 CU > M H G 03 - o +3 . H CU H to 1 0) M p Ö • CU CO CU CÖ u "-3 bD • H -Q -P CU • co Xi ' - ^ • H - H G <U ,M cd H 3 > ^ CU --' U CU .O - P M H CU eu cd eu xi A > 00 eu • H C M cd U Ql 0/ in i _ cu •4-1 c o£
c <D 'tu T3 C O in O Oz
« x
to o in X o o o CM X X o W o o»o
CM o-z
o cv or--ö
o co o o o o o o o o o r— o1 -p b OJ CU £1 > ö a CU 0) t ) -— c ö o <ü > O) 0) > M *""' ?H t J a> ö -d O IM U CU bO <u 0) -P T3 CU Ä Ö cd -p > <H 0) bO OU Ö bO •H x> ö 3 -ra O -H Ä H fc a> cu > O 1 1 cd • Is to • ^ cd W ^ bO a> •d -p cu ö ^3 CU ca ö o> cd 2 > -p <u •r) -p
s-d
rD Ä ÎH <U 0) bD > 1 O -p C\ 0) cc! w a • rH 0 CU ÎS dS
r Q M eu •H tM d u ü o; •4-> ,_ r*> CV UI oE
c CD or CU c o o •oo
£
• x O O Oo
o
w o l _ en O rx Z o o-1 o f » o* I o l O Ö * O in o' i o >»ö
1 o md
i o Cvl o l oö
X I c o L . o> o 2 o o o ai p co oq
coo
in Q «jr o m p csi- 15
Bij de gelijktijdig met de gewasmonsters genomen grondmonsters is de invloed van de bemesting echter begrepen in het genomen
grondmonster.
Volgens grafiek 2 bestaat er op kleigrond een zeer duidelijk verband tussen de K/Na-verhouding van de grond en het
natrium-gehalte van het gras. Ook in dit geval blijkt een K/Na-verhouding kleiner dan 4.»een goede waarborg te zijn voor een voldoend
natriumgehalte van het gras. Grafiek 3 laat zien dat de interactie tussen het natrium- en het kaliumgehalte van de grond ten aanzien van de opneming van natrium door het gras door de verhouding
25 K-getal veel slechter wordt weergegeven dan door de K/Na-ver-N a 0 + 14 houding
2. Veengrond
Door Van Luit werd geen formule voor veengrond ontwikkeld. In grafiek 4 is daarom uitsluitend het verband weergegeven tussen het natriumgehalte van het gras en de K/Na-verhouding van de grond. Ook hier betreft het grondmonsters die gelijktijdig met de grasmonsters zijn genomen.
Ook op veengrond bestaat er een redelijk verband tussen de K/Na-verhouding van de grond en het natriumgehalte van het gras. VJanneer we een grenswaarde van 4 aannemen., dan blijken de afwij-kingen hier toch duidelijk groter te zijn dan op klei- en zandgrond. Zoals reeds eerder werd opgemerkt,kan bij de afwijkingen toch een duidelijke groep onderkend worden, nl. die welke betrekking heeft op monsters afkomstig van madelandpercelen. In deze gevallen komen, vermoedelijk als gevolg van een afwijkende botanische samenstel-ling, bij een lage K/Na-verhouding toch lage Na20-gehalten in het gras voor. Wanneer we deze gevallen uitsluiten, dan blijkt ook op veengrond de K/Na-verhouding van de grond een goede maatstaf te zijn voor de natriumvoorziening van het vee.
3. Zandgrond
In de grafieken 5 en 6 is het verband tussen het natriumgehal-te van het gras en resp. de K/Na-verhouding en de verhouding
15 K-getal van de grond weergegeven. Ook in dit geval betreft het N62Û + 6
grondmonsters die gelijktijdig met de gewasmonsters zijn genomen. Ook op zandgrond blijkt er een zeer goed verband te bestaan tussen de K/Na-verhouding van de grond en het natriumgehalte van het gras. Bij een K/Na-verhouding van de grond <"4 zijn de
natriumgehalten van het gras praktisch allemaal J";-:: 0,20 % m&£>,
terwijl bij een K/Na-verhouding ^> 4 uitsluitend natriumgehalten in het gras <C0,20$! Na^O voorkomen. In dit geval blijkt de
formule 15 K-getal op een vrijwel gelijke wijze de interactie Na20 + 6
tussen de natrium- en kaliumgehalten van de grond ten aanzien van de opneming van natrium door het gras weer te geven.
-p <u Xi Ö <p * — s •d a cd N ' - d 0 o u bû 0) • t f s 03 !> fcO O •H Td 3 O ,3 u <D > 1 1 ai S W 0) d -Ö 0) co co 2 -p Tt ö ro p k 0) > -p OJ « ^ (IJ S» Ö 0) d ö o !> 0) M fc 0) d u 0) 0) -p xi -p C M O) 0) M Ö " " 3 •H H <v o « co w •p Xi C cd > OJ -P H cd . 0 0) uo 1 o • u a> OJ > d CMO cd S p cö 0) •H «H <d 0) •4-> l/l c o
e
•3 a N CD ' t _ ai ui 5 O c -0f °
• x O
xx
X •o c o l _ o» oz
o ö o o» o ad o o co' p ui po
co • X p in a i _ en O O -Oö
o to o' o inö
o •vT Ö Oö
o ö Oö
• <~3 •H X> u eu H H eu P *N—-* -Ö d o f-i bO eu f d d cd t> H cd +3 eu bû 1 W Lf\ t — <o + O cv. cd S bO d •H f d 2 O xi u eu > <u Tf a <D w m 0 P - d d cd X> U G) > P 0) w • VU .M eu •H CH cd JH C CU n • en cd 5H bû • • P ' — 0) T ( Xi Ö cd Ö N cd « w t> S-i 0 eu p eu H > cd Xi TJ eu q bO 3 1 , 0 o u CM eu cd > d p eu eu T J , d « O d > eu eu bo O p tf\ -H - * ? 1-3 II p ro d > cd P fH w o d o o - d o p o eu m .rj
A£
eu H eu cd bû P eu a bO-o 1 -H M H «J' œ ö • * • " " * r-<v - — ai 01 (fl i_ eu U) c oE
c Q; D i a» •a o o i_ • * - » v> 01 o» N _ j T3 C O u en Hl toe x Q
co +• O «N O 2 O co > »x»
o
in o O m o e i O ui o i_ CT O o I— •z. o -S ^ o o o co ö o inö
o
ö
o enö
o Cd o' oö
V. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Uit eerder verricht onderzoek (Oostendorp, 1961, Oostendorp en Harmsen, 196]), bleek dat het mogelijk was aan de hand van grondonder-zoek, een uitspraak te doen over de natriumgehalten van het gras en dus over de natriumvoorziening van het vee. Aangezien het aantal gege-vens beperkt was, werd in het voorjaar van 1962 nog een 100-tal
grond-en gewasmonsters ggrond-enomgrond-en om het gevondgrond-en verband te toetsgrond-en. Bij de selectie van de percelen is rekening gehouden met grondsoort en humus-gehalte, terwijl per grondsoort zowel hoge als lage kalium- en natrium-gehalten geselecteerd werden.
De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt:
a. Bij alle grondsoorten (klei, veen en zand)werd een goed verband ge-vonden tussen de K/Na-verhouding van de grond en het natriumgehalte van het gras.
b. Voor een goede natriumvoorziening van het vee ( > 0,20$ Na20 in de ds) dient de K/Na-verhouding van de grond beslist ^ ^ te zijn. c. Bij veengrond gaven de monsters van madeland een afwijkend beeld te
zien. Bij een K/Na-verhouding s Ç 4 werden hier toch overwegend lage natriumgehalten in het gras gevonden. Deze afwijking moet vermoede-lijk worden toegeschreven aan een afwijkende botanische samenstelling van dit grasland.
d. De door Van Luit (Van Luit 1963) ontwikkelde formules 25 K-getal en
15 K-getal Na20 + 14
NagO + 6
voor resp. klei- en zandgrond (teneinde het verband tussen de kalium-en natriumtoestand van de grond kalium-en het natriumgehalte van het gras weer te geven) vormen geen verbetering ten opzichte van de formule K/Na. Bij kleigrond is de formule van Van Luit duidelijk slechter dan de formule K/Na
19
VI. LITERATUUROPGAVE
1. Handleiding Mineralenonderzoek bij rundvee in de praktijk. Ministerie van Landbouw en Visserij,
19&3-2. Luit, B. van
3. Oostendorp, D.
4. Oostendorp, D. en H.E. Harmsen
Grondonderzoek en beschikbaarheid van natrium op grasland. Landbouw-voorlichting 20 (1963)
593-De natriumvoorziening van rundvee. Landbouwvoorlichting 18 (1961) 609. Natriumberaesting op grasland. Gestenc. Versl. van Interpr. Proeven nr. 81, 1961, P.A.W.
S 4800 275 ex.
0/Ha/TS 27-1-1964
Klei Bijlage I Consulent -schap NGr t! tl It NF « it 2751 2750 1491 1504
NNH
11ZNH
11 tiOGe
tiZGe
tt 11 « « itWB
ttNOB
H ttZZH
it 11NP
NNH
'2214
2212
731
733
1279
1292
1291
I29O
2746
870
1073
1074
1075
1492
2213
Loss ZL 11 23OO Bedrijf of pHui eraan, Winsum Gebr. de Vries,Warff J.H. Makken,Oosterho Gebr. de Wit, Ooster E. Kuipers M. Wiersma F. Hoofhiemster Bokma A. Schipper, Opmeer J. Huiberts, Schagen N.J. Bleeker IJff, Beemster 2 achter huis, Nocme J. Heyemans Burgers 2e weide Banken, Leeuwen v. Laar, Velddriel J. v. Kourik, Dreume! A. Cruisen, Dreumel A.J. v.d. Hurk, Wame! Looyen, Bruchem W. Dibbits, Almkerk C.H. Koekoek, Alrriker] A. v.d. Schie, Oyen : it « » G. v.d. Heuvel, Blok 't Mannetje, Rockanji tt tt tt W. Klok, Tinte V E. Kuipers J. Ros, Slootwaard J. Alberts, Born 1 tt It tt o
25 K-getal
Na 0 + 14
2729
16
20
36
34
33
31
26
34 2419
34
27
19 10 11 13 16 349
21
34 3239
44
38
36
20
23
33
23
36
27
Barnesting kg/haN
40
50
100
100
75
50 6040
150 150K
0
40
0
40
40
0
0
0
0
0
o
50 7575
80 080
0
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
100o
150o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Klei
Bijlage I (Vervolg)
Consulent-schapNGr
n ti ttNP
it tt ttNNH
ZNH
tt ttOGe
ttZGe
n tt n tt ttWB
ttNOB
« itZZH
tt ttNF
NNH
2751 2750 1491 1504 2214 2212731
73?
1279 1292 1291 1290 2746870
1073 1074 1075 1492 2213 LossZL
tt 23OO "* " '-Bedrijf of pe-ab- no.
Huisman, Winsum Gebr. de Vries, Warff
6575
J.H. Makken, Oosterh<? 759941 Gebr. de Wit, Oosterï
E, Kuipers ' M. Wiersma ' F. Hoofhiemster Bokraa A. Schipper, Opmeer ' J. Huiberts, Schagen* N.J. Bleeker U f f , Beemster ' 2 achter huis, Noome'
J. Heyemans Burgers 2e weide Banken, Leeuwen .v. Laar, Velddriel ' J. v. Mourik, Dreurae: A. Cruisen, Dreumel A.J. v.d. Hiirk, Wamef Looyen, Bruphem W. Dibbits, Almkerk
6574
760193
759697
6596
6597
760226
759749
6584
759681 761455 762153 658O 759584 6581 759691 759703 66118 6587 C.H. Koekoek, Almkerf 759417 A. v.d. Schie, Oyen ' « » 11 G. v.d. Heuvel, Blok 't Mannetje, Rockanj' tt « tt > W. Klok, Tinte V ' E. Kuipers 3 J. Ros, Slootwaard ' J. Alberts, Born 1 it tt it p >\ " 3
759430 6591 6592 759365 759370 759439 761595 759575 6594 759528 6595 Gras (in % v.d. j Datum i 1 | 11/5re
21,1 1ds)
p £— I 3,37 j niet aanwezig ! 9/5 j 18/5 | 15/51 7/5
| 8/58/5
14/58/5
23/57/5
17/5 28,1 22,5 25,0 19,3 22,1 22,8 21,3 25,4 20,9 25,4 20,8 | 2,58 | 3,56 j 4,17 3,52 3,85 3,54 3,37 3;/33,49
2,92
4,30
niet aanwezig 28/5 26/44/5
26/48/5
8/5
• 8/52/5
1/5
1/5
2/5
3/5
24/4 24/41/5
22/54/5
4/5
2/5
4/5
23,1 30,2 19,3 25,6 22,0 18,1 26,1 21,7 20,0 18,2 22,5 27,4 31,1 23,3 25,6 18,9 25,4 24,0 29,3 25,02,66
3,55
3,24
3,22
2,95
2,77
3,83
3,33
3,94
2,65
2,87
4,13
4,60
3,82
3 09
2,59
4,03
3,02
3,00
3,08 ,
N a O
0,10
i0,49
0,14
0,08
0,14
0,11
0,16
0,56
0,20
0,19
0,97
0,11
0,34
0,30 I
0,52 !
0,28 i
0,67 i
0,15
0,26
0,39
0,07
0,39
0,44
0,18
0,22
0,21 | 0,62 | 0,24 j 0,21 0,25 0,06 0,21Veen Bijlage II Consulent-schap ZWF 1! II tl tt II tl WD n
835
8>6
838
837
tl II tl OP II II WO tt NZH tt ti tt tt ZNH tt ti itU
NZH ZZH 661 662 1141 1140 1669 1670 962 961 959 734 732 1148 1147 1145 1146 96O 1076 Bedrijf of pej ! iHoekstra, perceel naai v.d. Lande, perceel a!j Wijnia De Negene !
i
Lende, perceel 5 mid. ! Lende, perceel Oude wi Lende, perceel 2 voorj Holkeraa, midden Tinnei E. Jonkers, Beilervaa:
J. Vliering, Een Norg, i J. Wiering, Een Norg, j W. Wiekema, Westervel! Wed. Westerhof, Dwingj J.S. Bosma, Wilgen ' K. Dam, Tijnje 2 B j K. Dam, Tijnje 3 C j Horst,Groensland, RouJ Bij huis 2, Rouveen Bij huis 3* Rouveen Horst, achter Ie weg j A. Does, Schieweg j J. Dekker, Stolwijk j M.O.A. Mourits, Reeuw! A.C. Hogervorst, Pijn! A. Sluys, Reeuwijk j Verburg, Ouderkerk ! Braam, perceel 5
Tinholt, Bocht kamp Tinholt, Kleine krog P.L. Rietkerk, Breuke Groeneweg, Wilnis Valkenburg, Kamerik
L. v. Schaik, Benschoj Gebr. Groenewegen, De! C. Boer, Bleskensgraaj Bemesting kg/ha N ; P ' 30 30 50 80 60 60
K
0
0
65
6085
65
; 0 ; 0 ; 84!
;
840 ;
; 0 !
60;
; 8O(K2O^) 120 i 120 ;; 0 i
i 0 ;?
0 ! 0 | 0 0 \ 0 0 i i i ?0 I
0 !
0
i I0 I
0
0 !
j i ! I0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Ve
i "- "en
Consulent-schap
ZWF
ti tt ti « tt HWD
it it »t tiOP
tt ttWO
II tl IINZH
it « it tiZNH
tt n itU
ti tt tiNZH
ZZH
835
836
838
837
661
662
1141
1140
1669
1670
962
961
959
734
732
1148
1147
1145
1146
960
1076
iBedrijf of perco. no.
Hoekstra, perceel naasf59895
v.d. Lande, perceel slf59903
Wijnia de Negene 6598
Lende, perceel 5 mid. 6599
Lende, perceel Oude wef59465
Lende, perceel 2 voor f59967
Holkema, midden Tinne 6600
E. Jonkers, Beilervaar 6603
J. Wiering, Een Norg, 6604
J. Wiering, Een Norg, 6605
W. Wiekema,
Westerveldf6l425
Wed. Westerhof, Dwingef60199
J.S. Bosma, Wilgen 759979
K. Dam, Tijnje 2 B f61544
K. Dam, Tijnje 3 C 6601
Horst, Groensland, Rouf6l855
Bij huis 2, Rouveen 66O8
Bij huis 3» Rouveen 6609
Horst, achter 1e weg f61847
A. Does, Schieweg 6585
J. Dekker, Stolwijk f59403
M.O.A. Mourits,
Reeuwif6l443
A.C. Hogervorst, Pijnaf59509
A. Sluys, Reeuwijk 6586
Verburg,Ouderkerk 6582
Braam, perceel 5 f61549
Tinholt, Bocht kamp f59592
Tinholt, Kleine krog 6583
P.L. Rietkerk, Breukelf60754
Groeneweg, Wilnis f60746
Valkenburg, Kamerik f62161
L. v. Schaik, Benschopf59373
Gebr. Groenewegen, Delf59955
C. Boer,
Bleskensgraaff59448
madela
? made
Bijlage II
(\
Gras (in
%
v.d. ds)
Datum
8/5
8/5
6/6
30/5
1/5
10/5
11/5
15/5
18/5
18/5
17/5
14/5
10/5
21/5
7/5
23/5
24/5
24/5
23/5
3/5
27/4
21/5
3/5
3/5
15/5
21/5
4/5
15/5
16/5
16/5
11/5
24/4
8/5
2/5
nd
land
re
24,6
21,3
25,3
25,4
24,7
20,0
26,0
27,9
27,1
28,0
24,3
27,1
25,8
27,5
18,8
16,8
16,3
16,9
21,5
32,4
30,5
23,4
24,2
27,8
19,9
18,4
20,1
21,5
18,5
18,3
25,6
26,2
27,9
21,5
K
20
4,39
1,98
3,69
3,17
3,68
2,50
4,00
3,80
3,93
4,66
2,06
4,22
2,73
4,18
2,58
3,42
3,34
2,49
3,13
3,74
4,88
3,70
3,84
4,53
4,08
4,35
1,86
2,98
3,93
2,85
4,56
4,40
3,89
3,47
Vervolg)
*Na
20
"Î ~ " I
I °'
15
0,71
| 0,25 I
\ 0,42| 0,22
0,26
! 0,22
; 0,56 !
0,17 '
: 0,18
|s
! 0,56 f |
! 0,12 j !
0,24
;| 0,06
j 0,21 **
I 0,26
0,12 **
! 0,28
i 0,16
0,36
i 0,12
i| 0,25
j 0,23
j 0,11
0,14
I
0,09
0,33
10,16
**
; 0,59
0,42
i 0,20
j 0,15
! 0,28
1
0,32
i i !Zand
Bijlage I I I
Consulent-schapOF
1!WD
OD
it it tt00
If It ttOGe
ti itMB
it tt itNOB
ZL
itWB
ttVe
WO
tt itVe
NL
tt jOB
«ZGe
NNH
it 1139660
1070 1071 1766 1765 1477 1478580
579
869
2299 2745 1442 1671 1441794
795
3684 3685 1581 2210 2211Bedrijf of perc25 K-getal N a O + 14 Teyen Bos, J.v. Boekel
R.A.P. de Vries, Stegg J. Vfesterbeek, Leggelc J.U. Dalen G.W. Borger H.M. Westdorp G.S. Dalen Veltink, Hardenberg Karnebeek, Haaksbergen Snuverink, B. Maat Leunk, Markelo
H. Harmsen, Zelhem pei
» n n p e I
11 .. p e i
M.L. Roozen T. v. Alphen Gebr. Ketelaars Rops Bavel Kalverweide C. Verhoeven, Wanroy Kindr. Jacobs Stamproj
II II t! C. Uitdehaag, Nispen H. Verhulst, Roozendas Weyenburg Heeten V3 Heeten V4 Daggenvoorde Dasseriaar, Putten M. Janssen, Ospel III G. Kessels, Ospel IV A. v. Grinsven, Boxte] J. Hartman, Asten W. Harding, Se Hingen N. Klaver, Zijpe Paalberg, Zijpe
33
23
38
40
20
14
50
19
41
41
50
35
51
35
16
15
29
45
50
50
56
56
58
30
41
44
18
49
18
45
34
23
i
17 |38
j Bem<N
100
40
25
40
120
60
70
70
40?
?
ssting kg/h P60
50
25
34
60
0
70
70
40
0
a
K
0
120
0
0
80
0
50
72
125
0
0 !
I0
0
0
160
0
130
0
0
0
0
0 I I 11
0 j
80 1
f0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Zand Bijlage III (Vervolg)