• No results found

Woede bij verslaafden : Validatie van de STAXI-2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Woede bij verslaafden : Validatie van de STAXI-2"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Woede bij verslaafden

Validatie van de STAXI-2

Desirée C.M. van Winden, MSc (10573461)

Gezondheidszorgpsychologie: Klinisch Forensische psychologie Universiteit van Amsterdam

23 augustus 2014 Begeleider: L. Nentjes

Externe begeleider: M. Lievaart Onderzoeksinstelling: Bouman GGZ

(2)

Inhoudsopgave 1. Dankwoord 3 2. Abstract 5 3. Introductie 6 4. Materialen en methode 9 3.1. Participanten 9 3.2. Instrumenten 10 3.3. Procedure 12 3.4. Data analyse 13 5. Resultaten 14 5.1. Demografische variabelen 14 5.2. Validatie 19

5.3. Onderrapportage van woede 22

6. Discussie 24

6.1. Validatie 25

6.2. Onderrapportage van woede 25

6.3. Conclusie 27

(3)

1. Dankwoord

Middels deze weg wil ik iedereen bedanken die heeft bijgedragen aan het tot stand brengen van deze masterthesis.

Ten eerste wil ik graag mijn begeleiders, Marien Lievaart van de Erasmus Universiteit en Lieke Nentjes van de Universiteit van Amsterdam, bedanken voor de begeleiding bij het onderzoek en het voorzien van feedback. Bij jullie kon ik terecht voor al mijn vragen.

Ook wil ik graag mijn ouders Frans en Marga bedanken voor de (financiële) steun. Zonder hen had ik nooit gekomen tot het schrijven van mijn (tweede) masterthese.

Als laatste wil ik graag mijn vriend Michel Kempers bedanken. Je gaf me de motivatie om na een drukke periode van stages mijn these te gaan schrijven en je hebt veel tijd gestoken in het nakijken van mijn teksten.

(4)

Ondergetekende, Desirée van Winden, geeft toelating tot het raadplegen van deze masterthesis door derden

(5)

2. Abstract

Introductie Het doel van huidig onderzoek was, in de eerste plaats, het valideren van de

Nederlandse versie van de State-Trait Anger Expression Inventory-2 (2). De STAXI-2 meet mate van de ervaring, expressie en controle van woede. Een tweede doel van het huidige onderzoek was het nagaan of (ontkennende) gewelddadige forensische patiënten minder of evenveel woede rapporteren op de STAXI-2 dan niet-gewelddadige patiënten. Dit is van belang omdat dit iets kan zeggen over de mate van sociale wenselijkheid (Impression

Management) bij het invullen van de vragenlijst. Wanneer gewelddadige personen een lagere

of dezelfde score zouden behalen op de STAXI-2, zou dit kunnen betekenen dat zij bewust of onbewust de uitkomst van de vragenlijst willen beïnvloeden. Dit zou resulteren in een ‘positievere’ uitslag en dus rapportage van evenveel of minder woede dan niet-gewelddadige personen.

Methoden De populatie die werd gebruikt om de STAXI-2 te valideren bestond uit 146

patiënten van het Bouman GGZ, Pieter de Hoochweg in Rotterdam. Deze patiënten kregen behandeling op vrijwillige (n = 88) of gedwongen basis (n = 58) met als doel te werken aan hun alcohol- en/of drugsverslaving. Om de convergente validiteit te bepalen werden de scores op de STAXI-2 vergeleken met de scores op verschillende andere vragenlijsten die hetzelfde component, namelijk woede, dienen te meten. Om de divergente validiteit te bepalen werden de scores op de schalen van de STAXI-2 vergeleken met de scores op valide vragenlijsten die een tegengesteld construct meten. Daarnaast werd voor de tweede onderzoeksvraag of er een verschil was in score op de STAXI-2 tussen niet-gewelddadige patiënten en (ontkennende) gewelddadige patiënten.

Resultaten Er werd gevonden dat de Nederlandse vertaling van de STAXI-2 voldoende

betrouwbaar (intern consistent) en voldoende convergent en divergent valide was in de onderzochte populatie. Er werd daarnaast gevonden dat gewelddadige (ontkennende) patiënten een net zo hoge score behaalden op de STAXI-2 als niet-gewelddadige personen.

Conclusie Uit huidig onderzoek is gebleken dat de STAXI-2 in de Nederlandse vertaling een

betrouwbaar en valide instrument is om de ervaring, expressie en controle van woede te kunnen meten. Daarnaast bleek dat de ontkennende gewelddadige patiënten dezelfde mate woede rapporteerden op de zelfrapportage vragenlijst. In de toekomst kan de STAXI-2 in de Nederlandse versie worden gebruikt in de forensische setting om de ervaring, expressie en controle van woede te meten.

(6)

3. Introductie

Woede is naast vreugde, verdriet, angst, verbazing en afschuw één van de basisemoties waar iedereen weleens mee te maken heeft (Eimer, Holmes & McGlone, 2003). Woede heeft verschillende functies (Novaco, 2010). De eerste functie is dat het de energie geeft om te reageren in plaats van het inhouden van het gevoel. Het helpt de aandacht te richten op dreiging in de omgeving. Door woede kunnen negatieve gevoelens geuit worden. Daarnaast kan het zorgen voor verdediging, door het nemen van fysieke afstand. Ook kan het zorgen voor een gevoel van controle en macht in sociale groepen. Woede kan daarnaast zorgen voor agressie, wat belangrijk kan zijn voor overleving. Dit wordt vaak gezien als een verkeerde manier van het uiten van woede. Daarnaast kan het een signaal afgeven over de staat waarin iemand verkeert en als laatste kan het zorgen voor het vergroten van een sociale rol. Er zijn verschillende manieren waarop met woede kan worden omgegaan. Woede kan worden geuit of worden gecontroleerd, door bijvoorbeeld te kalmeren, zodat het niet wordt geuit naar de omgeving. Het niet reguleren van woede houdt in dat de activatie, expressie en ervaring van woede gebeurt zonder hier controle over te hebben. Negatieve gevolgen hiervan kunnen zijn dat woede omslaat in agressief gedrag, interpersoonlijke problemen en negatieve invloed kan hebben op de gezondheid. Een manier om deze controle terug te krijgen is het krijgen van behandeling, zoals cognitieve gedragstherapie, psychotherapie of medicatie.

Boosheid en woede komen vaak voor bij psychiatrische patiënten, met name bij forensische patiënten (Posternak & Zimmerman, 2001; Novaco, 2011). Lichamelijk geweld, een prevalent gevolg van woede, komt in veertien procent van de gevallen voor bij psychiatrische patiënten. De inschatting van prevalentie van woede bij patiënten door clinici is 35 procent (Novaco, 2011). De meest genoemde reden voor de hoge prevalentie van woede bij psychiatrische patiënten is dat woede gerelateerd is aan het gevoel van bedreiging, iets wat veelvoorkomend is bij verscheidene psychische stoornissen. Stoornissen waarbij woede een veelvoorkomende emotie is, zijn: verslaving, psychotische stoornissen, persoonlijkheids-stoornissen (cluster B), stemmingspersoonlijkheids-stoornissen, persoonlijkheids-stoornissen in de impulscontrole, intellectuele verstoringen, dementie en de post traumatische stressstoornis (Novaco, 2011). Uit eerder onderzoek is gebleken dat mensen die verslaafd zijn aan één of meerdere middelen vaker te maken hebben met geweld dan mensen die niet verslaafd zijn (Cuomo, Sarchiapone, Di Giannantonio, Mancine & Roy, 2008; Norström & Pape, 2010; Pihl & Peterson, 1994). De redenen voor deze relatie zijn uiteenlopend (Norström & Pape, 2010). Zo zou het kunnen zijn dat personen die onder invloed zijn van middelen vaker opgepakt worden, waardoor het lijkt alsof zij vaker te maken hebben met geweld. Daarnaast zou het kunnen zijn dat het verkrijgen

(7)

van (illegale) middelen vaak gepaard gaat met geweld of dat het middel daadwerkelijk zorgt voor meer woede en agressie. De oorzaak van woede bij psychotische stoornissen is vaak het hebben van wanen of hallucinaties en bij stemmingsstoornissen ontstaat woede vaak uit irritatie. Het is van belang om (verslaafde) patiënten op symptomen van woede te testen, omdat woede voorspellend is gebleken voor (fysieke) agressie zowel voor, tijdens als na de behandeling (Novaco, 2010). Een model dat de relatie tussen woede, agressie en gewelddadig gedrag meent te verklaren, is het Anger Avoidance Model (Gardner & Moore, 2008). Dit model zegt dat een geschiedenis met geweld en de aversie hiervoor zorgt voor een bias in de informatieverwerking en voor verstoringen in de emotieregulatie. Dit zorgt ervoor dat personen met een geschiedenis van geweld dit proberen te vermijden, wat paradoxaal juist zorgt voor meer boosheid, agressie en gewelddadig gedrag. Het is van belang om de mate van woede in kaart te brengen, omdat woede in verband staat met agressief en gewelddadig gedrag.

Een veelgebruikt instrument om ervaring, expressie en controle van woede te meten is de State-Trait Anger Expression Inventory-2 (STAXI-2) (Spielberger, 1999). De STAXI-2 is een zelfrapportage vragenlijst en meet de intensiteit van woede op een bepaald moment en de frequentie waarmee woede wordt ervaren, geuit en gecontroleerd. Hoge scores op de test kunnen betekenen dat de boosheid beperkingen geeft in het dagelijks functioneren. Daarnaast kunnen hoge scores op de STAXI-2 aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico op hartproblemen, hoge bloeddruk en angststoornissen. Het gebruik van de STAXI-2 is in andere talen onderzocht en is valide en betrouwbaar gebleken (Alcázer, Deffenbacher & Byrne, 2011; Maxwell, Sukhodolsky & Sit, 2009; McCloskey & Coccaro, 2013). In de Spaanse taal had de STAXI-2 een interne consistentie (Cronbach’s alpha) van .70 (Culhane & Morera, 2010). Het hoofddoel van huidig onderzoek is het valideren van de STAXI-2 in de Nederlandse taal. Er wordt gekeken naar de convergente en divergente validiteit. Hierbij worden de scores op de schalen van de STAXI-2 vergeleken met scores op vragenlijsten die hetzelfde (convergent) of een ander construct (divergent) dienen te meten. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij een heterogene groep van psychiatrische patiënten, waarin door de aanwezigheid van een relatief groot aantal forensische patiënten een grote spreiding van woede kan worden verwacht.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat woede betrouwbaar en valide gemeten kan worden in de forensische setting middels zelfrapportage (Taylor & Novaco, 2005). Het gebruik van zelfrapportage bij forensische groepen kan echter gepaard gaan met enkele problemen (Hornsveld, Muris & Kraaimaat, 2009). Uit eerder onderzoek bij patiënten met

(8)

schizofrenie is gebleken dat de patiënten die gevoelens van woede ontkenden lager scoorden op een zelfrapportage vragenlijst die agressie meet, namelijk de Buss-Perry Aggression Questionnaire (BPAQ) (Krakowski & Czobor, 2012). Uit dit onderzoek bleek eveneens dat de mate waarin woede werd ontkend, gerelateerd was aan toekomstig geweld. Eén van de oorzaken voor het rapporteren van minder woede dan er daadwerkelijk is, zou kunnen zijn dat mensen zich bewust of onbewust beter voordoen dan ze zijn (McEwan, Davis, MacKenzie & Mullen, 2009). De term die hierbij wordt gebruikt is Impression Management. In een onderzoek van McEwan et al. werden uitkomsten van forensische cliënten op de STAXI-2 vergeleken met uitkomsten op de Paulhus Deception Scales (PDS; Paulhus, 1998) die

Impression Management meten en worden gebruikt wanneer de uitkomst van een test waarde

heeft voor de onderzochte. Hieruit bleek dat er op de STAXI-2 minder Trait Anger en expressie van woede en een hogere mate van controle over woede werd gerapporteerd door de cliënten, terwijl dit niet overeen kwam met uitkomsten op de PDS. Concluderend zou gezegd kunnen worden dat wanneer de mate van woede gemeten wordt met een zelfrapportage vragenlijst, het van belang is altijd een test af te nemen die meet of een persoon zich anders voordoet dan hij werkelijk is, zoals de PDS. Op deze manier kan worden gekeken of er sprake is van Impression Management. Het belang van het meten van de daadwerkelijke mate van woede is vooral het monitoren van de behandeldoelen aan de hand van symptomen. Het monitoren zou vooral van toepassing zijn bij personen die behandeling volgen doordat dit bijvoorbeeld opgelegd is door de rechtbank. Ontkenning van woede zou ervoor kunnen zorgen dat deze mensen eerder (mogen) stoppen met hun behandeling, terwijl dit niet geïndiceerd is. Daarom is het tweede doel van dit onderzoek om de rol van ontkenning bij het rapporteren van woede op een zelfrapportage vragenlijst in kaart te brengen.

De eerste onderzoeksvraag van het huidige onderzoek is: ‘Is de STAXI-2 in de Nederlandse taal een valide meetinstrument om de ervaring, expressie en controle van woede te kunnen meten?’. De hypothese hierbij is dat de Nederlandse vertaling van de STAXI-2 valide is en in de praktijk gebruikt zal kunnen worden. De vragenlijst is valide wanneer de deze significant correleert met de schalen van de Agressie Vragenlijst (AVL), de Hostiliteitschaal van de Symptom Checkist-90 (SCL-90) en de schalen van de Barratt

Impulsiveness Scale (BIS-11) en negatief correleert met de schaal Agreeableness van de NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI). De tweede onderzoeksvraag van het huidige onderzoek is:

‘Rapporteert de gewelddadige groep forensische patiënten minder woede op de STAXI-2 dan de niet-gewelddadige groep?’. Hierbij zal specifiek nog worden gekeken naar de gewelddadige patiënten die het geweldsdelict ontkennen. De hypothese hierbij is dat de

(9)

(ontkennende) gewelddadige groep patiënten minder gevoelens van woede rapporteert dan de niet-gewelddadige groep, wat zou resulteren in een zelfde score of een lagere score van de gewelddadige groep op de STAXI-2.

4. Materialen en methoden 4.1.Participanten

De geteste onderzoekspopulatie betrof 146 patiënten (gemiddelde leeftijd = 42.1 jaar, SD = 11.3, 114 mannen) die voor hun verslaving poliklinisch in behandeling waren bij Bouman GGZ, locatie Pieter de Hoochweg in Rotterdam. Er is gekozen voor dit aantal om voldoende statistische power te verkrijgen. Uit een power-berekening bleek dat er 111 proefpersonen nodig waren bij een verwachte effectgrootte van .03 en een alpha van .05. De populatie bestaat uit verslaafden die zich vrijwillig hebben aangemeld bij het Bouman om geholpen te worden met hun verslaving en forensische patiënten die vanuit een forensische setting gedwongen zijn behandeling te volgen bij het Bouman GGZ. De patiënten zijn benaderd met de vraag of zij wilden meewerken aan het onderzoek en enkele vragenlijsten zouden willen invullen. Hierbij werd kort het doel van het onderzoek uitgelegd en vragen over het onderzoek beantwoord. De inclusiecriteria van het onderzoek waren dat de patiënt onder behandeling moest zijn bij het Bouman GGZ en dat deze ouder was dan achttien jaar. De exclusiecriteria die werden gebruikt voor het onderzoek waren: (a) het hebben van ernstige problemen met het zicht, (b) het hebben van ernstige ontwenningsverschijnselen en (c) het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal, waardoor de vragenlijsten niet ingevuld konden worden. Voor deelname aan het onderzoek werd geen vergoeding gegeven.

De groep verslaafden die vrijwillig voor behandeling bij het Bouman GGZ waren aangemeld (non-forensisch) bestond uit 88 patiënten (gemiddelde leeftijd = 43.7 jaar, SD = 11.7, 60 mannen) en de groep forensische patiënten die behandeling volgden bestond uit 58 patiënten (gemiddelde leeftijd = 39.8 jaar, SD = 10.4, 54 mannen). Om de tweede onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werd de populatie forensische patiënten onderscheiden in vier groepen. Tussen de vragenlijsten was een blad toegevoegd met de vraag: “Heeft u wel eens een gewelddadige misdaad begaan?”. Het antwoord op deze vraag in vergelijking met wat werd gevonden in het elektronisch dossier van de patiënt werd gebruikt om te bepalen of het geweld werd toegegeven of ontkent. De eerste groep bevatte 5 niet-gewelddadige patiënten die aangaven wel gewelddadig te zijn (gemiddelde leeftijd = 39.8 jaar, SD = 12.7, 5 mannen). De tweede groep bestond uit 12 patiënten (gemiddelde leeftijd = 43.7 jaar, SD = 11.1, 10 mannen) die volgens het dossier niet-gewelddadig waren en eveneens

(10)

zelf aangaven niet-gewelddadig te zijn. De derde groep bestond uit 14 patiënten (gemiddelde leeftijd = 39.4 jaar, SD = 10.8, 14 mannen) die, volgens het dossier, gewelddadig waren, maar dit ontkenden bij het invullen van de vragenlijsten. De laatste groep bestond 27 patiënten (gemiddelde leeftijd = 38.3 jaar, SD = 9.6, 25 mannen) die gewelddadig waren en dit eveneens aangaven bij het invullen van de vragenlijsten.

4.2. Instrumenten 4.2.1. Vragenlijsten

Voor het onderzoek zijn verschillende vragenlijsten ingevuld door de deelnemers. Niet alle vragenlijsten zijn gebruikt voor het beantwoorden van de vraagstellingen van het huidige onderzoek, maar werden afgenomen voor exploratieve doeleinden en voor het beantwoorden van andere vraagstellingen die in het huidige onderzoek niet beantwoord zullen worden. De Novaco Vragenlijst (NAS) is wel afgenomen, maar werd niet gebruikt, omdat er te weinig vragenlijsten waren die volledig werden ingevuld.

4.2.1.1. State-Trait Anger Inventory-2. De State-Trait Anger Expression Inventory-2

(STAXI-2) is een uitbreiding op de STAXI (Spielberger, 1988). De STAXI bestond uit vijf schalen (State, Trait, Anger-in, Anger-out en Anger-control). Bij de STAXI-2 is er een verandering gemaakt in de verdeling van de schalen. Er is een schaal toegevoegd, namelijk de Anger

Control-in schaal. Verder zijn de State items uitgebreid. De STAXI-2 is een zelfrapportage

vragenlijst die bestaat uit 57 items. Elk item kan worden gescoord op een vier-punts Likert schaal van ‘bijna nooit’ tot ‘bijna altijd’. De items van de STAXI-2 zijn onderverdeeld in zes schalen. De eerste schaal is de State Anger schaal waarmee de intensiteit van woede op een bepaald moment gemeten kan worden. Aan de hand van de Trait Anger schaal kan worden bepaald hoe vaak boze gevoelens worden ervaren. De Anger Expression-out schaal kan worden gebruikt om te meten in hoeverre boosheid naar andere personen en objecten in de omgeving wordt geuit. Aan de hand van de Anger Expression-in schaal kan worden gemeten of er sprake is van het inhouden of onderdrukken van boosheid. Het meet met name hoe vaak woede intern wordt ervaren, maar niet wordt uitgedrukt. Met de Anger Control-out schaal kan worden gemeten in hoeverre boze gevoelens worden gecontroleerd door het voorkomen van expressie van deze gevoelens naar andere personen en objecten in de omgeving. De laatste schaal, de Anger Control-in schaal, meet in hoeverre boosheid wordt gecontroleerd door te kalmeren of af te koelen. De interne consistentie van deze vragenlijst is in een

(11)

niet-Nederlandse populatie goed gebleken (McCloskey & Coccaro, 2013). Er werd voor de zes schalen van de vragenlijst een Cronbach’s alpha van .73 tot .94 gevonden.

4.2.1.2. Agressie Vragenlijst. Met behulp van de Agressie Vragenlijst (AVL) werd de mate

van agressie gemeten. De vragenlijst bestaat uit vier schalen. De eerste schaal bevat de items die betrekking hebben tot fysieke agressie. De tweede schaal bevat items over verbale agressie. De derde schaal meet de mate van woede. De laatste schaal beslaat de items die te maken hebben met vijandigheid. De interne consistentie van de Aggression Questionnaire waarop de AVL is gebaseerd is goed te noemen met een Cronbach’s alpha van .84 (Meesters, Muris, Bosma, Schouten & Beuving, 1996). In huidig onderzoek bleek de interne consistentie van de AVL in orde te zijn met een Cronbach’s alpha van .86.

4.2.1.3. Symptom Checklist-90. Om de aanwezigheid van verschillende psychische

symptomen te bepalen werd de Symptom Checklist-90 (SCL-90) afgenomen. In huidig onderzoek werd de Hostiliteitsschaal gebruikt. Met een Cronbach’s alpha variërend van .77 tot .90 is de interne consistentie van deze vragenlijst goed te noemen (Holi, Sammallahti & Aalberg, 1998). In het huidige onderzoek werd een Cronbach’s alpha van .94 gevonden.

4.2.1.4. Barratt Impulsiveness Scale. Met behulp van de Barratt Impulsiveness Scale (BIS-11)

werd het niveau van impulsiviteit gemeten (Patton, Stanford, & Barratt, 1995). De BIS-11 bevat drie schalen gerelateerd aan impulsiviteit: Attentional Impulsivity, Motor Impulsivity en

Non-planning Impulsivity. Attentional impulsiviteit is ontwikkeld om snelle verschuivingen in

aandacht en ongeduld met complexiteit te meten. Motor impulsiviteit meet impulsieve acties, dus het direct en ongepland handelen als een reactie op stimuli. Non-Planning impulsiviteit meet een tekort aan toekomstoriëntatie; de mate van afwegen van consequenties op lange termijn. Deze test heeft een hoge betrouwbaarheid (Stanford, Mathias, Dougherty, Lake, Anderson & Patton, 2009). Uit dit onderzoek bleek de interne consistentie (Cronbach’s

alpha) voor de verschillende versies van de BIS-11 tussen .71 en .83 te liggen. Uit huidig

onderzoek bleek Cronbach’s alpha van de BIS-11 .72 te zijn.

4.2.1.5. NEO Five Factor Inventory. De NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI) werd

gebruikt om de vijf persoonlijkheidfactoren te kunnen meten. Dit zijn Openness,

Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness en Neuroticism. De schaal die is gebuikt

(12)

datgene benadert dat de STAXI-2 beweert te meten. De interne consistentie van de vijf schalen varieert van .68 tot .86 (McCrae & Costa, 2004). In het huidige onderzoek varieert de interne consistentie van een Cronbach’s apha van .54 tot .80. De schaal die wordt gebruikt om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is Agreeableness. Deze schaal had een goede interne consistentie van .75.

4.3. Procedure

Voor aanvang van het onderzoek is goedkeuring door de Commissie Ethiek (CE) van de Universiteit van Amsterdam (UvA) verkregen. Patiënten van het Bouman GGZ werden gevraagd of zij zouden willen deelnemen aan het onderzoek. Na instemming werd de deelnemer naar een rustige ruimte begeleid om hier het toestemmingsformulier en de vragenlijsten te kunnen invullen. Door het informed consent te ondertekenen, gaven de patiënten toestemming voor deelname aan het onderzoek, voor verwerking van de gegevens en het bewaren van de gegevens tot vijftien jaar na het onderzoek. Verder gaf de deelnemer toestemming aan de onderzoekers om in het elektronisch patiënten dossier op te zoeken welk(e) middel(en) de deelnemer gebruikt, wat voor soort delict eventueel is gepleegd en welke DSM diagnose is gesteld. Delicten werden geclassificeerd als gewelddadig wanneer er duidelijk sprake was van agressie of geweld of wanneer er in het dossier stond beschreven dat het delict gepaard ging met geweld of bedreiging.

Na het invullen van het toestemmingsformulier werden de vragenlijsten ingevuld door de deelnemer. De volgorde die werd aangehouden bij het invullen van de vragenlijsten was als eerste de STAXI-2, daarna de AVL, dan de SCL-90, hierna de BIS-11, vervolgens de NEO-FFI en als laatste de NAS. Eén van de onderzoekers bleef in dezelfde ruimte aanwezig om eventuele vragen te kunnen beantwoorden. Wanneer de deelnemer klaar was met het invullen van de lijsten werden de vragenlijsten op een afgeschermde, veilige plek bewaard om zodoende de anonimiteit van de patiënten te waarborgen. Na afloop van het onderzoek zullen de vragenlijsten, waarop het proefpersoonnummer te vinden is, na vijftien jaar worden vernietigd. Ook de toestemmingsformulieren zullen worden bewaard tot vijftien jaar na onderzoek, zodat het onderzoek eventueel gerepliceerd kan worden. De proefpersoonnummers en toestemmingsformulieren zullen apart bewaard worden, zodat deelname aan het onderzoek anoniem blijft.

(13)

4.4. Data analyse

4.4.1. Exploratie van de data

Niet alle deelnemers hebben alle vragenlijsten volledig ingevuld. Er is gebruik gemaakt van een optelmethode waarbij de missende waarden automatisch weggelaten werden in het databestand.

4.4.2. Validatie

Eerst werd de betrouwbaarheid van de STAXI-2 als instrument voor het meten van de mate van woede bepaald. Dit werd gedaan door de interne consistentie van de schalen te berekenen. Volgens Field (2009) is een waarde van .7 of hoger voor Cronbach’s alpha voldoende om te kunnen zeggen dat het een betrouwbare schaal betreft.

Bij het bepalen van de convergente validiteit werden twee testen die hetzelfde begrip meten vergeleken. Naarmate de correlatie stijgt, stijgt de validiteit. Wanneer de testen hoog met elkaar zouden correleren betekent dit dat deze vragenlijsten hetzelfde begrip meten. Indien de vragenlijsten laag met elkaar zouden correleren, meten de testen verschillende begrippen. Om de convergente validiteit van de STAXI-2 te bepalen, werd deze vragenlijst vergeleken met valide vragenlijsten die hetzelfde construct trachten te meten of met vragenlijsten die een samenhangend construct meten, namelijk agressie (de AVL), vijandigheid (de Hostiliteitschaal van de SCL-90) en impulsiviteit (de schalen van de BIS-11). Met behulp van correlationeel onderzoek werd gekeken of de scores van de twee vragenlijsten overeen kwamen. Een correlatie met een p-waarde kleiner dan .05 zou betekenen dat er overeenkomst is en dit zou de hypothese bevestigen.

Bij het bepalen van de divergente validiteit worden twee testen die het tegenovergestelde begrip dienen te meten vergeleken. Naarmate de correlatie daalt, stijgt de validiteit. Wanneer de schalen negatief met elkaar zouden correleren betekent dit dat de vragenlijsten het tegenovergestelde begrip meten. De divergente validiteit werd bepaald door de schalen van de STAXI-2 te vergelijken met schalen en vragenlijsten die het tegenovergestelde dienen te meten. Er werd hierbij een vergelijking gemaakt tussen de schaal

Agreeableness van de NEO-FFI en de schalen van de STAXI-2.

4.4.3. Onderrapportage van woede

Om te kijken of er anders werd gescoord op de STAXI-2 door (ontkennende) gewelddadige patiënten dan niet-gewelddadige patiënten, werd een multivariate ANOVA (MANOVA) uitgevoerd. Eerst werd de groep gewelddadige patiënten vergeleken met de groep

(14)

niet-gewelddadige patiënten. Daarna werd de groep niet-gewelddadige patiënten die ontkende gewelddadig te zijn vergeleken met de overige groepen. Wanneer de groepen niet significant van elkaar verschillen zou dit betekenen dat de gewelddadige groep waarschijnlijk bewust of onbewust minder woede rapporteert dan er daadwerkelijk is. Wanneer er een significant verschil zou bestaan waarbij de gewelddadige groep lager scoort op de STAXI-2 zou dit eveneens de hypothese dat gewelddadige patiënten woede onderrapporteren op de STAXI-2 bevestigen. Een significant verschil tussen de groepen houdt in dat er een p-waarde van <.05 gevonden moet worden.

5. Resultaten

Er is gekeken naar verschillende assumpties waaraan de data moet voldoen om de resultaten te kunnen interpreteren. Ook is met behulp van scatterplots en histogrammen gekeken naar eventuele outliers in de data. Verder zijn de casewise diagnostics opgevraagd in Statistical

Package for the Social Sciences (SPSS). Er is gekeken naar Cook’s Distance, Mahalanobis Distance en de gestandaardiseerde residuen. Hieruit is gebleken dat er geen opvallende

waarden aanwezig waren in het databestand en dat de data normaal verdeeld was.

5.1. Demografische variabelen

Er zijn geen significante groepsverschillen gevonden wat betreft hoogst afgeronde opleiding (tabel 1). Er zijn wel verschillen gevonden in leeftijd tussen de groepen, t (144) = -2.03, p = .04. De niet-forensische patiënten zijn gemiddeld 3.86 jaar ouder dan de forensische patiënten. Verder zijn er ook verschillen gevonden wat betreft de verdeling van de sekse per groep en het inkomen van groepen. De forensische groep bevatte percentueel meer mannen dan de niet-forensische groep en de niet-forensische groep had over het algemeen een hoger inkomen dan de forensische groep.

(15)

Tabel 1

Demografische variabelen totale onderzoekspopulatie

Groep (N = 146) Forensische groep (n = 58) Niet-forensische groep (n = 88) T-waarde P-waarde Leeftijd (gemiddelde, SD) 42.12 (11.33) 39.79 (10.39) 43.65 (11.71) -2.03 .04* Geslacht (man %) 78.1 93.1 68.2 .00* Hoogst afgeronde opleiding (%) • VMBO (of vergelijkbaar) • HAVO/VWO • MBO • HBO • WO • Anders 22.2 16.6 25.0 11.8 2.8 21.5 21.4 21.4 28.6 0.0 0.0 28.6 22.7 13.6 22.7 19.3 4.5 17.0 .99 Inkomen (%) • Bijstandsniveau of minder • Minimumloon • Tot modaal • Boven modaal 50.3 19.3 24.8 5.5 65.5 20.7 10.3 3.4 40.2 18.4 34.5 6.9 .001* * p < 0.05 Tabel 2

Gemiddelden en standaarddeviaties van de totale onderzoekspopulatie op de verschillende vragenlijsten

Groep (N = 146) Forensische groep (n = 58) Niet-forensische groep (n = 88) STAXI-2 State Anger

(gemiddelde, SD)

19.39 (7.90) 20.88 (9.62) 18.41 (6.39)

(16)

(gemiddelde, SD) STAXI-2 Anger Expression-out (gemiddelde, SD) 15.70 (4.95) 17.22 (5.21) 14.74 (4.55) STAXI-2 Anger Expression-in (gemiddelde, SD) 18.34 (4.44) 19.00 (4.09) 17.91 (4.63) STAXI-2 Anger Control-out (gemiddelde, SD) 20.72 (5.09) 20.56 (5.02) 20.83 (5.16) STAXI-2 Anger Control-in (gemiddelde, SD) 20.75 (5.37) 21.07 (5.81) 20.53 (5.08)

AVL Fysieke agressie (gemiddelde, SD)

25.06 (9.11) 30.00 (8.35) 21.76 (8.08)

AVL Verbale agressie (gemiddelde, SD)

14.30 (4.57) 15.84 (4.92) 13.31 (4.06)

AVL Woede (gemiddelde,

SD) 19.05 (6.61) 21.95 (6.39) 17.12 (6.05) AVL Hostiliteit (gemiddelde, SD) 24.26 (7.32) 27.04 (7.72) 22.40 (6.45) SCL-90 Hostiliteit (gemiddelde, SD) 10.31 (5.13) 11.50 (5.99) 9.59 (4.41) NEO-FFI Agreeableness (gemiddelde, SD) 39.40 (6.65) 37.51 (6.41) 40.46 (6.58) BIS-11 Attention (gemiddelde, SD) 17.60 (4.35) 18.12 (4.12) 17.30 (4.48) BIS-11 Motor (gemiddelde, SD) 23.57 (4.61) 23.84 (4.83) 23.42 (4.50) BIS-11 Non-planning (gemiddelde, SD) 27.55 (4.74) 27.55 (4.61) 27.55 (4.84)

Er zijn geen significante groepsverschillen gevonden wat betreft leeftijd, geslacht en hoogst afgeronde opleiding tussen de groep gewelddadige forensische patiënten en

(17)

niet-gewelddadige forensische patiënten (tabel 3). Er werd wel een verschil gevonden wat betreft het inkomen van de groepen. De gewelddadige groep heeft gemiddeld een hoger inkomen dan de niet-gewelddadige groep patiënten.

Tabel 3

Demografische variabelen forensische populatie

Groep (N = 58) Gewelddadige groep (n = 41) Niet-gewelddadige groep (n = 17) T-waarde P-waarde Leeftijd (gemiddelde, SD) 39.79 (10.39) 38.66 (9.90) 42.53 (11.32) -1.30 .20 Geslacht (man %) 93.1 95.1 88.2 .36 Hoogst afgeronde opleiding (%) • VMBO (of vergelijkbaar) • HAVO/VWO • MBO • HBO • WO • Anders 21.4 21.4 28.6 0.0 0.0 28.6 20.5 23.1 35.9 0.0 0.0 20.5 23.5 17.7 11.8 0.0 0.0 47.1 .32 Inkomen (%) • Bijstandsniveau of minder • Minimumloon • Tot modaal • Boven modaal 65.5 20.7 10.3 3.4 58.8 24.4 12.2 4.9 82.4 11.8 5.9 0.0 .05* Antwoord JA op de vraag: “Heeft u wel eens een gewelddadige misdaad begaan?” (%)

55.2 65.9 29.4

(18)

vraag: “Heeft u wel eens een gewelddadige misdaad begaan?” (%)

* p < 0.05

Tabel 4

Gemiddelden en standaarddeviaties van de forensische populatie op de verschillende vragenlijsten

Groep (N = 58) Gewelddadige groep (n = 41) Niet-gewelddadige groep (n = 17) STAXI-2 State Anger

(gemiddelde, SD)

20.88 (9.62) 20.78 (9.72) 21.12 (9.65)

STAXI-2 Trait Anger (gemiddelde, SD) 19.00 (6.96) 18.59 (7.20) 20.00 (6.43) STAXI-2 Anger Expression-out (gemiddelde, SD) 17.21 (5.21) 17.61 (5.44) 16.35 (4.70) STAXI-2 Anger Expression-in (gemiddelde, SD) 19.00 (4.09) 19.03 (3.91) 18.94 (4.60) STAXI-2 Anger Control-out (gemiddelde, SD) 20.56 (5.02) 20.68 (5.45) 20.29 (3.95) STAXI-2 Anger Control-in (gemiddelde, SD) 21.07 (5.81) 21.18 (5.90) 20.81 (5.73)

AVL Fysieke agressie (gemiddelde, SD)

30.00 (8.35) 30.63 (8.83) 28.27 (6.85)

AVL Verbale agressie (gemiddelde, SD)

15.84 (4.92) 16.38 (4.95) 14.50 (4.73)

AVL Woede (gemiddelde,

SD)

21.95 (6.39) 21.46 (6.40) 23.27 (6.37)

AVL Hostiliteit (gemiddelde, SD)

(19)

SCL-90 Hostiliteit (gemiddelde, SD) 11.50 (5.99) 11.51 (6.39) 11.46 (4.91) NEO-FFI Agreeableness (gemiddelde, SD) 37.51 (6.41) 36.81 (6.34) 39.23 (6.51) BIS-11 Attention (gemiddelde, SD) 18.12 (4.12) 18.03 (4.21) 18.39 (4.03) BIS-11 Motor (gemiddelde, SD) 23.84 (4.83) 23.50 (5.19) 24.77 (3.65) BIS-11 Non-planning (gemiddelde, SD) 27.55 (4.61) 26.75 (4.36) 29.77 (4.69) 5.2. Validatie 5.2.1. Betrouwbaarheid STAXI-2

Volgens Field (2009) is een waarde van .7 of hoger voor Cronbach’s alpha voldoende om te kunnen zeggen dat het een betrouwbare schaal betreft. De schalen van de STAXI-2 bevinden zich allen tussen een alpha van .73 en een alpha van .97 (zie tabel 5). Dit houdt in dat alle schalen van de STAXI-2 (in deze populatie) voldoende betrouwbaar zijn.

Tabel 5

Betrouwbaarheid schalen STAXI-2 (N = 146)

Betrouwbaarheid (Cronbach’s Alpha) Aantal items State Anger .97 15 Trait Anger .91 10 Anger Expression-out .85 8 Anger Expression-in .73 8 Anger Control-out .82 8 Anger Control-in .77 8

(20)

5.2.2. Convergente validiteit STAXI-2

In tabel 6 zijn de correlaties tussen de verschillende schalen af te lezen. De correlatiemaat die werd gebruikt is Pearson’s r, omdat er werd voldaan aan de assumptie van een normale verdeling van de data. Er werden significante correlaties gevonden tussen de schalen van de STAXI-2 en de schalen van de AVL, de Hostiliteitsschaal van de SCL-90 en de schalen van de BIS-11. De Anger Control-in en Anger Control-out schalen van de STAXI-2 hangen, naar verwachting, negatief samen met alle andere schalen die de mate van woede, hostiliteit en impulsiviteit meten. De Verbale Agressie schaal van de AVL hangt sterk samen met de Anger

Expression-out schaal van de STAXI-2. Daarnaast is te zien dat de woedeschaal van de AVL

sterk samenhangt met Trait Anger. Dit is naar verwachting, omdat deze schaal specifiek woede meet. Verder is te zien dat er sterke correlaties bestaan tussen de Hostiliteitsschaal van de SCL-90 en de State Anger, Trait Anger en Anger Expression-out schalen van de STAXI-2.

Tabel 6

Correlaties schalen STAXI-2, schalen AVL, Hostiliteitsschaal SCL-90 en schalen BIS-11 (N = 146)

STAXI-2 S-Anger STAXI-2 T-Anger STAXI-2 Anger E-O STAXI-2 Anger E-I STAXI-2 Anger C-O STAXI-2 Anger C-I AVL Fys AVL Verb AVL Anger AVL Hos AVL Total SCL-90 Hos BIS Att BIS Motor BIS Nonpl STAXI-2 S-Anger - STAXI-2 T-Anger .55* - STAXI-2 Anger E-O .42* .67* - STAXI-2 Anger E-I .23* .25* .23* - STAXI-2 Anger C-O -.24* -.36* -.30* .31* - STAXI-2 Anger C-I -.21* -.22* -.23* .31* .71* - AVL Fys .22* .44* .49* .15 -.20* -.04 - AVL Verb .23* .44* .53* .15 -.14 -.08 .70* - AVL Anger .27* .53* .58* .24* -.30* -.13 .69* .71* - AVL Hos .33* .49* .42* .34* -.10 -.03 .56* .64* .69* - AVL Total .31* .55* .58* .25* -.22* -.08 .88* .85* .89* .84* - SCL-90 Hos .54* .61* .47* .23* -.34* -.28* .44* .40* .48* .38* .50* - BIS Att .14 .28* .28* .17 -.18* -.09 .19* .33* .44* .36* .37* .41* -

(21)

BIS Motor .12 .27* .16 .14 -.19* -.02 .25* .31* .40* .35* .37* .31* .64* - BIS Nonpl .12 .27* .12 .18* -.25* -.10 .24* .15 .38* .29* .32* .30* .41* .35* -

S-Anger = State Anger, T-Anger = Trait Anger, Anger E-O = Anger Expression-out, Anger E-I = Anger Expression-in, Anger C-O = Anger Control-out, Anger C-I = Anger Control-in, AVL Fys = Agressie Vragenlijst Fysieke agressie, AVL Verb = Agressie Vragenlijst Verbale agressie, AVL Anger = Agressie Vragenlijst Woede, AVL Hos = Agressie Vragenlijst Hostiliteit, AVL Total = Agressie Vragenlijst Totaalscore, SCL-90 Hos = Symptom Checklist-90 Hostiliteisschaal, BIS Att = Barrett Impulsiveness Scale Attentional, BIS Motor = Barrett Impulsiveness Scale Motor, BIS Nonpl = Barrett Impulsiveness Scale Nonplanning.

* p < 0.05

5.2.3. Divergente validiteit STAXI-2

In tabel 7 zijn de correlaties tussen de schalen van de STAXI-2 met de schaal Agreeableness van de NEO-FFI af te lezen. Zoals te zien is bestaan er negatieve correlaties tussen de State

Anger, Trait Anger en Anger Expression-out schalen van de STAXI-2 en de Agreeableness

schaal van de NEO-FFI. Dit houdt in dat hoe hoger men scoort op deze schalen van de STAXI, hoe lager men scoort op de Agreeableness schaal. Verder is er een positieve correlatie te zien tussen de Anger Control-out en Anger Control-in schalen van de STAXI-2 en de Agreeableness schaal van de NEO-FFI. Dit houdt in dat hoe meer gevoelens worden gecontroleerd door het voorkomen van expressie van deze gevoelens naar andere personen en objecten in de omgeving of door te kalmeren, hoe hoger men eveneens scoort op de

Agreeableness schaal. Dit werd van te voren verwacht.

Tabel 7

Correlaties schalen STAXI-2 en de schaal Agreeableness van de NEO-FFI (N = 146)

State Anger Trait Anger Anger Exp-out Anger Exp-in Anger Contr-out Anger Contr-in NEO-FFI Agree State Anger - Trait Anger .55* - Anger Exp-out .42* .67* - Anger Exp-in .23* .25* .23* - Anger -.24* -.36* -.30* .31* -

(22)

Contr-out Anger Contr-in -.21* -.22* -.23* .31* .71* - NEO-FFI Agree -.38* -.46* -.41* -.18 .30* .21* -

Anger Exp-out = Anger Expression-Out, Anger Exp-in = Anger Expression-In, Anger Contr-out = Anger Control-Out, Anger Contr-in = Anger Control-In, NEO-FFI agree = NEO Five Factor Inventory Agreeableness.

* p < 0.05

5.3. Onderrapportage van woede

Eerst werd getest of de gewelddadige patiënten in de forensische groep een gelijke of lagere score lieten zien op de schalen van de STAXI-2 dan de niet-gewelddadige patiënten in de forensische groep. Dit werd gedaan door de twee groepen te vergelijken op de zes schalen van de STAXI-2 door middel van een multivariate ANOVA (MANOVA) waarbij de onafhankelijke variabele de groep was (gewelddadig of niet-gewelddadig), zoals dat is gebleken uit het elektronisch dossier. De afhankelijke variabelen waren de zes schalen van de STAXI-2, namelijk Trait Anger, State Anger, Anger Expression-in, Anger Expression-out,

Anger Control-in en Anger Control-out. Eerst werd de homogeniteit van de covariantiematrix

getest door middel van een box’s M test waaruit een p-waarde van .23 kwam. De assumptie van homogeniteit werd niet geschonden en de resultaten konden geïnterpreteerd worden. Uit de MANOVA bleek dat er geen significant verschil bestond tussen de groepen (tabel 8). Dit houdt in dat de gewelddadige groep niet anders heeft gescoord op de schalen van de STAXI-2 dan de niet-gewelddadige groep patiënten. Dit zou kunnen betekenen dat de gewelddadige groep minder woede heeft gerapporteerd dan er daadwerkelijk is, omdat er verwacht zou worden dat deze groep juist meer woede zou ervaren en uiten dan de niet-gewelddadige groep.

(23)

Tabel 8

Vergelijking scores gewelddadige patiënten (n = 41) en niet-gewelddadige patiënten (n = 17) op de schalen van de STAXI-2

Type III SS Df MS F p-waarde

State Anger 1.32 1 1.32 .01 .91 Trait Anger 20.38 1 20.38 .41 .52 Anger Exp-out 9.48 1 9.48 .35 .56 Anger Exp-in .14 1 .14 .00 .93 Anger Contr-out .94 1 .94 .04 .85 Anger Contr-in .12 1 .12 .00 .95

Anger Exp-out = Anger Expression-out, Anger Exp-in = Anger Expression-in, Anger Contr-out = Anger Control-out, Anger Contr-in = Anger Control-in.

Hierna is gekeken of de gewelddadige patiënten die ontkennen gewelddadig te zijn een gelijke of lagere score behaalden op de schalen van de STAXI-2 dan de niet-gewelddadige patiënten en de gewelddadige patiënten die toegeven gewelddadig te zijn. Opnieuw werd eerst de homogeniteit van de covariantiematrix getest door middel van een box’s M test waaruit een

p-waarde van .28 kwam. De assumptie van homogeniteit werd hiermee niet geschonden en de

resultaten konden zodoende geïnterpreteerd worden. De groepen werden vergeleken op de zes schalen van de STAXI-2 door middel van een multivariate ANOVO (MANOVA) waarbij de onafhankelijke variabele de groep was (gewelddadig of niet-gewelddadig) en daarbij wat het gegeven antwoord was op de vraag: “Heeft u wel eens een gewelddadige misdaad begaan?”. De afhankelijke variabelen waren de zes schalen van de STAXI-2, namelijk Trait Anger, State

Anger, Anger Expression-in, Anger Expression-out, Anger Control-in en Anger Control-out.

Ook hieruit kwam dat er geen verschil bestond tussen de ontkennende gewelddadige patiënten en de overige patiënten (tabel 9). Dit houdt in dat de ontkennende gewelddadige groep niet anders heeft gescoord op de schalen van de STAXI-2 dan de niet-gewelddadige groep patiënten. Dit zou kunnen betekenen dat de ontkennende gewelddadige groep minder woede heeft gerapporteerd dan er daadwerkelijk is, omdat er verwacht zou worden dat deze groep juist meer woede zou ervaren en uiten dan de overige groepen.

(24)

Tabel 9

Vergelijking scores ontkennende gewelddadige patiënten (n = 14) en overige patiënten (n = 44) op de schalen van de STAXI-2

Type III SS Df MS F p-waarde

State Anger 115.05 1 115.05 1.15 .29 Trait Anger 6.27 1 6.27 .12 .73 Anger Exp-out 19.19 1 19.19 .69 .41 Anger Exp-in 14.79 1 14.79 .89 .35 Anger Contr-out 12.69 1 12.69 .46 .50 Anger Contr-in 15.27 1 15.27 .55 .46

Anger Exp-out = Anger Expression-out, Anger Exp-in = Anger Expression-in, Anger Contr-out = Anger Control-out, Anger Contr-in = Anger Control-in.

6. Discussie

De eerste onderzoeksvraag die in huidig onderzoek werd gesteld was: ‘Is de STAXI-2 in de Nederlandse taal een valide meetinstrument om de ervaring, expressie en controle van woede te kunnen meten?’. De hypothese hierbij was dat de STAXI-2 inderdaad een valide instrument zou blijken om de mate van woede te meten. Dit werd getest door de schalen van de STAXI-2 te vergelijken met de scores op de schalen van de AVL, de Hostiliteitsschaal van de SCL-90, de schalen van de BIS-11 en de schaal Agreeableness van de NEO-FFI. De tweede onderzoeksvraag van dit onderzoek luidde: ‘Rapporteert de gewelddadige groep forensische patiënten minder woede op de STAXI-2 dan de niet-gewelddadige groep?’. De hypothese hierbij was dat de gewelddadige groep patiënten minder en evenveel woede zouden rapporteren dan de niet-gewelddadige patiënten, met als mogelijke oorzaak Impression

Management. Daarbij zouden de ontkennende gewelddadige patiënten naar verwachting

minder of dezelfde mate van woede rapporteren dan de overige forensische groepen op de zelfrapportage vragenlijst, wat zou resulteren in lagere of dezelfde scores op de schalen van de STAXI-2.

(25)

6.1. Validatie

De STAXI-2 bleek betrouwbaar en valide (convergent en divergent) te zijn in de gebruikte populatie. De vragenlijst werd gebruikt om verschillende componenten van woede te meten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de STAXI-2 voldoende betrouwbaar (intern consistent) en valide was (Alcázer, Deffenbacher & Byrne, 2011; Culhane & Morera, 2010; McCloskey & Coccaro, 2013). Uit onderzoek van Maxwell et al. (2009) werden positieve correlaties gevonden tussen de schalen van de STAXI-2 en vragenlijsten die agressie meten (Chinese

Aggression Questionnaire). De richting van deze correlaties komen overeen met de correlaties

die gevonden zijn in het huidige onderzoek. Wanneer naar de divergente validatie wordt gekeken, waarbij de schalen van de STAXI-2 werden vergeleken met de schaal Agreeableness van de NEO-FFI, kwam de richting van de correlaties overeen met de correlaties die eerder werden gevonden in een onderzoek van Khodayarifard, et al. (Khodayarifard, Spielberger, Lavasani, & Zardkhaneh, 2013). Hier werden evenals in het huidige onderzoek positieve correlaties gevonden tussen Agreeableness en de Anger Control-out en Anger Control-in schalen van de STAXI-2.

6.2. Onderrapportage van woede

Uit huidig onderzoek is enigszins bewijs gevonden dat er sprake kan zijn van Impression

Management of een andere reden voor het onderrapporteren van woede. Er zijn geen

verschillen gevonden in scores op de STAXI-2 tussen de gewelddadige patiënten van het Bouman GGZ en de niet-gewelddadige patiënten, terwijl verwacht zou worden dat bij het eerlijk invullen van de vragenlijsten de (ontkennende) gewelddadige groep meer woede zou rapporteren. Van te voren werd verwacht dat deze groepen lager zouden scoren op de schalen van de STAXI-2. Dit werd al eerder gevonden in een onderzoek van Krakowski en Czobor (2012) naar gewelddadige patiënten met schizofrenie. Deze resultaten werden bij de huidige studie niet gerepliceerd. De resultaten in het huidige onderzoek duiden op enige mate op

Impression Management, maar niet zo sterk als werd gevonden in eerder onderzoek. Een

verklaring voor het gevonden resultaat bij gewelddadige patiënten met schizofrenie zou kunnen zijn dat in deze groep het ontkennen van geweld samenhing met beperkingen in de executieve functionering van deze patiënten. Daarnaast zou het kunnen zijn dat deze patiënten meer baat hadden bij het ontkennen van woede. De vragenlijsten werden hier afgenomen bij patiënten die zich destijds in een kliniek bevonden en daar werden behandeld.

(26)

Er zijn een aantal limitaties die in ogenschouw genomen moeten worden wanneer de resultaten van huidige studie worden geïnterpreteerd. Ten eerste zou het onderliggende doel van de vragenlijsten te transparant geweest kunnen zijn. Hierdoor zouden de vragenlijsten anders ingevuld kunnen zijn dan in de werkelijk is. De reden hiervoor zou het al eerder genoemde Impression Management kunnen zijn. Er is voor deze sociale wenselijkheid niet gecontroleerd. Dit had gedaan kunnen worden met behulp van de PDS. Er is echter geen reden om te denken dat er sprake was van Impression Management tijdens huidig onderzoek. Er werd van te voren duidelijk aangegeven bij de deelnemers dat de gegevens anoniem verwerkt zouden worden en dat er geen consequenties aan verbonden zouden zijn met betrekking tot de verdere behandeling bij het Bouman GGZ. Eveneens is er geprobeerd het doel van de afname van de vragenlijsten zo onduidelijk mogelijk te houden voor de deelnemende patiënten. Een tweede limitatie is dat er alleen uitspraak gedaan kan worden over de populatie die in huidig onderzoek is gebruikt, namelijk de patiënten van het Bouman GGZ die in behandeling zijn voor hun verslaving. Er moet ruimer onderzoek gedaan worden, waar een bredere populatie wordt gebruikt om te kunnen zeggen dat de STAXI-2 een valide en betrouwbaar instrument is. Een derde limitatie is dat de steekproefkarakteristieken niet optimaal waren. De groepen die werden vergeleken waren de niet-gewelddadige patiënten die aangeven wel gewelddadig te zijn (n = 5), de niet-gewelddadige patiënten die eveneens aangaven niet-gewelddadig te zijn (n = 12), de patiënten die, volgens het dossier, gewelddadig waren, maar dit ontkenden bij het invullen van de vragenlijsten (n = 14) en de patiënten die gewelddadig waren en dit eveneens aangaven bij het invullen van de vragenlijsten (n = 27). Deze groepen verschillen qua aantal deelnemers, dit zou effect kunnen hebben op de gevonden resultaten. Daarnaast is het in het algemeen een kleine steekproef, waardoor het lastig is om significante verschillen te vinden. Dan zouden de effectgroottes wel erg groot moeten zijn.

Suggestie voor vervolgonderzoek is het uitzoeken van de mogelijke redenen voor het ontkennen van woede. In huidig onderzoek lag de nadruk op het bewust ontkennen van woede, doordat de vragenlijsten werden afgenomen in een forensische setting. In het onderzoek van Krakowski en Czobor (2012) kwam naar voren dat de ontkenners een verstoring hadden in de executieve functionering. Dit zou een reden kunnen zijn voor een verminderd zelfinzicht in mate van woede. In volgend onderzoek zou dan het onderscheid gemaakt kunnen worden tussen bewuste ontkenners en de personen die een verminderd zelfinzicht hebben door een mogelijke verstoring. Daarnaast zou er onderzoek gedaan kunnen

(27)

worden naar andere soorten validiteit, zoals de externe validiteit en ecologische validiteit. Onder externe validiteit verstaat men de mate waarin een test generaliseerbaar is naar de algemene populatie. De resultaten van huidig onderzoek zeggen alleen iets over de populatie waarin de vragenlijst is afgenomen. De vraag is of de resultaten generaliseerbaar zijn naar andere populaties. Daarnaast zou nagegaan kunnen worden of een verhoging op de schalen

Trait Anger en Anger Expression-out daadwerkelijk zorgen voor het sneller boos worden en

het uiten van meer woede in het echte leven (ecologische validiteit). Ook zou onderzoek naar de constructvaliditeit, door middel van een factor-analyse, en naar de test-hertestbetrouwbaarheid plaats moeten vinden om meer te kunnen zeggen over de algehele validiteit van de vragenlijst.

6.3. Conclusie

Uit huidig onderzoek is gebleken dat de STAXI-2 in de Nederlandse vertaling een betrouwbaar en valide instrument is om de ervaring, expressie en controle van woede te kunnen meten. Verder zijn er enige aanwijzingen gevonden voor het bestaan van Impression

Management waarbij de gewelddadige patiënten evenveel woede rapporteerden dan de

niet-gewelddadige patiënten, terwijl verwacht zou worden dat zij juist meer woede ervaren. Eveneens is gevonden dat de gewelddadige patiënten die daarbij ontkenden gewelddadig te zijn niet meer of minder woede rapporteerden. Dit draagt niet bij aan de validiteit van de STAXI-2, omdat dit zou kunnen betekenen dat de patiënten hun woede niet betrouwbaar rapporteren. Mogelijk kan in de toekomst kan de STAXI-2 in de Nederlandse vertaling worden gebruikt in de forensische setting om de ervaring, expressie en controle van woede te meten. De zelfrapportage vragenlijst zou gebruikt kunnen worden bij behandeling van patiënten, waarbij woede een symptoom is van de stoornis of het probleem.

(28)

7. Referentielijst

Alcázer, R.J., Deffenbacher, J.L., & Byrne, Z.S. (2011). Assessing the Factor Structure of the Anger Expression Inventory (ML-STAXI) in a Mexican Sample. International

Journal of Psychology and Psychological Therapy, 11, 307-318.

Borteyrou, X., Bruchon-Schweitzer, M., & Spielberger, C.D. (2008). The French adaptation of the STAXI-2, C.D. Spielberger’s State-trait anger expression inventory.

L’Encéphale, 34, 249-255. doi: 10.1016/j.encep.2007.06.001

Culhane, S.E., & Morera, O.F. (2010). Reliability and Validity of the Novaco Anger Scale and Provocation Inventory (NAS-PI) and State-Trait Anger Expression Inventory-2 (STAXI-2) in Hispanic and Non-Hispanic White Student Samples. Hispanic Journal

of Behavioral Sciences, 32, 586-606. doi: 10.1177/0739986310381458

Cuomo, C., Sarchiapone, M., Di Giannantonio, M., Mancini, M., & Roy, A. (2008).

Aggression, Impulsivity, Personality Traits, and Childhood Trauma of Prisoners with Substance Abuse and Addiction. The American Journal of Drug and Alcohol Abuse,

34, 339-345. doi: 10.1080/00952990802010884

Eimer, M., Holmes, A., & McClone, F.P. (2003). The role of spatial attention in the processing of facial expression: An ERP study of rapid brain responses to six basic emotions. Cognitive, Affective, & Behavioral Neuroscience, 3, 97-110. doi:

10.3758/CABN.3.2.97

Field, A. (3rd ed.) (2009). Discovering Statistics using SPSS. London: Sage.

Foley, P.F., Hartman, B.W., Dunn, A.B., Smith, J.E., & Goldberg, D.M. (2002). The Utility of the State-Trait Anger Expression Inventory With Offenders. International Journal

of Offender Therapy and Comparative Criminology, 46, 364-378. doi:

10.1177/0306624X02463009

Holi, M.M., Sammallahti, P.R., & Aalberg, V.A. (1998). A Finnish validation study of the SCL-90. Acta psychiatrica Scandinavica, 97, 42-46. doi:

10.1111/j.1600-0447.1998.tb09961.x

Hornsveld, R.H.J., Muris, P., & Kraaimaai, F.W. (2009). Drie zelfrapportage vragenlijsten voor de forensische psychiatrie. Rhoon, Nederland: FPC de Kijvelanden.

Gardner, F.L., & Moore, Z.E. (2008). Understanding Clinical Anger and Violence: The Anger Avoidance Model. Behavior Modification, 32, 897-912. doi: 10.1177/0145445508319282

(29)

Khodayarifard, M., Spielberger, C.D., Lavasani, M.G., & Zardkhaneh, S.A. (2013). Psychometric Properties of Farsi Version of the Spielberger’s State-Trait Anger Expression Inventory-2 (FSTAXI-2). Social and Behavioral Sciences, 82, 325-329. doi: 10.1016/j.sbspro.2013.06.269

Krakowski, M.I., & Czobor, P. (2012). The denial of aggression in violent patients with schizophrenia. Schizophrenia Research, 141, 228-233. doi:

http://dx.doi.org/10.1016/j.schres.2012.08.037

Maxwell, J.P., Sukhodolsky, D.G., & Sit, C.H.P. (2009). Preliminary validation of a Chinese version of the State-Trait Anger Expression Inventory-2. Asian Journal of Social Psychology, 12, 1-11. doi: 10.1111/j.1467-839X.2008.01264.x

McCloskey, M.S., & Coccaro, E.F. (2013). Questionnaire and Interview Measures of

Aggression in Adults. In E.F. Coccare, Aggression psychiatric Assessment and

Treatment (pp. 167-176). Chicago, Illinois, U.S.A.: Marcel Dekker, Inc. McCrae, R.R., & Costa, P.T. (2004). A contemplated revision of the NEO Five-Factor

Inventory. Personality and Individual Differences, 36, 587-596. doi: 10.1016/S0191-8869(03)00118-1

McEwan, T.E., Davis, M.R., MacKenzie, R. & Mullen, P.E. (2009). The effects of social desirability response bias on STAXI-2 profiles in a clinical forensic sample. British

Journal of Clinical Psychology, 48, 431-436. doi: 10.1348/014466509X454886

Meesters, C., Muris, P., Bosma, H., Schouten, E., & Beuving, S. (1996). Psychometric evaluation of the Dutch version of the aggression questionnaire. Behaviour Research

and Therapy, 34, 839-843. doi: 10.1016/0005-7967(96)00065-4

Nordström, T., & Pape, H. (2010). Alcohol, suppressed anger and violence. Addiction, 105, 1580/1586. doi: 10.1111/j.1360-0443.2010.02997.x

Novaco, R.W. (2010). Anger and Psychopathology. In M. Potegal et al. (eds.), International Handbook of Anger (pp. 465-486). Springer Science+ Business Media, LLC.

Novaco, R.W. (2011). Anger dysregulation: driver of violent offending. The Journal of

Forensic Psychiatry & Psychology, 22, 650-668. doi: 10.1080/14789949.2011.617536

Novaco, R.W., & Taylor, J.L. (2004). Assessment of Anger and Aggression in Male

Offenders With Developmental Disabilities. The American Psychological Association,

16, 42-50. doi: 00012030-200403000-00005

Patton, J.H., Stanford, M.S., & Barratt, E.S. (1995). Factor structure of the Barratt impulsiveness scale. Journal of Clinical Psychology, 51, 768-774.

(30)

Paulhus, D. (1998). Paulhus Deception Scales (PDS): The balanced inventory of desirable

responding-7. Toronto: Multi-Health Systems Inc.

Pihl, R.O., & Peterson, J. (1994). Drugs and Aggression: Correlations, Crime and Human Manipulative Studies and Some Proposed Mechanisms. Journal of Psychiatry

Neuroscience, 20, 141-149.

Posternak, M.A., & Zimmerman, M. (2001). Anger and Aggression in Psychiatric

Outpatients. Journal of Clinical Psychiatry, 63, 665-672. doi: 10.4088/JCP.v63n0803 Spielberger, C. D. (1988). Manual for the state-trait anger expression scale (STAXI). Odessa,

FL: Psychological Assessment Resources.

Spielberger, C.D. (1999). STAXI-2. State-trait anger expression inventory. Psychological Assessment Resources. Lutz, Florida

Stanford, M.S., Mathias, C.W., Dougherty, D.M., Lake, S.L., Anderson, N.E., & Patton, J.H. (2009). Fifty years of the Barratt Impulsiveness scale: An update and review.

Personality and individual differences, 47, 385-395. doi: 10.1016/j.paid.2009.04.008

Taylor, J.L., & Novaco, R.W. (2005). Anger treatment for people with developmental

disabilities: A theory, evidence, and manual based approach. London: John Wiley

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit geval betekent ‘significant’ dat jongeren die zich vervreemd voelen van school en meer betrokken zijn bij geweld in groepsverband een grotere kans hebben op het hebben

In het volgende hoofdstuk wordt beschreven wat hier wordt verstaan onder terrorisme en de gewelddadige jihad en daarnaast wordt aangegeven onder welke condities het zich kan

De enige manier waarop Quinten dus kan winnen is als er 5 keer achter elkaar niet dubbel wordt gegooid6. De kans hierop is

Dat een groot deel van de respondenten die in meer of mindere mate na de training beter snappen waarom en hoe individuen kunnen ontsporen en mogelijk toewerken naar een

Indien gewelddadige diefstal via deze wijze niet aange- merkt kon worden als zijnde woningoverval of straatroof (en ook niet via de maat- schappelijke kwalificatie), dan viel hij

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

De procedure Terugmeldingen is bekend, papieren dossiervorming mogelijk belemmering voor centrale regie.. De 5-dagen termijn wordt door een

Narrative future imagination could, if focused on disorder, be used more often to gain insight into the use of desired coping styles and consequently to improve coping skills or