• No results found

Zelfcontrole, ego depletion en ethisch gedrag : is zelfcontrole een vereiste voor ethisch gedrag?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfcontrole, ego depletion en ethisch gedrag : is zelfcontrole een vereiste voor ethisch gedrag?"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Z

ELFCONTROLE

,

E

GO

D

EPLETION

&

E

THISCH

G

EDRAG

I

S

Z

ELFCONTROLE EEN

V

EREISTE VOOR

E

THISCH

G

EDRAG

?

Naam auteur: S. Shawkat

Studentnummer: 6210473

Instelling: Universiteit van Amsterdam

Bachelor these Sociale Psychologie

Onderzoeksgebied: Ego Depletion

Scriptiebegeleidster: D. Becker

Inleverdatum: 29-12-2014

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 2

Is Zelfcontrole Onderhevig Aan Ego Depletion? ... 4

1.0 Introductie ... 4

1.1 Impulscontrole leidt tot ego depletion. ... 4

1.2 Het maken van keuzes leidt tot ego depletion. ... 5

1.3 Slaap is een antecedent voor ego depletion. ... 5

1.4 Stereotype onderdrukking interfereert met wilskracht bronnen. ... 6

1.5 Zelfbewustzijn voorkomt ego depletion. ... 6

1.6 Positieve stemming elimineert ego depletion. ... 7

1.7 Conclusie ... 8

Leidt Ego Depletion Tot Onethisch Gedrag? ... 8

2.0 Introductie ... 8

2.1 Oneerlijkheid neemt toe bij ego depletion. ... 9

2.2 Ego depletion ondermijnt het moreel besef. ... 9

2.3 Ego depletion ondermijnt de ervaring van morele emoties. ... 10

2.4 Het tijdstip van de dag beïnvloed onethisch gedrag. ... 11

2.5 Conclusie ... 11

Een Genuanceerde Kijk Op Ego Depletion en Ethisch Gedrag ... 12

3.0 Introductie ... 12

3.1 Sociale orientatie beinvloed zelfregulatie vermogen. ... 12

3.2 Eerlijkheid neemt toe gedurende een hoge cognitieve belasting. ... 13

3.3 Strategische oneerlijkheid neemt af bij ego depletion. ... 13

3.4 Ego depletion leidt alleen tot onethisch gedrag met een lage consensus. ... 14

3.5 Eerlijkheid ten koste van een ander neemt toe bij ego depletion. ... 15

3.6 Conclusie ... 15

Conclusie En Discussie ... 16

(3)

Inleiding

Bumperkleven, versnellen, onregelmatige baanwisselingen enzovoorts. Allen vormen van agressief gedrag op de weg dat een dagelijks tafereel vormt voor vele bestuurders. Opvallend is dat dit in een sterkere mate in de avondspits ten opzichte van de ochtendspit plaatsvindt. Zo blijkt dat het aantal verkeersdoden in de avondspits twee keer zo hoog ligt dan in de ochtendspits (www.rtlnieuws.nl , 2012). Een plausibele verklaring hiervoor is dat bestuurders ’s avonds er een lange dag op hebben zitten en moe zijn. Een centrale vraag in dergelijke situaties is of uitputting ertoe leidt dat men sneller geneigd is onethisch te gedragen, door egocentrisch rijgedrag te vertonen ongeacht de mogelijke gevaren voor medebestuurders. Dit impliceert dat moreel gedrag niet alleen varieert tussen individuen, maar ook binnen een individu. Hoewel er ongetwijfeld mensen zijn die om psychiatrische redenen alleen vanuit eigenbelang handelen, zijn mensen in het algemeen begaan met het welzijn van anderen. In dit stuk zal niet gezocht worden naar waarom het ene individu een Dr. Jekyll en het andere een Mr. Hyde is, maar onder welke omstandigheden men als Dr. Jekyll of als Mr. Hyde gedraagt.

Voor het vinden van een verklaring op de afwisseling tussen Jekyll en Hyde, dient gekeken worden naar de processen die ten grondslag liggen aan ethisch gedrag. In dit literatuuroverzicht wordt onderzocht of zelfcontrole een essentieel proces is hierbij. Onder zelfcontrole wordt verstaan het actief, bewust controleren van responsen en onderdrukken van impulsen. Zelfcontrole stelt ons in staat verleidingen te weerstaan, omdat deze een korte termijn doel dienen (Baumeister, 2002). Verleidingen variëren van het consumeren van te veel chocola tot onethische gedragingen. Onethisch gedrag kan een verleiding zijn omdat men in verleiding komt te staan te kiezen voor individueel belang ten koste van het belang van een ander of het collectief. Onethisch gedrag dient mogelijkerwijs ook een korte termijn doel, omdat er wellicht op den duur een hoge sociale consensus zou heersen over asociaal rijgedrag. In dat geval dient het geen eigenbelang meer, want een bestuurder kan dan niet meer als enige egocentrisch rijden in een veilige rijomgeving. De huidige literatuur stelt dat het moeilijker is weerstand te bieden tegen verleidingen naarmate de wilskracht afneemt. Wilskracht bewerkstelligt het maken van afgewogen keuzes, verantwoordelijkheid,

(4)

gedrag inhiberen en het maken en uitvoeren van plannen (Baumeister et al.,1998). Deze bron is essentieel voor het inhiberen van impulsief gedrag omdat het de nodige zelfcontrole hiervoor levert.

Een klassieke theorie die onderscheid maakt tussen impulsief en

gecontroleerd gedrag is het Dual Process Model of Self Control. Volgens deze theorie is gedrag onderhevig aan twee verschillende systemen van informatieverwerking. Het top-down systeem wordt bestuurd door langzame, gecontroleerde informatieverwerking en leidt tot de productie van bewuste, gecontroleerde vormen van gedrag, terwijl het bottom-up systeem vanuit omgevingsimpulsen handelt en tot de productie van impulsieve,

automatische vormen van gedrag leidt. Het Reflectieve Systeem (top-down) wordt gekenmerkt door hogere orde mentale operaties, zoals de regulatie van impulsen en het maken van bewuste oordelen gebaseerd op symbolische representaties (Smith & DeCoster, 2000). Het Impulsieve Systeem (bottom-up) activeert mentale, associatieve schema’s vanuit het lange termijn geheugen door perceptuele of ingebeelde stimuli (Metcafle & Mischel, 1999; Strack & Deutsch, 2004). Echter is het Reflectieve Systeem afhankelijk van zelfcontrole bronnen (Evans, 2008). Wanneer deze schaars zijn, is er onvoldoende mentale capaciteit om standaarden voor zelfmonitoring van gedrag op te halen (Carver & Scheier, 1981).

Zelfmonitoring, ofwel zelfregulatie wordt binnen de huidige literatuur onlosmakelijk verbonden met zelfcontrole processen. Een klassiek model dat deze twee mechanismen met elkaar integreert is het Strength Model of Self Control (Baumeister, Tice & Vohs, 2007). Volgens dit model delen keuzes maken, actieve responsen, zelfregulatie en andere vormen van wilskracht een gemeenschappelijke bron. Wanneer deze bron excessief gebruikt wordt gedurende een korte periode, treedt er een tijdelijke toestand van uitputting op, ofwel ego depletion. In een staat van ego depletion is het prestatievermogen verminderd op elke willekeurige taak die wilskracht vereist wanneer deze voorafgegaan is door een zelfcontrole uitputtende taak (Muraven, Tice & Baumeister, 1998).

In dit literatuuroverzicht wordt beoogd antwoord te geven op de vraag of

zelfcontrole een voorwaarde is voor ethisch gedrag. Voor het beantwoorden van deze vraag staan de theorieën van het Dual Process Model of Self Control en Strength Model of Self

Control centraal. Hiervoor wordt in het eerste hoofdstuk een algemeen verband tussen ego

depletion en zelfcontrole onderzocht. Indien wordt gevonden dat het uitoefenen van wilskracht vereisende handelingen tot een afname in zelfcontrole leidt op een

(5)

opeenvolgende taak, zou dit een implicatie kunnen hebben voor ethisch gedrag. Het houdt namelijk in dat in een staat van ego depletion, er geen voldoende zelf controle beschikbaar is om onethisch gedrag te onderdrukken. In het tweede hoofdstuk wordt onderzocht of zelf controle een voorwaarde is voor ethisch gedrag door te kijken wat de consequenties zijn van ego depletion op ethisch gedrag. In het derde hoofdstuk wordt een genuanceerdere blik geworpen op de ego depletion theorie in relatie met onethisch gedrag. Daarnaast worden persoonlijkheidsverschillen belicht omtrent de vatbaarheid voor de consequenties van ego depletion.

Is Zelfcontrole Onderhevig Aan Ego Depletion?

1.0 Introductie

In dit hoofdstuk wordt onderzocht of wilskracht onderhevig is aan uitputting.

Hiervoor wordt de Strength Theory of Self-Control onderzocht, omdat dit model in lijn is met de assumptie dat het uitoefenen van wilskracht op tijdstip 1 tot een afname in zelfcontrole op tijdstip 2. Deze tijdelijke toestand wordt gedefinieerd als ego depletion. In lijn met de aannames van het Dual Process Model of Self-Control, zou ego depletion tot gedrag leiden dat meer gestuurd wordt door het Impulsieve Systeem en minder door het reflectieve systeem .

1.1 Impulscontrole leidt tot ego depletion.

Resultaten uit eerder onderzoek hebben een concept van ego depletion gevormd nadat zij hebben gedemonstreerd dat het onderdrukken van een gedachte ertoe leidt dat zelfcontrole afneemt op een opeenvolgende anagram taak (Wegner et al., 1987).

Om een brede definitie van ego depletion te vormen onderzochten Baumeister et al. (1998) de hypothese dat wilskracht een beperkte bron is die bij krachtig uitoefenen van zelfcontrole tot tijdelijk verlies in kracht leidt op een volgende wilskracht handeling. Hiervoor voerden zij een experiment uit waarin onderzocht werd of impulscontrole taak tot afname in uithoudingsvermogen op een opeenvolgende puzzeltaak leidde. Impulscontrole werd

gemanipuleerd door deelnemers in de depletion conditie chocolade te laten zien en de consumptie hiervan te verbieden. Daarnaast moesten zij wel radijs eten . Deelnemers in de geen depletion conditie zaten ook aan een tafel waar chocolade zichtbaar was, echter mochten zij het wel eten. Daarnaast hoefden zij geen radijs te eten. Ego depletion werd

(6)

gemeten met een probleemoplossing taak waarbij alle deelnemers een frustrerende puzzel moesten oplossen. Ego depletion werd gemeten met de tijdspanne voordat zij opgaven op de taak.

De resultaten gaven weer dat deelnemers in de depletion conditie sneller opgaven tijdens de puzzeltaak dan deelnemers in de geen depletion conditie. Reden hiervoor was dat depleted deelnemers hun wilskracht hadden verbruikt aan het weerstaan van de verleiding van chocola eten/ zelfcontrole om radijs te eten, waardoor er geen zelfcontrole meer over was voor de tweede taak. Hieruit kan geconcludeerd worden dat wilskracht een

gemeenschappelijke bron deelt en derhalve ego depletion ook niet gerelateerde taken zoals impulscontrole en uithoudingsvermogen beïnvloedt.

1.2 Het maken van keuzes leidt tot ego depletion.

Volgens het Dual Process Model Of Self Control behoort zelfregulatie tot het Reflectieve Systeem, eveneens als de uitvoering van bewuste oordelen.

In lijn met dit model stelden Vohs et al. (2008) de hypothese dat het maken van keuzes tot een afname in zelfcontrole op een opeenvolgend moment leidt. Depletion werd gemanipuleerd door het wel/niet maken van keuzes. In de keuzeconditie moesten

deelnemers kiezen uit verschillende versies van producten. In de niet-keuzeconditie (controle) moesten zij alleen aangeven in welke mate zij de producten in het verleden gebruikt hebben. In het tweede gedeelte van het experiment werd zelfcontrole gemeten via de consumptie van een onsmakelijk drankje.

De resultaten gaven weer dat er minder van het drankje werd gedronken in de keuzeconditie dan in de niet-keuzeconditie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het maken van keuzes een bron uitput die ook nodig is voor zelfcontrole. Deze bevinding geeft inzicht in het Reflectieve Systeem, omdat de resultaten demonstreren dat werking van top-down processen gelinkt is aan wilskracht.

1.3 Slaap is een antecedent voor ego depletion.

Diverse recente studies hebben de antecedenten van ego depletion uitgebreid door te stellen dat de slaap van de voorgaande nacht een belangrijke antecedent is van depletion en herstel (Barnes et al., 2011).

Lanaj, Johnson en Barnes (2014) stelden de hypothese dat werk gerelateerde

(7)

herstel van zelfregulatiebronnen verstoort, wat leidt tot een afgenomen betrokkenheid op de volgende werkdag. De populatie bestond uit 82 managers die gedurende tien werkdagen

smartphone gebruik gedurende de avond, slaapkwantiteit, ego depletion en

werkbetrokkenheid bijhielden.

De resultaten gaven weer dat smartphone gebruik op de late uren geassocieerd is met lagere slaapkwantiteit. Daarnaast bleek smartphone gebruik geassocieerd te zijn met ochtend depletion en werd dit gemedieerd door lage slaap kwantiteit. Ten slotte bleek ochtend depletion voor een verminderde betrokkenheid op werk te zorgen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat zonder herstel van zelfregulatie bronnen men al in een staat van depletion de dag begint. Deze bevindingen impliceren dat naast proximale wilskracht taken, een goede nachtrust ook een antecedent is voor ego depletion.

1.4 Stereotype onderdrukking interfereert met wilskracht bronnen.

Stereotypering wordt eveneens gestuurd door automatische processen, hetgeen betekent dat het inhiberen van vooroordelen onderhevig is aan ego depletion.

Deze aanname werd getoetst door Ghumman en Barnes (2013) die stelden dat de hoeveelheid zelfcontrole die iemand heeft om vooroordelen te inhiberen beperkt is. Zij toetsten de hypothese dat slaapdeprivatie ertoe leidt dat mensen minder succesvol hun vooroordelen kunnen onderdrukken. De mate van slaapdeprivatie werd gemeten aan de hand van een vragenlijst. Deelnemers kregen een afbeelding te zien van een Moslima met stereotypische karakteristieken, waarna zij een verhaal over een dag in het leven van deze persoon moesten schrijven. De mate van vooroordelen werd gemeten aan de hand van de hoeveelheid stereotypering in de bedachte verhalen. Daarnaast werden vooroordelen gemeten met een Implicit Association Task die raciale stereotypering meet.

De resultaten gaven weer dat er een positieve correlatie was tussen de mate van slaapdeprivatie en de mate van stereotypering. Hieruit kan geconcludeerd worden dat stereotypering onderhevig is aan zelfregulatie bronnen en slaapdeprivatie hier een mediërende rol in speelt.

1.5 Zelfbewustzijn voorkomt ego depletion.

Naar aanleiding van het gevonden verband tussen zelfcontrole en ego depletion reist de vraag of de effecten van ego depletion tegengehouden kunnen worden.

(8)

Alberts, Martijn en Vries (2011) onderzochten de hypothese dat het vergroten van zelfbewustzijn tot vermindering van ego depletion leidt. Depletion werd gemanipuleerd middels een rekentaak die in de depletion-conditie een hoge mate van aandacht vereiste. De geen depletion conditie kreeg een versie van de rekentaak die geen hoge aandacht vereiste. Zelfbewustzijn werd gemanipuleerd middels een taak waarbij ontbrekende woorden in een zin ingevuld moesten worden. Deelnemers in de zelfbewustzijn conditie werden geprimed met een hoge mate van zelfbewustzijn door zinnen die allen met ‘ik’ begonnen. In de geen zelfbewustzijn conditie kregen deelnemers een neutrale prime doordat het woord ‘ik’ was vervangen voor willekeurige namen. Depletion werd gemeten middels een fysiek

uitputtende taak.

Uit de resultaten kwam naar voren dat de depleted deelnemers even goed als de niet depleted deelnemers presteerden op de fysieke taak, mits hun zelfbewustzijn saillant was gemaakt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat bewust worden van de interne standaarden mensen weer gemotiveerd maakt om ondanks uitputting consistent met die standaarden te gedragen.

1.6 Positieve stemming elimineert ego depletion.

Een andere factor die er mogelijk voor kan zorgen dat ego depletion kan worden tegengehouden is een positieve stemming.

Tice et al. (2007) onderzochten de mogelijkheid dat een positieve stemming ego depletion kan tegenhouden. Depletion werd gemanipuleerd middels een gedachte taak. In de gedachte onderdrukking-conditie werden deelnemers geïnstrueerd hun gedachte over een witte beer te onderdrukken. In de controleconditie waren kregen deelnemers geen gedachten restricties opgelegd. Positieve stemming werd gemanipuleerd door alleen deelnemers in de positieve stemming conditie een presentje te geven na afloop van de gedachte taak. Zelfregulatie werd gemeten in een direct daaropvolgende motivatie taak waarin deelnemers zo veel mogelijk moesten consumeren van een onsmakelijk drankje.

De resultaten gaven een interactie effect weer tussen zelfregulatie en positieve stemming. Deelnemers die in een positieve stemming waren gebracht dronken in de gedachte onderdrukking conditie even veel van het drankje als deelnemers in de

controleconditie in vergelijking met deelnemers die hun gedachten moesten onderdrukken maar niet in een positieve stemming werden gebracht. Hieruit kan geconcludeerd worden

(9)

dat de invloed die depletion normaliter zou hebben op de motivatie taak ongedaan werd gemaakt door de positieve stemming.

1.7 Conclusie

In dit hoofdstuk stond centraal de vraag of wilskracht onderhevig is aan uitputting, ofwel gekenmerkt als ego depletion. Deze vraag is beantwoord aan de hand van de besproken theorieën, die alleen ondersteunen dat wilskracht beperkt is en bij uitoefening hiervan, afneemt op een opeenvolgende taak. Uit de bevindingen van Baumeister et al. (1998) kwam onder andere naar voren dat deelnemers sneller opgeven op een frustrerende taak als zij hiervoor impulscontrole hebben uitgevoerd. Daarnaast is gekeken naar de

gemeenschappelijke bron voor wilskracht, planning en diepere informatieverwerking processen en werd belicht dat het maken van keuzes tot ego depletion leidt (Vohs et al., 2008) en dat andersom ego depletion tot een afname in diepe informatieverwerking leidt ( Ghumman & Barnes, 2013). Daarnaast blijkt dat ondanks het tijdelijke karakter van ego depletion herstel van zelfregulatie bronnen essentieel is voor het vermijden van deze staat. Ego depletion kan tegen gehouden worden door voldoende slaap gedurende de nacht te nemen (Lanaj et al., 2014), zelfbewustzijn te vergroten (Alberts et al., 2011) of een positieve stemming te creëren (Tice et al., 2007). De besproken studies bevestigen de uitputbaarheid van wilskracht gerelateerde processen. Echter lijken er mechanismen te zijn die wilskracht kunnen vergroten en deze uitputting kunnen uitstellen of misschien zelfs tegengaan.

Leidt Ego Depletion Tot Onethisch Gedrag?

2.0 Introductie

Een van de fundamentele motivaties die gedrag vormen is de behoefte om ergens bij te horen en de drive om langdurige sociale banden te hebben. Hoewel sommige mensen zich intentioneel onethisch gedragen voor opportunistische doeleinden (Brief, Buttram, & Dukerick, 2001), zijn de meeste mensen begaan met het welzijn van anderen. Ondanks dat er veel onderzoek verricht is naar deze inconsistentie, blijft de vraag waarom mensen met goede intenties toch onethisch gedrag vertonen onbeantwoord. In een depleted toestand zijn mensen sneller geneigd impulsief te gedragen en hiermee toe te geven aan verleidingen. Dit impliceert dat zelfcontrole een voorwaarde is voor moreel gedrag. In dit hoofdstuk wordt

(10)

deze hypothese getoetst door te onderzoeken of mensen meer onethisch gedrag vertonen in een depleted staat.

2.1 Oneerlijkheid neemt toe bij ego depletion.

Eerlijkheid berust mogelijkerwijs op zelfcontrole gezien het feit dat dit een centrale rol speelt in het onderdrukken van egoïstische responsen.

Mead et. al (2009) onderzochten in lijn met deze assumptie de hypothese dat oneerlijkheid toeneemt wanneer zelfcontrole bronnen op zijn door een voorgaande

zelfcontrole taak. Daarnaast voorspelden zij dat depletion ervoor zorgt dat men eerder een situatie opzoekt die vals spelen faciliteert. Depletion werd gemanipuleerd door deelnemers in de experimentele conditie een Stroop taak te geven, waarbij zelfcontrole vereist was om woorden zoals ‘blauw’, die gedrukt waren in rood correct uit te spreken. Hierna deden deelnemers een quiz, waarbij ze een geld beloning kregen gelijkwaardig aan hun prestatie. In de vals speel mogelijkheid conditie bood de experimentator twee antwoordvellen aan, waarbij op een vel uitgegumde, maar nog licht zichtbaar de antwoorden aangekruist waren. Zij mochten een vel uitkiezen waarop zij hun eigen antwoorden noteren. In de controle conditie kregen deelnemers alleen een leeg antwoordvel.

Uit de resultaten kwam naar voren dat deelnemers die depleted waren vaker voor het antwoordvel met de valsspeel mogelijkheid kozen en vaker hun eigen antwoorden corrigeerden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het onderdrukken van de verleiding om vals te spelen zelfcontrole vereist. Daarnaast geeft deze studie weer dat zonder zelfcontrole mensen zichzelf in situaties brengen waar vals spelen mogelijk is.

2.2 Ego depletion ondermijnt het moreel besef.

Het gevonden verband tussen ego depletion en onethisch gedrag geeft weinig inzicht in de hierbij onderliggende mechanismen.

Gino et al. (2011) onderzochten deze met de hypothese dat onethisch gedrag optreedt doordat ego depletion moreel besef ondermijnt. In hun studie werd depletion gemanipuleerd door deelnemers een schrijftaak te geven waarin zij bepaalde letters niet mochten gebruiken. Voor de depletion conditie waren dit de letters ‘A’ en ‘N’ en voor de niet depletion conditie de letters ‘X’ en ‘Z’. Vervolgens deden beide groepen een

(11)

van een woord-invul taak, waarin clusters van letters tot zowel ethiek gerelateerde als neutrale woorden gevormd konden worden.

De resultaten gaven weer dat deelnemers in de depletion conditie vaker vals speelden. Daarnaast bleken zij minder ethische woorden in te vullen. Tenslotte werd er gevonden dat deelnemers die minder ethische woorden invulden eveneens meer vals speelden, wat wijst op het mediërende effect van moreel besef. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in ego depletion ertoe leidt dat morele aspecten van een situatie niet herkend worden. Hierdoor worden ethiek gerelateerde gedachten schema’s niet geactiveerd waardoor men onethisch gedrag niet onderdrukt.

2.3 Ego depletion ondermijnt de ervaring van morele emoties.

Morele emoties zoals schuldgevoel kunnen pro sociaal gedrag faciliteren die een slechte daad recht zet.

Xu, Buegue en Bushman (2012) onderzochten de hypothese dat ego depletion het ervaren van schuldgevoelens ondermijnt en dat dit het effect van ego depletion op moreel (pro sociaal) gedrag medieert. Depletion werd gemanipuleerd door een affect regulatie taak, waarbij deelnemers een emotionele film keken en deelnemers in de depletion conditie hun emotie expressie moesten onderdrukken, terwijl deelnemers in niet depletion conditie dit wel mochten. Schuldgevoel opwekking werd gemanipuleerd door deelnemers een

gezichtsherkenningstaak uit te laten voeren waarbij voor elk fout antwoord de volgende deelnemer met een harde knal gestraft zal worden. Er werd hen verteld dat zij negen fouten hadden gemaakt, terwijl de vorige deelnemer er maar vijf had gemaakt. Hiermee werden ze bewust gemaakt dat de volgende deelnemer door hun slechte prestatie bijna twee keer zo vaak gestraft zal worden. Schuldgevoelens werden gemeten met een expliciete vragenlijst en een impliciete meting van schuldgevoel. Pro sociaal gedrag werd gemeten door

deelnemers de mogelijkheid te bieden geld dat zij kregen gedurende een rollenspel achter te laten voor de volgende deelnemer of voor een goed doel.

De resultaten gaven weer dat deelnemers in de depletion conditie minder expliciete/impliciete schuldgevoelens ervoeren. Daarnaast lieten depleted deelnemers minder geld achter in vergelijking met de niet depletion conditie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat morele, zelfbewuste emoties afhankelijk zijn van de cognitieve bronnen en een mentale energie die er in beperkte mate is. Daarnaast geeft dit weer dat schuldgevoel een mediator is tussen ego depletion en pro sociaal gedrag.

(12)

2.4 Het tijdstip van de dag beïnvloed onethisch gedrag.

Koukachi en Smith (2013) stellen dat louter het verloop van de dag tot ego depletion leidt. In hun studie onderzochten zij de hypothese dat mensen moreler in de ochtend dan in de middag zijn, omdat de ‘morele spier’ dan meer uitgerust is. Volgens hen zijn de normale handelingen die men gedurende de dag uitvoert al een reden voor de morele spier om depleted te raken. In hun studie stellen zij dat de neiging om onethisch te gedragen beïnvloed wordt door het tijdstip van de dag. Deze voorspelling werd onderzocht door deelnemers gedurende de ochtend of de middag een rekentaak te geven, waarbij zij een beloning kregen op basis van hun prestatie. Onethisch gedrag werd gemeten door de scoring die deelnemers zichzelf konden geven voor hun prestatie.

De resultaten gaven weer dat deelnemers in de middagsessie vaker een hogere score opgaven dan in de ochtendsessie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat mensen op een later tijdstip sneller toegeven aan de verleiding om vals te spelen, doordat zij depleted zijn maar breidt dit uit door te stellen dat mentale processen die gedurende de dag automatisch optreden, al voor een afname in zelfregulatie zorgen.

2.5 Conclusie

De besproken studies belichten dat ego depletion in verschillende vormen tot

onethisch gedrag lijkt. De bevindingen geven weer dat onethisch gedrag een verleiding is die men moet weerstaan, omwille van lange termijn doelen. Dit impliceert dat mensen initieel egocentrisch zijn en zelfcontrole nodig hebben om in lijn met hun idealen tot gedrag te vertalen. Hiermee wordt de vraag beantwoord waarom er een discrepantie is tussen een morele intentie en immorele handeling. Net zoals dat mensen een intentie hebben om gezond te eten, maar bij gebrek aan zelfcontrole toch een chocolade cake consumeren. In beide situaties is er sprake van een verleiding die weerstaan moet worden. Zo gaf de studie van Mead et al. (2009) weer dat mensen naast het feit dat ze meer vals spelen in een depleted toestand, ook de verleiding niet weerstonden om in de gelegenheid van valspelen te komen. Dit effect wordt volgens Gino et al. (2011) gemedieerd door het gebrek aan moreel besef. Mensen kunnen in een depleted toestand moeilijker ethisch gedragen, omdat er geen activatie van morele gedachteschema’ s plaatsvindt. Bovendien is er gevonden dat ego depletion effect heeft op de ervaring van morele emoties. Volgens Xu et al. (2012) ervaren mensen geen morele emoties zoals schuldgevoelens, doordat de energie bronnen die nodig zijn voor de activatie hiervan op zijn door ego depletion. Hierdoor wordt een

(13)

situatie niet geëvalueerd op basis van morele inhoud en wordt iemand niet getriggerd om het onethisch gedrag te compenseren met pro sociaal gedrag. Dit suggereert dat mensen niet eens een conflict ervaren en daarom ook geen resources nodig hebben. In het algemeen belicht dit hoofdstuk dat ego depletion niet alleen onethisch gedrag faciliteert, maar ook ethisch gedrag afhoudt.

Een Genuanceerde Kijk Op Ego Depletion en Ethisch Gedrag

3.0 Introductie

De besproken studies in het vorige hoofdstuk geven weer dat ego depletion een negatief effect heeft op ethische gedragsintenties. Er wordt echter recentelijk gesuggereerd dat onethische gedragingen ook bronnen nodig hebben, waardoor het niet in elke situatie zo is dat onethisch zijn minder energie kost dan ethisch zijn. Dit wordt verklaard vanuit het feit dat ego depletion de executieve functies die nodig zijn voor het maken van actieve keuzes ondermijnd. Hierdoor vergt ethisch gedragen in bepaalde situaties minder zelfcontrole omdat men voor onethisch gedrag een actieve keuze moet maken. Daarnaast wordt er gesteld dat sociale oriëntatie een rol speelt in de mate waarin men gevoelig is voor ego depletion. In dit hoofdstuk zal daarom specifieker ingegaan worden onder welke

omstandigheden ego depletion tot meer ethisch gedrag dan wel meer onethisch gedrag zal leiden.

3.1 Sociale orientatie beinvloed zelfregulatie vermogen.

De fundamentele motivatie voor zelfregulatie is het kunnen functioneren binnen een sociale context. Dit suggereert dat mensen die meer begaan zijn met het passen binnen een groep gemotiveerder zijn om zichzelf hiervoor te reguleren.

Seeley en Gardner (2003) stellen dat sociale oriëntatie invloed heeft op zelfregulatie vermogen doordat mensen die zelf georiënteerd zijn minder noodzaak voelen zichzelf te reguleren voor het welzijn van het collectief. Zij onderzochten de hypothese dat een ander-geconcentreerde oriëntatie op de lange termijn tot betere zelfregulatie leidt. Deelnemers bestonden uit een Aziatische (collectivistische) en Amerikaanse (individualistische)

populatie. Depletion werd gemanipuleerd door deelnemers te vragen zich een witte beer voor te stellen waarna zij in een gedachtetaak in de depletion conditie gedachtes over een witte beer moesten onderdrukken. Deelnemers in de niet depletion conditie werd geen

(14)

restrictie opgelegd over waarover ze mochten nadenken. Zelfcontrole werd gemeten met een intensieve fysiologische taak, waarbij gemeten werd hoe lang men volhoudt.

De resultaten gaven weer dat in de depletion conditie de Amerikaanse deelnemers sneller opgaven dan de Aziatische deelnemers. Hieruit kan geconcludeerd worden mensen met een ander-geconcentreerde oriëntatie minder gevoelig zijn voor ego depletion, omdat zij vaker geoefend hebben in het inhiberen van impulsen voor het welzijn van een ander.

3.2 Eerlijkheid neemt toe gedurende een hoge cognitieve belasting.

Er wordt recentelijk gesteld dat toegeven aan impulsen niet per definitie tot onethisch gedrag leidt.

t ‘Veer, Stel en Beest (2014) onderzochten de hypothese dat eerlijk zijn minder cognitief taxerend is dan liegen waardoor complex oneerlijk gedrag minder voorkomt tijdens een intensieve cognitieve taak. In deze studie kregen deelnemers de kans om oneerlijk te zijn over hun prestatie. Cognitieve belasting werd gemanipuleerd met een taak waarbij deelnemers In de hoge cognitieve belasting conditie een serie nummers uit hun hoofd moesten leren, terwijl dit in de lage cognitieve belasting conditie niet hoefde. Onoprecht gedrag werd gemeten door deelnemers een taak te laten uitvoeren, waarbij het mogelijk was om te liegen over de behaalde score.

De resultaten gaven weer dat deelnemers in de lage cognitieve belasting conditie vaker logen voor een hogere beloning dan deelnemers in de hoge cognitieve belasting conditie. Doordat de nummertaak dermate cognitief belastend was, waren er geen bronnen over om simultaan cognitieve processen voor het liegen uit te voeren. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat onder situaties waarin er cognitieve belasting optreedt, mensen meer ethisch gedragen.

3.3 Strategische oneerlijkheid neemt af bij ego depletion.

Recentelijk wordt er gesuggereerd dat het verwerken van oneerlijkheid een hoge cognitieve belasting heeft, waardoor het strategisch reguleren van negatieve emoties gedurende ego depletion faalt.

Halali, Bereby-Meyer en Meiran (2014) stellen dat ego depletion niet automatisch tot egoïstisch gedrag leidt, omdat er cognitieve bronnen nodig zijn om negatieve emoties over oneerlijkheid te onderdrukken. In hun studie lieten zij deelnemers het Ultimatum Game spelen. Hierbij stelt een speler een verdeling van een geldbedrag voor en kan de ander deze

(15)

accepteren of afwijzen. Wanneer deze het voorstel afwijst, krijgen beide spelers niets. Zij stellen de hypothese dat depleted mensen ondanks het financiële verlies, oneerlijke voorstellen vaker afwijzen. Depletion werd gemanipuleerd door de depletion conditie een

Stroop taak te geven en de geen depletion conditie niet. Hierna speelden beide groepen een

digitale versie van het Ultimatum Game.

De resultaten gaven weer dat depleted deelnemers vaker de voorstellen afwezen dan niet depleted deelnemers. Hieruit kan geconcludeerd worden dat automatisch gedrag niet altijd gestuurd wordt door egoïstische doeleinden. Hiernaast ondersteunt deze studie de bevinding dat doordat oneerlijkheid een hoge cognitieve lading heeft men meer geneigd is eerlijk te handelen bij ego depletion.

3.4 Ego depletion leidt alleen tot onethisch gedrag met een lage consensus.

Uit eerdere bevindingen is gebleken dat er een gemeenschappelijke bron is voor onder andere zelfregulatie, actieve keuzes en diepe informatieverwerking. Dit suggereert dat onethisch gedrag minder voorkomt wanneer dit een actieve keuze is.

Yam, Chen en Reynolds (2014) stelden de hypothese dat ego depletion alleen tot onethisch gedrag leidt wanneer de sociale consensus over het gedrag laag is. Depletion werd met een schrijftekst, waarbij in de depletion conditie de letters ‘A’ en ‘N’ en deelnemers in de niet depletion conditie de letters ‘ X’ en ‘Y’ niet gebruikt mochten worden. Sociale consensus werd gemanipuleerd door de mening van de andere deelnemers omtrent vals spelen te vertellen. In de hoge sociale consensus werd verteld dat anderen dit onacceptabel vonden en in de lage sociale consensus conditie dat ze het acceptabel vonden. Onethisch gedrag werd gemeten met een rekentaak waarbij het mogelijk was om vals te spelen.

De resultaten gaven een interactie weer tussen sociale consensus en onethisch gedrag. Deelnemers die depleted waren, speelden minder vals in de hoge sociale consensus conditie dan niet depleted deelnemers. en speelden vaker vals in lage sociale consensus conditie dan niet depleted deelnemers. Reden hiervoor is dat er bij hoge consensus is over de slechtheid van het gedrag diepe informatie verwerking nodig is om het gedrag te rechtvaardigen. Hieruit kan geconcludeerd worden onethisch gedrag alleen optreedt na depletion wanneer het een individu mentale bronnen bespaart.

(16)

3.5 Eerlijkheid ten koste van een ander neemt toe bij ego depletion.

Voorgaande studies (Mead et al., 2009; Gino et al., 2011) hebben gedemonstreerd dat ego depletion tot een toename in oneerlijk gedrag leidt doordat er geen zelfcontrole is om de verleiding te weerstaan.

Cantarero en van Tilburg (2014) draaiden dit effect om en onderzochten of ego depletion voor een afname in oneerlijk gedrag zorgt binnen een context waar liegen voor een ander gunstig zou zijn. Zij stellen dat liegen voor het profijt van een ander meer kost voor het zelf dan eerlijk zijn omdat men het welzijn van een ander boven de eigen morele integriteit moet stellen. Zij onderzochten dit met de hypothese dat mensen die depleted zijn meer de pijnlijke waarheid zeggen, terwijl niet depleted mensen liegen. Deelnemers kregen de taak een oordeel te vormen over een kleutertekening. Depletion werd gemanipuleerd door een tekstbewerkingstaak, waarbij deelnemers in de depletion conditie aan veel

uitzonderingen moesten denken, terwijl deelnemers in de geen depletion conditie alleen de letter ‘e’ moesten onderstrepen. De neiging om te liegen voor een ander zijn bestwil werd gemeten door deelnemers om feedback voor de tekening te vragen, waarbij verteld werd dat het door een kind van tien jaar oud gemaakt was.

De resultaten gaven weer dat deelnemers in de depletion conditie vaker

rapporteerden dat ze als feedback zouden geven dat het een lelijke tekening was dan niet depleted deelnemers. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in lijn met de hypothese mensen minder geneigd zijn te liegen in het voordeel van een ander wanneer zij depleted zijn. Deze bevinding levert een interessante bijdrage aan ego depletion onderzoek, omdat het de assumptie over oneerlijkheid en onethisch gedrag bij ego depletion uit elkaar haalt.

3.6 Conclusie

De besproken studies brengen een genuanceerde kijk op de ego depletion theorie en nemen zijpaden die onethisch gedrag beter integreert met zelfregulatie mechanismen. Seeley en Gardner stelden dat er individuele verschillen zijn in de mate van zelfcontrole, wat onder andere verklaard kan worden door de sociale oriëntatie. Volgens hen hebben mensen met een ander-geconcentreerde oriëntatie een betere zelfregulatie, omdat ze gewend zijn hun gedrag te onderdrukken in een sociale situatie. t ‘Veer, Stel en Breest (2014)

demonstreerden echter dat oneerlijkheid per definitie afneemt in een depleted staat, omdat liegen cognitief zwaarder te verwerken is dan eerlijk zijn. Dit wordt ondersteund door Halali et al. (2014) die vonden dat mensen na depletion vaker oneerlijke voorstellen afwijzen. Zo

(17)

gaf het onderzoek van Yam et al. (2014) dat onethisch gedrag alleen optreedt in een situatie waarin er geen hoge consensus heerst over de slechtheid van de daad. Cantarero en van Tilburg (2014) hebben eveneens gevonden dat ego depletion niet altijd leidt tot oneerlijk gedrag, doordat mensen in een depleted toestand eerlijker waren in een context waarbij liegen voor de ander gunstig is. Deze bevindingen breiden de kennis rondom de link tussen ego depletion en ethisch gedrag uit, doordat zij verklaringen geven voor de situationele en individuele verschillen.

Conclusie En Discussie

In dit literatuuroverzicht werd onderzocht onder welke omstandigheden Dr. Jekyll zich gedraagt als mr. Hyde. Hiermee kan een verklaring gevonden worden voor de

discrepantie tussen ethische standaarden en onethische gedragingen. Hiervoor werd onderzocht of onethisch gedrag een verleiding is die men moet weerstaan. Inzichten in zelfcontrole processen hebben belicht dat men een beperkte mate van wilskracht bezit om verleidingen te weerstaan. Wanneer wilskracht bronnen op zijn door een uitputtende taak treedt er tijdelijk een toestand van ego depletion op waardoor er geen bronnen over zijn voor een opvolgende wilskracht vereisende taak. In het kader van onethisch gedrag is er gevonden dat dit niet in alle gevallen een verleidelijke optie is. Onethisch gedrag als gevolg van ego depletion lijkt met name voor te komen in een context waarin onethisch gedrag minder bronnen kost dan ethisch gedrag. Zo blijkt dat liegen minder voorkomt gedurende ego depletion. De verklaring hiervoor ligt in het gegeven dat onethisch gedrag zoals liegen een actieve keuze vereist en activatie van processen die dit reguleren. Daarentegen wordt eerlijkheid gestuurd door automatische processen, waardoor dit minder cognitief belastend is. Echter leidt ego depletion wel tot het toegeven aan onethische verleidingen wanneer deze geen bronnen vereisen. Zo blijkt dat men sneller in de verleiding komt om vals te spelen. Deze bevindingen suggereren een tweesplitsing tussen ethiek en eerlijkheid.

Onethische gedragingen kunnen voortkomen uit impulsief gedrag, terwijl oneerlijkheid een bewuste keuze is die hoge mentale processen vereist. Hieruit kan geconcludeerd worden dat onethisch gedrag alleen meer voorkomt in een context waarin dit impulsief gedrag betreft.

(18)

De besproken studies leveren een breed beeld van het Dual Process Model en het

Strength Model in relatie met het ego depletion effect. Echter stellen onderzoekers (Inzlicht

& Schmeichel, 2014) recentelijk dat de innerlijke bron minder metaforisch benadert moet worden. Zij stellen een Process Model of Ego Depletion voor die meer inzicht biedt in de exacte reden waarom zelfregulatie faalt. Dit model impliceert dat tijdstip 1 zelfcontrole op tijdstip 2 afneemt door een shift in zowel motivatie als aandacht. Zelfcontrole afname voert de boventoon in verklaringen voor ego depletion. Echter suggereren zij een alternatieve verklaring waarbij zelfregulatie falen op tijdstip twee niet (alleen) door zelfcontrole afname komt, maar door toename in impulsintensiteit. Zij stellen dat uitoefening van zelfcontrole ertoe leidt dat men meer gemotiveerd is om instinctief te handelen. Recent onderzoek van Schmeichel, Harmon-Jones en Harmon-Jones (2010) ondersteunt deze assumptie met de bevinding dat toenaderingsmotivatie impulsen toenemen gedurende ego depletion. Daarnaast suggereren zij dat deze shift in motivatie samen gaat met een parallelle shift in aandacht van cues die zelfcontrole activeren richting cues die beloning signaleren. Hiermee stellen zij dat ego depletion geen resultaat is van een onvermogen om zelfcontrole uit te oefenen, maar meer een resultaat van geen aandacht hebben voor cues die zelfcontrole activeren. Consistent met deze invalshoek hebben Schmeichel et al. (2010) gevonden dat depletion de aandacht naar beloning gerelateerde stimuli verhoogt. Onderzoek naar deze processen zou een gedetailleerder begrip kunnen leveren rondom het zelfcontrole proces. Hoewel deze benadering de simpliciteit van het klassieke depletion model ondermijnt, opent het een deur naar nieuwe manieren om zelfcontrole falen tegen te gaan.

(19)

Literatuurlijst

Alberts, H., Martijn, C., & De Vries, N. (2011). Fighting Self-control Failure: Overcoming Ego Depletion By Increasing Self-awareness. Journal of Experimental Social Psychology, 58-62.

Barnes, C., Schaubroeck, J., Huth, M., & Ghumman, S. (2011). Lack Of Sleep And Unethical Conduct. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 169-180.

Baumeister, R., Bratslavsky, E., Muraven, M., & Tice, D. (1998). Ego Depletion: Is The Active Self A Limited Resource? Journal of Personality and Social Psychology, 1252-1265. Baumeister, R. (2002). Yielding To Temptation: Self-Control Failure, Impulsive Purchasing,

And Consumer Behavior. Journal of Consumer Research, 670-676.

Baumeister, R., Vohs, K., & Tice, D. (2007). The Strength Model Of Self-Control. Current

Directions in Psychological Science, 351-355.

Cantarero, K., & Van Tilburg, W. (2014). Too Tired To Taint The Truth: Ego-Depletion Reduces Other-Benefiting Dishonesty. European Journal of Social Psychology, 743-747.

Carver, C., & Scheier, M. (1981). Attention and self-regulation: A control-theory approach to

human behavior. New York: Springer-Verlag.

Evans, J. (2008). Dual-Processing Accounts Of Reasoning, Judgment, And Social Cognition.

Annual Review of Psychology, 255-278.

Ghumman, S., & Barnes, C. (2013). Sleep and prejudice: A resource recovery approach.

Journal of Applied Social Psychology, E166-E178.

Gino, F., Schweitzer, M., Mead, N., & Ariely, D. (2011). Unable To Resist Temptation: How Self-control Depletion Promotes Unethical Behavior. Organizational Behavior and

Human Decision Processes, 191-203.

Halali, E., Bereby-Meyer, Y., & Meiran, N. (2014). Between self-interest and reciprocity: The social bright side of self-control failure. Journal of Experimental Psychology: General,

(20)

745-754.

Inzlicht, M., & Schmeichel, B. (2014). What Is Ego Depletion? Toward a Mechanistic Revision of the Resource Model of Self-Control. Perspectives on Psychological Science, 450-463.

Kouchaki, M., & Smith, I. (2014). The Morning Morality Effect: The Influence Of Time Of Day On Unethical Behavior. Psychological Science, 95-102.

Lanaj, K., Johnson, R., & Barnes, C. (2014). Beginning the Workday Yet Already Depleted? Consequences of Late-Night Smartphone Use and Sleep. Organizational Behavior

and Human Decision Processes, 11-23.

Mead, N., Baumeister, R., Gino, F., Schweitzer, M., & Ariely, D. (2009). Too tired to tell the truth: Self-control resource depletion and dishonesty. Journal of Experimental Social

Psychology, 594-597.

Metcalfe, J., & Mischel, W. (1999). A Hot/cool-system Analysis Of Delay Of Gratification: Dynamics Of Willpower. Psychological Review, 3-19.

Muraven, M., Tice, D., & Baumeister, R. (1998). Self-control As A Limited Resource: Regulatory Depletion Patterns. Journal of Personality and Social Psychology, 774-789.

Schmeichel, B. J., Harmon-Jones, C., & Harmon-Jones, E. (2010). Exercising self-control increases approach motivation. Journal of Personality and Social Psychology, 99, 162-173.

Seeley, E., & Gardner, W. (2003). The “Selfless” and Self-Regulation: The Role of Chronic Other-Orientation in Averting Self-Regulatory Depletion. Self and Identity, 103-117. Smith, E., & DeCoster, J. (2000). Dual-Process Models In Social And Cognitive Psychology:

Conceptual Integration And Links To Underlying Memory Systems. Personality and

(21)

Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective And Impulsive Determinants Of Social Behavior.

Personality and Social Psychology Review, 220-247.

Tice, D., Baumeister, R., Shmueli, D., & Muraven, M. (2007). Restoring The Self: Positive Affect Helps Improve Self-regulation Following Ego Depletion. Journal of

Experimental Social Psychology, 379-384.

Towles-Schwen, T., & Fazio, R. (2006). Automatically Activated Racial Attitudes As Predictors Of The Success Of Interracial Roommate Relationships. Journal of Experimental

Social Psychology, 698-705.

Turner, M., Brief, A., Buttram, R., & Dukerich, J. (2001). Collective Corruption in the

Corporate World: Toward a Process Model. In Groups at work: Theory and research. Mahwah, N.J.: L. Erlbaum.

Vohs, K., Baumeister, R., Schmeichel, B., Twenge, J., Nelson, N., & Tice, D. (2008). Making Choices Impairs Subsequent Self-control: A Limited-resource Account Of Decision Making, Self-regulation, And Active Initiative. Journal of Personality and Social

Psychology, 883-898.

Wegner, D., Schneider, D., Carter, S., & White, T. (1987). Paradoxical Effects Of Thought Suppression. Journal of Personality and Social Psychology, 5-13.

Xu, H., Bègue, L., & Bushman, B. (2012). Too fatigued to care: Ego depletion, guilt, and prosocial behavior. Journal of Experimental Social Psychology, 1183-1186.

Yam, K., Chen, X., & Reynolds, S. (2014). Ego depletion and its paradoxical effects on ethical decision making. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 204-214. Van t 'Veer, A., Stel, M., & Van Beest, I. (2014). Limited Capacity To Lie: Cognitive Load

Interferes With Being Dishonest. Society for Judgement and Decision Making, 199-206.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

heb in de laatste vier weken deze app gebruikt, omdat ik verwacht dat deze voor mij haalbare hardloop-doelen stelt.’ Self-monitoring is gemeten aan de hand van de vraag: ‘omdat ik

For each reference person and variant in the benefit phase, all annual pension benefits and real replacement ratios are calculated for 10,000 different economic scenarios..

To analyze the effects of culture on capital structure, individualism, uncertainty avoidance and long-term orientation, will be used as the main explanatory

Vanuit de wetenschappelijke literatuur wordt beargumen- teerd dat leidinggevenden het gedrag van medewerkers kunnen sturen door voorbeeldgedrag te tonen, maar ook door

Aangeraden wordt om jaarlijks de bloedglucose te laten meten bij de huisarts gedurende 5 jaar na de geboorte van uw kind omdat u een verhoogde kans heeft op het ontwikkelen van

En als laatste voordeel, maar zeker niet als minste, geeft de ECTV haar weloverwogen oordeel over de recht- vaardigheid van het morele handelen van militairen.. Daarmee wordt bij

 Als u van tevoren weet dat u extra zult eten en dat binnen de tijd dat de insuline zijn maximale werking heeft, kunt u de maaltijd- insuline ophogen; zo niet, dan moet u een

Learners living in challenging socio-economic circumstances face limited opportunities for further education and employment. In this context, formal career guidance which