Proefexamen Inleiding tot de
Psychologie 2013-2014
De cursusdienst van de faculteit Toegepaste
Economische Wetenschappen aan de Universiteit
Antwerpen.
Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen,
examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je
medestudenten.
1. Welke stelling over de uitdrukking van emoties is correct? Antwoord
De emotionele expressies van blinde verschillen van die van zienden.
Volgens Darwin zijn emoties typisch voor groepsdieren omdat men van soortgenoten moet leren hoe zijn emoties te uiten.
Gezichtsexpressies om bepaalde emoties uit te drukken zijn hetzelfde in bijna alle culturen.
Enkel mensen en een beperkt aantal primaten kunnen hun emoties uitdrukken. 1 punten
Vraag 2 1.
De tekortkomingen van het menselijke geheugen tonen aan dat het geheugen over verscheidene adaptieve waarden beschikt. Welke "oplossing" past van een evolutionair standpunt het best bij verstrooidheid?
Antwoord
Het beschermt het geheugen tegen een overvloed van informatie die niet langer verwerkt zou kunnen worden.
Het kan een neveneffect van de flexibiliteit van onze aandacht zijn, zodat we
gedwongen worden telkens onze aandacht naar het meest relevante in de omgeving te verleggen
Het is een filter zodat we meer aandacht besteden aan de betekenis van informatie, in plaats van aan de details.
Het is nuttig om emotionele ervaringen niet te vlug te vergeten, daar deze typisch veel overlevingswaarde hebben.
1 punten Vraag 3
1.
Verwijzend naar het artikel van Baumeister et al. (2002) rond de relatie tussen cognitie en sociale uitsluiting: De oorsprong van het affiliatief gedrag ligt volgens Baumeister en Leary in: Antwoord
de evolutionaire waarden van een groep, zoals veiligheid, verhoogde effectiviteit tijdens het jagen, risicoverspreiding, en delen in de opvoeding van kinderen.
de menselijke behoefte om onze gevoelens te kunnen uiten.
de motivatie om ons met anderen te kunnen vergelijken en aldus ons zelfbeeld te kunnen aanpassen of beter te kunnen presteren.
een (onbewuste) doodsangst. 1 punten
Vraag 4 1.
Onderzoek met split brein patiënten heeft ons veel bijgeleerd over het bewustzijn. Enkel één van onderstaande bevindingen is correct. Welke? De patiënt is rechtshandig en anders normaal.
Antwoord
Een patiënt met gespleten hersenen beseft niet wat hij met zijn linkerhand doet. Split brein patiënten hebben een gespleten persoonlijkheid
De rechterhersenhelft is volledig taalonkundig.
1 punten Vraag 5
1.
De thalamus in de hersenen kan best omschreven worden als: Antwoord
een regulerend mechanisme een transfer (relay) systeem
de bewustzijn schakelaar van de hersenen een brug tussen de twee cerebrale hemisferen 1 punten
Vraag 6 1.
De bevindingen dat psychometrische testen aantonen dat sommige individuen consistent goed scoren op, bijvoorbeeld, ruimtelijk inzicht testen, maar niet op taaltesten, kan als evidentie dienen voor welke theorie?
Antwoord
Gardner's meervoudige intelligentietheorie vloeibare of fluïde intelligentie
Spearman's G-factor emotionele intelligentie 1 punten
Vraag 7 1.
De stelling dat er tijdens de evolutie van de menselijke hersenen een taalmodule is ontstaan ("the language acquisition device") die de ontwikkeling van taal en grammatica bij kinderen op natuurlijke wijze toelaat is compatibel met welke benadering van de psychologie? Antwoord de behavioristische benadering de biologische benadering de socio-culturele benadering de cognitieve benadering. 1 punten Vraag 8 1.
Welk van onderstaande veronderstellingen is noodzakelijk voor evolutie via natuurlijke selectie?
Antwoord
Individuen zijn gemotiveerd om hun fitheid te verhogen. In de omgeving heerst er competitie voor middelen. In de omgeving treden er geen veranderingen op. Mutaties zijn niet schadelijk.
1 punten Vraag 9
Ik heb mijn boodschappenlijstje in mijn geheugen geprent. Nochtans, wanneer ik in de winkel kwam, merkte ik dat ik verschillende items van het midden van de lijst vergeten was. Dit is een voorbeeld van:
Antwoord
retrograde amnesie proactieve interferentie het seriële positie-effect foutieve codering 1 punten
Vraag 10 1.
Een aanwijzingen voor "top down" processing in het waarnemingsproces dat steunt op de idee dat het waargenomen geheel anders is dan de som van de onderdelen vindt men terug in: Antwoord de opponente-processentheorie de Ames kamer de Gestalt principes de Muller-Lyer illusie 1 punten Vraag 11 1.
Skinner beweerde dat de bekrachtiging de __________________ van een response bepaalt; Bandura en andere voorstanders van cognitief leren beweren dat de bekrachtiging de __________________ van een response bepaalt.
Antwoord verwerving; uitvoering uitvoering; verwerving verwerving; verwerving uitvoering; uitvoering 1 punten Vraag 12 1.
Wanneer je op e-bay een aankoop doet waarvan achteraf blijkt dat het veel te duur en miskocht is, maar je blijft je bij je vrienden volhouden dat het ding toch waarde heeft, dan is dat een voorbeeld van:
Antwoord de fundamentele attributiefout cognitieve dissonantie onrealistisch optimisme illusoire correlatie 1 punten Vraag 13 1.
De elektrische impuls die langsheen het membraan van de axon voortbeweegt en als neurale boodschapper fungeert noemt men een:
Antwoord neurotransmitter synaptische potentiaal actiepotentiaal axon potentiaal 1 punten Vraag 14 1.
Volgens de facial feedback hypothese: Antwoord
zal men de emoties die door een gruwelfilm opgeroepen worden minder voelen als men kauwgom kauwt.
zal men de emoties die door een gruwelfilm opgeroepen worden meer voelen als men kauwgom kauwt.
zal men de emoties die door een gruwelfilm opgeroepen worden minder voelen als men weet dat het trucage is.
zal men de emoties die door een gruwelfilm opgeroepen worden meer voelen als men een pepmiddel genomen heeft.
1 punten Vraag 15
1.
Je hebt data verzameld die aantonen dat er een relatie bestaat tussen scores op een schaal die gemoedstoestand meet en examenstress. Welke correlatiecoëfficiënt laat je toe om met de meeste accuraatheid je conclusie te staven?
Antwoord + .11 + .51 - .65 + .08 1 punten Vraag 16 1.
Welke stelling rond psycho-actieve middelen is correct? Antwoord
Ze kunnen kortsluitingen tussen neuronen tot stand brengen.
Ze veroorzaken uiteindelijk steeds een verhoging van neuronale activiteit in het dopaminergische beloningsysteem van de hersenen.
Ze werken zelden of nooit verslavend.
Ze hebben zelden neveneffecten omdat ze zeer gericht de impulsoverdracht wijzigen in slechts één enkele neuronenbaan tegelijkertijd.
1 punten Vraag 17
Uw kennis dat vogels vliegen, dat de zon opkomt in het Oosten, en dat 2+2 =4 is opgeslagen in uw _______________ geheugen Antwoord structureel procedureel impliciet semantisch 1 punten Vraag 18 1.
Pavlov vond dat - na het herhaaldelijk koppelen van een geluid aan een vleespoeder een hond zal saliveren wanneer hij het geluid hoort. Het vleespoeder in dit geval is:
Antwoord
een niet-geconditioneerde stimulus
een geconditioneerde stimulus een niet-geconditioneerde reactie een geconditioneerde reactie 1 punten
Vraag 19 1.
Een van onderstaande eigenschap behoort NIET tot het BIG 5 persoonlijkheidsmodel. Welk? Antwoord extraversie neuroticisme zelfvertrouwen consciëntieus 1 punten Vraag 20 1.
Onze economie-gebaseerde maatschappij werd mogelijk gemaakt door de hoge graad van coöperatie tussen mensen. Deze eigenschap is nauw verbonden aan een aantal andere menselijke eigenschappen. Welk van onderstaande eigenschappen hoort daar NIET bij? Antwoord
de mogelijkheid tot zelf-regulatie een zwak voor deceptie
een dopamine-rijke neocortex het uiten van emoties
1 punten Vraag 21
1.
In het "Stanford Prison" experiment, uitgevoerd door Zimbardo et al., werden de deelnemers willekeurig de rol van bewaker of gevangene toegekend en in een gesimuleerde
gevangenistoestand geplaatst. De resultaten van dit experiment wijzen erop dat: Antwoord
de cipiers de normen van het echte gevangenisleven zoveel mogelijk toepasten zonder daarbij de gevangenen te beledigen en te mishandelen.
de gevangenen goed beseften dat hun lot in dit experiment door het toeval bepaald en zich dus niet aan het gevangenen script hielden.
de gevangenen gezamenlijk in opstand kwamen omdat ze onschuldig waren.
het script van gevangenen of bewaker op natuurlijkerwijze werd toegepast en dat de machtsstructuur tussen gevangene en cipier zich automatisch ontwikkelde aan de hand van gekende maatschappelijke normen.
1 punten Vraag 22
1.
Wanneer je je frustraties uitwerkt door onaangename dingen te zeggen tegen je vriend, dan is dat volgens Freud een voorbeeld van:
Antwoord sublimatie verplaatsing reactievorming rationalisering 1 punten Vraag 23 1.
Theory of mind" is: Antwoord
het vermogen om te begrijpen hoe een machine werkt. een theoretische conceptie van hoe het bewustzijn werkt.
het vermogen om zich voor te stellen wat een soortgenoot denkt. het vermogen om in taal uit te drukken wat men beleeft.
1 punten Vraag 24
1.
Twee belangrijke humanistische psychologen die reageerden op het behaviorisme dat het bestaan van vrije wil ontkent zijn:
Antwoord
John Watson en Sigmund Freud Noam Chomsky en B.F. Skinner Carl Rogers en Abraham Maslow Wilhem Wundt en Edward Titchener 1 punten
Vraag 25 1.
Welke stelling is het minst compatibel met de psychodynamische benadering van persoonlijkheid?
Antwoord
Een gezonde persoonlijkheid is iemand bij wie de onbewuste neigingen en verlangens in evenwicht zijn.
Verdedigingsmechanismen zijn manieren om het geweten te sussen.
De theorieën zijn moeilijk te toetsen omdat ze beroep doen op vele subjectieve en onmeetbare begrippen.
Filosofisch gezien steunt theorie op de filosofische grondstelling van Jean Jacques Rousseau dat de mens van natuur goed is.
1 punten Vraag 26
1.
Kahneman and Tverski mochten de Nobelprijs ontvangen voor hun werk rond de omkadering of "framing" van een beslissing. Ze ontdekten bijvoorbeeld dat mensen zich anders gaan gedragen wanneer een situatie wordt voorgesteld in termen van verlies of winst. Welk van onderstaande stelling is de meest correcte weergave van hun bevindingen?
Antwoord
Mensen zijn uit nature risicozoekend.
In een situatie omschreven met "zeker verlies," worden mensen risico-avers. In een situatie omschreven met "zekere winst" worden mensen risico-zoekend. In een situatie omschreven met "zeker verlies," worden mensen risico-zoekend 1 punten
Vraag 27 1.
Eysenck gebruikt de Yerkes-Dodson wet die de relatie tussen arousal (opwinding) en prestaties beschrijft om de dimensie extravert - introvert te beschrijven. Volgens hem zal Antwoord
een extraverte persoon van nature uit een laag opwindingsniveau hebben en daarom moet zij steeds prikkels opzoeken om gemiddeld genomen beter te presteren.
een intraverte persoon van nature uit een laag opwindingsniveau hebben en daarom moet zij steeds prikkels vermijden om gemiddeld genomen beter te presteren.
een extraverte persoon van nature uit een hoog opwindingsniveau hebben en daarom moet zij steeds prikkels opzoeken om gemiddeld genomen beter te presteren
een intraverte persoon van nature uit een hoog opwindingsniveau hebben daarom moeten zij steeds prikkels opzoeken om gemiddeld genomen beter te presteren 1 punten
Vraag 28 1.
Jim kon nog net een autoaccident vermijden in een smalle straat. Zijn hart bonsde, zijn handen beefden, en hij zweette over gans zijn lichaam. Hij herkende deze symptomen als de "fight or flight" response dat gecontroleerd wordt door:
Antwoord
het empatische gedeelte van het perifere zenuwstelsel
het parasympatische gedeelte van het autonome zenuwstelsel het somatische gedeelte van het perifere zenuwstelsel
het sympatische gedeelte van het autonome stelsel 1 punten
Vraag 29 1.
Een van onderstaande stellingen rond het testen van intelligentie is absoluut niet correct. Welke?
Antwoord
Prestaties op intelligentietesten in één cultuur zijn moeilijk te vergelijken met prestaties op dezelfde test in een andere cultuur.
Omdat er een sterk genetisch element verbonden is aan intelligentie mag men verwachten dat er ook groepsverschillen in intelligentie bestaan.
De verwachtingen van een persoon kunnen inspelen op bestaande stereotypes en daardoor de testprestaties beïnvloeden.
De betrouwbaarheid van de Wechsler IQ test is te wijten aan het feit dat de normaal-distributie, waaraan de scores onderworpen worden, al eerder getest werden op zeer grote groepen.
1 punten Vraag 30
1.
Een woedende persoon wordt er op attent gemaakt dat zijn woede ongepast is en wel eens het gevolg zou kunnen zijn van overmatig alcoholverbruik. Dit schijnt de persoon enigszins te kalmeren. Dit is een voorbeeld van welke theorie rond emoties?
Antwoord
Schachter's transfert van excitatie theorie De cognitieve evaluatietheorie
Damasio's "somatic marker" theorie De James-Lange emotietheorie 1 punten
Vraag 31 1.
Bij het verklaren van de resultaten van zijn onderzoek besluit Milgram: Antwoord
dat mensen inherent gehoorzaam zijn.
dat de situatie verantwoordelijk was voor de gehoorzaamheid van de deelnemers dat mensen aangeleerd hebben om kost wat kost gehoorzaam te blijven.
dat gehoorzaamheid enkel terug te vinden is in bepaalde culturen. 1 punten
Vraag 32 1.
Welk van onderstaande stellingen rond leerprocessen is hoogstwaarschijnlijk correct? Antwoord
Het instrumenteel leerproces is een proces waarbij het organisme leert die reactie te kiezen in een gegeven situatie die een gunstig effect oplevert.
Cognitief leren is leren rationeel te handelen.
Een reactie die altijd beloond wordt leert men het snelst aan en is het moeilijkst om af te leren.
Cognitief aangeleerd gedrag valt niet te veranderen. 1 punten
Vraag 33 1.
De sociale hersenen hypothese stelt dat de evolutionaire druk op het vergroten van de neocortex bij primaten eruit bestond om te communiceren met andere soortgenoten in groep. Welke bevinding bevestigt dit enigszins?
Antwoord
Dat de tendens om groepen te vormen bij primaten erfelijk bepaald is.
Dat intelligentie van een primaat sterk correleert met de grote van zijn neocortex Dat communicatievaardigheden van een soort sterk correleert met intelligentie van dat soort
Dat de verhouding neocortex/hersenstam van een primaten soort sterk correleert met de grootte van de groep waarin dat soort leeft.
1 punten Vraag 34
1.
Welk van de volgende beweringen omtrent het gevoel van controle is hoogstwaarschijnlijk NIET JUIST?
Antwoord
Zowel bij dieren als bij mensen kan een acute, oncontroleerbare stressor leiden tot een staat van "learned helplessness."
De controleerbaarheid van een stressor (vb een elektrische schok) kan in sommige gevallen het schadelijke effect van de stressor wegnemen of sterk verminderen.
Oncontroleerbare stressoren kunnen nooit gevolgen hebben die even schadelijk zijn als chronische stress.
De mate waarin een persoon meent controle te hebben over de uitkomst van gebeurtenissen is sterk bepalend voor gezondheid en prestatiegedrag.
1 punten Vraag 35
1.
Welk van onderstaande stellingen rond het" Elaboration Likelihood" model voor het overtuigingsproces is NIET correct?
Antwoord
De centrale informatieverwerkende route schenkt aandacht aan de aard van de argumenten, terwijl de perifere route aandacht schenkt aan de uitgelokte emoties. De centrale informatieverwerking zorgt voor diepere verwerking en duurzamer onthouden, terwijl in de perifere route de informatie oppervlakkig onthouden wordt. Marketeers zorgen ervoor dat reclame altijd volgens de centrale route verwerkt wordt.
Zowel de centrale als perifere route kunnen het koopgedrag van mensen beïnvloeden. 1 punten
Vraag 36 1.
In een studie over het effect van cafeïne op het concentratievermogen, kreeg de helft van de proefpersonen een normale cola met cafeïne, terwijl de andere helft een gedecafeïneerde cola kregen. In deze studie is het concentratievermogen van de proefpersonen:
Antwoord
een controle variabele een placebo
een willekeurige variabele 1 punten
Vraag 37 1.
Trivers' "parental investment" theorie biedt een verklaring voor: Antwoord
het aantal nakomelingen van een diersoort partnerkeuze binnen een diersoort
de vruchtbaarheid en voortplantingsvermogen van een individu agressie binnen een diersoort
1 punten Vraag 38
1.
Welk feit vormt de beste evidentie dat apen en hogere primaten over een bewustzijn beschikken dat op het onze gelijkt?
Antwoord
De genen van hogere aapsoorten zijn voor meer dan 97% dezelfde als de onze. Ze herkennen zichzelf in de spiegel.
Ze hebben een sterk ontwikkelde neocortex. Het zijn sociale dieren.
1 punten Vraag 39
1.
Het toepassen van een heuristiek bij het nemen van een beslissing wil zeggen dat: Antwoord
we gebruik maken van vuistregels die snel een resultaat leveren, maar niet altijd het correcte resultaat geven.
we een algoritme toepassen zoals een computer dat zou doen om systematisch alle beslissingsalternatieven af te wegen.
we een strategie bedenken die niet kan falen.
we de beslissing in deelcomponenten opsplitsen omdat we, gezien onze beperkte rationaliteit, nooit de volledige complexheid kunnen vatten.
1 punten Vraag 40
1.
Welk van de functionele eigenschappen van emoties illustreert best de "somatic marker" hypothese van Damasio?
Antwoord
Emoties zijn informatief met betrekking tot de gevoelens die nieuwe stimuli teweeg brengen en aldus verbeteren ze de preciesheid van een beslissing.
Emoties spitsen onze aandacht op nieuwe relevante stimuli in de omgeving. Emoties werken motiverend om tot actie over te gaan indien nodig.
Emoties vormen de sociale lijm om groepen bij elkaar te houden. 1 punten
1.
Intelligentie die vooral ontwikkeld wordt door levenservaringen en oefening is: Antwoord vloeibare intelligentie gekristalliseerde intelligentie psychometrische intelligentie emotionele intelligentie 1 punten Vraag 42 1.
Een van onderstaande stellingen rond leerprocessen gaat niet op. Welke? Antwoord
Het habituatieproces is een leeproces.
Zonder een bewust geheugen kunnen we niet leren. Sociaal leren vereist motivatie.
Stoornissen in persoonlijkheidsontwikkeling kunnen het gevolg zijn van verkeerde leerprocessen.
1 punten Vraag 43
1.
Een grote kritiek op de conditionering theorieën is dat ze geen rekening houden met de informatieverwerkingscapaciteiten van de hersenen. Volgens E Tolman berust het latent leren van ratten op volgende cognitieve processen:
Antwoord
een ruimtelijk inzicht dat het ontwikkelen van mentale kaarten van de omgeving toelaat.
een bewustzijn dat inzicht verleent tot het oplossen van complexe problemen. aandacht, geheugen, en motivatie om geobserveerd gedrag te reproduceren. latente geheugenprocessen die het leren via "trial and error" mogelijk maken. 1 punten
Vraag 44 1.
De wetenschappelijke methode in de psychologie veronderstelt dat: Antwoord
de bestudeerde verschijnselen gestuurd worden door wetmatigheden. ieder verschijnsel uniek is.
algemene wetmatigheden niet van toepassing zijn op menselijk gedrag. het vinden van absolute waarheden het ultieme doel is.
1 punten Vraag 45
1.
Welke stelling rond het bewustzijn is hoogstwaarschijnlijk fout? Antwoord
Bewustzijnsstoornissen kunnen het gevolg zijn van langdurig gebrek aan menselijk contact
Dank zij ons bewustzijn kunnen we ons gedrag plannen
Het duurt langer dan 300 milliseconden vooraleer signalen vanuit onze zintuigen de hersenen bereiken
De hypnotische toestand is een toestand van verruimd denken 1 punten
Vraag 46 1.
Volgens de humanistische benadering van persoonlijkheid van Carl Rogers kunnen kinderen angst en schuldgevoelens ontwikkelen als:
Antwoord
hun ouders geen goed rolmodel vormen. een van de ouders bijna constant afwezig is.
de ouderlijke liefde afhankelijk is van goed gedrag. de ouders veel ruzie maken.
1 punten Vraag 47
1.
Welk van de volgende emoties kan men best als een "sociale" emotie beschouwen omdat ze de samenwerking in groep bevordert?
Antwoord schaamte liefde angst walging 1 punten Vraag 48 1.
De meest gepaste definitie voor persoonlijkheid is: Antwoord
een persoonlijke, typische manier van een persoon om zich aan te passen aan verschillende levenssituaties.
de aangeboren eigenschappen die voorspellen welke gedrag een persoon zal uiten of welke keuze zal maken.
de resultante van de manier waarop een persoon zijn levenservaringen uitdrukt gedragstendensen die consistent zijn over tijd en situaties heen, en die een persoon van een ander onderscheiden.
1 punten Vraag 49
1.
Welk van de volgende beweringen beschrijft de meest logische oplossing van de nature-nurture controversie?
Antwoord
Omgeving is het belangrijkste, zeker voor die personen met een normaal genotype Erfelijkheid en omgeving werken op elkaar in en beïnvloeden de ontwikkeling van het individu.
Erfelijkheid is het belangrijkste, maar een high "quality" omgeving kan genetische defecten compenseren.
De omgeving is zoals een elastiek die rekt naargelang de behoeften van het genotype van het individu.
1 punten Vraag 50
1.
Het bijstaander effect in de Psychologie verwijst naar: Antwoord
het fenomeen dat de tendens om een persoon in nood te helpen vermeerdert naarmate er meer mensen in de buurt zijn.
het fenomeen dat de tendens om een persoon in nood te helpen vermindert naarmate er meer mensen in de buurt zijn.
mensen vaak blijven staren naar een ongeluk (rampentoerisme).
het feit dat mensen vrijwillig hun hulp aanbieden wanner ze geobserveerd worden. 1 punten