• No results found

In de bres voor je buurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de bres voor je buurt"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In de Bres Voor je Buurt

Student: Fien Maandag

Studentnummer: 10595007

Datum: 31 mei 2016

Begeleider: Guido Valk Aantal woorden: 5035

(2)

Abstract

Dit onderzoek onderzocht of waargenomen onrecht, efficacy en sociale identiteit een voorspellend model vormde voor collectieve actie. Daarnaast werd het verband tussen homogeniteit en sociale identiteit en het verband tussen subjectieve sociale status (SSS) en efficacy onderzocht. De vragenlijst werd door 150 deelnemers voltooid. Waargenomen onrecht, efficacy, collectieve actie en homogeniteit werden gemeten met voor dit onderzoek opgestelde vragen. Homogeniteit werd gemeten met de MacArthur Scale of Subjective Social Status (Giatti, et al., 2012). Sociale identiteit werd gemeten met een vragenlijst opgesteld door Cameron (2004). Waargenomen onrecht, efficacy en sociale identiteit vormden samen een voorspellend model hoewel efficacy hier geen significante bijdrage aan leverden. Er bestond geen verband tussen homogeniteit en sociale identiteit en ook niet tussen SSS en efficacy.

(3)

Inhoudsopgave Inleiding 4 Methode 10 Resultaten 14 Discussie 17 Bijlage 1: Vragenlijst 22

Bijlage 2: Principale Componenten Analyse uit de pilot van Efficacy, Waargenomen Onrecht,

Sociale Identiteit, Collectieve Actie en Homogeniteit. 35

Bijlage 3: Principale Componenten Analyse: Collectieve Actie. Efficacy. Waargenomen

Onrecht. Sociale Identiteit & Homogeniteit 38

(4)

Inleiding

De verstedelijking gaat snel. Voorspellingen schatten dat in 2050 ongeveer 70 procent van de mensen in een stad woont (Coevert, 2012). Maar kan de stad wel voor iedereen een goed woonklimaat bieden? De woonkwaliteit binnen een stad kan namelijk behoorlijk verschillen. Het verschil tussen arm en rijk blijkt in Europese steden bijvoorbeeld steeds groter te worden terwijl de groepen steeds minder met elkaar in contact komen. Ook in Amsterdam is dit probleem aanwezig (Marcinczak, Musterd, Van Ham & Tammaru, 2015). Om alle bewoners van de stad een goed woonklimaat te bieden worden door de gemeente programma’s opgezet om de levenskwaliteit in minder prettige buurten te verbeteren.

Een voorbeeld van zo een initiatief in Nederland is het Grote Steden Plan. Het doel van dit programma is onder andere om de buurtbewoners te betrekken bij de herstructurering van de buurt. Het idee is dat de bewoners hierdoor meer grip op hun eigen leven krijgen en zelf actie zullen ondernemen om de buurt te verbeteren (Dekker & van Kempen, 2004). De buurtbewoners spelen dan zelf een rol in het verbeteren van de buurt door bijvoorbeeld in collectieve actie te komen.

Collectieve actie is wanneer men zich opstelt als vertegenwoordiger van een groep en zich inzet om de omstandigheden voor de groep te verbeteren (Wright, 1990). Een voorbeeld hiervan is een groep bewoners in Amsterdam-Noord die samen het zwerfvuil in hun buurt hebben aangepakt (Ymere, 2014). Het gezamenlijk tot actie komen van buurtbewoners heeft meerdere positieve effecten. Ten eerste wordt de problematiek in de buurt aangepakt. Ten tweede versterkt collectieve actie de identificatie tussen de buurtbewoners. Een van de aspecten die positief samenhangt met algemene tevredenheid met de buurt. Dit bleek uit een onderzoek in drie grote steden in Frankrijk waarbij de data werd verzameld aan de hand van een vragenlijst (Fleury-Bahi, Félonneau & Marchand, 2008). Collectieve actie heeft

(5)

samenvattend dus meerdere positieve effecten. Het stimuleren ervan is dus geen slecht idee voor de gemeente. Bij het Groten Steden Plan bleek het stimuleren van actieve deelnamen van de buurtbewoners echter een moeilijke taak (Dekker & van Kempen, 2004).

Een model dat tracht te verklaren waarom men wel of niet tot collectieve actie over gaat is het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) (Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). Dit model onderscheidt waargenomen onrecht, efficacy en sociale identiteit als onafhankelijke voorspellers van collectieve actie. Waargenomen onrecht is de ervaring van oneerlijke ongelijkheid en het verlangen naar iets wat men niet heeft maar naar eigen inzien wel verdient (Walker & Smith, 2002). Het idee dat waargenomen onrecht collectieve actie positief beïnvloedt, komt voort uit de Relative Deprivation Theory (RDT). Deze theorie stelt dat een gevoel van ongelijkheid voortkomt uit een vergelijking met een specifieke ander. En dat alleen wanneer deze vergelijking leidt tot een subjectieve waarneming van onrecht, men bereid is om over te gaan tot collectieve actie om het onrecht recht te zetten (Walker & Smith, 2002). Efficacy is een gevoel van controle, invloed, kracht en effectiviteit om groepsgerelateerde problemen op te lossen (Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). Het idee dat waargenomen efficacy collectieve actie positief beïnvloedt, komt voort uit de

Resource Mobilization Theory (RMT). Deze theorie stelt dat het mobiliseren van middelen de kern is om een groep tot sociaal protest te bewegen. De keuze om over te gaan tot collectieve actie is hierbij een afweging tussen de mogelijke winst en verlies (McCarthy & Zald, 1977, Aangehaald in Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). De sociale identiteit is het deel van het individuele zelfconcept dat bestaat uit de kennis onderdeel te zijn van een sociale groep en de waarde en emotionele significant van dit groepslidmaatschap (Tajfel, 1978, aangehaald in Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). Het idee dat sociale identiteit collectieve actie positief beïnvloedt komt voort uit de Social Identity Theory (SIT). Deze theorie stelt dat men een positief zelfbeeld wil onderhouden en dat een groepslidmaatschap hieraan bijdraagt.

(6)

Wanneer men zich identificeert met “een lage status groep” heeft men drie opties, namelijk individuele mobiliteit, sociale creativiteit of sociale verandering. Collectieve actie is het duidelijkste voorbeeld van sociale verandering. De drie constructen: waargenomen onrecht, efficacy en sociale identiteit hebben volgens het SIMCA alle drie een directe positieve invloed op collectieve actie. Sociale identiteit heeft daarnaast ook een positief verband met waargenomen onrecht en efficacy.

Weliswaar is het SIMCA (Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008) ontworpen om collectieve actie te verklaren op het niveau van een sociaal protest, het kan desalniettemin worden toegepast op buurtniveau. Waargenomen onrecht kan zich in een buurt bijvoorbeeld manifesteren in overlast van vuilnis. Overlast van vuilnis kan als onverdiend en ongelijk worden waargenomen omdat het de taak van de overheid is om vuilnis op te ruimen en andere buurten wel opgeruimd worden. Efficacy kan zich in een buurt manifesteren door zich te richten op een buurtprobleem zoals overlast van vuilnis. Daarnaast is het van belang dat de buurtbewoners samen een gevoel van controle, invloed, kracht en effectiviteit hebben. Dit kan ontstaan door bijvoorbeeld het grote aantal mensen wat buurtbewoners samen vormen. Sociale identiteit kan zich binnen een buurt manifesteren wanneer de bewoners van de buurt dit als een sociale groep zien en daar waarde aan hechten. Het eerste doel van dit onderzoek is om te testen of het SIMCA toepasbaar is op buurtniveau.

Sociale identiteit heeft een centrale rol in het SIMCA door zijn, enerzijds directe en anderzijds indirecte, invloed op collectieve actie via efficacy en waargenomen onrecht. Vanwege de centrale rol die in het SIMCA is toegewezen aan de sociale identiteit wordt dat construct verder uitgediept. Om te onderzoeken waarom sommige buurten wel in collectieve actie komen en andere niet, wordt ten eerste gekeken naar wanneer sociale identificatie plaatsvindt in een buurt en ten tweede naar het gevolg van identificatie met een specifieke buurt.

(7)

De definitie van sociale identiteit stelt dat men zich bewust moet zijn van het groepslidmaatschap en dat deze als significant moet worden waargenomen om sociale identificatie te bereiken. Maar wanneer is iemand zich bewust van zijn groepslidmaatschap en wordt deze als significant gezien? Het homophily principle stelt dat mensen die op elkaar lijken elkaar leuker vinden en zich eerder met elkaar associëren dan mensen die niet op elkaar lijken (Alesina & La Ferrara, 2002). Dit zou betekenen dat men zich eerder bewust is van zijn groepslidmaatschap wanneer de groepsleden meer overeenkomen en minder snel bewust is van zijn groepslidmaatschap wanneer de groepsleden weinig overeenkomen. In een buurt zou dit betekenen dat als de bewoners weinig met elkaar gemeen hebben ze zich minder snel met elkaar identificeren (Lehning, 1998).

Dit wordt ondersteund door een onderzoek van Putman (2007) die bij een grote sample in Amerika de invloed van etnische diversiteit op sociaal kapitaal op buurtniveau onderzocht. Hierbij werd diversiteit gemeten met bestaande gegevens over samenstelling van de buurtbewoners en sociaal kapitaal gemeten met een vragenlijst. Uit dit onderzoek bleek dat bewoners van een meer heterogene buurt minder vertrouwen hadden in hun buren. Putman trekt hieruit de conclusie dat etnische diversiteit in een buurt de sociale isolatie bevordert. Uit het onderzoek van Putman (2007) bleek ook dat in etnisch diverse buurten de verwachting dat de buurtbewoners mee zouden werken aan een collectieve actie lager lag dan in minder etnisch diverse buurten. Dit is in overeenkomst de verwachting van het SIMCA dat bij een lagere sociale identiteit minder collectieve actie plaats vindt.

Gesthuizen, Van der Meer en Scheepers (2009) hebben onderzocht of de conclusie van Putman (2007) terug te vinden is in Europese steden waarbij ze ook de invloed van sociaaleconomische diversiteit meenamen. De etnische en sociaaleconomische diversiteit van een buurt werd gemeten met bestaande gegevens over de buurtbewoners en sociaal kapitaal werd gemeten met een face-to-face afgenomen vragenlijst. Uit het onderzoek bleek dat in

(8)

Europese steden niet de etnische diversiteit sociaal kapitaal deed afnemen maar de sociaaleconomische diversiteit in een buurt. Hoewel er uit deze twee onderzoeken geen eenduidige uitkomst is over welke vorm van diversiteit het sociale kapitaal doet afnemen, blijkt uit deze onderzoeken wel dat diversiteit, ofwel minder homogeniteit, van een buurt het sociale kapitaal doet afnemen. De tweede hypothese van dit onderzoek is dan ook dat

homogeniteit een positieve relatie heeft met sociale identiteit.

Als men zich bewust is van zijn groepslidmaatschap en die als significant waarneemt zal deze volgens het SIMCA een positieve invloed hebben op efficacy. Echter wordt hierbij niet gekeken met welke groep men zich identificeert, terwijl uit onderzoek blijkt dat de status van de groep invloed heeft op de waargenomen efficacy van de groep (Tabri & Conway, 2011). Dit onderzoek vond plaats in Libanon waar een conflict bestaat tussen Christenen en Moslims. Bij studenten op meerdere universiteiten in de buurt van Beiroet werd een

vragenlijst afgenomen om groepsidentificatie, waargenomen groeps-efficacy en collectieve actie te meten. De status werd bepaald aan de hand van geloof aangezien Christenen een lage status en Moslims een hoge status hebben in het conflict. De mate van identificatie was bij de lage en de hoge status groep gelijk. De waargenomen groeps-efficacy en collectieve actie was bij de hoge status groep echter hoger dan bij de lage status groep. Kortom de groep waarmee iemand zich identificeert is van belang voor de invloed van sociale identiteit op efficacy. Relatief zou een hoge status tot een hogere efficacy leiden dan een lage status.

Een soortgelijk onderzoek op buurtniveau is die van Boardman en Robert (2000). Zij onderzochten de relatie tussen sociaaleconomische status en waargenomen zelf-efficacy op buurtniveau. Het onderzoek vond plaats in Noord-Amerika. De data werden verzameld aan de hand van een vragenlijst en al bekende data over de buurten. Uit het onderzoek bleek dat de bewoners van een buurt met een lage sociaaleconomische status, een lagere zelf-efficacy rapporteerden dan bewoners van een buurt met een hogere sociaaleconomische status.

(9)

Daarnaast bleek dat dit effect bleef bestaan wanneer individuele sociaaleconomische status werd meegenomen in de analyse. Kortom de sociaaleconomische status van de buurt waarin iemand woont heeft een positief verband met de waargenomen zelf-efficacy.

Aan de hand van de twee aangehaalde artikelen, kan worden geconcludeerd dat de eigenschappen van een groep waartoe iemand behoord de waargenomen efficacy van die persoon zelf en de groep kan beïnvloeden. De eigenschappen van de buurten waren sociale status en sociaaleconomische status, allebei constructen die onder de term subjectieve sociale status vallen. Subjectieve sociale status (SSS) is een weergave van de relatieve perceptie die een individu heeft over zijn plaats in de sociale hiërarchie. De plaats in de sociale hiërarchie wordt over het algemeen bepaald door sociaal stramien, vroegere, huidige en toekomstige sociaaleconomische status, familiebronnen, etc. (Giatti, do Valle Camelo, de Castro

Rodrigues & Barreto, 2012). Wanneer de conclusies van de voorgaande onderzoeken worden samengenomen onder de term subjectieve sociale status kan beredeneerd worden dat SSS positief samenhangt met efficacy. De derde hypothese van dit onderzoek is dat SSS van de buurt positief samenhangt met groeps-efficacy.

Samenvattend heeft dit onderzoek drie hypotheses. Ten eerste wordt onderzocht of het Social Identity Model of Collective Action (Van Zomeren, Postmest & Spears, 2008) op buurtniveau kan worden toegepast. Specifiek wordt hier verwacht dat waargenomen onrecht, efficacy en sociale identiteit een individuele positieve samenhang hebben met collectieve actie. Daarnaast wordt verwacht dat sociale identiteit positief samenhangt met waargenomen onrecht en efficacy. Ten tweede wordt onderzocht of de homogeniteit van de buurt invloed heeft op de mate van sociale identificatie. Verwacht wordt dat in een homogene buurt meer sprake is van sociale identificatie dan in een heterogene buurt. Ten derde wordt onderzocht of de SSS van een buurt efficacy beïnvloed. Verwacht wordt dat in een buurt met een lage SSS minder efficacy wordt gerapporteerd dan in een buurt met een hoge SSS. Deze hypotheses

(10)

worden getoetst aan de hand van een vragenlijst die wordt afgenomen in twee verschillende buurten in Amsterdam.

Methode Deelnemers

In totaal hebben er 150 deelnemers aan dit onderzoek meegewerkt. Dit aantal deelnemers is bepaald naar aanleiding van een power analyse. Er werd een sample van 139 deelnemers aangeraden bij een effectsize van .3, een power van .8 en een model met drie predictoren. Om voor uitval te behoeden is gekozen voor een sample van 150 personen. Het onderzoek is uitgevoerd in twee buurten in Amsterdam, namelijk de Kolenkit en

Grachtengordel West. Deze buurten zijn geselecteerd op basis van informatie over de welvarendheid van de buurt zoals gegevens over de woningen, bewoners en woonervaring (zie tabel 1). Op willekeurige wijze zijn straten geselecteerd waar de vragenlijsten zijn afgenomen. Deelname was op vrijwillige basis en er was geen sprake van een beloning. Aangezien de vragenlijst in het Nederlands werd afgenomen was het van belang dat de Nederlands taal goed begrepen werd. Dit werd gecheckt bij het uitleggen van de vragenlijst. Wanneer de mogelijke deelnemer naar inschatting van de onderzoeker de Nederlandse taal niet voldoende begreep werd uitgelegd dat dit wel van belang was en dat het hierdoor niet mogelijk was om deel te nemen.

Tabel 1 Gegevens over Amsterdam, Kolenkit en Grachtengordel West

Amsterdam Kolenkit Grachtengordel West

Woningen

% koopwoningen 28.5 16.9 42.1

% huur tot toeslaggrens 56 74 20

Bewoners

(11)

% huishoudens laag opgeleid en laag inkomen 15 36 3 % niet-westerse Amsterdammers 34.8 63.7 8.3 Ervaring in buurt Rapportcijfer buurt 7.4 6.4 8.5 % verhuisgeneigden Rapportcijfer woning 25 36 13 7.6 7.0 8.6

Bron: Gemeente Amsterdam (2016)

Materialen

De data voor dit onderzoek werden verworven met een vragenlijst (zie bijlage 1). In de vragenlijst werden de constructen van het SIMCA gemeten: waargenomen onrecht, efficacy, sociale identiteit en collectieve actie. Daarnaast werden ook twee extra constructen gemeten, namelijk homogeniteit en SSS. De vragen over alle constructen, behalve voor SSS, konden beantwoord worden op een schaal van één (helemaal mee oneens) tot en met vijf (helemaal mee eens). Voor deze constructen werd de totaalscore per persoon bepaald door het gemiddelde van de antwoorden te nemen. De gehele vragenlijst is in een pilot bij 24

deelnemers afgenomen om de betrouwbaarheid vast te stellen (zie bijlage 2 voor de PCA).

Efficacy

Efficacy is een gevoel van controle, invloed, kracht en effectiviteit om groep

gerelateerde problemen op te lossen (Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). Aan de hand van deze definitie zijn vijf items opgesteld om efficacy te meten. Uit de pilot bleek dat de vijf items een betrouwbare schaal vormde (α=.83). Uit een principale component analyse bleek echter dat twee van de items op een apart component laden, besloten is om deze items toch te behouden.

(12)

Waargenomen Onrecht

Waargenomen onrecht is de ervaring van oneerlijke ongelijkheid en het verlangen naar iets wat men niet heeft maar naar eigen inzien wel verdient (Walker & Smith, 2002). Aan de hand van deze definitie zijn zes items opgesteld om waargenomen onrecht te meten. Uit de pilot bleek dat de zes items een betrouwbare schaal vormen (α=.93) waarbij alle items op een component laden.

Sociale Identiteit

Sociale identiteit is het deel van het individuele zelfconcept wat bestaat uit de kennis onderdeel te zijn van een sociale groep en de waarde en emotionele significantie van dit groepslidmaatschap (Tajfel, 1978, aangehaald in Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). Cameron (2004) stelde hiervoor een vragenlijst op waarbij drie facetten onderscheiden werden, namelijk ingroup ties, ingroup affect en centraliteit. De vragenlijst bleek deze constructen betrouwbaar te meten met alfa’s die varieerde tussen α=.76 en α=.84 voor ingroup ties, tussen α=.67 en α=.78 voor centraliteit en tussen α=.77 en α=.82 voor ingroup affect. Uit de pilot bleek dat de vertaalde vragenlijst ingroup ties(α=.76), ingroup affect (α=.72) en centraliteit (α=.55) betrouwbaar meet. Alle vragen samen gaven een alfa van α=.66. Uit een principale componenten analyse bleek echter dat de contra-indicatief

geformuleerde items op een afzonderlijk component laden, daarom is besloten deze items te herformuleren naar indicatieve items.

Collectieve Actie

Collectieve actie is wanneer men zich opstelt als vertegenwoordiger van een groep en zich inzet om de omstandigheden voor de groep te verbeteren (Wright,1990). De items voor

(13)

collectieve actie zijn voor dit onderzoek ontworpen en gebaseerd op de negen types

collectieve actie, onderscheiden door Stürmer en Simon (2009), namelijk deelnemen aan een demonstratie, bezetting, tekenen petitie, protestbrief schrijven, samen met de buurtbewoners, zelf een buurtinitiatief starten, meedoen aan een buurt initiatief, zwerfvuil opruimen, ophalen vuilnis efficiënter maken. Uit de pilot bleek de schaal betrouwbaar (α=.85). Uit een principale componenten analyse bleek dat twee van de items op een apart component laden. Bij nader inzien bleek dat een van de items meer inging op individuele actie dan op collectieve actie en is besloten dit item te verwijderen.

Subjectieve Sociale Status

SSS is een weerspiegeling van de relatieve perceptie die een individu heeft over zijn plaats in de sociale hiërarchie. Dit werd gemeten met de MacArthur Scale of Subjective Social Status (Adler, Epel, Castellazzo & Ickovics, 2000) waarbij men gevraagd wordt

zichzelf te plaatsen op een illustratie van een ladder met tien treden. De score die hieruit komt is gelijk aan de trede waar de persoon zichzelf geplaatst heeft wat een getal van één tot en met tien kan zijn. Uit eerder onderzoek bleek dit een betrouwbare schaal met een alfa van α=.67 (Giatti, do Valle Camelo, de Castro Rodrigues & Barreto, 2012). Twee licht

aangepaste items zijn opgenomen in de vragenlijst om de SSS van het huishouden en van de buurt te meten.

Homogeniteit

Homogeniteit is de mate waarin bewoners van een buurt gelijk aan elkaar zijn. In dit onderzoek is homogeniteit beperkt tot sociaaleconomische status en etniciteit. Uit eerder onderzoek bleken deze beide invloed te hebben op de sociale cohesie in een buurt (Tolsma, van der Meer & Gesthuizen, 2008). Er zijn vier items opgesteld die de homogeniteit van

(14)

opleiding, inkomen, baan en etniciteit meten. De vier items vormden samen een laag

betrouwbare schaal met een alfa van α=.54. De PCA gaf weer dat de contra-indicatieve items en de indicatieve items hoog laden op twee aparte componenten met alfa’s vanaf α=.83. Daarom is besloten de items te herformuleren naar indicatieve items.

Procedure

De onderzoekers zijn in de geselecteerde buurten langs de deur geweest om de papieren vragenlijst af te nemen. De zes onderzoekers zijn als tweetallen in beide buurten geweest om een eventuele invloed van onderzoeker uit te sluiten. Om een zo groot mogelijke en representatieve dataset te verzamelen zijn de onderzoekers op verschillende dagen en tijdstippen langs geweest. Als de mogelijke deelnemer thuis was, stelde de onderzoekers zich voor en werd het onderzoek kort uitgelegd waarna gevraagd werd of de persoon in kwestie mee zou willen werken. Om het onderzoek zo laagdrempelig mogelijk te maken was er ook de mogelijkheid dat de vragenlijst later opgehaald werd. De deelnemers werden bedankt voor hun deelname.

Resultaten

Er zijn in totaal 150 vragenlijsten afgenomen bij bewoners van de Kolenkit en Grachtengordel West. Deelnemers die jonger dan 18 jaar waren zijn niet meegenomen in de analyse, hierdoor kwam het totaal aantal deelnemers op 143. Onder de deelnemers was de verhouding van buurt, geslacht en leeftijd redelijk gelijk verdeeld. Van de 143 deelnemers woonden er 70 in de Kolenkit en 73 in de Grachtengordel West, waren er 66 vrouw en 77 man en was de gemiddelde leeftijd 38 met een minimum van 18 en een maximum van 81 jaar.

Alle constructen bleken betrouwbaar te worden gemeten: collectieve actie (α=.83), efficacy (α=.80), waargenomen onrecht (α=.88), sociale identiteit (α=.85) en homogeniteit (.78). Aangezien SSS van de buurt uit een vraag bestond kon de betrouwbaarheid hiervan niet

(15)

gemeten worden. De principale componenten analyse was zoals verwacht werd na aanleiding van de pilot (zie bijlage 3).

In tabel 2 staan de correlaties tussen alle gemeten constructen. Tabel 2 Correlatie Tabel

Eerst is getoetst of de Kolenkit daadwerkelijk minder homogeen was dan de Grachtengordel West. Uit een groepsgewijze t-toets bleek dat de varianties van de twee groepen niet significant van elkaar verschilden, Levene’s F= 1.34, p=.248. Het bleek dat de Kolenkit (M= 2.63, SD= .81) significant minder hoog scoorde op de homogeniteitsschaal dan de Grachtengordel West (M= 3.09, SD= .74), t(138)=-3.51, p=.001, r=.29.

Ook is nagegaan of de Kolenkit daadwerkelijk een lagere SSS van de buurt had dan de Grachtengordel West. Uit een groepsgewijze t-toets bleek dat de varianties van de twee groepen significant verschilden, Levene’s F= 9.77, p=.002. Het bleek dat de Kolenkit (M=

Collectieve Actie Efficacy Waargenomen Onrecht Sociale Identiteit Homogeniteit SSS buurt SSS huishouden Collectieve Actie 1 .18* .26** .38** -.01 .18* .12 Efficacy .18* 1 .06 .18* -.07 .15 .26** Waargenomen Onrecht .26** .06 1 .06 -.09 -.24** -.09 Sociale Identiteit .38** .18* .06 1 -.06 .26** .20* Homogeniteit -.01 -.07 -.09 -.06 1 .19* .07 SSS buurt .18* .15 -.24** .26** .19* 1 .55** SSS huishouden .12 .26** -.09 .20* .07 .55** 1

* Correlatie is significant bij 0.05 ** Correlatie is significant bij 0.01

(16)

3.61, SD= 1.56) significant minder hoog scoorde op de SSS schaal van de buurt dan de Grachtengordel West (M= 8.34, SD= .97), t(100.34) = -20.51, p<.001, r=.90.

Voordat de analyses zijn uitgevoerd zijn de assumpties waaraan de data moeten voldoen, om een multipele regressieanalyse uit te voeren, getoetst, namelijk: geen varianties van nul, geen sterke correlaties tussen predictoren, de residuen zijn homoscedastich, normaal verdeelt en onafhankelijk van elkaar, alleen lineaire relaties en geen uitbijters. Aan al deze assumpties is voldaan.

Het eerste doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of het SIMCA toepasbaar is op buurtniveau. Uit een regressieanalyse bleek dat efficacy, onrecht en sociale identiteit samen een significant voorspellend model vormden voor de neiging tot collectieve actie: R²=20.1%, F(3, 136)=11.38, p<.001. Er bestaat een positief verband tussen waargenomen onrecht en collectieve actie (ß=.18, t=2.86, p=.005) en tussen sociale identiteit en collectieve actie (ß=.37, t=4.41, p<.001). Efficacy had echter geen significant verband met collectieve actie (ß=.11, t=1.31, p=.194). Vanuit het SIMCA werd verwacht dat alle drie de constructen een significant positief verband met collectieve actie zouden hebben. Aan deze verwachting werd niet volledig voldaan aangezien efficacy geen significant verband met collectieve actie had.

Daarnaast voorspelde het SIMCA een positief verband tussen sociale identiteit en efficacy en sociale identiteit en waargenomen onrecht. Uit een regressieanalyse over efficacy bleek een significant verband met sociale identiteit, R²=3.1%, F(1, 138) = 4.43, p=.037. Een toename van sociale identiteit hing samen met een toename van efficacy (ß =.18, t=2.11, p=.037). Uit een regressieanalyse over waargenomen onrecht bleek geen significant verband met sociale identiteit, R²=0.3%, F(1, 138) = 0.47, p=.493. Er was geen verband tussen sociale identiteit en waargenomen onrecht (ß =.06, t=0.69, p=.493). Aan de bovenstaande

(17)

verwachtingen werd dus niet volledig voldaan aangezien sociale identiteit geen significant verband met waargenomen onrecht had.

Het tweede doel van dit onderzoek was om de relatie tussen de homogeniteit van een buurt en de mate van sociale identiteit te onderzoeken. Uit een regressieanalyse over sociale identiteit bleek dat deze niet significant voorspeld werd door homogeniteit, R²=0.3%, F(1, 137) = 0.43, p=.511. Homogeniteit had geen significant verband met sociale identiteit (ß=-.06, t=-.66, p =.511). Dit kwam niet overeen met de verwachting dat homogeniteit en sociale identiteit een positief verband zouden hebben.

Het derde doel van dit onderzoek was om de relatie tussen SSS van de buurt en de mate van efficacy te onderzoeken. Uit een regressieanalyse over efficacy bleek een significant verband met sociale identiteit R²=3.0% , F(1, 127) = 3.91, p=.050. Een toename van sociale identiteit hing samen met een toename van efficacy (ß=.17, t=1.98, p=.050). Wanneer de SSS van de buurt aan dit model werd toegevoegd bestond er geen significant voorspellend model meer, R²=4.1%, F(1, 126) = 2.67, p=.073. Sociale identiteit (ß=.15, t=1.61, p=.109) en SSS van de buurt (ß=.11, t=1.19, p=.237) hadden dan beide geen significant verband met efficacy. Dit kwam niet overeen met de verwachting dat SSS van de buurt en efficacy een positief verband zouden hebben.

Uit een exploratieve regressieanalyse over efficacy bleek dat er wel een significant verband bestond met SSS van het huishouden, R²=5.8%, F(1, 126) = 8.81, p=.004. SSS van het huishouden (ß =.26, t=2.97, p =.004) had een positief significant verband met efficacy.

Discussie

Ten eerste bleek uit de resultaten dat het SIMCA toepasbaar is op buurtniveau. Waargenomen onrecht, efficacy en sociale identiteit vormden samen een voorspellend model voor de intentie tot collectieve actie van buurtbewoners. Hoewel de drie constructen samen

(18)

Daarnaast werd verwacht dat sociale identiteit een positief verband had met efficacy en waargenomen onrecht. Uit de analyse bleek dat sociale identiteit wel een significante

positieve samenhang met efficacy had maar niet met waargenomen onrecht. In grote lijnen is het SIMCA dus toepasbaar op buurtniveau, maar niet alle hypotheses van het SIMCA zijn bevestigd.

Een reden voor deze resultaten kan zijn dat een buurt, zoals die in dit onderzoek gedefinieerd en geoperationaliseerd is, te groot is om de effecten van de genoemde predictoren op collectieve actie terug te vinden. Gerell (2015) onderzocht de mate van collectieve efficacy in de buurt op verschillende schalen, namelijk micro-plaats, micro-buurt en buurt. Collectieve efficacy werd hierbij gedefinieerd als sociale cohesie en de bereidheid om actie te ondernemen, wat informele sociale controle of collectieve actie kan zijn. Hoewel de definitie van de drie schalen niet heel helder is, is een micro-plaats bijvoorbeeld een gebouw, de micro-buurt bijvoorbeeld een blok en de buurt groter dan een blok maar met een nog sociaal onderscheidbaar karakter. De mate van collectieve efficacy werd bepaald aan de hand van kwalitatieve interviews. Uit het onderzoek bleek dat collectieve efficacy het meest werd teruggevonden in micro-buurten, daarna in micro-plaatsen en het minst in buurten. In buurten worden daarnaast de meeste negatieve verwijzingen over collectieve efficacy gerapporteerd.

In het huidige onderzoek is er bij de formulering van de vragen uit gegaan van de schaal “buurt”. Terwijl dit juist de schaal is waar collectieve efficacy het minst terug gevonden werd. Het onderzoek van Gerell onderzocht niet de predictoren van collectieve actie zoals dat wel gedaan werd in het huidige onderzoek. Echter als collectieve actie en sociale identificatie op buurt schaal het minst worden terug gevonden is er reden om aan te nemen dat de predictoren daarvan ook op deze schaal moeilijk terug te vinden zijn. Als dit zo is, kan het zijn dat niet significante verbanden uit dit onderzoek, niet significant zijn door de

(19)

gebruikte schaal. Om dit te controleren kan vervolgonderzoek de constructen van het SIMCA onderzoeken op de drie schalen die onderscheiden zijn door Gerell (2015).

Ten tweede bleek dat de homogeniteit van de buurt niet samenhing met de mate van sociale identiteit. Dit is tegen de verwachting in, die opgesteld werd aan de hand van het homophilly principle, namelijk dat hoe meer de bewoners overeenkomen des te meer ze zich met elkaar zullen identificeren. Een mogelijke verklaring voor dit resultaat kan te maken hebben met de gekozen buurt, de Kolenkit.

De Kolenkit maakt het afgelopen jaar namelijk veel veranderingen door. Omdat de buurt erg slecht bekend stond, wordt de buurt opgeknapt door de huizen te renoveren en grotendeels te verkopen. Hierdoor is de bevolkingssamenstelling erg veranderd. Veel van de oorspronkelijke bewoners moesten verhuizen en zijn vervangen door tijdelijke huurders die anti-kraak wonen. De tijdelijke huurders zijn over het algemeen behoorlijk homogeen, namelijk jong en studerend. Zij vormen binnen de buurt een homogene subgroep terwijl ze zich wel bewust zijn van heterogeniteit van de volledige buurt. Het zou kunnen dat vooral tijdelijke huurders hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Dit vermoeden wordt ondersteund door de gemiddelde leeftijd van de deelnemers uit de Kolenkit (M=29.14, SD=9.72) die een stuk lager ligt dan in de Grachtengordel West (M=45.58, SD=18.35). Als het klopt dat vooral tijdelijke huurders, die samen een homogene subgroep binnen de buurt vormen, hebben deelgenomen kan dat verklaren waarom er geen verband is gevonden tussen homogeniteit en sociale identiteit. Er wordt namelijk een lage homogeniteit gerapporteerd voor de gehele buurt, maar op kleinere schaal ligt de homogeniteit veel hoger. Om het homophilly principle op buurtniveau te onderzoeken kan er in vervolgonderzoek gekozen worden voor een stabielere buurt.

Ten derde bleek dat de subjectieve sociale status van de buurt niet volgens

(20)

SSS van de buurt en van het huishouden van de deelnemer gemeten. De SSS van het huishouden bleek wel positief samen te hangen met waargenomen efficacy. Dit resultaat suggereert dat de SSS van de buurt minder belangrijk is voor de waargenomen efficacy dan de SSS van het huishouden. Dit is in tegenstelling met het onderzoek van Broadman en Robert (2000) waaruit bleek dat de sociaaleconomische status van de buurt positief samenhing met de waargenomen efficacy, ook als er voor de invloed van persoonlijke sociaaleconomische status werd gecontroleerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dus dat de waargenomen efficacy van de buurt meer wordt bepaald door de eigenschappen van een individu dan die van de buurt als geheel. In vervolgonderzoek zou dit verder kunnen worden uitgezocht door voor meerdere factoren de invloed van individuele en groepseigenschappen op efficacy te onderzoeken.

Rondom de selectie van de deelnemers zijn een paar opmerkingen te maken. Ten eerste is er een zelfselectie van deelnemers die mee doen aan het onderzoek. Het viel de onderzoekers op dat in de Kolenkit bijvoorbeeld vooral studenten bereid waren om deel te nemen. Ten tweede was het taalgebruik van de vragenlijst soms lastig te begrijpen. Dit is ook als feedback gegeven door sommige deelnemende bewoners uit de Kolenkit, die verwachtten dat andere buurtbewoners de vragenlijst niet zouden begrijpen. Daarnaast zijn er ook

meerdere vragenlijsten oningevuld ontvangen met de mededeling dat het taalgebruik te lastig was. Deze twee aspecten kunnen er voor gezorgd hebben dat de data uiteindelijk vooral van hoger opgeleiden kwamen.

Hoewel deze aspecten van het onderzoek verbeterd kunnen worden, heeft het

onderzoek ook veel positieve kanten. Dit is bijvoorbeeld het eerste onderzoek dat het SIMCA toepast op buurtniveau. Hiermee is de nieuwe informatie erg inzicht gevend in de praktische toepasbaarheid van het model. Daarnaast blijkt de vragenlijst die voor dit onderzoek is opgesteld de constructen op betrouwbare en valide manier te meten. Waardoor de resultaten

(21)

van dit onderzoek extra betekenisvol zijn. Ten derde heeft dit onderzoek een groot aantal deelnemers weten te bereiken. Wat de resultaten ook extra kracht bijzet.

De nieuwe informatie over de toepasbaarheid van het SIMCA op buurtniveau kan gebruikt worden om collectieve actie te stimuleren. Vanuit dit onderzoek zou het raadzaam zijn bij het stimuleren van collectieve actie de focus te leggen op sociale identiteit. Dit heeft namelijk een directe en een indirecte invloed op collectieve actie. Meer collectieve actie in de buurt zou minder prettige buurten zeer kunnen verbeteren.

(22)

Bijlage 1: Vragenlijst

IN DE BRES VOOR JE BUURT INFORMATIEBROCHURE

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De

onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden. DOEL VAN HET ONDERZOEK

In deze studie onderzoeken we welke factoren een rol spelen bij het deelnemen aan collectieve actie binnen de buurt.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

Tijdens dit onderzoek vragen we u een vragenlijst in te vullen. U zal hier ongeveer tien minuten mee bezig zijn.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

VRIJWILLIGHEID

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw

medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

VERZEKERING

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA. NADERE INLICHTINGEN

Als u vooraf of achteraf nog vragen hebt over het onderzoek, kunt u zich wenden tot de onderzoekers: Eva Scheltema, Jelmar Bijstra, Fien Maandag, David Danner, Mathilde Rozing en Thijs Meekes. Met als contactpersoon Eva Scheltema: eva.scheltema@student.uva.nl. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van Sociale Psychologie., Mark Rotteveel (M.Rotteveel@uva.nl).

(23)

TOESTEMMINGSVERKLARING (graag in tweevoud ondertekenen)

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar u aan deelneemt.

Ik verklaar hierbij op duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure voor dit onderzoek.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek.

Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden in gezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot E. Scheltema, eva.scheltema@student.uva.nl.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens Sociale Psychologie, per adres: Sociale Psychologie secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Building REC-L, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WS Amsterdam; 020‐525 6802; lab-fmg@uva.nl.

[DEELNEMER]

“Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek.”

……….. …..…….………..

Datum Handtekening participant

[ONDERZOEKER]

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

………... ……...………

(24)

IN DE BRES VOOR JE BUURT INFORMATIEBROCHURE

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De

onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden. DOEL VAN HET ONDERZOEK

In deze studie onderzoeken we welke factoren een rol spelen bij het deelnemen aan collectieve actie binnen de buurt.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

Tijdens dit onderzoek vragen we u een vragenlijst in te vullen. U zal hier ongeveer tien minuten mee bezig zijn.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

VRIJWILLIGHEID

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw

medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

VERZEKERING

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA. NADERE INLICHTINGEN

Als u vooraf of achteraf nog vragen hebt over het onderzoek, kunt u zich wenden tot de onderzoekers: Eva Scheltema, Jelmar Bijstra, Fien Maandag, David Danner, Mathilde Rozing en Thijs Meekes. Met als contactpersoon Eva Scheltema: eva.scheltema@student.uva.nl. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van Sociale Psychologie., Mark Rotteveel (M.Rotteveel@uva.nl).

(25)

TOESTEMMINGSVERKLARING

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar u aan deelneemt.

Ik verklaar hierbij op duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure voor dit onderzoek.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek.

Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden in gezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot E. Scheltema, eva.scheltema@student.uva.nl.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens Sociale Psychologie, per adres: Sociale Psychologie secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Building REC-L, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WS Amsterdam; 020‐525 6802; lab-fmg@uva.nl.

[DEELNEMER]

“Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek.”

……….. …..…….………..

Datum Handtekening participant

[ONDERZOEKER]

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

………... ……...………

(26)

VRAGENLIJST

Hieronder worden eerst een paar algemene vragen gesteld.

Geslacht: ☐ man ☐ vrouw Leeftijd: …………

1. Stel je voor dat deze ladder de Nederlandse samenleving weergeeft.

o Boven aan de ladder staan de mensen die het best voor staan-- zij hebben het meeste geld, het hoogste niveau van scholing, en de banen die het meest gerespecteerd worden.

o Onder aan de ladder staan de mensen die er het slechtst voor staan -- zij hebben het minste geld, weinig tot geen scholing en geen baan of banen die niemand wilt of respecteert.

Denk nu aan uw huishouden. Waar denkt u dat uw huishouden zich bevinden op deze ladder. Kruis het rondje aan die representeert waar uw huishouden staat op deze ladder.

2. Ik heb een studie afgerond ☐ Ja

☐ Nee

3. Zo ja, deze studie was op (indien u meerdere opleidingen gevolgd heeft, kiest u de hoogst genoten opleiding)

☐ MBO niveau ☐ HBO niveau ☐ WO niveau 4. Zo nee, ik studeer nog

☐ Ja ☐ Nee

5. Ik heb op dit moment een (bij)baan ☐ Ja

☐ Nee 6. Per maand verdien ik

☐ Minder dan 2000 euro ☐ Tussen de 2000 en 4000 euro ☐ Meer dan 4000 euro

(27)

Hieronder wordt een situatie beschreven die van toepassing kan zijn in de Kolenkitbuurt. Het is van belang dat u zich zo goed mogelijk probeert in te leven in de situatie. Na de

beschrijving worden er vragen over gesteld die u zo eerlijk mogelijk moet beantwoorden. EEN PARK IN DE BUURT

Een aantal maanden geleden is er een mooi parkje aangelegd in uw buurt. Het doel was om meer recreatieruimte te creëren. Een fijne speeltuin voor de kinderen en genoeg plekken om van de omgeving te kunnen genieten, het was de ideale plek om in jullie buurt te ontspannen. Nu dat de dagen langer beginnen te worden en de temperatuur begint te stijgen zijn er steeds vaker hangjongeren aanwezig in het parkje. Deze hangjongeren gebruiken het parkje om alcohol en drugs te gebruiken, zorgen voor overlast door harde muziek te luisteren en vallen voorbijgangers lastig. Afgelopen maand zijn er twee mensen overvallen. Er worden nog geen maatregelen genomen door de politie en gemeente. Het parkje is geen fijne plek meer om naartoe te gaan voor de buurtbewoners.

1. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik meedoen aan een toekomstige demonstratie.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

2. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik deelnemen aan een bezetting.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

3. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik een petitie tekenen. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

4. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik meedoen aan het schrijven van protestbrieven.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

(28)

5. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik samen met de buurtbewoners iets aan de situatie doen.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

6. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik zelf een buurt initiatief starten.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

7. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik meehelpen om het parkje veiliger te maken.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

8. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren, zou ik deelnemen aan buurtinitiatieven van andere buurtbewoners.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

9. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt controle hebben over het veranderen van deze parksituatie

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

10. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt invloed hebben op het veranderen van deze parksituatie.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

(29)

11. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt de kans kunnen vergroten dat de gemeente actie gaat ondernemen.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

12. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt onze mening krachtig kunnen laten horen.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

13. Ik heb het gevoel dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt actie kunnen ondernemen waardoor we deze parksituatie kunnen veranderen.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

14. Door het park probleem in de Kolenkitbuurt ben ik woest. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

15. Door het park probleem in de Kolenkitbuurt voel ik mij geïrriteerd. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

16. Door het park probleem in de Kolenkitbuurt voel ik fysieke agitatie (opgewondenheid).

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

(30)

17. Door het park probleem in de Kolenkitbuurt voel ik mij gestresst. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

19. Dat in de meeste buurten overlast van hangjongeren wel vaak bestreden wordt, maar in de Kolenkitbuurt niet, vind ik oneerlijk.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

20. Dat hangjongeren in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in andere buurten, vind ik onverdiend.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

21. Wat ons als bewoners van de Kolenkitbuurt wordt aangedaan is oneerlijk. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

22. Dat hangjongeren bij in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in andere buurten, geeft mij een ontevreden gevoel.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

23. Dat hangjongeren in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in andere buurten, bezorgt mij afgunst.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

(31)

24. Dat hangjongeren in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in andere buurten, maakt mij boos.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

De volgende vragen gaan over uw mening over uw buurt.

1. Stel je voor dat deze ladder de Nederlandse samenleving weergeeft.

o Boven aan de ladder staan de mensen die er het best voor staan -- zij hebben het meeste geld, het hoogste niveau van scholing, en de banen die het meest gerespecteerd worden.

o Onder aan de ladder staan de mensen die er het slechtst voor staan -- zij hebben het minste geld, weinig tot geen scholing en geen baan of banen die niemand wilt of respecteert.

Denk nu aan de bewoners van de Kolenkit. Waar denkt u dat de bewoners van de Kolenkit zich bevinden op de ladder. Kruis het rondje aan die representeert waar uw buurt staat op deze ladder.

2. Ik heb de mogelijkheden om te verhuizen naar een andere buurt als ik dat zou willen. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

3. Ik zou de Kolenkitbuurt, in de huidige situatie, willen verlaten. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

4. Als de Kolenkitbuurt negatief benadeeld wordt, zou ik willen verhuizen naar een andere buurt.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

5. Als de Kolenkitbuurt niet wordt benadeeld, zou ik alsnog willen verhuizen naar een andere buurt.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

(32)

4 Eens

5 Helemaal mee eens

6. Ik heb veel gemeen met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

7. Ik voel een sterke band met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

8. Ik vind het moeilijk een band te vormen met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

9. Ik heb geen gevoel van verbonden te zijn met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

10. Ik denk vaak aan het feit dat ik een bewoner van de Kolenkitbuurt ben 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

11. In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Kolenkitbuurt van invloed op hoe ik mij over mezelf voel

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

(33)

12. In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Kolenkitbuurt een belangrijk deel van mijn zelfbeeld.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

13. Het feit dat ik een bewoner van de Kolenkitbuurt ben, komt regelmatig in mij op. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

14. In het algemeen ben ik blij om een bewoner van de Kolenkitbuurt te zijn 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

15. Ik ben tevreden over mijn keuze om in de Kolenkitbuurt te gaan wonen? 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

16. Ik voel me goed over het zijn van een bewoner van de Kolenkitbuurt 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

17. In het algemeen voel ik mij goed wanneer ik nadenk over mezelf als bewoner van de Kolenkitbuurt

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

18. De bewoners van de Kolenkit zijn over het algemeen van dezelfde etniciteit. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

(34)

19. De bewoners van de Kolenkit hebben over het algemeen dezelfde soort banen. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

20. De bewoners van de Kolenkit hebben over het algemeen hetzelfde niveau onderwijs gehad.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

21. De bewoners van de Kolenkit hebben in het algemeen een even hoog inkomen. 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

22. Ik hecht veel waarde aan de uiterlijke kenmerken van de Kolenkitbuurt 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

23. Ik ben trots op de historische achtergrond van de Kolenkitbuurt 1 Helemaal mee oneens

2 Oneens 3 Neutraal 4 Eens

5 Helemaal mee eens

24. Als ik samen met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt door omstandigheden naar een andere buurt zou moeten verhuizen, zou ik dat betreuren.

1 Helemaal mee oneens 2 Oneens

3 Neutraal 4 Eens

(35)

Bijlage 2: Principale Componenten Analyse uit de pilot van Efficacy, Waargenomen Onrecht, Sociale Identiteit, Collectieve Actie en Homogeniteit.

Efficacy

Tabel 1 PCA Efficacy

Component 1 2 efp1 .95 .07 efp2 .86 .23 efp4 .66 .51 efp3 .03 .94 efp5 .48 .76

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 3 iterations.

Tabel 2 Betrouwbaarheid Efficacy Cronbach's Alpha N of Items

.833 5

Waargenomen onrecht

Tabel 3 PCA Waargenomen Onrecht Component 1 injp1 .93 injp2 .90 injp4 .90 injp6 .82 injp5 .81 injp3 .78

Extraction Method: Principal Component Analysis. a. 1 components extracted.

(36)

Tabel 4 Betrouwbaarheid Waargenomen Onrecht Cronbach's Alpha N of Items

.927 6

Sociale Identiteit

Tabel 5 PCA Sociale Identiteit

Component 1 2 3 4 ties4rev .87 .02 .24 .01 cent3 .81 -.27 .09 -.17 cent1 .78 -.03 -.16 .17 ties2 .67 .45 .01 .50 ties1 .61 -.10 .37 .07 zelfb3rev -.03 .96 .16 -.10 zelfb2rev -.13 .95 .15 -.02 zelfb4 .12 .06 .83 .28 ties3rev .30 .19 .82 -.06 cent4rev .36 -.42 -.55 -.17 cent2rev -.01 -.39 .00 .80 zelfb1 .10 .21 .41 .79

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 7 iterations.

Tabel 6 Betrouwbaarheid Sociale Identiteit

Collectieve actie

Tabel 7 PCA Collectieve Actie

Component

1 2

Cronbach's Alpha N of Items

(37)

cap5 .86 .06 cap9 .84 .24 cap4 .79 .04 cap6 .77 .18 cap7 .75 .08 cap3 .68 -.02 cap1 .61 .58 cap2 .34 .76 cap8 -.20 .73

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 3 iterations.

Tabel 8 Betrouwbaarheid Collectieve Actie Cronbach's Alpha N of Items

.851 9

Homogeniteit

Tabel 9 PCA Homogeniteit

Component 1 2 homo4rev .87 -.08 homo3rev .84 .21 homo1 -.11 .88 homo2 .26 .83

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 3 iterations.

Tabel 10 Betrouwbaarheid Homogeniteit Cronbach's Alpha N of Items

(38)

Bijlage 3: Principale Componenten Analyse: Collectieve Actie. Efficacy. Waargenomen Onrecht. Sociale Identiteit & Homogeniteit

Collectieve Actie

Voor de items van collectieve actie extraheerde een PCA drie componenten met een eigenwaarde van hoger dan 1 deze verklaarde samen 74.17% van de gemeenschappelijke variantie.

Tabel 1 PCA Collectieve Actie

Component

1 2 3

5. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik samen met de buurtbewoners iets aan de situatie doen.

.79 .14 .34 7. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik

meehelpen om het parkje veiliger te maken.

.78 .16 .03 8. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik

deelnemen aan buurtinitiatieven van andere buurtbewoners.

.77 -.01 .32 6. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik zelf een

buurt initiatief starten.

.73 .41 -.07 2. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik

deelnemen aan een bezetting.

.13 .91 -.00 1. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik meedoen

aan een toekomstige demonstratie.

.19 .81 .28 3. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik een petitie

tekenen.

.09 .07 .94 4. Om de parksituatie in de Kolenkitbuurt te verbeteren. zou ik meedoen

aan het schrijven van protestbrieven.

.46 .30 .59 Extraction Method: Principal Component Analysis.

Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 5 iterations.

Efficacy

Voor de items van efficacy extraheerde een PCA een component met een eigenwaarde van hoger dan 1. deze verklaarde 55.94% van de gemeenschappelijke variantie.

Tabel 2 PCA Efficacy

(39)

1 13. Ik heb het gevoel dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt actie kunnen

ondernemen waardoor we deze parksituatie kunnen veranderen.

.82 11. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt de kans kunnen

vergroten dat de gemeente actie gaat ondernemen.

.79 10. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt invloed hebben op het

veranderen van deze parksituatie.

.74 12. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt onze mening krachtig

kunnen laten horen.

.73 9. Ik denk dat wij als bewoners van de Kolenkitbuurt controle hebben over het

veranderen van deze parksituatie

.65 Extraction Method: Principal Component Analysis.

a. 1 components extracted. Waargenomen Onrecht

Voor de items van waargenomen onrecht extraheerde een PCA een component met een eigenwaarde van hoger dan 1. deze verklaarde 62.18% van de gemeenschappelijke variantie

Tabel 3 PCA Waargenomen Onrecht

Component 1 20. Dat hangjongeren in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in

andere buurten. vind ik onverdiend.

.84 22. Dat hangjongeren bij in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in

andere buurten. geeft mij een ontevreden gevoel.

.83 24. Dat hangjongeren in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in

andere buurten. maakt mij boos.

.80 21. Wat ons als bewoners van de Kolenkitbuurt wordt aangedaan is oneerlijk. .78 23. Dat hangjongeren in de Kolenkitbuurt minder bestreden worden dan in

andere buurten. bezorgt mij afgunst.

.75 19. Dat in de meeste buurten overlast van hangjongeren wel vaak bestreden

word. maar in de Kolenkitbuurt niet. vind ik oneerlijk.

.72 Extraction Method: Principal Component Analysis.

a. 1 components extracted. Sociale Identiteit

Voor de items van sociale identiteit extraheerde een PCA drie componenten met een

eigenwaarde van hoger dan 1. deze verklaarde 70.98% van de gemeenschappelijke variantie. De drie onderscheiden compontenten komen overeen met de drie deelconstructen van sociale identiteit namelijk: zelfbeeld. social ties. centraliteit

(40)

Tabel 4 PCA Sociale Identiteit

Component 1 2 3 15. Ik ben tevreden over mijn keuze om in de Kolenkitbuurt te gaan wonen? .92 .02 .10 14. In het algemeen ben ik blij om een bewoner van de Kolenkitbuurt te zijn .86 .16 .17 16. Ik voel me goed over het zijn van een bewoner van de Kolenkitbuurt .83 .01 .27 17. In het algemeen voel ik mij goed wanneer ik nadenk over mezelf als

bewoner van de Kolenkitbuurt

.71 .20 .24 11. In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Kolenkitbuurt van

invloed op hoe ik mij over mezelf voel

.01 .85 .03 13. Het feit dat ik een bewoner van de Kolenkitbuurt ben. komt regelmatig in

mij op.

.17 .83 -.00 10. Ik denk vaak aan het feit dat ik een bewoner van de Kolenkitbuurt ben .11 .83 .12 12. In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Kolenkitbuurt een

belangrijk deel van mijn zelfbeeld.

.06 .76 .21 9. Ik heb geen gevoel van verbonden te zijn met de andere bewoners van de

Kolenkitbuurt

.16 .03 .85 8. Ik vind het moeilijk een band te vormen met de andere bewoners van de

Kolenkitbuurt

.19 -.05

.83 7. Ik voel een sterke band met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt .14 .26 .80 6. Ik heb veel gemeen met de andere bewoners van de Kolenkitbuurt .32 .20 .64 Extraction Method: Principal Component Analysis.

Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 4 iterations.

Homogeniteit

Voor de items van homogeniteit extraheerde een PCA een component met een eigenwaarde van hoger dan 1. deze verklaarde 61.68% van de gemeenschappelijke variantie.

Tabel 5 PCA Homogeniteit

Component 1 19. De bewoners van de Kolenkit hebben over het algemeen dezelfde soort

banen.

.88 20. De bewoners van de Kolenkit hebben over het algemeen hetzelfde niveau

onderwijs gehad.

.83 21. De bewoners van de Kolenkit hebben in het algemeen een even hoog

inkomen.

.79 18. De bewoners van de Kolenkit zijn over het algemeen van dezelfde

etniciteit.

(41)

Extraction Method: Principal Component Analysis. a. 1 components extracted.

(42)

Literatuurlijst

Alesina, A., & La Ferrara, E. (2002). Who trusts others?. Journal of public economics, 85(2), 207-234.

Adler, N. E., Epel, E. S., Castellazzo, G., & Ickovics, J. R. (2000). Relationship of subjective and objective social status with psychological and physiological functioning:

Preliminary data in healthy, White women. Health psychology, 19(6), 586. Boardman, J. D., & Robert, S. A. (2000). Neighborhood socioeconomic status and

perceptions of self-efficacy. Sociological Perspectives, 43(1), 117-136.

Dekker, K., & van Kempen, R. (2004). Urban governance within the Big Cities Policy: ideals and practice in Den Haag, the Netherlands. Cities, 21(2), 109-117.

Cameron, J. E. (2004). A three-factor model of social identity. Self and identity,3(3), 239-262..

Coevert, A. (2012). Interactieve Kaart: in 2050 Woont 70 Procent van de Mensen in de Stad. Geraadpleegd op 18 maart 2016, van http://www.nrc.nl/nieuws/2012/02/28/in-2050-woont-70-procent-van-de-mensen-in-de-stad.

Fleury-Bahi, G., Félonneau, M. L., & Marchand, D. (2008). Processes of place identification and residential satisfaction. Environment and Behavior.

Gemeente Amsterdam (2016). Gebiedsanalyse 2016 Centrum West Stadsdeel Centrum en Bos en Lommer Stadsdeel West. Geraadpleegd op 18 maart 2016, van

http://www.ois.amsterdam.nl/publicaties/onderzoeksrapporten/.

Gerell, M. (2015). Collective Efficacy, Neighborhood and Geographical Units of Analysis: Findings from a Case Study of Swedish Residential Neighborhoods. European Journal on Criminal Policy and Research, 21(3), 385-406.

Gesthuizen, M., Van der Meer, T., & Scheepers, P. (2009). Ethnic diversity and social capital in Europe: tests of Putnam's thesis in European countries. Scandinavian Political

(43)

Giatti, L., do Valle Camelo, L., de Castro Rodrigues, J. F., & Barreto, S. M. (2012). Reliability of the MacArthur scale of subjective social status-Brazilian Longitudinal Study of Adult Health (ELSA-Brasil). BMC public health, 12(1), 1.

Lehning, P. B. (1998). Towards a multicultural civil society: The role of social capital and democratic citizenship. Government and Opposition, 33(02), 221-242.

Marcinczak, S., Musterd, S., Van Ham, M., & Tammaru, T. (2015). Inequality and rising levels of socio-economic segregation: Lessons from a pan-European comparative study.

Putnam, R. D. (2007). E pluribus unum: Diversity and community in the twenty first century the 2006 Johan Skytte Prize Lecture. Scandinavian political studies, 30(2), 137-174. Stürmer, S., & Simon, B. (2009). Pathways to Collective Protest: Calculation, Identification,

or Emotion? A Critical Analysis of the Role of Group Based Anger in Social Movement Participation. Journal of Social Issues, 65(4), 681-705.

Tabri, N., & Conway, M. (2011). Negative expectancies for the group's outcomes undermine normative collective action: Conflict between Christian and Muslim groups in Lebanon. British Journal of Social Psychology, 50(4), 649-669.

Tolsma, J., Van der Meer, T., & Gesthuizen, M. (2009). The impact of neighbourhood and municipality characteristics on social cohesion in the Netherlands. Acta Politica, 44(3), 286-313.

Van Zomeren, M., Postmes, T., & Spears, R. (2008). Toward an integrative social identity model of collective action: a quantitative research synthesis of three

socio-psychological perspectives. Psychological bulletin, 134(4), 504.

Walker, I., & Smith, H. J. (2002). Relative deprivation: Specification, development, and integration. Cambridge University Press.

(44)

Ymere. (2014). Buren Maken Samen de Buurt Schoon. Geraadpleegd op 18 maart 2016, van http://www.nrc.nl/nieuws/2012/02/28/in-2050-woont-70-procent-van-de-mensen-in-de-stad.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De buurt is niet alleen een belangrijke eenheid van sociale en ruimtelijke ongelijkheid, maar ook een platform voor gemeenschapsvorming en de dagelijkse sociale interactie

Dit betekent dat vooral in de aanvangsfase geïnvesteerd moet worden in het verder concretiseren van de visie van het Openbaar Ministerie (samen met andere

Zo zijn de criteria om te bepalen of een zaak door Jib behandeld zal worden of door het parket voor geen van de Jibs gelijk, ook de personen die deze beslissingen nemen

Designing and applying SAIAS Structured Approach to Identify Automotive Security Functions SAIAS is based on collaboration of two methods from crime science Situational Crime

and iron in neurodegeneration Chapter 3 Drosophila Vps13 is required for protein homeostasis in the brain 56 Chapter 4 Drosophila Vps13 mutants show overgrowth of larval

Ik heb, zoals in paragraaf 2.3 terug te vinden is, de keuze gemaakt om bij vijf woningbouwcorporaties, verschillend in grootte en actief in gebieden met een verschillende mate

In addition to the direct effects of depression, accommodative coping, perceived health and somatic comorbidity, there were sig- nificant indirect associations between fatigue and

Sterker nog, in sommige ziekenhuizen werd deze techniek alleen voor die lastige patiënten ingezet omdat ze anders niet behandeld zouden kunnen worden.. Uit cijfers van de EVAS