• No results found

Gastheren met vuisten : een etnografisch onderzoek naar hoe een nieuwe wetgeving zorgt voor tegenstrijdigheden in het werk van nachtclubportiers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gastheren met vuisten : een etnografisch onderzoek naar hoe een nieuwe wetgeving zorgt voor tegenstrijdigheden in het werk van nachtclubportiers"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gastheren met vuisten

Een etnografisch onderzoek naar hoe een nieuwe wetgeving zorgt

voor tegenstrijdigheden in het werk van nachtclubportiers

Luna van Dijk: 11020407 Bachelor scriptie Sociologie Eerste lezer: Carolien Bouw Tweede lezer: Gerben Moerman lunavdijk@hotmail.nl Universiteit van Amsterdam 9 Juli 2018

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding………...……….……...p.5 1.1. Aanleiding………...……p.5 1.2. Probleemstelling………….………....….…..p.6 2. Theoretisch kader………..………....……...p.7

2.1. Het negatieve imago………....……….p.7 2.2. Hoe nu verder?………...………...…….p.8 3. Methode………...………..………...p.11 3.1. Onderzoeksopzet……….…………..……….p.11 3.1.1. Onderzoeksvragen………..………..……….p.11 3.1.2. Onderzoeksstrategie………..………..………...p.11 3.2. Onderzoeksgroep………..……….….p.12 3.3. Locatie……….………..……….p.13 3.4. Mijn rol als onderzoeker………..………..……….p.13 3.5. Reflectie………..………..……….p.13

4. De portiers……….………..………..p.15 5. De wetgeving en opleiding………..………..…………..………..p.19 6. Taken en benodigdheden………...………..………..p.22

6.1. “Het gaat om communicatieve kracht. Daar moet je een zwarte band in hebben” ………..………..……...………..p.23 6.2. “Ik weet wel mijn mannetje te staan” ………….………..…….………….p.25 6.3. “Geen verharde ziel maar wel een dikke huid” ……...……,………….p.27 6.4. “Je zoekt voor je opdrachtgevers toch wel de juiste persoon”.….p.27

7. Imago……….….…..……….….p.29 8. Deurbeleid………..………..……….….p.36

8.1. “Die deur is van mij” ………...…..……….p.38 8.2. “Ik noem het positieve discriminatie” ………..…………..……….p.40 8.3. “Wanneer je begint te selecteren ben je al

aan het discrimineren”………...p.42 8.4. “Marokkanen mogen niet naar binnen” ………...…...………….p.45

(3)

3 9. Conclusie………..……….p.47 9.1. Discussie……….……….……….p.49 10. Bibliografie………...………..……….p.50 11. Bijlage………...…………..……….p.52

(4)

4

Woord van dank vooraf

Toen ik op zoek ging naar een onderwerp voor mijn scriptie wist ik al dat ik het wilde hebben over het nachtleven. Toen ik ging nadenken over wat ik zo interessant vind aan het nachtleven kwam ik uit bij de portiers. Deze groep is voor mij altijd een

geheimzinnige beroepsgroep geweest waar ik niet veel vanaf wist. Voor mijn gevoel was dit een groep die in een ‘grijs gebied’ opereert en niet te veel van zichzelf prijsgeeft. Ik wilde mij daarom graag verdiepen in deze groep om zo erachter te komen hoe deze te werk gaan en hoe zij dit nachtwerk ervaren.

Het was een lange, stressvolle maar plezierige weg richting het einde van het academische jaar. Na een intensieve periode van zes maanden is het dan eindelijk zover, mijn bachelor scriptie is af. Deze periode was een van de drukste periodes in mijn academische loopbaan wat zorgde voor veel onzekerheid. Nu dat ik hem eindelijk af heb wil ik stilstaan bij de mensen die mij gesteund en geholpen hebben om deze scriptie te verwezenlijken. Zo wil ik mijn medestudenten, Carolien Bouw en Gerben Moerman bedanken voor hun waardevolle feedback. Ook wil ik mijn moeder bedanken omdat ik zonder haar nooit alle interviews op tijd uitgetypt zou hebben en de portiers voor de ervaringen die ik heb kunnen opdoen met hun in het nachtleven en de levendige en gezellige gesprekken die mij door het veldwerk heen hebben gesleept.

Zonder deze fantastische mannen en hun openheid had dit nooit een scriptie met zulke rijke data kunnen worden.

(5)

5

Inleiding

1.1 Aanleiding

Wanneer het in krantenartikelen gaat over portiers is dit vaak omdat zij in aanraking zijn gekomen met geweld en dit zelf ook hebben gebruikt (De Stentor, 20-07-2007; Eindhovens Dagblad, 28-02-2012; Eindhovens Dagblad, 31-01-2011; Kroezen, 28-07-2017, WNL). Zulk soort artikelen zorgen voor een negatief imago van de portiers en de discussie of dit gebruik van geweld aanvaardbaar is of niet. Horecaportiers geven zelf aan, in een artikel van Metro (26-01-2012), dat zij een te hoge werkdruk ervaren

vanwege hun werkomgeving. Zij worden iedere avond geconfronteerd met geweld en als het nodig is gebruiken ze dat ook zelf. Toch wordt het optreden van de portiers meestal als negatief ervaren omdat mensen volgens deze portiers niet door hebben in wat voor situaties zij soms moeten werken (Ibid.). Dit gebrek aan besef bij de bezoekers kan ervoor zorgen dat het (gewelddadige) imago van de portier overeind blijft.

De reden voor het artikel van Metro (Ibid.) was (zoals ik ook noemde) de negatieve mediaberichtgeving over portiers vanwege het gebruik van geweld. In het artikel wordt de schrijver van ‘Leerboek Horecaportiers’ Arjen Appel aangehaald die dit agressieve beeld van portiers onterecht vindt. Volgens hem komen het geweld en de bedreigingen namelijk van de bezoekers en zijn deze gericht op de portiers. Ook zegt Hans Donkers die een eigen beveiligingsbedrijf heeft in het artikel het volgende: “We kunnen het nooit goed doen. Als we ingrijpen worden cafébezoekers boos omdat het ‘altijd onterecht’ is. Als we niets doen, worden mensen onvoldoende beschermd” (Ibid.)

Het werk wordt ook niet makkelijk gemaakt voor de portiers, zo staat er in het artikel: “Volgens Appel (...) komen deurwachters steeds vaker in contact met

bedreigingen en geweld. Zeker nu er meer drank en cocaïne wordt gebruikt. “Er zijn zelfs 13- en 14-jarigen die onder invloed van cocaïne, beveiligers bedreigen met een mes. Het loopt gigantisch uit de hand.” Hij vindt dat portiers ondergewaardeerd worden: “Politie is vaak te bang om op te treden bij geweld in het uitgaansleven. Daarom komt alles op het bordje van deurbeveiligers te liggen. Zij hebben alleen niet de bevoegdheden om passend op te treden. Ze mogen lastige klanten niet eens boeien met wat tie-wraps, zoals de marechaussee vaak doet. Portiers hebben dezelfde rechten als burgers, terwijl ze met veel meer geweld in aanraking komen”” (Ibid.).

(6)

6 1.2 Probleemstelling

Het werk van de portiers kan aan de hand van de bovenstaande quote worden beschreven als ambigu. Terwijl ze met veel meer geweld in aanraking komen dan de gemiddelde burger hebben zij dezelfde rechten. Portiers moeten situaties proberen op te lossen zonder geweld en vaak zonder hulp van politie. Dit zet hen onder enorme druk stelt Appel. Donkers zegt hierover in het artikel het volgende: “Soms worden we wel dertig keer per avond met de dood bedreigd. Op een gegeven moment is het tijd om iemand te corrigeren en aan te pakken” (Ibid.).

De reden dat de werkdruk zo hoog oploopt voor portiers komt mede door de professionalisering die sinds 1999 aan de gang is. Zo is er een wetgeving en (verplichte) opleiding gekomen die de portiers sturen in wat zij wel en niet mogen doen. De

aanleiding voor de wetgeving was het negatieve imago van de portiers waardoor er (in de wetgeving en opleiding) een focus is ontstaan op het veranderen van de portier in een gastheer. Hierin is er aandacht is gekomen voor het netjes en correct handelen van de portier zonder het gebruik van geweld. Het negatieve imago is echter nog niet helemaal verdwenen, zo zijn er nog steeds krantenartikelen waarin het beeld van de ‘gewelddadige portier’ naar voren komt.

Met de wetgeving en opleiding is er geprobeerd de werk uitoefening van de portiers te veranderen. Zo schrijven Ten Voorde & Van Gemert (2008) dat portiers niet meer kunnen optreden zoals vroeger wanneer zij nog weg kwamen met het gebruik van hun vuisten. Door de wetgeving kunnen portiers die delicten op hun naam hebben staan namelijk geen beveiligingspas meer aanvragen. Verder wordt er van hen verwacht dat zij de eerder genoemde gastheerrol duidelijk aannemen.

Doorn (2002) benoemt in zijn masterscriptie dat de opleiding tot horecaportier te kort schiet en zich te weinig focust op de praktijk en de omgeving waarin de portiers werken. Zo is hij van mening dat de opleiding zich alleen focust op theorie en er geleerd wordt om zo veel mogelijk je communicatieve vaardigheden te ontwikkelen. Het fysieke handelen in (moeilijke) situaties wordt nauwelijks behandeld. Hij stelt dan ook dat de opleiding in die zin ontoereikend is en de portiers niet goed voorbereidt op situaties waarin communicatieve vaardigheden te kort schieten (Ibid.).

Het lijkt als het ware alsof er zich een tegenstrijdigheid in het werk van portiers bevindt. Zo moeten portiers de ‘gastheerrol’ die de professionalisering heeft opgelegd aannemen en tegelijkertijd werken in een (gewelddadige) omgeving die meer van hen

(7)

7 vraagt dan enkel communicatieve vaardigheden. In dit onderzoek ga ik op zoek naar hoe deze tegenstrijdigheid zich uit in het werk van de portiers in de praktijk en of de

professionalisering nog voor andere tegenstrijdigheden zorgt.

Theoretisch kader

2.1 Het negatieve imago

Niet alleen krantenartikelen gaan over de relatie tussen portiers en geweld, zo zijn er ook wetenschappelijke onderzoeken die zich vooral richten op deze relatie (Lister, Hobbs, Hall & Winlow, 2000; Hobbs 2003; Hobbs, Hadfield, Lister & Winlow, 2002; Winlow, Hobbs, Lister, Hadfield & 2001; Roberts, 2009). In deze onderzoeken wordt de portier neergezet als een vechtersbaas die niet afziet van geweld om af en toe een situatie ‘op te lossen’.

Hobbs, Hadfield, Lister & Winlow (2002) gaan mee in dit beeld van de

‘gewelddadige portier’ maar stellen ook dat portiers niet alleen repressieve middelen (geweld) maar ook preventieve middelen gebruiken tijdens het werk. Omdat het nachtleven een risicovolle omgeving is waarin portiers veelal in aanraking komen met geweld komt alles op hun schouders te liggen. Dit komt mede omdat er niet genoeg toezicht wordt gehouden door de politie (Ibid.). Door dit gebrek aan staatscontrole gebruiken portiers hun eigen informele en pragmatische technieken van ‘containment’ die zich uiten in een sfeer van intimidatie aan de deur waardoor bezoekers minder snel geneigd zijn om problemen te veroorzaken. Hoe de portiers gebruik maken van deze preventieve methode kan worden gezien als een vorm van impressie management (Goffman, 1969)). Zo proberen zij hun uiterlijk (afgetrainde, grote mannen met tatoeages en littekens) en hun communicatie af te stemmen op hun

‘intimiderende/gewelddadige imago’. Dit ‘looking the part’ moet zorgen voor autoriteit en dominantie bij de portiers. Om hun communicatie af te stemmen op deze

intimiderende rol gebruiken ze tijdens de gesprekken verbale behendigheid (dexterity) om te onderhandelen en verbale agressiviteit om te intimideren (Ibid., p. 357).

Portiers hebben altijd al een nauwe relatie met geweld gehad wat hun imago nooit veel goeds heeft gedaan. Zo is er al zo vroeg als de jaren ’70 sprake van een negatieve portrettering in het nieuws en in wetenschappelijke artikelen, zoals eerder ook werd genoemd, waarin een bepaald beeld van ‘de beveiliger’ wordt neergezet ” (Van

(8)

8 Steden, Roelofs & Nalla, 2009). Ook filmmakers drijven de spot met de branche en

gebruiken stereotypen van beveiligers waarbij ze worden afgespiegeld als

onbetrouwbaar, een beetje dom en crimineel. “Als beveiligers al geen maffiose gangsters of amorele huurlingen zijn, dan wordt hun zeker komische dwaasheid of schandelijke incompetentie verweten” (Ibid., p. 2). Het stereotype van de ‘gewelddadige portier’ wordt hier dus nog aangevuld met vooroordelen over zijn of haar intelligentie.

2.2 Hoe nu verder?

De overheid wilde af van dit negatieve imago en de werkwijze van vroeger waardoor dit negatieve imago in de eerste plaats was ontstaan. In 1999 kwamen daarom een

wetgeving en opleiding om te zorgen voor een professionalisering van de beroepsgroep met als doel de ‘uitsmijter’ te transformeren tot een gastheer (Ten Voorde & Van

Gemert, 2008). Deze professionalisering is nog steeds aan de gang. De wetgeving en opleiding kunnen allebei als relatief nieuw worden beschouwd omdat hiervoor de portiers in principe konden handelen hoe ze wilden en geen opleiding gevolgd hoefden te hebben om aan de deur te mogen staan (Ibid.). Toch fungeert deze opleiding volgens portiers niet als een voldoende maatregel voor het probleem (Ten Voorde & Van Gemert, 2008; Doorn, 2002). Zo lijkt de opleiding niet altijd te zorgen voor

“vakbekwame en betrouwbare portiers” (Doorn, 2002, p. 71). Dit komt omdat “iedereen in staat is een portiersdiploma te halen” (Ibid.). Zo zou de opleiding een minimale inzet vergen en niet voor verandering zorgen als de werksituatie, van portiers die al

werkzaam waren voordat het beleid van kracht werd, niet overeenkomt met de doelstellingen van de opleiding. Deze doelstellingen richten zich op gastheerschap en zijn bijvoorbeeld correct, netjes en gastvrij handelen, geen geweld gebruiken en het weghouden van criminaliteit. Wanneer deze niet overeenkomen met de werksituatie kan de portier terugvallen in oude gewoontes (Doorn, 2002).

Verder sluit de opleiding niet goed aan op de praktijk (Doorn, 2002; Ten Voorde & Van Gemert, 2008). Zo kan de uitoefening van het werk van portiers in de praktijk botsen met de verwachtingen van de ‘buitenwereld’ (Ten Voorde & Van Gemert, 2008). Met de opleiding wordt geprobeerd ‘uitsmijters’ om te scholen tot gastheren. Hierdoor hebben de portiers minder armslag dan vroeger (komen niet weg met geweld) terwijl zij nog steeds in dezelfde (gewelddadige) situaties terechtkomen. Dit zorgt voor een

(9)

9 situatie. Omdat de nieuwe wetgeving voor veel veranderingen heeft gezorgd in het nachtleven is nu de vraag of de portiers ook zijn veranderd en hun oude imago en werkwijze achter zich hebben gelaten (Ibid.). Zo concluderen Ten Voorde & Van Gemert (Ibid.) dat portiers meer op hun tellen letten dan vroeger maar dat geweld niet helemaal uitgesloten kan worden. De portiers vertellen dat als iemand echt een gevaar vormt er toch vaak fysiek contact aan te pas komt (Ibid., p. 380). Dit leren ze echter niet tijdens de opleiding. Doorn (Ibid.) vindt dat het beleid zich te weinig focust op het opleiden van vakbekwame portiers. Hij is dan ook een voorstander voor het veranderen van het opleidingstraject. Waarschijnlijk sluiten Ten Voorde & Van Gemert (2008) zich hier ook bij aan. Doorn (2002) en Ten Voorde & Van Gemert (2008) zien beiden de

tekortkomingen van het beleid maar vinden het wel een goede verandering waardoor zij de portiers ook zijn gaan beschouwen als gastheren. Hobbs et al. (2002) richten zich juist op de ‘niet-gastheer’ kant die volgens hen een belangrijke rol speelt in het werk van de portier.

Omdat de wetgeving is veranderd maar de werkomgeving niet zorgt dit voor een paradox in het werk van de portiers. Zo moet er aan de doelstellingen van de opleiding en gastheerrol worden vastgehouden terwijl er tegelijkertijd moet worden omgegaan met personen die niet altijd voor rede vatbaar zijn en makkelijk over kunnen gaan op

geweld.

Hoe de portiers omgaan met deze paradox kan worden gezien als een vorm van impressie management (Goffman, 1969). Zo zetten mensen in alledaagse situaties een performance neer en proberen hiermee bewust of onbewust percepties van anderen te beïnvloeden over bijvoorbeeld een persoon, gebeurtenis of object. Dit doen zij door middel van het reguleren en controleren van informatie in sociale interacties. Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen frontstage en backstage. Op de frontstage zit de persoon volledig in de rol die hij of zij wil laten zien aan het publiek en op de backstage is er geen publiek: "the performer can relax; he can drop his front, forgo speaking in his lines, and step out of character" (Ibid., p.488). Op de backstage kan de ‘performer’ dus weer zichzelf zijn.

De gastheerrol die de wetgeving en opleiding hebben opgelegd aan de portiers kan als een vorm van impressie management worden beschouwd. De portier neemt deze rol aan om een ander imago naar voren te halen, namelijk die van de gastvrije gastheer, en zo het negatieve imago van de ‘gewelddadige portier’ te verhullen.

(10)

10 Ten Voorde & Van Gemert (2008) en Doorn (2002) zien dit aannemen van de gastheerrol onder de portiers veelal terug. Zo zien zij communicatieve vaardigheden als een van de belangrijkste vaardigheden waarover portiers zouden moeten beschikken waarmee tegelijkertijd de gastheerrol van de portiers in stand wordt gehouden. Hobbs et al. (2002) beschrijven de rol van de portiers eerder als een intimiderende rol waarbij verbale agressie het belangrijkste hulpmiddel is om situaties te de-escaleren. De rol is hier niet die van gastheer maar van intimiderende (gewelddadige) portier. Er kan dus van twee kanten naar de rol van portiers worden gekeken. Dit ligt aan het soort impressie management dat de portiers gebruiken. Zelf wil ik in dit onderzoek met een Goffman bril naar mijn verzamelde materiaal kijken om zo te zien hoe er door portiers wordt omgegaan met de ‘gastheerrol’ en hoe zij eventueel hierbij gebruik maken van impressie management.

(11)

11

Methodologie

3.1 Onderzoeksopzet 3.1.1 Onderzoeksvragen

Voor dit onderzoek was ik geïnteresseerd in de ervaringen van de beroepsgroep van nachtclubportiers en hoe zij te werk gaan. Omdat er sinds 1999 een (wettelijke)

professionalisering van deze beroepsgroep gaande is was ik benieuwd naar hoe dit zich uit in het werk van de portier en of dit tegenstrijdigheden met zich meebrengt

betreffende de uitvoering van het werk. Ik kwam daarom op de volgende

onderzoeksvraag: ‘In hoeverre zorgt de professionalisering (wetgeving en opleiding) van de beroepsgroep van nachtclubportiers voor tegenstrijdigheden in het uitvoeren van hun werk?’ Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik een aantal

deelvragen opgesteld, deze zijn:

● Wat zijn de nieuwe wetgeving en opleiding die sinds 2001 van kracht zijn? ● Wat zijn de taken van en benodigdheden voor portiers?

● In hoeverre heeft de professionalisering het imago en de uitstraling van de portiers veranderd?

● Wat is het deurbeleid en welke tegenstrijdigheden zie je hierin terug? Door middel van deze vragen probeer ik zo helder mogelijk de ervaringen en de werkwijze van de portiers te beschrijven om zo te zien waar er eventuele

tegenstrijdigheden in zitten.

3.1.2 Onderzoeksstrategie

Voor mijn onderzoek heb ik gekozen voor een kwalitatieve aanpak om een duidelijk inzicht te krijgen in de ervaringen van de portiers. Zo heb ik als eerste gebruik gemaakt van semi-gestructureerde interviews waarbij ik een vragenlijst heb opgesteld die als rode draad fungeerde. De interviews hadden een gemiddelde lengte van een uur en een kwartier wat voor veel rijke data heeft gezorgd. Bij semi-gestructureerde interviews wordt de vragenlijst als interview guide (Bryman, 2012, p. 471) gebruikt. De vragen hoeven niet in de opgestelde volgorde gevraagd te worden en de respondent heeft veel vrijheid in hoe hij of zij kan reageren. Verder kunnen er vragen gesteld worden die niet in de vragenlijst staan als de interviewer iets interessants oppikt wat de respondent heeft gezegd (Ibid.).

(12)

12 om, nadat ik de interviews had afgenomen, te beginnen met participerende observaties. Dit heb ik gedaan door twee nachten mee te lopen met twee portiers. Tijdens dit

meelopen heb ik gebruik gemaakt van de ‘go-along’ methode zoals Kusenbach (2003) deze beschrijft. Tijdens een ‘go-along’ begeleid je als onderzoeker een van de

informanten tijdens zijn of haar dagelijkse bezigheden. Terwijl je dit doet stel je vragen en observeer en luister je gelijktijdig. De onderzoeker kan zo ervaren wat de informant ervaart (Ibid., p.463). Verder heb ik naast de ‘go-along’ methode gebruik gemaakt van conversational interviews (Turner, 2010). Turner beschrijft dit als “the purpose of relying (...) entirely on the spontaneous generation of questions in a natural interaction, typically one that occurs as part of ongoing participant observation fieldwork” (Ibid., p. 755). Om mijn bevindingen te controleren heb ik gebruik gemaakt van triangulatie (Bryman, 2012) door de antwoorden van de interviews te controleren met uitspraken die zijn gedaan in eerder geschreven literatuur over hetzelfde onderwerp en mijn eigen ervaringen tijdens het meelopen. Het meelopen heb ik gedaan na het lezen van

literatuur en het afnemen van de interviews zodat ik mijn opgedane kennis kon toepassen op en terug kon zien in de praktijk.

3.2 Onderzoeksgroep

Ik heb 10 portiers gesproken waarvan ik er 9 heb geïnterviewd. Met eentje heb ik alleen de ‘go-along’ methode gebruikt en conversational interviews gedaan tijdens het

meelopen waarvan ik aantekeningen heb gemaakt. De portiers heb ik kunnen benaderen door middel van een sneeuwbaleffect. Zo heeft een collega van mijtwee ooms die beiden als portier werken en heeft een kennis van mij als portier en manager van een

portiersbedrijf gewerkt. Door deze ingangen kon ik in contact komen met andere

portiers. Veel hen zijn dan ook vrienden of collega’s van elkaar. Via mijn kennis ben ik in contact gekomen met een vriend en oud-collega van hem die ook een eigen

portiersbedrijf heeft. Hij heeft voor mij kunnen regelen dat ik kon meelopen bij een club aan de Spuistraat.

De portiers die ik heb gesproken waren allemaal mannen met verschillende etnische achtergronden. Zo heb ik Turkse, Marokkaanse en Surinaamse portiers en één Nederlandse en één Braziliaanse portier geïnterviewd. Verder variëren ze in leeftijd van 30 tot 50 jaar. Ook hun opleidingsachtergrond verschilt erg.

(13)

13 3.3 Locatie

De interviews heb ik afgenomen op verschillende plekken. Zo heb ik geïnterviewd in de kantine van de ABN Amrobank, verschillende koffietentjes, in een club, in het UWV, in een surveillance kantoortje in de Amsterdamse Poort, in een restaurant op het

Marineterrein en in een kinderboekenwinkel. Ook heb ik geobserveerd in een club tijdens mijn twee avonden meelopen.

3.4 Mijn rol als onderzoeker

Tijdens het interviewen merkte ik dat de portiers het erg leuk vinden om met iemand te praten die geïnteresseerd is in hun vakgebied. Hierdoor was het makkelijker om een band (rapport) met de portiers op te bouwen. Dat ik niet tot de beroepsgroep behoor werkte enerzijds in mijn voordeel omdat ze ervan uitgingen dat ik niets wist van het beroep waardoor ze heel gedetailleerd over hun werk en ervaringen vertelden. Anderzijds kan het zijn dat de portiers dingen hebben achtergehouden omdat zij mij zagen als een buitenstaander. Van dit laatste heb ik zelf niks gemerkt maar dat roept de vraag op of ik het überhaupt zou merken als het zou gebeuren. Als onderzoeker was het voor mij lastig om me niet helemaal mee te laten gaan in de gesprekken. Ik probeerde mij ‘neutraal’ op te stellen wat lastig kon zijn omdat de portiers soms tijdens het

interview van mij verwachtten dat ik het eens was met hun meningen. Zo vroeg eentje of ik ook zo’n hekel had aan van die ‘corpsballen’ (studenten die lid zijn van het corps) waarna ik niet wist of ik mijn echte mening moest geven of niet. Ook was het lastig om kritisch te zijn op wat ze te zeggen hadden in de interviews. Je gaat ervan uit dat ze de waarheid vertellen maar je moet ook rekening houden met het feit dat alles wat ze zeggen hun eigen interpretatie is.

3.5 Reflectie

Twee portiers die ik heb geïnterviewd zijn al enkele jaren gestopt met het vak. Eentje is zelfs al meer dan 12 jaar gestopt. Hierdoor kon hij mij veel vertellen over hoe het

vroeger was maar niet over hoe het nu is en of er sinds de wetgeving en opleiding veel is veranderd. Hierdoor mis ik een deel van de data die mij verder had kunnen helpen binnen het onderzoek. Verder vind ik het jammer dat ik maar bij één club heb geobserveerd waardoor mijn beeld niet zo ‘veelzijdig’ is als ik had gewild. Als ik bij meerdere clubs had meegelopen kon ik deze met elkaar vergelijken en zo een nog rijker

(14)

14 beeld krijgen van de beroepsgroep. Ook twijfel ik of ik kritisch genoeg ben geweest tijdens mijn onderzoek. Ik vind dit zelf moeilijk te bepalen maar ik denk wel dat ik kritischer had kunnen zijn als ik reflecteer op het doorvragen tijdens de interviews. Zo had ik vaker door kunnen vragen op dingen die ik vaag vond tijdens de interviews. Ook had ik beter kunnen opletten of de portiers zichzelf tegenspraken en hoe zij dit voor zichzelf zouden rechtvaardigen.

(15)

15

De portiers

Over de portiers die ik heb gesproken heb ik negen profielen opgesteld om wat meer achtergrondinformatie te geven voor de rest van deze scriptie. Zo zullen er veel citaten aan bod komen van deze mannen waarbij de profielen een kader kunnen bieden voor het beter begrijpen van deze citaten. Ik heb er voor gekozen om niet zoals Seidman (2006) de ik-vorm aan te halen maar de portiers te beschrijven vanuit mijn perspectief. De namen heb ik vanuit privacy overwegingen fictief gemaakt. Ook worden de

horecagelegenheden waar de portiers werken niet bij naam genoemd.

Liam is 32 jaar en is sinds twee jaar gestopt met het vak als portier. Hij wilde zich gaan

focussen op het familiebedrijf waar zijn broer en twee zussen werken waar zij kinderboeken maken. Hij heeft het werk tien jaar gedaan en is ook een tijd manager geweest van een Amsterdams portiersbedrijf. Voordat hij begon aan de opleiding tot horecaportier werkte hij achter de bar bij een club in de Spuistraat. Hij was net gestopt met studeren en werd gevraagd door de club, die destijds portiers zocht, of dat niet iets voor hem zou zijn. Naast zijn werk als portier heeft hij altijd overdag gewerkt. Zo hield hij zich daarnaast bezig met het portiersbedrijf maar heeft ook een eigen

evenementenbureau gehad en nog andere kleine ondernemingen. Het leukste aan het werk vindt hij de gezelligheid die het met zich meebrengt en de verscheidenheid aan mensen die in het beroep zitten. Toch zag hij wel vaak op tegen de lange en zware uren en plekken waar er meer kans is op agressie zoals rond het Leidseplein. Het

portierswerk heeft hij nooit als een uiteindelijk doel gezien maar altijd als een middel om andere doelen te bereiken, zoals zijn eigen ondernemingen die hij ernaast had. Hij ziet portier zijn dan ook niet als een belangrijk deel van zijn leven. Wel is hij trots op alles wat hij binnen het portiersbedrijf en daarmee binnen het nachtclub circuit heeft bereikt. Zo was het portiersbedrijf waar hij werkte een van de eersten die het beroep meer professionaliseerde en ‘goede jongens’ bij de deur zette.

Rick is al meer dan 25 jaar actief in het nachtleven en is ooit begonnen op zijn

twintigste. Tegenwoordig werkt hij als teamleider beveiliging bij het UWV. Hij heeft nachtwerk altijd met werk overdag gecombineerd en staat elk weekend bij een shotjesbar naast het Leidseplein. Hiervoor heeft hij de mbo-opleiding tot beveiliger gevolgd. De shotjesbar vindt hij een van de leukste plekken waar hij heeft gestaan omdat

(16)

16 er een prettige sfeer hangt en de interactie met de mensen fijn is. Ook geeft het hem een fijn gevoel dat hij bijdraagt aan mensen hun veiligheid tijdens een avondje uit. Wat hij minder leuk vindt is als hij te veel moet ingrijpen op een avond omdat hij dit toeschrijft aan het eventuele tekortschieten van zijn communicatie met de bezoekers. Ook heeft hij in het weekend weinig tijd voor zijn vrouw en kinderen. Hij geeft aan dat portier zijn en beveiliging een belangrijke plek in zijn leven hebben. Het beroep vindt hij nog altijd leuk en vervult het met trots.

Erwin is 42 jaar en raakte na een reorganisatie bij de ABN Amro Bank tijdelijk zijn baan

kwijt waardoor hij ander werk moest zoeken. Zo is hij een eigen beveiligingskleding bedrijf begonnen en rond dezelfde tijd aan de deur gaan staan. Dit is hij blijven doen nadat hij weer een baan bij de bank kreeg. Hij doet het werk als portier nu 5 jaar. Voordat hij begon aan de horecaportiers-opleiding had hij een hbo-opleiding

bedrijfsmanagement afgerond. Hij is in het vak gerold door zijn broer Rick die ook aan de deur staat. Hij vindt het werk leuk omdat je als portier met iedereen contact hebt, overal bij betrokken bent en vanwege de spanning die het met zich meebrengt. Hij is trots op zijn beroep (als portier) en vindt dat hij het werk heel goed doet. Hij krijgt zelfs mailtjes van bezoekers naar de club gestuurd om hem complimenten over zijn werk te geven.

Fouad is op zijn 19e het vak ingerold toen een vriend hem vroeg of hij bij de deur wilde

staan. Nu is hij 30 en doet het werk nog met plezier. Hij heeft de mbo-opleiding tot beveiliger afgerond en is hierna bij het DWI gaan werken. Tegenwoordig werkt hij met Rick bij het UWV. Voordat hij het werk ging doen heeft hij een tijdje jongerenwerk gedaan en wilde de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening gaan volgen, dit is er helaas niet meer van gekomen. Hij heeft bij verscheidene clubs in Amsterdam gestaan (wat hem geen plezier bracht) en is daarna bij een club in Hilversum gaan werken waar hij nog steeds aan de deur staat. Sinds 3 jaar runt hij ook een eigen beveiligingsbedrijf. Hij heeft het werk aan de deur altijd gecombineerd met werk overdag, eerst bij het DWI, toen bij het UWV en tegelijkertijd bij zijn portiersbedrijf. Het allerleukste aan het werk vindt hij dat het nooit verveelt. Elke week is anders, zo heeft hij soms een rustige week en daarna een spannende week. Wel kan hij opzien tegen de lange nachten die na een

(17)

17 weekend zijn tol kunnen eisen. Ook heeft hij door het nachtwerk in het weekend weinig tijd voor zijn gezin.

Amir begon op zijn 17e bij een buurthuis en stond na 2,5 jaar bij zijn eerste club. Naast

nachtwerk heeft hij ook baantjes gehad in de bouw, als undercover winkelsurveillant, en runt hij een eigen portiersbedrijf. Hij doet het werk nu 20 jaar en heeft hiervoor de horeca-portier opleiding gevolgd. Het leukste aan het werk is volgens hem de sociale factor en het in contact komen met veel verschillende mensen. Voor hem is een minpunt dat hij veel te maken krijgt met onrecht in het nachtleven. Hij doelt hier op onnodige agressie of geweld van sommige bezoekers. In 2000 was hij betrokken bij een

steekpartij waarbij hij was gestoken in zijn buik, ribben en armen. Als gevolg hiervan heeft hij in een coma gelegen. Nadat hij hersteld was heeft hij het werk weer opgepakt. Omdat hij al zo lang in het nachtleven zit zou hij niet weten wat hij anders zou moeten doen. Hij is trots op wat hij met zijn portiersbedrijf heeft neergezet. Zo probeert hij het imago van portiers te veranderen door vriendelijke goed-opgeleide portiers aan de deuren te zetten en deze netjes gekleed hun werk te laten doen. Toch zal het

portierswerk nooit op de eerste plaats komen zolang hij zijn familie heeft.

Yasser is door zijn vechtsport achtergrond in het portiers circuit beland. Hij begon op

zijn 16e bij de deur en doet het werk nu 17 jaar. Volgens hem zit 90% van de mensen in het vechtsport circuit ook in het nachtleven. Tegenwoordig werkt hij overdag als surveillant bij De Amsterdamse Poort in de Bijlmer en in de weekenden staat hij met Rick aan de deur. Voor zijn werk heeft hij de mbo-opleiding tot beveiliger gevolgd. Het leukste aan het werk is voor hem de omgang met mensen en zien in wat voor staat bezoekers na een feestje de tent weer uit komen lopen. Wel ergert hij zich aan het gezeur van 17-jarige dronken jongens die naar binnen proberen te komen. Trots is hij niet op zijn werk, het is voor hem iets waar hij zijn brood mee verdient en meer niet. Hij is eerder trots op zichzelf en op zijn kinderen dan het werk dat hij verricht.

Wassim werd op zijn 18e door vrienden gevraagd om aan de deur te staan en doet het

werk nu 13 jaar. Naast zijn werk aan de deur werkt hij overdag bij De Amsterdamse Poort als surveillant samen met Yasser. Hij heeft de opleiding tot beveiliger afgerond en heeft ook een tijd winkelsurveillance gedaan. De gezellige mensen die langskomen op

(18)

18 een avond en dat niet elke avond hetzelfde is ziet hij als een groot pluspunt aan het werk. Ook de spanning die erbij komt kijken is leuk. Het nadeel aan het werk is volgens hem het almaar staan en dat alleen nachtwerk niet voor genoeg brood op de plank zorgt. Hierdoor zal dit altijd gecombineerd moeten worden met een andere baan. Zo levert hij veel tijd in die hij liever spendeert met zijn vrouw en kinderen. Blij is hij wel met het werk, hij kan ook trots vertellen over de situaties die hij meemaakt op een avond.

Mitchell besloot een aantal jaren geleden ermee te stoppen maar is vorig jaar weer

begonnen toen een oud-collega zijn hulp nodig had. Nu staat hij elk weekend bij een club in de Spuistraat. Hij is ooit begonnen op zijn 22ste en staat nu meer dan 20 jaar aan de deur. Met zijn afgeronde opleiding aan de lts heeft hij een tijd als elektricien gewerkt en heeft er naast altijd gebasketbald. Vanwege zijn basketbal achtergrond werd hij door de manager van nachtclub Odeon, die ook actief was in de basketbalwereld, gevraagd of hij aan de deur wilde staan. In die tijd was het erg normaal dat basketballers werden

geworven om te werken als portier vanwege hun lengte. Naast zijn werk als portier geeft hij basketbalclinics door het hele land aan de jeugd. Verder is hij actief in het

portiersbedrijf van Amir. Omdat hij zelf ooit een eigen portiersbedrijf heeft opgezet heeft Amir hem om zijn expertise gevraagd. Het leukste aan het werk is voor hem het psychologische onderdeel. Hij kijkt naar hoe de bezoekers zich gedragen en probeert daarmee de verschillende manieren van doen te ontdekken en de bezoekers te lezen. Toch kan hij erg afknappen op bezoekers die gaan zeuren als ze niet binnengelaten worden. Hij is trots op zijn manier van werken en wat hij met het portiersbedrijf waar hij nu bij zit bereikt heeft. Portier zijn is een belangrijk deel van zijn leven en heeft hem gemaakt tot wie hij nu is. Ook heeft het hem de mensenkennis geschonken die hij nu bezit.

Roberto is geboren in Rio de Janeiro en op zijn 17e naar Ibiza verhuisd nadat hij gestopt

was met zijn opleiding communicatiewetenschappen. Eenmaal op Ibiza werd hij

gevraagd of hij bij de deur wilde staan. Roberto is dol op reizen en heeft na Ibiza een jaar in Brussel, twee jaar in New York en 10 maanden in Sydney gewoond. Vanaf 1980 heeft hij bij verscheidene clubs in Amsterdam gestaan. Zo heeft hij 12 jaar als hoofdportier bij de RoXY gewerkt en 8 jaar bij Club NL samen met Mitchell. Het leukste aan het werk vindt hij de grote verscheidenheid aan mensen waarmee je in contact komt. Minder leuk

(19)

19 vindt hij bezoekers die zich niet kunnen gedragen omdat zij te zwaar onder invloed zijn, ook verstoord het werk je ‘normale’ ritme. Nadat er tijdens het werk twee keer een pistool tegen zijn hoofd aan is gehouden is hij toch door blijven werken. Pas in 2006 is hij helemaal gestopt en werkt sindsdien als personal trainer, als conciërge in een hotel en geeft spinninglessen. Voor hem was portier zijn een groot en belangrijk deel van zijn leven en hij is er dan ook erg trots op. Hij is vooral trots op de naam die hij heeft

opgebouwd in het nachtleven door zijn werkervaring bij onder andere de RoXY en Club NL.

De wetgeving en opleiding

In 1999 is er een wet in werking getreden van particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Deze wet heeft ervoor gezorgd dat portiers altijd in dienst moeten zijn van een beveiligingsbedrijf die de portiers verhuurt aan horecabedrijven en/of evenementenorganisaties. Om bij een beveiligingsbedrijf werkzaam te mogen zijn moet de portier een beveiligingspas op zijn of haar naam hebben staan. Als de portier eenmaal werkzaam is bij een beveiligingsbedrijf komt de naam van deze werkgever op de pas te staan zodat van elke portier bekend is waar deze werkzaam is. Om zo’n pas te krijgen moet de portier een cursus tot horecaportier of de mbo-opleiding tot beveiliger hebben afgerond waarna hij of zij wordt gescreend door de politie voor een eventueel strafblad (Ten Voorde & Van Gemert, 2008, p. 375). Om de pas te behouden mogen portiers in de laatste 4 jaar niet zijn veroordeeld voor een misdrijf waarbij een geldboete werd

opgelegd en in de laatste 8 jaar niet zijn veroordeeld voor een misdrijf waarbij een gevangenisstraf werd opgelegd. De pas moet om de vier jaar verlengd worden (KHN, z.d.).

Deze wetgeving is er niet voor niets gekomen. In de quote hieronder uit een krantenartikel uit 1997 uit de Volkskrant wordt het probleem waar de regelgeving een oplossing voor moest bieden beschreven:

“Geweld, drugs, criminele portiers en afpersers hebben de horeca in een diepe crisis gedompeld. Justitie wil van uitsmijters geregistreerde gastheren maken.... (…)

Op het ministerie van Justitie is een wetsvoorstel in voorbereiding dat de horeca weer onder controle van het wettig gezag moet brengen. Portiers en portiersbedrijven worden verplicht te voldoen aan de Wet op de weerkorpsen en de particuliere beveiligingsorganisaties. Dat betekent dat portiers met een crimineel verleden geen

(20)

20 kans meer maken op een baan aan de deur. Deurwachters die in de fout gaan kunnen makkelijk worden verwijderd. Daarnaast gaat Horeca Nederland een verplichte opleiding voor portiers verzorgen, waarbij de leerstof uiteenloopt van de vriendelijke omgang met het publiek tot het verlenen van eerste hulp” (Van Den Eerenbeemt, De Volkskrant, 21-06-1997).

Het kwam erop neer dat de portiers uit die tijd de functie die zij bekleedden (als waarborger van de veiligheid) niet goed uitvoerden. Zij raakten vaak betrokken bij gewelddadige conflicten en criminele activiteiten zoals afpersing en controleerden niet goed aan de deur waardoor er onveilige situaties ontstonden. Deze onveilige situaties leidden in eerste instantie tot het sluiten van sommige clubs. Toen dit niet afdoende oplossing bleek te zijn werd er voor de nieuwe wetgeving gekozen. Ten Voorde & Van Gemert (2008) vertellen dat een aantal portiers is gestopt na het invoeren van het pasjessysteem en dat degenen met een strafblad niet meer door de screening heen kwamen en daardoor geen pas meer kregen. Sinds het invoeren van de wet kunnen de portiers niet meer alles doen en laten, bij een misstap kunnen ze hun pas verliezen (Ibid., p. 379-380).

Wat verder uit de regelgeving is gekomen is de verplichte opleiding tot

horecaportier. Deze opleiding kan eerder gezien worden als een snelle cursus, deze kan variëren van één dag tot een aantal dagen. Ook kan deze opleiding online behaald worden.

Tijdens de cursus komen onder andere de volgende onderwerpen aan bod: • functie en taken horecaportier

• sociaal-hygiënisch beleid en deurbeleid • doelgroepen

• communicatieproces en gespreksmodellen • omgaan met gedrag en agressie van gasten • herkennen en voorkomen van geweld

• toegangscontrole, visitatie (fouilleren) en de Wet Wapens en Munitie • alcohol en drugs

• rapportage en rechts- en wetskennis (Sociale-hygiene.nl, 2018)

De focus van de opleiding ligt voornamelijk op het opleiden van portiers tot gastheren en het leren om conflicten verbaal op te lossen. Voor het behalen van het SVH Diploma

(21)

21 Horecaportier zijn er twee examens die moeten worden behaald (Ibid.). De eerste is het schriftelijke examen, dit bestaat uit 40 meerkeuzevragen waar 40 minuten de tijd voor wordt gegeven. Het tweede examen is het praktijkexamen dat bestaat uit een rollenspel waar minimaal een 6 voor moet worden gehaald, dit onderdeel duurt ongeveer 15 minuten. Om het diploma te behalen moet je voor beide examens geslaagd zijn (Ibid.). Zie bijlage voor de volledige eindtermen/exameneisen die worden getoetst.

Over de opleiding tot horeca-portier zijn de meeste portiers die ik sprak niet positief. Ze vinden het verplicht stellen van de opleiding een goede ontwikkeling maar de opleiding zou te weinig aansluiten op de praktijk. Er wordt binnen de opleiding gebruik gemaakt van manieren voor conflictoplossing die niet altijd aan de orde zijn. Zo wordt gebruik van geweld volledig vermeden terwijl er niet altijd zonder fysiek contact gehandeld kan worden (Ten Voorde & Van Gemert, 2008, p. 380). De portiers die ik heb geïnterviewd zijn het eens met de beperkte mate van aansluiting van de opleiding op de praktijk. Liam vertelt dat de opleiding vooral bestaat uit het lezen van een theorieboek. In dit boek staat dat je een conflict moet oplossen door iemand drie keer te vorderen (eisen dat iemand weg gaat) en als dit niet werkt de politie te bellen. Liam ziet dit niet als een praktische oplossing:

Liam vertelt ook dat volgens het boek bij een conflict de persoon ‘gecontroleerd met vier portiers’ naar buiten mag worden gezet. Dit gebeurt echter niet omdat portiers vaak maar met één of twee mannen bij de deur staan, behalve bij grotere clubs. Ook vinden de portiers dat er in de opleiding een verplichting tot het behalen van een EHBO, BHV of EHBDU-diploma (bij drugsongelukken) moet komen en het omgaan met een AED (defibrillator). Over de komst van de opleiding zijn de portier positief maar er kan volgens hen nog het een en ander aan verbeterd worden.

“Nou in real life kan je best iemand drie keer vorderen en vertellen dat als je niet ophoudt dan bel ik de politie, maar de politie is er niet direct. In de tussentijd heb je iemand binnen of aan de deur die agressief of vervelend is en je hebt daar geen oplossing voor. Die is er wettelijk niet dus dat is altijd een lastig grijs gebied waar eigenlijk ook altijd problemen vandaan komen voor portiers want dan moet je iemand naar buiten brengen. Dan zijn ze binnen aan het vechten of iemand heeft tegen de bar gepist, en ze willen niet naar buiten.”

(22)

22

Taken en benodigdheden

De hoofdtaak van een portier (volgens het ROC) is de algemene veiligheid van de

horecagelegenheid te waarborgen. Hij of zij zorgt ervoor dat er in de horecagelegenheid geen dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen (ROC, z.d). Om de veiligheid te garanderen hebben portiers dezelfde rechten en plichten als elke andere burger.

Volgens Doorn (2002) bestaat het takenpakket van de portier uit drie

hoofdtaken: veiligheid, toegangsbeheer en sfeerbeheer. Bij veiligheid of ‘beveiligen’ wordt er het creëren en handhaven van een veilige situatie bedoeld. De portier mag gebruik maken van preventieve en ‘corrigerende’ maatregelen om ‘schadelijke

invloeden’ te voorkomen. Deze schadelijke invloeden zijn er in twee vormen: materiële schade (aan het bedrijf) en lichamelijk of geestelijk letsel (Ibid., p. 16). Deze taak wordt als hoofdtaak door het ROC aangehaald.

De toegangscontrole bestaat uit het controleren op toegangsrecht, controle op de toe- en uitstroom van bezoekers, publiekselectie en eindcontrole op vertrekkend

publiek. Het controleren op toegangsrecht houdt in dat de portier controleert of iemand naar binnen mag of niet door te kijken naar toegangskaartjes, gastenlijst en legitimatie. Ook controleert de portier eventuele medewerkers die naar binnen gaan en

overheidsdiensten zoals brandweer, politie en medisch personeel. Bij de controle op toe- en uitstroom van bezoekers kijkt de portier of dit wel in goede banen verloopt om onder andere ongelukken te voorkomen en om de situatie overzichtelijk te houden. Ook komt hierbij de controle op toegangsrecht kijken. Bij publiekselectie maakt de portier

afwegingen voor het wel of niet naar binnenlaten van de bezoekers. Dit is niet op basis van toegangskaartjes, legitimatie of gastenlijst maar op gedrag en uiterlijk. Hiermee zorgt de portier ervoor dat enkel het ‘gewenste publiek’ (dat aansluit bij het feest of thema van de avond) binnenkomt. De laatste taak van de toegangscontrole is de eindcontrole op vertrekkend publiek. Dit wordt gedaan om er zeker van te zijn dat iedereen die naar binnen is gegaan ook naar buiten is gegaan aan het einde van de avond.

Sfeerbeheer is de laatste van de drie hoofdtaken. Deze bestaat uit het juiste publiek binnenlaten door te kijken naar het soort thema, feest en de soort club. Als portier wil je een publiek dat hierbij past. Sfeerbeheer betreft ook overzicht houden op de bezoekers die al binnen zijn, hoe zij zich gedragen, en eventueel hiernaar handelen om de sfeer te garanderen (Ibid., p.15-19).

(23)

23 Deze taken worden door de portiers ook aangehaald. Zij gaan zelfs nog een stapje verder door te stellen dat zij niet alleen een beveiligende taak maar ook een

maatschappelijke taak vervullen. Tijdens het meelopen zag ik daarvan het volgende: Om 3 uur ‘s nachts als het feest bijna is afgelopen loopt een klein aantal bezoekers naar buiten. Een van hen is een meisje van rond de 18 jaar met bloeddoorlopen ogen en een doorweekt T-shirt. Bij het naar buiten lopen ziet de portier gelijk dat hier iets aan de hand is. Het meisje begint snel weg te lopen van de club richting het einde van de straat. De portier verlaat zijn deurpost en loopt achter het meisje aan dat huilend verder loopt. Na tien minuten met haar buiten te hebben gepraat komen ze samen terug naar de deur. Wat er precies is gebeurd wordt voor mij niet duidelijk maar de portier zet haar neer op de bank in de gang en zorgt ervoor dat zij een vriendin belt om haar op te halen. De

bezorgdheid van de portier is duidelijk van zijn gezicht af te lezen en zelfs wanneer de club al dicht is laat hij het meisje binnen wachten op de vriendin die enkele minuten later haar op komt halen.

De portier blijft hier behulpzaam zelfs wanneer de club al dicht is en zijn shift over is.

6.1 “Het gaat om communicatieve kracht. Daar moet je een zwarte band in hebben” - Mitchell

De enige (wettelijke) benodigdheden voor het krijgen van de functie zijn zoals in het eerste hoofdstuk naar voren komt het hebben afgerond van de opleiding en daarbij het hebben behaald van het diploma, het hebben van een beveiligingspas en een positieve screening waarbij geen strafblad wordt geconstateerd.

Omdat een portier moet handelen in het belang van zowel bezoekers als voorbijgangers en dit in een fractie van seconden moet doen zijn er bepaalde

benodigdheden waar niet over valt te twisten volgens de portiers zelf. Als eerste kwam uit de interviews sterk naar voren dat communicatieve vaardigheden de sleutel zijn tot een goede functie-uitoefening. Zo vertelt Amir:

“Je moet een beetje een goede babbel hebben ook wel. Je kan natuurlijk een hoop situaties laten de-escaleren, puur alleen maar door met mensen te praten en ze te sturen. Dus ja ik vind dat spierballen pas op het laatste moment komen. Ik vind het sociale aspect het allerbelangrijkste.”

(24)

24 Deze communicatieve vaardigheden zijn volgens de portiers een pré maar er is zeker ruimte voor verbetering naarmate je het werk langer doet. Liam zegt hierover het volgende:

Deze communicatieve vaardigheden staan voor de meesten van hen in het teken van geduld, vriendelijkheid en gastvrijheid. “Gewoon afhandelen, netjes en correct zijn” zegt Rick. Geduld en je emoties onder controle houden is erg belangrijk bij portiers volgens Liam: “en ja als je daar niet gewend aan bent dan is dit niet echt het vak voor je”. Zo legt Roberto uit dat je ten alle tijden heel aardig moet blijven:

De portiers gebruiken deze communicatieve vaardigheden die voor de meeste van hen in het teken staan van vriendelijkheid en gastvrijheid als een vorm van impressie

management. Zo proberen ze met deze verbale communicatie een signaal af te geven dat zij gastheren zijn.

Enkele portiers vertellen ook dat er tegenwoordig veel te veel risico’s aan het gebruiken van geweld plakken, van opnames op iemands mobiele telefoon die online worden gezet tot een ernstige escalatie van de situatie. Wassim zegt dat hij wel twee keer nadenkt voordat hij overgaat tot geweld:

“Met elk gesprek word je ook weer beter, dat werkt niet dat wel en op gegeven moment merk je dat elk gesprek heb je al 100 keer gehad en ben je goed in situaties inschatten, gesprekken voeren en op gegeven moment hoef je nooit meer geweld te gebruiken en dat is wel training of, in ieder geval, bewuster bezig zijn met wat je aan het doen bent, verbale training was het belangrijkst.”

“Vooral met mensen die onder de invloed zijn. Zijn er heel veel van. Die een

borreltje/pilletje/lijntje op hebben. Sommige mensen onder invloed van bepaalde middelen worden agressief en opgefokt. En dan is het jouw taak om rustig/kalm en aardig te blijven.”

“Tegenwoordig moet je het risico niet meer nemen om iemand te slaan. De kans is heel groot dat hij met een vuurwapen of mes terugkomt. Vroeger was het echt matten, 15 jaar geleden of 13 jaar geleden toen ik net begon zeg maar. Maar nu dreigen ze niet meer, maar komen ze echt… Dus je moet het proberen netjes op te lossen.”

(25)

25 Eén tip krijgen we alvast cadeau over wat je in de gesprekken vooral niet moet zeggen: “Als je tegen iemand zegt van ‘als je nu niet ophoudt dan gooi ik je naar buiten’ dat is een van de domste dingen die je kan zeggen want als diegene dan niet ophoudt dan moet je hem ook echt naar buiten gooien.” – Liam

De portiers beschrijven niet altijd om wat voor communicatie het gaat. Zo is maar de vraag of het altijd om verbale behendigheid gaat of soms ook over verbale agressie (Hobbs et al., 2002). Ten Voorde en Van Gemert (2008) zien communicatieve kracht in de vorm van verbale behendigheid het meeste terug bij de portiers. Zij stellen dat portiers gastheren zijn en daarom over de benodigde sociale vaardigheden zouden moeten beschikken om er voor te zorgen dat situaties niet escaleren. Door met bezoekers te praten moeten zij incidenten proberen te voorkomen (Ibid., p. 372). Mijn observaties sluiten hierbij aan.

6.2 “Ik weet wel mijn mannetje te staan” - Erwin

Wat bij de portiers verder naar voren komt is zelfverzekerdheid en het daardoor sterk in de schoenen staan. Volgens hen is sterk in je schoenen staan erg belangrijk en moet je zorgen dat je ‘overwicht’ hebt op de bezoekers en dit ook kenbaar kan maken wanneer de situatie daar om vraagt. Ook sta je een stuk rustiger aan de deur als je zeker bent van jezelf en hoe je er die avond bij staat. Deze zelfverzekerdheid is erg belangrijk en volgens de portiers kijken bezoekers zo door je heen als je dit niet uitstraalt of een rol aanneemt die niet bij je past. Als je jezelf bent komt alles veel beter en natuurlijker over.

Nog een belangrijk onderdeel van deze zelfverzekerdheid is het idee dat je je mannetje kan staan. Dit ‘mannetje staan’ (je goed kunnen verdedigen) is voor de meeste portiers een vorm van respect afdwingen en laten zien dat er geen loopje met ze kan worden genomen. Volgens Ten Voorde en van Gemert (Ibid.) wordt er door verhalen die circuleren onder de portiers een soort status opgebouwd waardoor portiers erkenning en respect van elkaar krijgen. Zij stellen dat een portier moet kunnen rekenen op wie naast hem of haar staat op zo’n avond en door de circulerende verhalen weet je wat voor vlees je in de kuip hebt (p. 379). In mijn eigen onderzoek kwam dit ook naar voren. Zo vertelt Mitchell:

“Je moet laten zien dat je je mannetje staat. Dat als er wat is, dat je ingrijpt. Heeft ook met je collega’s te maken, dat ze je blind kunnen vertrouwen. En andersom.”

(26)

26 Niet enkel voor de collega’s is het belangrijk om te laten zien waar je kracht ligt en dat je jezelf kan verdedigen, het is ook een krachtig signaal naar de bezoekers toe. Door aan de bezoekers te laten zien dat je daar niet zómaar staat is het voor hen duidelijk wat de grenzen van de portiers zijn en dat je niet moet proberen hier overheen te gaan. De volgende quote is een gebeurtenis die volgde nadat een bezoeker zijn vriendin met gebalde vuist in haar gezicht had geslagen. Waarna deze bezoeker zich tot Mitchell keerde:

Wat opvallend is aan deze benodigdheid is de manier hoe het wringt met de (volgens de portiers) belangrijkste benodigdheid van de communicatieve vaardigheden. De portiers zeggen namelijk dat voor hen spierballen op het laatste moment komen maar dat het wel nodig is om aan collega’s en bezoekers te laten zien dat je jezelf kan verdedigen. Liam vertelde eerder dat als je communicatief vaardig genoeg bent je bijna nooit meer geweld hoeft te gebruiken. Het is niet zeker of zij communicatie zelf belangrijk vinden of dit zeggen omdat de opleiding dit hen leert.

Dit gebruik van geweld is ook een vorm van impressie management. De portiers gebruiken vormen van geweld en intimidatie om een signaal af te geven naar collega’s dat er op ze gerekend kan worden en naar bezoekers dat ze niet over zich heen laten lopen. Dit zorgt voor het opbouwen van een bepaalde reputatie. Ook bij Hobbs et al. (2002) zie je deze vorm van intimidatie terug als een vorm van impressie management

Hoe Mitchell het vorige verhaal vertelde ging niet alleen meer om hoe hij overkwam op bezoekers en collega’s maar zegt ook iets over wat hij naar mij probeert uit te stralen. Hij probeert hier indruk te maken op mij als buitenstaander die niet zo veel van het beroep af weet.

“Absoluut. En ik sloeg hem, dus hij ging gestrekt. Wat doe ik dan. Ik til hem niet op. Ik pak hem bij zijn broekspijp en sleur hem zo door de gang naar buiten toe (maakt een slepende beweging met zijn armen). Mijn collega’s bij de deur keken op. Zo naar buiten gezet. Zo van de trap af van huhuhuhuh (doet na hoe de bezoeker van de trap af werd getrokken). Zo hup naar buiten gebracht en bij de boom aan de overkant neergezet. Al die aanwezige mensen die daar binnen waren die hebben ook gezien wat ik gedaan had. Dus die waren ook zo van WOW. Dus in die 12 jaar die ik daarna daar heb gewerkt heb ik nog maar één keer wat moeten doen, maar dat was het.”

(27)

27

6.3 “Geen verharde ziel maar wel een dikke huid” - Mitchell

Het onder controle houden van de emoties is voor de portiers lastig maar uitermate belangrijk. Niet alleen voor de bezoekers maar ook voor zichzelf. Als de portier over de streep gaat kan dit resulteren in het verlies van zijn of haar beveiligingspas. Als portier kom je met grote aantallen verschillende mensen in aanraking op een avond. De een is wat begripvoller voor de functie dan de ander waardoor een portier wel eens een hele lading insult over zich heen kan krijgen. De portier moet hierbij rustig blijven en dit van zich af laten glijden. Hij staat daar tenslotte om incidenten te voorkomen en niet om ze aan te wakkeren. De portier moet daarom beschikken over een ‘dikke huid’.

Beledigingen moet hij van zich af kunnen laten glijden en tegelijkertijd een gastheerrol aanhouden voor de andere bezoekers. Mitchell zegt daarover het volgende:

6.4 “Je zoekt voor je opdrachtgevers toch wel de juiste persoon” - Amir

Toen ik aan de portiers (waarvan er vier een eigen portiersbedrijf runnen) vroeg of zij ook selecteren op uiterlijk kreeg ik daar een gemengd antwoord op. Zij vertelden mij dat ze hier natuurlijk ‘nee’ op moeten zeggen maar dat het toch wel gebeurt bij

sollicitatierondes. Hierbij wordt gezocht naar een ‘portiersuitstraling’ (zie je er uit als een portier) bij de sollicitanten. Dit is om te voldoen aan de wensen van de klant.

Clubs mogen zelf geen portiers meer aannemen, dit moet tegenwoordig allemaal via een medium gaan: het portiersbedrijf. Zij nemen de portier in dienst en zenden hem of haar uit naar clubs en evenementen. Dit betekent echter niet dat portiers niet een vaste werkplek hebben, de club kan er voor kiezen om ze langer in dienst te houden. Bij de portiersbedrijven proberen ze zoveel mogelijk rekening te houden met de clubs waar ze de beveiliging aan leveren. Elke club is anders en probeert zich duidelijk te

onderscheiden in het nachtclubcircuit. Hierdoor proberen de portiersbedrijven een zo goed mogelijke match te vinden tussen portiers en clubs om zo een goede service te leveren vertelt Liam:

“Het is niet dat je een verharde ziel moet hebben. Absoluut niet, het tegendeel zelfs. Maar je moet wel een soort van dikke huid hebben en je moet in je hoofd hebben dat het niks met jou te maken heeft. Dat het niks persoonlijks is, diegene weet niet wie je bent.”

(28)

28 Uiterlijk is niet alleen voor een goede match met de club maar draagt ook bij aan de veiligheid bij de deur. Niet voor elke deur is het noodzakelijk om een portier van 2 meter neer te zetten zegt Liam: “maar als je bij een kroegje komt waar regelmatig de f-side langskomt om te borrelen dan moet je wel een beetje een grote vent zijn want anders leg je het gewoon af”.

Een intimiderend uiterlijk/intimiderende uitstraling werkt voor de portiers als een vorm van impressie management om hun mate van autoriteit en dominantie te laten zien aan de bezoekers (Hobbs et al., 2002). Zo worden bezoekers afgeschrikt en zullen zij zich minder snel keren tot geweld (Hobbs et al., 2002, p. 357).

Deze intimiderende uitstraling en de intimiderende rol die ze daarmee aannemen staat haaks op het netjes en vriendelijk omgaan met bezoekers doormiddel van hun

communicatieve vaardigheden. Wel zijn het beiden vormen van preventie.

Behalve het uiterlijk speelt het karakter van de portier ook een rol bij het leveren of aannemen van portiers. Geen één portier is hetzelfde en hier moet je als

portiersbedrijf rekening mee houden. Binnen een club kunnen er één of meer portiers werken die allemaal samen moeten kunnen werken en elkaar moeten kunnen

vertrouwen. Ook moeten zij overweg kunnen met de andere werknemers van de club of het evenement en de eigenaren of managers. Er wordt dus ook gekeken wie er in welk team past. Dit wordt gedaan door te kijken naar karakter en gedrag. Zo vertelt Amir:

“(…) kijk bij sommige plekken, bij de Chicago Social Club werd het wel gewaardeerd als daar iemand stond die een beetje gek uiterlijk had ofzo of gekke tattoos, gouden tand dat past bij zo’n club. Ik keek dan wat voor mensen ik had die bij zo’n club pasten. Die heeft een link met de doelgroep maar aan de andere kant bij een

evenement waar allemaal mensen van een bank komen zet je daar geen zware jongen neer maar iemand die wat netter de mensen verwelkomd.”

“(...) je moet echt wel bedenken dat je een team vormt met verschillende karakters. Je zoekt voor je opdrachtgevers toch wel de juiste persoon. In principe moet de klik er gewoon zijn. Ik vind het belangrijk dat mijn jongens passen in het team van het bedrijf waar wij dan onze keuzes doen.”

(29)

29 Dit ‘in het team passen’ is een typische zin die gebruikt wordt door werkgevers om mensen te kunnen selecteren op alle mogelijke eigenschappen en eventueel af te wijzen.

Imago

Met de wetgeving en opleiding is er geprobeerd het imago en de manier van werken van de portiers te veranderen. Door de werkwijze die ze vroeger hanteerden vinden de portiers die ik heb geïnterviewd het niet gek dat er nog steeds een negatief imago aan de beroepsgroep kleeft en er veel stereotypen en vooroordelen over bestaan. De

stereotypen die het vaakst naar voren kwamen uit de interviews gaan over beperkte intelligentie, geweld, criminaliteit en het uiterlijk en de uitstraling. Deze komen overeen met de stereotypen die Van Steden, Roelofs & Nalla (2008) benoemen.

De beperkte intelligentie komt volgens de portiers omdat het

beveiligingsdiploma een mbo-diploma is en mensen het idee hebben dat portiers niets anders kunnen dan bij de deur staan. Volgens de portiers is niets minder waar en doet bijna geen enkele portier het werk meer als vaste baan. Zo heb ik zelf een grote

verscheidenheid aan mensen geïnterviewd die het beroep bekleden. Zo zijn er genoeg mensen die naast hun alledaagse baan het nachtleven in gaan. De reden hiervoor is dat het (omdat het nachtwerk is) relatief veel verdient. Toch is het niet genoeg om alleen van dit nachtwerk rond te komen door de beperkte werkdagen. De uitgaansdagen zijn meestal op donderdag, vrijdag en zaterdag.

Een tweede stereotype die ook al eerder is aangehaald gaat over geweld. Er wordt van portiers verwacht dat ze niet bang zijn voor een beetje geweld en waar nodig zichzelf kunnen verdedigen. Geweld mag enkel gebruikt worden als het gaat om

zelfverdediging. De meerderheid van de portiers die ik zelf heb geïnterviewd geven echter aan niet te werken met een gewelddadige instelling. Zo vertelt Liam:

“Ehm nou eigenlijk denken mensen dat mensen die aan de deur staan dat doen omdat ze van knokken houden, terwijl we er staan om te zorgen dat er niet geknokt wordt en dat stereotype daar zijn mensen, wat ik net ook al zei, dat je iemand eruit zet die net iets heel vervelends heeft gedaan dat mensen dan alsnog denken dat je zonder de situatie te kennen denkt van die portier zit fout.”

(30)

30 Portiers worden aangenomen om een probleemloze avond te verzorgen. Ook met de nieuwe opleiding wordt de nadruk vooral gelegd op de communicatieve vaardigheden om situaties mee te de-escaleren. Alle portiers geven aan een afkeer te hebben tegen het gebruiken van geweld. Alleen als er geen andere mogelijkheid meer is zeggen ze geweld te gebruiken om zichzelf te verdedigen. Wassim zegt geweld zo veel mogelijk uit de weg te gaan op een werkavond:

Het zo min mogelijk gebruiken van geweld op een avond is volgens de portiers dus iets goeds en komt overeen met de doelstellingen van de opleiding. Door dit te zeggen

gebruiken ze impressie management om te laten zien dat ze de gastheerrol aannemen en niet neigen naar geweld. Dat zij zeggen een afkeer tegen geweld te hebben kan dus een sociaal wenselijk antwoord zijn. Wel was volgens hen ook belangrijk dat je je mannetje kan staan. Tijdens dit mannetje staan is geweld vaak van toepassing om een signaal af te geven aan collega’s en bezoekers. Deze vorm van intimidatie zorgt er voor dat

gewelddadige situaties voorkomen kunnen worden door de reputatie van de portier (Hobbs, Hadfield, Lister & Winlow, 2002). Dit is iets dubbelzinnigs. Geweld wordt bij het ‘mannetje staan’ één of enkele keren gebruikt om zo latere gewelddadige situaties te kunnen voorkomen en een vertrouwensband met collega’s te scheppen. Hierbij wordt geweld dus gebruikt om toekomstig geweld af te wenden.

Een ander stereotype is die over criminaliteit. Vanwege de portiers van vroeger en hoe zij te werk gingen is er een stereotype beeld ontstaan van hen als crimineel. Liam heeft met portiers gewerkt die het werk al meer dan 20 jaar doen en vertelt hoe het er in hun tijd aan toe ging:

“Nee, tuurlijk niet. Wat heb je aan geweld? Dan ga je naar de sportschool, dan heb je hetzelfde. De bedoeling is, als je niet hebt gemat, dan heb je het goed gedaan. Maar niet allemaal zijn ze zo hoor. Ik kom voor mijn rust op mijn werk. Als je het rustig hebt, dan heb je het goed gedaan.”

(31)

31 Met de nieuwe wetgeving is geprobeerd dit te veranderen en de criminele portiers uit het beroep te filteren. Portiers die delicten op hun naam hebben staan komen niet meer door de screening heen en raken hun pas kwijt. Toch betekent dit niet dat er geen criminaliteit meer aan de deur kan bestaan. Iemand is pas ‘crimineel’ of krijgt een strafblad als hij of zij is veroordeeld. Ik heb twee portiers gesproken die beiden zijn aangeklaagd maar waarvan de zaken zijn geseponeerd. Zij hebben hierdoor geen aantekening of strafblad gekregen en mochten hun pas houden. Een van hen merkt dan ook op dat er waarschijnlijk nog wel criminele portiers aan de deur staan die

gewoonweg (nog) niet gepakt zijn of waarvan de zaak ook geseponeerd is.

Een ander stereotype is het uiterlijk van de portiers. Zo beschrijft Amir ze als volgt:

Wat hier eigenlijk gebeurde tijdens het interview is dat Amir zichzelf beschreef. En daarbij bijna alle portiers die ik heb geïnterviewd. Veel van de portiers gaven dan ook aan dat als zij vertelden aan vrienden of kennissen dat zij portier zijn dat deze zeker niet verbaasd reageren. Zo vertelt Rick over de reacties die hij krijgt van mensen wanneer hij vertelt over zijn werk:

“15/20 jaar geleden was er heel veel criminaliteit aan de deur en veel criminelen die aan de deur stonden. In die tijd werd er betaald om een deur te mogen

hebben/beveiligen, nu betaalt de club maar toen betaalde jij de club om de deur te mogen hebben omdat je daarmee mensen kon aftroggelen voor geld. Wel heel lang geleden hoor dus dat gebeurt echt niet meer dat soort dingen maar daar is natuurlijk

wel een reputatie dingetje door gekomen denk ik en omdat er toen nog geen regelgeving was voor portiers, toen had je gewoon mensen aan de deur staan die dat

voor alle verkeerde redenen deden, toen had iedereen een strafblad aan de deur.”

“Een grote, gespierde, getatoeëerde kale man aan de deur, zie je toch soort van wel eens.”

“Ja, dat past bij je, ja echt, dat hoort bij je, ik weet het zeker, ik had het niet anders verwacht. Zo reageren ze. Als ik zeg ik ben chirurg: “ah, echt niet”. Zij zien mij meer als portier, het staat zo op je voorhoofd geschreven.”

(32)

32 In dit uiterlijk van de portiers zie je het ‘looking the part’ van Hobbs et al. (2002) terug en ook het impressiemanagement van Goffman (1969). Dit uiterlijk geeft aan de

bezoekers een signaal af dat ze maar beter geen ruzie met de portier kunnen zoeken omdat dit nog wel eens slecht kan aflopen.

Over de uitstraling van de portiers uit die tijd valt vooral te zeggen dat zij ‘nors’, ‘kortaf’, ‘streng’ en ‘onaardig’ over kwamen. Deze norse houding wordt vaak nog steeds aan portiers toegeschreven terwijl dit volgens Erwin meestal maar een momentopname is:

Tijdens het meelopen heb ik dit zelf ook kunnen ervaren:

Wanneer om 11 uur de deuren opengaan staat de portier rustig bij de ingang af en toe een grapje te maken met mij of zijn collega’s. Rond half 1 begint het vol te stromen, de

gastenlijst gaat over 5 minuten dicht en iedereen probeert nog voor die tijd binnen te komen. Wat hier duidelijk zichtbaar wordt is de verstrakking van de portier. Door de drukte is hij geconcentreerd en probeert gesprekken kort te houden. Zo probeert hij gefocust te blijven en overzicht te houden op de rij. Wanneer na een uur de rij weer geslonken is kan hij weer een beetje relaxen. Met de mensen die nu nog binnenkomen begint hij vaak nog even een praatje en/of maakt hij een dolletje als ze iets te veel gedronken hebben.

Wat verder samenhangt met de uitstraling en het uiterlijk van de portier is het stereotype over masculiniteit. De portiers geven aan dat de meeste mensen een beeld hebben van de portier als ‘mannelijk’, krachtig, agressief en assertief. Opvallend is dat de beroepsgroep wordt gedomineerd door mannen. Vrouwen worden bijna alleen ingezet bij grote clubs om de visitatie (het fouilleren) te verzorgen en bij grote evenementen. Volgens de portiers is de reden dat zo weinig vrouwen in deze professie voorkomen dat er een beroep kan worden gedaan op fysieke kracht. Liam zegt daarover het volgende:

“(…) maar dat komt omdat je ook wel kortaf moet zijn, je kan niet hele gesprekken aangaan met mensen, het is gewoon, nee. Je moet gewoon een goede combinatie vinden, soms kan je iets wel uitleggen maar soms ook niet. De ene keer kan je heel vriendelijk tegen iemand zijn, maar als iemand in de weg staat dan moet je wel even een tikje geven soms.”

(33)

33 Het is volgens de portiers dus een beroep waar wel fysieke kracht voor nodig is. Dit gaat echter in tegen wat er in de opleiding geleerd wordt en wat de portiers zelf zeggen, namelijk dat alles berust op communicatieve vaardigheden. Een vrouw zou in een situatie net zo communicatief vaardig als een man kunnen zijn om zo een situatie te de-escaleren.

Vrouwen zijn sterk ondervertegenwoordigd in het beroep en de mannelijke portiers denken dat dit komt omdat het wordt gezien als een ‘machowereldje’. De combinatie van nachtwerk, agressie, geweld en mensen onder invloed zouden vrouwen eerder afstoten dan aantrekken. Helaas is het mij niet gelukt om een vrouwelijke portier te vinden om haar kant van het verhaal te horen waardoor ik dit niet kan verifiëren. De portiers die ik heb geïnterviewd zeggen wel eens met een vrouwelijke portier te hebben gewerkt maar deze stonden dan op evenementen of bij de visitatie (fouilleren). Amir heeft daarentegen wel met een vrouwelijke portier aan de deur gestaan:

Amir beschrijft deze vrouw niet als groot maar wel verbaal erg sterk. Hier lijken de communicatieve vaardigheden wel zwaarder te wegen dan de spierballen. De portiers zijn het niet helemaal eens over het onderwerp en spreken elkaar tegen. Een reden hiervoor kan het gebrek aan werkervaring met vrouwelijke portiers aan de deur zijn waardoor het beeld van deze vrouwen beperkt is.

Vanwege het stereotype ‘mannelijke’ beeld van de portier was ik benieuwd of dit ook zo werd gezien door de portiers zelf. Wassim, Fouad en Roberto gaven aan dat zij vinden dat er een ‘mannelijk’ figuur aan de deur hoort te staan. Zij gaven aan dat dit toch een ‘machowereldje’ is en je moet laten zien dat jij je mannetje kan staan en niet met je laat sollen. Zo vertelt Wassim:

“Nouja soms kan het maar als je bijvoorbeeld met twee man staat dan is het risico dat je met een paar gasten moet gaan knokken... (...) als je met 2/3 man staat en het is een feest waar het zou kunnen voorkomen dat je een paar mensen eruit moet zetten ja dan vind ik je heel aardig maar dan ga ik dat niet met jou doen (over vrouwen).”

“Ja. Die waren echt pittig hoor. Dat waren stevige vrouwen. Niet groot, maar verbaal zo sterk. Ik kan goed met ze werken, ja leuk.”

(34)

34 Wassim vindt dat mannen die niet ‘mannelijk’ overkomen niet aan de deur zouden moeten staan. Hij benoemt hier homo’s als ‘niet-mannelijke’ mannen. Dit mannelijk overkomen heeft weer alles te maken met het impressie management van de portier om een mate van dominantie uit te stralen. Roberto is zelf een homoseksuele portier die meer dan dertig jaar in het vak heeft gezeten. Hij vertelt dat het vroeger zeker een macho-beroep was en dat er voor de meeste portiers veel druk op ze lag om ‘mannelijk’ over te komen. Toch heeft hij zelf nooit slechte reacties gehad op het feit dat hij als homoseksuele portier aan de deur stond.

Roberto dankt zijn succes als portier aan zijn omvang en zijn gebrek aan vrouwelijke trekjes waardoor hij ‘mannelijk’ over komt.

Amir is het niet eens met het idee dat portiers met vrouwelijke trekjes niet aan de deur zouden kunnen staan. Hij geeft aan met een homoseksuele portier te hebben

gewerkt en benadrukt dat hij zelf ook geen druk voelt om in dit beroep ‘mannelijk’ over te komen:

“Tuurlijk, want je bent mannelijk. Een man. Wat vind jij van een man? Je hebt

homo’s/flikkers, die zijn niet mannelijk. Zou jij met zo’n man op straat willen lopen? Je zou wel een man naast je willen, dat als er iets gebeurt dat hij voor je op komt. Nou, een man hoort een man te zijn, ook als portier.”

“Absoluut (het is een machowereld). Daarom heb ik nooit problemen gehad over nicht zijn. Ik ben altijd super groot geweest. En mijn gedrag was ook heel normaal. Heel correct. Dus mensen verbazen zich als ik dan zeg dat ik gay ben. En vrouwen vinden het dan soms jammer haha. Dat soort dingen. Ik praat nogmaals voor mezelf he. Maar het blijft toch wel een macho beroep. Vooral vroeger. Waarschijnlijk nog steeds.”

“Nee, niet per se. Ik heb vroeger ook een collega gehad, die was homo. Heel duidelijk. Maar hij was gewoon portier en hij deed het supergoed. Hij had vrouwelijke trekjes, maar hij was super goed. Ik denk niet dat het uitmaakt. Tuurlijk wordt hij wel uitgescholden voor flikker, maar daar had hij schijt aan. Daar moet je sowieso schijt aan hebben. Je moet je mannetje staan, zonder de man te hoeven spelen.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitkomsten van deze onderzoeken lopen echter uiteen: sommigen vinden dat leeftijd geen invloed heeft op morele oordelen van respondenten (Shafer et al., 2001; Singhapakdi et

Het antwoord moet de notie bevatten dat dit stadium zorgt voor de verspreiding van de soort / nieuwe gastheren

Bij de getopte en ongetopte planten in de tweede teelt is het verschil tussen deze behandelingen opgevangen door bij de getopte planten 2 druppelaars per plant te gebruiken..

Als de rogge voor de winter wordt doodgespoten geeft dit een hogere opbrengst dan wanneer deze blijft staan tot het voorjaar, maar deze verschillen zijn niet betrouwbaar..

When various wine yeast strains ferment- ed Beaujolais grape juice under static conditions, the highest glycerol levels were found at 20°C, whereas under agitated

Voor de instandhouding van de zoomvegetatie is een minder frequent maai- beheer vereist, maar ook hier geldt dat het maaisel moet worden afgevoerd en dat niets- doen op den duur

Het verzoek van de Amsterdamse meidenwerkers gebruik ik in dit artikel als aanleiding om te verkennen wat in de hedendaagse praktijk van het sociaal werk met betrekking open

Figure 5.26: Experimental, 2D and 3D STAR-CCM+ data plots for the shear stress in the wake downstream of the NACA 0012 airfoil and wing at 3 degrees angle of attack and Reynolds