• No results found

De Stasi als Ombudsman. Een ander gezicht van de geheime dienst in de DDR-samenleving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Stasi als Ombudsman. Een ander gezicht van de geheime dienst in de DDR-samenleving"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

1

Inhoudsopgave

Afkortingen ... 2

Inleiding ... 3

1 Eingaben als bron ... 12

1.1 Historiografie: de duiding van het fenomeen Eingaben in de DDR ... 12

1.2 Bronnenproblematiek ... 16

1.3 Het bronnenmateriaal van dit onderzoek ... 17

2 Het fenomeen Eingaben in de DDR ... 22

2.1 De oorsprong en ontwikkeling van wet- en regelgeving in de DDR met betrekking tot Eingaben ... 22

2.2 Het belang van de Eingabe voor staat en burger ... 25

2.3 Voornaamste inhoud en ontvangers van Eingaben ... 30

3 Eingabenbearbeitung binnen de Stasi ... 34

3.1 De taakverdeling voor Eingabenbearbeitung binnen de Stasi ... 34

3.2 Eingabenbearbeitung binnen de Stasi in de praktijk: dienstinstructies, congressen, analyseformulieren ... 37

3.3 Eingaben binnen de Stasi: tussen dienstbaarheid en eigenbelang? ... 49

4 Door de ogen van de burger: waarom en waarover een Eingabe aan de Stasi? ... 51

4.1 Een vrijwillig bezoek aan de Stasi: mondelinge Eingaben ... 52

4.2 Eingaben ter ondersteuning van de werkzaamheden van de Stasi ... 53

4.3 Alledaagse Eingaben aan een niet-alledaags adres ... 61

Conclusie ... 70

Bronnen en literatuur ... 74

Bijlage 1: Uittreksel van het Eingaben-analyseformulier zoals dit voor de analysen van 1982 t/m 1986 werd gehanteerd ... 79

Bijlage 2: Uittreksel van het Eingaben-analyseformulier zoals dit voor de analysen van 1987 en 1988 werd gehanteerd ... 81

(3)

2

Afkortingen

AKG Auswertungs- und Kontrollgruppe

BdL Büro der Leitung

BRD Bundesrepublik Deutschland

BStU Der Bundesbeauftragte für die Unterlagen des Staatsicherheitsdienstes der ehemaligen Deutschen Demokratischen Republik [Stasi-archief]

BV Bezirksverwaltung

DDR Deutsche Demokratische Republik

DE Diensteinheit DVP/VP Deutsche Volkspolizei/Volkspolizei IM Inoffizieller Mitarbeiter KD Kreisdienststelle MfS Ministerium für Staatssicherheit OD Objektdienststelle

OPK Operative Personenkontrolle

OV Operativer Vorgang

VEB Volkseigener Betrieb

(4)

3

Inleiding

Eins würde ich machen: Ich würde den anderen nicht die Möglichkeit geben, uns alle

Verantwortung zu überlassen. Staatssicherheit, Staatssicherheit! Was glauben Sie, mit welchen Nebensächlichkeiten wir uns befassen mußten? Wenn etwas in der Versorgung nicht

funktionierte, wenn es zum Beispiel in einem Krankenhaus durchs Dach regnete, Jahr für Jahr, dann hat man uns bemüht. Und wir haben versucht abzuhelfen. Obwohl wir gar nicht

zuständig waren. Wir konnten doch nicht zusehen, wenn die anderen sich um nichts kümmerten. Wir waren die Mädchen für alles, so, wie wir jetzt für alles die Prügelknaben sind.1

Erich Mielke, 1992

Het Ministerium für Staatssicherheit – de Stasi – als het behulpzame dienstmeisje van de DDR (Deutsche Demokratische Republik). Zo probeerde Erich Mielke, de man die meer dan dertig jaar verantwoordelijk was geweest voor het ministerie, in 1992 zijn blazoen en dat van de Stasi enigszins op te poetsen. Erg overtuigend was deze bewering uit zijn mond natuurlijk niet. De vrijgekomen archieven van de Stasi leveren overweldigend bewijs voor de uiterst repressieve werkzaamheden waar de Stasi zich hoofdzakelijk mee bezig heeft gehouden. Wat deden die eventuele bijzaken of nevenactiviteiten ertoe, naast de gruwelijke methoden

waarmee de Stasi uit naam van het regime de eigen bevolking onderdrukte?

De Stasi, de geheime dienst van de DDR, staat bekend als een van de meest geslepen, uitgebreide en gevaarlijke geheime diensten ooit. En dat is zeker niet onterecht. In 1989 had de Stasi één medewerker op elke 180 burgers. Ter vergelijking: de geheime dienst van de Sovjet-Unie had op dat moment 1 medewerker op 595 burgers, de Gestapo kwam niet verder dan 1 op 80.000.2 Dit soort statistieken wekken de indruk dat een confrontatie met de Stasi altijd op de loer lag voor iedere DDR-burger. Als het daadwerkelijk zover kwam, dan kon de Stasi in het geheim hun woning doorzoeken of hier afluisterapparatuur plaatsen. Familie en vrienden konden door de Stasi worden gerekruteerd om hen te bespioneren. De Stasi kon alles te weten komen, het bewakingssysteem was flächendeckend – alomvattend.3

1 Voormalig DDR-Minister für Staatssicherheit Erich Mielke in een interview met Der Spiegel in 1992, Der

Spiegel, 31 augustus 1992.

2 Jens Gieseke, The History of the Stasi. East Germany’s Secret Police, 1945-1990 (New York 2014) 49. 3 Klaus-Dietmar Henke, ‘Zu Nutzung und Auswertung der Unterlagen des Staatssicherheitsdienstes der

(5)

4 Het lijkt dan ook bepaald geen goed idee om op eigen initiatief contact te zoeken met de Stasi. Toch gebeurde dit wel degelijk. Middels zogenaamde ‘Eingaben’ zochten burgers doelgericht contact met de geheime dienst. En de Stasi ging serieus op deze contactopnamen in. Het fenomeen ‘Eingaben’ was een van die bijzaken waar Mielke op doelde. Die ‘bijzaken’ doen op geen enkele manier iets af aan het repressieve karakter van de Stasi. Maar om de rol en de functie van de Stasi in de DDR goed te begrijpen, dienen ook de bijzaken, de

nevenactiviteiten van het ministerie, in kaart te worden gebracht. Vooral wanneer deze activiteiten van invloed waren op, of iets zeggen over de verhouding tussen DDR-burgers en ‘hun’ geheime dienst. Voor de burger waren de Eingaben bovendien zeker geen bijzaak. Zij wendden zich tot de Stasi wanneer ze elders niet gehoord werden. In deze scriptie worden deze contactopnamen van burgers met de Stasi – ‘Eingaben’ aan de Stasi – nader onderzocht. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat de Stasi naast de onderdrukking blijkbaar ook andere rollen in de Oost-Duitse samenleving vervulde, waardoor de verhouding tussen de Stasi en DDR-burgers veelvormiger was dan vaak wordt gedacht.

Contact tussen burger en overheid in de DDR: Eingaben

In dialoog gaan met een dictatoriaal overheidsorgaan klinkt onwaarschijnlijk, of doet op zijn minst vermoeden dat dit een ongelijkwaardig dialoog zal zijn. Toch was het voor burgers in de DDR mogelijk over allerhande onderwerpen in contact te treden met overheidsinstanties. De overheidsinstanties namen dit bovendien uiterst serieus. Contact tussen burgers en de overheid was in de DDR namelijk grondwettelijk geregeld. Zodoende maakten DDR-burgers in uitzonderlijk grote getale gebruik van dit recht, het zogenaamde Eingabenrecht.4 Volgens

dit recht had iedere burger de mogelijkheid zich met bezwaren, klachten, suggesties of verzoeken tot overheidsinstanties te wenden, zowel schriftelijk als mondeling. Deze bezwaren, klachten, suggesties en verzoeken werden aangeduid met de verzamelterm Eingabe. Dit laat zich vertalen als verzoekschrift of petitie, maar deze termen dekken de lading eigenlijk niet volledig. Ook vele variaties daarop werden als Eingabe gezien en in behandeling genomen. Daarom zal hier de Duitse term Eingabe worden gehanteerd als een op zichzelf staand begrip, in plaats van gebruik te maken van een vertaling.

. In tegenstelling tot veel andere grondrechten, hechtte de DDR-regering veel waarde aan het waarborgen van het Eingabenrecht. Het recht werd dus door zowel de DDR-burgers als de DDR-regering serieus genomen. Burgers dienden massaal Eingaben bij de overheid in,

(6)

5 naar schatting tot wel één miljoen per jaar.5 De instanties die Eingaben ontvingen, waren op

hun beurt wettelijk verplicht de Eingaben in behandeling te nemen en zo goed mogelijk te beantwoorden binnen een vastgestelde termijn. Blijkbaar hielden de instanties zich daar aan, want zouden zij dat niet hebben gedaan, dan waren Eingaben niet uitgegroeid tot zo’n wijdverbreid fenomeen in de DDR. Het indienen van Eingaben gebeurde zo massaal in de DDR, dat er zelfs is geschreven dat Eingaben net zo veel bij de DDR hoorden als de Trabant.6 In geen enkel ander Europees land dienden burgers jaarlijks consequent zoveel bezwaren, klachten, verzoeken, suggesties of andersoortige berichten in bij de overheid.7 Uitgerekend in een staat die zich laat typeren als een dictatuur, bestonden er dus levendige contacten tussen de burgers en de overheid.

Eingaben aan de Stasi

Volgens de wetgeving kon dit contact tussen burgers en alle overheidsorganen plaatsvinden. Dat betekende dat ook het meest beruchte staatsorgaan van de DDR – de Stasi – een

potentiële geadresseerde was. Dat het een optie was een Eingabe aan de Stasi te richten, hoefde natuurlijk niet te betekenen dat dit in de praktijk ook gebeurde. Zoals gezegd, lijkt het vrijwillig zoeken van contact met dit orgaan eigenlijk een bijzonder slecht idee. Toch

gebeurde het wel degelijk. Dat dit het geval was, was enkele historici al wel bekend.8 Het fenomeen is echter nog niet specifiek onderzocht. Historicus Felix Mühlberg wijdde slechts een beknopte passage aan Eingaben aan de Stasi in zijn dissertatie over het fenomeen Eingaben in de DDR. Hij schrijft:

Es gab jedoch noch einen zweiten Adressaten, an den sich Eingabenschreiber wandten, wenn sie von den Reaktionen auf die Eingaben an Ulbricht oder Honecker enttäuscht waren, das Ministerium für Staatssicherheit (…). Entgegen den gängigen Vorstellungen über die Staatssicherheit versuchte sie in diesem Fall den Eingabenadressaten zu helfen. Eingaben an diese Institution unterscheiden sich von der Klientel und den Inhalten stärker als Eingaben an

5 Felix Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung. Zur Geschichte der Eingabe in der DDR (Proefschrift,

Chemnitz 1999) 7. Het onderzoek van Mühlberg heeft overigens voornamelijk betrekking op schriftelijke Eingaben. Het is niet duidelijk of mondelinge Eingaben in zijn statistieken zijn meegenomen.

6 Ursula Wittich, ‘„Dann schreibe ich eben an Erich Honecker!“ „Eingaben“ und „Stellungnahmen“ im Alltag

der DDR’, in: Ruth Reiher en Antje Baumann (red.), Vorwärts und nichts vergessen: Sprache in der DDR – was war, was ist, was bleibt (Berlin 2004) 195-205, aldaar 195.

7 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 7; Paul Betts, ‘Die Politik des Privaten. Eingaben in der DDR’, in:

Daniel Fulda, Dagmar Herzog e.a. (red.), Demokratie im Schatten der Gewalt. Geschichten des Privaten im deutschen Nachkrieg (Göttingen 2010) 286-309, aldaar 288.

8 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 299; Paul Betts, Within Walls. Private Life in the German

(7)

6 andere staatliche Institutionen. Immer wieder wurde die Staatssicherheit angeschrieben, die unter Verfolgungswahn litten. Eine weitere Gruppe waren Haftentlassene, die sich entweder bei der Staatssicherheit bewarben oder darauf hofften, bei der Wiedereingliederung unterstützt zu werden. Eine dritte Gruppe schrieb aus Verzweiflung darüber, daß ihnen niemand half.9

Volgens Mühlberg wendden DDR-burgers zich dus vooral tot de Stasi met hun Eingaben als zij een hogere instantie wilden aanspreken, omdat zij zich elders niet gehoord voelden. De Stasi ontpopte zich daarbij als een uiterst behulpzame instantie.

Waar Mühlberg in zijn dissertatie over het algemeen veel aandacht heeft besteed aan bronnenvoorbeelden en zorgvuldig is met de bronvermelding, doet hij dat bij deze passage slechts zeer minimaal. Dit was de aanleiding om juist dit onderwerp verder te willen

onderzoeken. Klopt het wat Mühlberg hier beweert? Fungeerde de Stasi inderdaad als hogere instantie voor Eingaben? En was het ministerie echt zo behulpzaam? Onderscheidden de indieners en inhoud van Eingaben aan de Stasi zich daadwerkelijk van Eingaben aan andere organen? Deze vragen, die Mühlberg met deze passage al dan niet impliciet oproept, zullen terugkomen in dit onderzoek.10 Aan de hand van de bevindingen zal worden gereflecteerd op een breder vraagstuk, namelijk dat over de rol van de Stasi in de DDR-samenleving en de verhouding en wisselwerking tussen DDR-burgers en ‘hun’ geheime dienst.

Historiografisch glad ijs: de wisselwerking tussen de bevolking en de repressieve staatsorganen van de DDR

Het onderzoek naar deze wisselwerking blijkt een enigszins onderschoven kindje in de historiografie van de DDR. Het is dan ook geen eenvoudig onderwerp, want het blijkt één ding om de wisselwerking te erkennen en te herkennen, maar iets heel anders om deze te duiden.

DDR-historica Mary Fulbrook kan worden gezien als een pleitbezorger voor

onderzoek naar de wisselwerking tussen burger en staat in de DDR. Zij zette zich vooral sterk af tegen historici die de DDR bleven benaderen als een totalitaire staat.Dit was volgens haar toch echt achterhaald, ‘a fairly dead horse’, voor wat betreft de geschiedschrijving over de

9 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 299.

10 Overigens zullen de Eingaben van Haftentlassenen, ex-gedetineerden, in dit onderzoek niet specifiek worden

behandeld. Het bronnenonderzoek dat voor dit onderzoek is gedaan, bevestigde Mühlberg’s bewering dat ex-gedetineerden zeer regelmatig contact zochten met de Stasi. Hun beweegredenen en hun relatie tot de Stasi verschilden vermoedelijk echter van die van ‘gewone’ burgers. Dit onderzoek richt zich in de eerste plaats op de relatie tussen gewone burgers en de Stasi en daarom zal de bespreking van deze uitzonderlijke categorie in deze scriptie achterwege worden gelaten.

(8)

7 DDR.11 In deze benadering werden burgers gereduceerd tot een onderdrukte,

geïndoctrineerde, passieve factor, waardoor er weinig aandacht naar de DDR-bevolking uitging. Behalve misschien in de vorm van oppositie, ging er weinig van de burgers uit. Van een echte wisselwerking tussen burger en de staat kon in de DDR zodoende geen sprake zijn.12 De staat had wel grote invloed op de bevolking, maar andersom was dit niet of nauwelijks het geval. Veel voormalig DDR-burgers herkenden hun eigen ervaringen niet terug in deze geschiedenissen.13 Hun levens hadden niet voortdurend in het teken gestaan van onderdrukking door de staat en de Stasi.

Fulbrooks missie was het schrijven van een representatievere geschiedenis. Het resultaat daarvan was haar boek The People’s State. East German Society from Hitler to Honecker. De titel van de Duitse vertaling is eigenlijk veelzeggender: Ein ganz normales Leben. Alltag und Gesellschaft in der DDR.14 Fulbrook wilde duidelijk maken hoe burgers een heel normaal leven leidden in de DDR. Ook wilde ze benadrukken hoe burgers wel degelijk interacteerden met de staat. Dit trachtte ze te doen door de DDR te benaderen als een ‘participatory dictatorship’:

The notion of a participatory dictatorship is intended to underline the ways in which the people themselves were at one and the same time both constrained and affected by, and yet also actively and often voluntarily carried, the ever changing social and political system of the GDR.15

Volgens Fulbrook was er dus onmiskenbaar sprake van een wisselwerking tussen de burgers en het politieke systeem van de DDR. Ze ontkende daarbij niet dat dit politieke systeem een repressief karakter had, door te blijven spreken van een dictatuur.

Fulbrooks aanpak bleef niet onopgemerkt. Ook voor onderzoek naar de wisselwerking tussen de Stasi en de burgers was het een veelbelovende benadering. Stasi-historicus Jens Gieseke kon de theorie van Fulbrook waarderen, maar was kritisch over de uitvoering. Specifiek op het gebied van de wisselwerking tussen de Stasi en de burgers had Fulbrook wat hem betreft nog wat steken laten vallen. Die wisselwerking had zij goed weten te vatten voor

11 Mary Fulbrook, ‘Putting the People Back in. The Contentious State of GDR History’, German History 24

(2006) 4, 608-620, aldaar 609.

12 Mary Fulbrook, ‘Approaches to German contemporary history since 1945: Politics and paradigms’,

Zeithistorische Forschungen (2004) 1, 31-50, aldaar 44.

13 Fulbrook, ‘Putting the People Back in’, 609-610.

14 Mary Fulbrook, The People’s State. East German Society from Hitler to Honecker (New Haven/Londen

2005); Mary Fulbrook, Ein ganz normales Leben. Alltag und Gesellschaft in der DDR (Darmstadt 2008).

(9)

8 andere staatsorganen, maar de Stasi isoleerde ook zij volgens hem nog teveel van de

samenleving. Hij pleitte in zijn bundel Staatssicherheit und Gesellschaft. Studien zum Herrschaftsalltag in der DDR dan ook voor een Brückenschlag tussen onderzoek naar de Stasi en de DDR-samenleving.16 Dit kon wat hem betreft worden bereikt door de Stasi niet langer boven of buiten de DDR-samenleving te plaatsen, maar dit orgaan als integraal onderdeel daarvan te zien.17

Gieseke maakte bovendien een ander belangrijk punt over de visie van Fulbrook. Hij merkte terecht op dat zij met haar notie van een participatory dictatorship veel gedrag onder vrijwillige participatie schaart, terwijl dit volgens hem ook uitgelegd zou kunnen worden als onderdanigheid.18 Dit is een belangrijke constatering voor dit onderzoek. Eingaben waren voor Fulbrook namelijk de uitkristallisering van haar concept; het lijkt hierbij immers vrij duidelijk dat het om participatie gaat.19 Maar zeker waar het om Eingaben aan de Stasi gaat, moet in acht worden genomen dat het indienen van Eingaben ook onderdanigheid of

aanpassingsgedrag geweest kan zijn.

Eingaben: een definitie?

Dit onderzoek richt zich zoals gezegd op de contactopname van DDR-burgers met de Stasi middels Eingaben. Maar wat waren Eingaben nu precies? In het voorgaande werd al kort aangestipt dat de term Eingabe voor wat betreft de DDR moet worden begrepen als een verzamelterm voor zowel schriftelijk als mondeling ingediende bezwaren, klachten,

suggesties en verzoeken. Ook volgens de officiële wet- en regelgeving in de DDR ging het bij Eingaben om een verzamelterm. Dat maakte en maakt het lastig precies te bepalen wat er nu wel en wat er nu niet onder viel. Dat blijkt ook uit de veranderingen die de wetten en regels aangaande Eingaben door de jaren heen doormaakten. Steeds opnieuw werd getracht de definitie aan te scherpen.

Het eerste DDR-grondwetsartikel aangaande Eingaben uit 1949 – ‘Jeder Bürger hat das Recht, Eingaben an die Volksvertretung zu richten’ – kende geen specificering van de term.20 Het bleek echter wel nodig dit grondrecht verder uit te werken, zodat in 1953 de eerste Eingaben-verordening volgde. In deze verordening werden ‘Anregungen, Anträgen und

16 Jens Gieseke, ‘Staatssicherheit und Gesellschaft – Plädoyer für einen Brückenschlag’, in: Jens Gieseke (red.),

Staatssicherheit und Gesellschaft. Studien zum Herrschaftsalltag in der DDR (Göttingen 2007) 7-20.

17 Ibidem, 13-14. 18 Ibidem, 13.

19 Fulbrook, The People’s State, 288.

20 ‘Verfassung der Deutschen Demokratischen Republik vom 7. Oktober 1949’, Artikel 3, via:

(10)

9 Beschwerden’, suggesties, verzoeken en klachten, als mogelijke Eingaben genoemd.21 Deze

konden aan ‘die Organe der Staatsgewalt und an alle staatlichen Institutionen’ worden gericht. Enkele jaren later, in 1961, werd dit in een nieuwe, uitgebreidere verordening veranderd in ‘Vorschlägen, Hinweisen, Kritiken, Beschwerden und Anliegen’, oftewel suggesties, tips, kritieken, klachten en verzoeken. Ook konden Eingaben vanaf nu niet alleen meer aan de volksvertegenwoordiging en staatsorganen worden gericht, maar ook aan alle ‘sozialistische Betriebe und Institutionen’. Verder moesten volgens deze verordening ook suggesties,

kritieken, tips, klachten en verzoeken die bij de pers binnenkwamen en de staat aangingen, als Eingaben worden behandeld.22 Opvallend is de toevoeging van de optie kritieken. De DDR-regering stond daarmee theoretisch iets toe, wat in de praktijk vaak zwaar bestraft werd. Derhalve is het niet verrassend dat deze optie in de nieuwe grondwet van 1968 en de bijbehorende nieuwe Eingaben-verordening van 1969 weer werd geschrapt.23 Dat nam overigens niet weg dat in vele Eingaben in de regel een kritische toon werd aangeslagen en dat zou ook zo blijven.

Een volgende specificering van Eingaben volgde in het Eingabengesetz van 1975, welke tot het einde van de DDR van kracht zou blijven. Hierin werden geen nieuwe inhoudelijke opties genoemd, maar wel nóg meer mogelijke geadresseerden: ‘(…) die Volksvertretungen, die staatlichen und wirtschaftsleitenden Organe, die volkseigenen Betriebe und Kombinate, die sozialistischen Genossenschaften und Einrichtungen sowie an die Abgeordneten (…)’.24 Ook werden volgens deze wet bepaalde zaken, waarvoor reeds

eigen juridische procedures bestonden, uitgesloten als Eingabe-onderwerp.25

Ondanks de pogingen om Eingaben in de opeenvolgende verordeningen en wetten steeds duidelijker te definiëren, bleef het in de praktijk lastig te bepalen wat nu precies wel en wat niet als Eingabe behandeld moest worden. Eingaben konden legio vormen aannemen en zeer verschillend van inhoud zijn, niet in de laatste plaats omdat ze door zeer verschillende personen en om verschillende redenen werden ingediend. Er werden zowel maatschappelijke

21 ‘Verordnung über die Prüfung von Vorschlägen und Beschwerden der Werktätigen vom 6. Februar 1953’,

geciteerd in: Ellen Bos, Leserbriefe in Tageszeitungen der DDR: zur “Massenverbundenheit" der Presse 1949-1989 (Opladen 1993) 115.

22 ‘Erlaß des Staatsrates der Deutschen Demokratischen Republik über die Eingaben der Bürger und die

Bearbeitung durch die Staatsorgane vom 27. Februar 1961’, via:

http://www.verfassungen.de/de/ddr/petitionserlass61.htm (geraadpleegd 17 februari 2017).

23 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 196.

24 ‘Gesetz über die Bearbeitung der Eingaben der Bürger vom 19. Juni 1975’, via:

http://www.verfassungen.de/de/ddr/petitionsgesetz75.htm (geraadpleegd 17 februari 2017). Met ‘Abgeordneten’ worden waarschijnlijk vertegenwoordigers van alle daarvoor genoemde instanties bedoelt. Burgers konden in dat geval ook een Eingabe aan hen persoonlijk richten.

(11)

10 als persoonlijke problemen in aangekaart en er konden meerdere onderwerpen worden

aangesneden in dezelfde Eingabe. Het Eingabenrecht was bovendien uitermate populair. Vanwege de enorme aantallen Eingaben die jaarlijks werden ingediend, trachtte de DDR-regering herhaaldelijk, zoals in het Eingabengesetz van 1975, bepaalde onderwerpen uit te sluiten als onderwerp van een Eingabe. Dat mocht niet baten, want over sommige van deze ‘uitgesloten’ onderwerpen, zoals ‘Wohnungsfragen’ (woonproblemen), bleven Eingaben binnenstromen.26

Zoals het dus voor de DDR-autoriteiten lastig was de Eingabe duidelijk in te kaderen, is het dat ook voor de onderzoeker achteraf. Er zal in dit onderzoek derhalve worden

uitgegaan van een ruime definitie van de term Eingaben in de DDR: ‘Schriftelijk en mondeling bij overheids- en maatschappelijke (socialistische) instanties, bedrijven en pers ingediende suggesties, tips, klachten, verzoeken en dergelijke’.

Periodisering en opzet van het onderzoek

Periodisering

Dit onderzoek richt zich op vrijwel de gehele bestaansperiode van de Stasi: van 1956 tot 1989. Officieel werd het ministerie in 1950 opgericht, maar in 1953 werd het korte tijd opgeheven als zelfstandig ministerie en als Staatssekretariat für Staatssicherheit

ondergeschikt gemaakt aan het Innenministerium.27 In 1955 werd het weer een zelfstandig ministerie en werd er uitgebreid gereorganiseerd. Dat leidde in 1956 tot de institutionalisering van de verwerking van Eingaben (zie hoofdstuk 3). Derhalve is dit jaar gekozen als

beginpunt.

Het jaar van de val van de Muur, 1989, geldt als eindpunt van dit onderzoek, omdat de oorspronkelijke rol van de Stasi op dat moment in feite kwam te vervallen. Daarmee is niet uitgesloten dat DDR-burgers nog tot de officiële opheffing van het ministerie in 1990 Eingaben aan de Stasi richtten. Vermoedelijk verschillen deze Eingaben echter dermate van inhoud en toon dat ze weinig te maken zullen hebben met de manier waarop burgers in de relatief stabiele veertig jaar daarvoor contact zochten met de Stasi.

26 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 198; Mary Fulbrook, The People’s State, 278-279.

27 Het opheffen van de Stasi als zelfstandig ministerie in 1953 wordt vaak gezien als een strafmaatregel voor het

onvermogen van het ministerie om de grote volksopstand van 17 juni 1953 te voorkomen. Uit andere bronnen blijkt echter dat het veeleer bedoeld was als een signaal van ontspanning tegenover het Westen. Zie: Roger Engelmann, ‘Staatsekretariat für Staatssicherheit (SfS)’,

http://www.bstu.bund.de/SharedDocs/Glossareintraege/DE/S/staatssekretariat-fuer-staatssicherheit.html (geraadpleegd 27 februari 2017).

(12)

11 Opzet van het onderzoek

In het voorgaande is de probleemstelling van dit onderzoek al besproken. Het is de bedoeling een bijdrage te leveren aan het vraagstuk over de wisselwerking en verhouding tussen de Stasi en de DDR-burger. Dit zal worden onderzocht aan de hand van bronnen uit het archief van de Stasi die betrekking hebben op Eingaben. In het eerste hoofdstuk zullen deze bronnen worden geïntroduceerd, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de historiografie van Eingaben in de DDR en de specifieke bronnenproblematiek die komt kijken bij het werken met Eingaben als historische bron.

Om Eingaben aan de Stasi beter te begrijpen, zal in het tweede hoofdstuk eerst een beeld worden geschetst van Eingaben in het algemeen. Daarbij komen de oorsprong,

wetgeving en belangrijkste kenmerken van dit DDR-typische fenomeen aan de orde, evenals de vraag waarom Eingaben voor zowel staat als burger zo belangrijk waren in de DDR. Op basis hiervan laat zich uiteindelijk ook vaststellen of Eingaben aan de Stasi sterk verschilden van ‘gewone’ Eingaben en of de Stasi er bijvoorbeeld anders mee omging.

In de daaropvolgende hoofdstukken wordt het daadwerkelijke bronnenonderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van de bronnen uiteen gezet hoe de Stasi met de Eingaben omging en welk belang het ministerie bij Eingaben had. In hoofdstuk 4 worden Eingaben aan de Stasi bekeken vanuit het perspectief van de burger. Hoe, waarom en

waarover zij uitgerekend bij de Stasi een Eingabe indienden, zal aan de hand van voorbeelden uit de bronnen worden verhelderd.

(13)

12

1

Eingaben als bron

Begrijpelijkerwijs ontpopte de Eingabe zich tot een geliefde bron voor het onderzoek naar de DDR-geschiedenis, met name de geschiedenis van het dagelijks leven van burgers in de DDR. Eingaben verschaffen op unieke wijze inzicht in de belevingswereld, de normen, waarden en verwachtingen van DDR-burgers. Omdat de indieners in hun Eingaben vaak niet alleen het probleem bespraken, maar ook een uitgebreide context schilderden, worden ze ook wel gezien als minstens zo waardevol als dagboeken.28 Eingaben zijn misschien zelfs waardevoller, want

ze weerspiegelen de gedachtegang en houding van de burger op het moment dat hij besluit een Eingabe op te stellen en in te dienen. Dagboekaantekeningen kunnen ook achteraf zijn opgetekend of later zijn aangepast. Bovendien hield lang niet iedereen een dagboek bij, terwijl de massaal ingediende Eingaben vanuit de gehele bevolking afkomstig waren.29

Zodoende is er door de jaren heen al behoorlijk wat onderzoek gedaan naar het fenomeen Eingaben, of is er aan de hand van Eingaben onderzoek gedaan naar bepaalde aspecten van de DDR-geschiedenis. Maar het werken met Eingaben als bron kent ook enkele specifieke problemen. Alvorens de bronnen die voor dit onderzoek zijn gebruikt worden geïntroduceerd en verantwoord, zal de historiografie van de Eingabe in de DDR en de problematiek van het werken met Eingaben als bron worden besproken.

1.1 Historiografie: de duiding van het fenomeen Eingaben in de DDR

Net als de DDR-staat, kan ook het fenomeen Eingaben in de DDR op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. De duiding van de DDR als totalitaire staat resulteerde vaak in een focus op het functioneren van staatsorganen, waarbij er relatief weinig aandacht was voor het perspectief van de DDR-burgers. Die benadering is ook terug te zien in onderzoek naar Eingaben. De mogelijkheid om Eingaben in te dienen wordt daarbij gereduceerd tot een instrument van de staat, dat als doekje voor het bloeden diende voor het ontbreken van allerlei andere rechten voor DDR-burgers (zie ook hoofdstuk 2, §2). De staat had er een handig

28 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 8.

29 Ina Merkel, ‘“... in Hoyerswerda leben jedenfalls keine so kleinen viereckigen Menschen.” Briefe an das

Fernsehen der DDR’, in: Alf Lüdtke en Peter Becker (red.), Akten. Eingaben. Schaufenster. Die DDR und ihre Texte (Berlijn 1997) 279-310, aldaar 280.

(14)

13 ventiel voor burgerlijke onvrede mee gecreëerd.30 Kortom: Eingaben waren niet veel meer

dan een symptoom of bewijs van het totalitaire staatssysteem.

Toen onderzoekers na de val van de DDR ook daadwerkelijk bronnenmateriaal onder ogen kregen, werd velen van hen duidelijk dat er meer aan de hand was. De inhoud van de Eingaben getuigden van een kritische geest en eigenzinnigheid van DDR-burgers. Toch was het lastig om de totalitaire benadering helemaal los te laten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het werk over Eingaben van Jochen Staadt, onderzoeker van het ‘Forschungsverbund SED-Staat’ van de Freie Universität Berlin. In 1996 publiceerde hij een stuk onder de titel ‘Eingaben. Die Institutionalisierte Meckerkultur der DDR’, oftewel een geïnstitutionaliseerde klaagcultuur in de DDR.31 Zoals ook uit die titel blijkt, benaderde hij Eingaben primair als een staatsinstituut, bedoeld om de bevolking te controleren. Desalniettemin stelde hij ook vast dat het massale indienen van Eingaben bewijst dat de DDR-bevolking zeker niet apolitiek was en zijn mond maar hield. Het getuigde volgens hem zelfs van bijzonder veel moed.32 Eingaben hadden volgens hem ook de potentie om politieke besluitvorming te beïnvloeden, al reageerde de staat er volgens hem vaak niet accuraat op.33 Staadt leek dus te erkennen dat Eingaben in de praktijk meer waren dan een controlesysteem van de staat en een onschuldige uitlaatklep voor de burger.

Toch gaat Staadts stuk uiteindelijk vooral over het nut van Eingaben als

controlemechanisme voor de staat. Hij doet zijn aanvankelijke constatering dat de DDR-bevolking middels Eingaben mondig en actief was eigenlijk zelf teniet door in zijn slot te betogen dat het SED-regime ‘op radicale wijze individuele besluit- en ontwikkelingsvrijheden beperkte en alle pogingen tot zelfbeschikking en een democratisch samenleven bestreed’.34 Zo

bezien bestond het Eingaben-systeem alleen bij de gratie van het regime en waren burgers ook bij het indienen van hun Eingaben niet werkelijk vrij. Hier valt Staadt duidelijk terug op de totalitaire benadering. Hij trekt uiteindelijk zelfs een rechte lijn tussen het SED-regime en het naziregime, dat vaak als schoolvoorbeeld van een totalitair regime wordt opgevoerd.35

Desalniettemin gaf ook deze uitgesproken DDR-criticus aan dat het

Eingaben-systeem, zeker op het niveau van de burger, een bijzonder fenomeen was in de DDR. Andere

30 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 25.

31 Jochen Staadt, ‘Eingaben – Die institutionalisierte Meckerkultur in der DDR. Goldbrokat, Kaffee-Mix,

Büttenreden, Ausreiseanträge, und andere Schwierigkeiten mit den Untertanen’, Arbeitspapiere des Forschungsverbundes SED-Staat Nr. 24 (1996).

32 Ibidem, 1-3.

33 Ibidem, 4, 39 en 46; Vgl. Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 27. 34 Staadt, ‘Eingaben – Die institutionalisierte Meckerkultur in der DDR’, 66. 35 Ibidem, 66.

(15)

14 onderzoekers kozen er dan ook voor het fenomeen primair vanuit het perspectief van de burger te bekijken. Vermeldenswaard is daarbij het werk van Ina Merkel. Zij wist de hand te leggen op een archiefbestand met Eingaben die gedurende de jaren tachtig waren gericht aan de redactie van het populaire DDR-televisieprogramma ‘PRISMA’.36 De redactie had deze Eingaben bewust bewaard; normaliter zouden ze na vijf jaar worden vernietigd.

Buitengewoon waardevol archiefmateriaal dus, alhoewel het natuurlijk om bewust

geselecteerde brieven ging. Circa vijf procent van alle post die bij de redactie binnenkwam was bewaard.37 Merkel richtte zich in één van haar artikelen over het archiefbestand op de inhoud en het taalgebruik van de brieven en trok aan de hand daarvan enkele algemene conclusies over het Eingabenwesen. Enerzijds constateerde ze:

Die Briefe spiegeln auch – das mag manchen überraschen, einen ausgesprochen kritischen Geist – gegenüber einem bestimmten Mangel, gegenüber Vorgesetzten, Parteifunktionären, Betriebsleitern und Verantwortlichen in den Ministerien – gegenüber der Bürokratie (…).38

De DDR-burger toonde zich met Eingaben dus uitgesproken kritisch en nam het heft in eigen handen. Niet voor niets hadden DDR-burgers wat haar betreft hun eigen systeem omver geworpen.39 Anderzijds constateerde Merkel dat het feit dat het vaak bij klagen bleef, er ook op wijst dat het voor de meeste burgers nog wel uit te houden was in de DDR en dat ze nog geloofden in een zeker hervormingspotentieel van de staat.40

In de inleiding bij de bronnenuitgave van het PRISMA-archiefbestand, werkte Merkel deze these samen met Felix Mühlberg verder uit. Het indienen van Eingaben was volgens hen

(…) eine Form der gemeinsamen Verweigerung von Zustimmung zu den von Partei und Regierung, oder auch nur von der Ortsobrigkeit oder dem betrieblichen Vorgesetzten verkündeten Phrasen und Anforderungen.41

36 ‘PRISMA’ was een televisieprogramma waarin consumentenproblemen werden besproken. Brieven aan de

media met inhoud die de staatsorganen aanging, moesten sinds de Eingaben-verordening van 1961 ook als Eingabe worden behandeld. Dat betekende dat redacties de brieven officieel in behandeling moesten nemen en binnen de wettelijk vastgestelde termijn moesten beantwoorden of ze door moesten sturen aan de

verantwoordelijke instantie.

37 Merkel, ‘Briefe an das Fernsehen der DDR’, 280. 38 Ibidem, 281.

39 Ibidem, 279. 40 Ibidem, 283.

41 Ina Merkel en Felix Mühlberg, ‘Eingaben und Öffentlichkeit’, in: Ina Merkel en Felix Mühlberg (red.), Wir

(16)

15 Maar het ging in de Eingaben eigenlijk nooit om echt felle systeemkritiek. Dat soort Eingaben werden ook wel ingediend, maar dat gebeurde meestal anoniem en deze Eingaben kwamen vaak bij de Stasi terecht.42 In de PRISMA-Eingaben ging het veeleer om suggesties voor

verandering of verbetering. Daarom stelden Merkel en Mühlberg, in het verlengde van

Merkels eerdere redenering, dat Eingaben ook een systeemstabiliserend karakter hadden.43 De grote aantallen konden volgens hen worden gezien als een teken van vertrouwen in de staat. Maar dat vertrouwen hield enkel stand indien de staat ook daadwerkelijk iets met de Eingaben zou doen. Daarbij gaven ze wel aan dat de staat daar ook belang bij had, omdat deze via de Eingaben goed op de hoogte bleef van de stemming onder de bevolking.44 Merkel en Mühlberg rekenen dus niet volledig af met de benadering van Staadt, maar leggen juist een interessante wisselwerking tussen de DDR-staat en de DDR-burger bloot die door Staadts focus op het totalitarisme buiten beeld blijft.

Die wisselwerking, maar ook vele andere facetten van het fenomeen Eingaben in de DDR maakte Mühlberg tot onderwerp van zijn dissertatie.45 Aan de hand van talloze bronnenvoorbeelden zet hij daarin allerlei aspecten van het Eingabenwesen uiteen, zoals de oorsprong, de wetgeving, de inhoud en de retorische trucs waar indieners zich van bedienden. De titel van zijn dissertatie, Informelle Konfliktbewältigung. Zur Geschichte der Eingabe in der DDR, verheldert zijn interpretatie van het fenomeen. Volgens Mühlberg ging het om een systeem dat voor zowel de staat als de burgers van belang was voor het oplossen van

onderlinge conflicten, op een niet-juridische en daarmee informele manier. Mühlberg

behandelt uitgebreid de wijze waarop het Eingaben-systeem was ingebed in het staatssysteem en ontkent dus niet dat het een staatsinstituut was, maar richt zijn aandacht vooral op de manier waarop burgers hier uit eigen beweging en op hun eigen manier gebruik van maakten. De dissertatie van Mühlberg kan met recht als een standaardwerk worden gezien en maakte de weg vrij voor andere onderzoeken naar of op basis van Eingaben, en nieuwe interpretaties van

42 Merkel en Mühlberg, ‘Eingaben und Öffentlichkeit’, 41; Overigens kwamen dit soort brieven niet op de

reguliere Eingaben-afdeling van de Stasi terecht (zie hoofdstuk 3), maar op de afdeling die zich bezighield met de afweer van staatssabotage, Hauptabteilung XX. Zie: Siegfried Suckut, Volkes Stimmen: »Ehrlich, aber deutlich« - Privatbriefe an die DDR-Regierung (München 2016).

43 Merkel en Mühlberg, ‘Eingaben und Öffentlichkeit’, 41. 44 Ibidem, 17-19.

(17)

16 het fenomeen.46 Zoals eerder vermeld, vormde zijn werk dan ook een inspiratiebron voor dit

onderzoek.

1.2 Bronnenproblematiek

Eingaben zijn een unieke bron voor onderzoek naar DDR-geschiedenis, maar kennen derhalve ook een aantal specifieke bronnenproblemen waar de onderzoeker rekening mee moet houden. De Eingabe is bijvoorbeeld een geliefde bron voor onderzoek naar hoe burgers het dagelijks leven in de DDR ervoeren, maar uit Eingaben blijkt natuurlijk vooral wat er allemaal niet goed ging in dat dagelijks leven. Bovendien was het gebruikelijk om in een Eingabe een specifieke stijl en retorische trucs toe te passen. Dat betekende dat de indieners de zaken soms waarschijnlijk iets anders voorstelden dan ze in werkelijkheid waren en dat ze daarbij niet zelden overdreven. 47 Het doel wat natuurlijk uiteindelijk om de instanties te overtuigen te helpen, niet per se om een realistische situatieschets te geven. Eingaben representeren dus niet per definitie de dagelijkse realiteit in de DDR en moeten in de regel met een korreltje zout genomen worden.

De overlevering van Eingaben als bron is ook problematisch, omdat deze redelijk triviaal is. De daadwerkelijke Eingaben, zoals door de burger ingediend, werden door de DDR-instanties namelijk in principe maar vijf jaar bewaard. De in archieven overgeleverde Eingaben zijn dus ofwel toevallig bewaard gebleven, van het einde van de jaren tachtig en niet vernietigd omdat de DDR ophield te bestaan, of juist bewust geselecteerd en bewaard, zoals het PRISMA-archiefbestand (zie hierboven). Dat betekent dat het materiaal niet altijd even representatief is voor de gehele bestaansperiode van de DDR, de gehele bevolking of het gehele Eingabenwesen.

Het is dus problematisch om op basis van Eingaben alleen generaliserende uitspraken te doen. Dat wordt iets eenvoudiger indien de administratie die DDR-organen zelf bijhielden over Eingaben bij het onderzoek wordt betrokken. Deze administratie werd vrij consequent gevoerd en veel langer bewaard, en is dus ook van verschillende organen vrij volledig

overgeleverd. Door dit soort materiaal door de jaren heen te bekijken, maar ook door bronnen

46 Enkele voorbeelden van andere onderzoeken over of op basis van Eingaben zijn: Paul Betts, ‘Die Politik des

Privaten. Eingaben in der DDR’, in: Daniel Fulda, Dagmar Herzog e.a. (red.), Demokratie im Schatten der Gewalt. Geschichten des Privaten im Deutschen Nachkrieg (Göttingen 2010) 286-309; Beatrix Bouvier, Die DDR – ein Sozialstaat? Sozialpolitik in der Ära Honecker (Bonn 2002); Ursula Wittich, ‘“Dann schreibe ich eben an Erich Honecker” – “Eingaben” und “Stellungnahmen” im Alltag der DDR’, in: Ruth Reiher en Antje Baumann (red.), Vorwärts und nicht vergessen. Sprache in der DDR: Was war, was ist, was bleibt (Berlin 2004), 195-205.

(18)

17 van verschillende instanties te vergelijken, kan een relatief volledig beeld ontstaan van in ieder geval de hoeveelheden Eingaben en vaak ook van de belangrijkste onderwerpen die in Eingaben werden aangekaart. De fragmentarisch overgeleverde voorbeelden van

daadwerkelijke Eingaben sluiten daar al dan niet op aan en kunnen zodoende als meer of minder representatief worden gecategoriseerd. Andersom kan de inhoud van deze

voorbeelden bevestigen of de administratie van de DDR-instanties ook enigszins klopt.

1.3 Het bronnenmateriaal van dit onderzoek

Met deze bronnenproblematiek in het achterhoofd, werd voor dit onderzoek gezocht naar representatief materiaal om specifiek Eingaben aan de Stasi te onderzoeken. Daarvoor werd het archief van de Bundesbeauftragte für die Stasi-Unterlagen (BStU) geraadpleegd.48 Deze Duitse overheidsinstelling ontsluit, beheert en verschaft inzage in vrijwel alle overgeleverde Stasi-materialen. Door op de term Eingaben te zoeken via de online zoekmachine van het BStU-archief (‘ARGUS’) en aan de hand van een van de schaarse bronverwijzingen van Mühlberg bij het onderwerp, werd een bronnenbestand van de BStU-afdeling Chemnitz gevonden, dat onder andere Eingaben zou omvatten.49 Inzage in dit bestand werd aangevraagd.

Mondelinge Eingaben

De hoop of verwachting was een bronnenbestand in handen te krijgen met – weliswaar gefragmenteerd – overgeleverde schriftelijke Eingaben die door de jaren heen aan de Stasi werden gericht. Die verwachting bleek echter te moeten worden bijgesteld. Weliswaar omvatte het bestand vele bronnen aangaande Eingaben aan de Stasi, maar voorbeelden van schriftelijke Eingaben waren er nauwelijks bij. Daarentegen omvatte het bestand

hoofdzakelijk de Eingaben-administratie van de Stasi zelf, met daarin notities van

voorbeelden van overwegend mondeling ingediende Eingaben. Dat was verassend, omdat mondelinge Eingaben in de secundaire literatuur nauwelijks besproken worden en daarom een uitzondering leken te zijn.

De meeste onderzoeken – zo ook Mühlbergs verder zeer complete dissertatie – richtten zich op schriftelijke Eingaben. Dat is begrijpelijk, omdat deze Eingaben als tastbare bronnen zijn overgeleverd. Mondelinge Eingaben zijn daarentegen slechts in de registratie van de

48 De volledige naam van deze instelling is Der Bundesbeauftragte für die Unterlagen des

Staatssicherheitsdienstes der ehemaligen Deutsche Demokratische Republik.

(19)

18 ontvangende instanties terug te vinden, zoals in dit geval in de documentatie van de Stasi. De informatie in deze registraties kan natuurlijk enigszins gekleurd zijn. In deze bronnen is de authenticiteit waarmee de burger zich uitdrukte natuurlijk ook verdwenen, wat deze bronnen bijvoorbeeld minder interessant maakt wanneer men Eingaben wil onderzoeken vanuit een taalkundig of antropologisch perspectief, of puur vanuit het oogpunt van de burger.

Desalniettemin wordt de kern van het relaas van de burger vaak ook duidelijk in dit soort notities, waardoor ze als een nuttige bron kunnen fungeren voor een onderzoek naar de onderwerpen die burgers in Eingaben aan de Stasi wilden bespreken. Bovendien is de overlevering van dit type bron veel minder afhankelijk van toeval. Deze registratie werd relatief consequent bijgehouden en veel langer bewaard.

De onderbelichting van de mondelinge Eingabe in de literatuur is verder in zoverre onterecht, dat het in de specifieke Eingaben-wetgeving door de DDR-regering steeds als nadrukkelijke mogelijkheid ingeruimd werd een kwestie persoonlijk te komen voorleggen bij de verantwoordelijke instantie. Daarvoor dienden de instanties op voorgeschreven tijdstippen spreekuren, zogenaamde Sprechstunden, te houden.50

Maar het was natuurlijk niet altijd mogelijk de gewenste geadresseerde op te zoeken, bijvoorbeeld vanwege de afstand. Een brief bood bovendien de mogelijkheid zich helder en eenduidig uit te drukken, zonder eventueel onderbroken te worden. Er was geen sprake van een directe confrontatie, waardoor burgers zich mogelijk sterker durfden uit te drukken. Niet voor niets besteedde de Stasi bijvoorbeeld veel aandacht aan psychologische effecten bij dergelijke gesprekken (zie hoofdstuk 3). Om dit soort redenen lijkt het inderdaad helder dat de schriftelijke Eingabe voor burgers de voorkeur had. Des te opvallender is het dus dat juist de Stasi, de intimiderende geheime dienst, overwegend mondelinge Eingaben ontving. Dat betekende dat burgers daadwerkelijk bij de Stasi langsgingen. Op de vraag waarom burgers uitgerekend bij de Stasi een mondelinge Eingabe indienden, zal in hoofdstuk 4 worden teruggekomen.

Bestudeerde documenten

Dit onderzoek baseert zich dus hoofdzakelijk op de administratie die de Stasi zelf bijhield over Eingaben. Daarin zijn statistieken, maar ook concrete voorbeelden van Eingaben opgenomen. De hier geciteerde voorbeelden van ingediende Eingaben, zijn daarom in de

50 Tot 1975 was het tijdstip waarop deze spreekuren in alle staatsorganen moesten plaatsvinden wettelijk

vastgelegd. Volgens het Eingabengesetz van 1975 mochten de staatsorganen, maar nu ook bedrijven en socialistische instanties, het tijdstip voor deze spreekuren voortaan zelf bepalen en bekendmaken.

(20)

19 woorden van de Stasi-medewerker die ze optekende. Er wordt vanuit gegaan dat die

optekeningen voor het grootste deel overeenstemmen met wat er werkelijk gezegd of in enkele gevallen geschreven werd door de burgers, omdat het voor de Stasi zelf niet nuttig kan zijn geweest de waarheid in deze interne documenten sterk te verdraaien. De Stasi staat erom bekend een zeer zorgvuldige, waarheidsgetrouwe registratie te hebben gevoerd, met name ook ten behoeve van zelfcontrole. Dat bleek uiteindelijk een vloek. Niet voor niets trachtten Stasi-medewerkers na de val van de Muur zoveel mogelijk materiaal te vernietigen; hierin was zeer nauwkeurig vastgelegd waar de Stasi zich allemaal mee bezig had gehouden. De uitgekiende bureaucratie en zelfregulering van de Stasi maakt de bronnen van het ministerie dus relatief betrouwbaar.51

Naast de Eingaben-administratie van de Stasi, zijn ook voor de gehele Stasi geldende dienstinstructies voor het werken met Eingaben bestudeerd. Aan de hand daarvan kan inzicht worden verschaft in de manier waarop de Stasi met Eingaben omging en welk belang het ministerie erbij had. Een gelukkige vondst in het bronnenbestand waren bovendien de notulen van een landelijk Stasi-congres over Eingaben in 1988 en een conceptversie van een

toespraak die tijdens dit congres werd gehouden. Tijdens het congres werd nadrukkelijk en onomwonden besproken hoe er met Eingaben gewerkt zou moeten worden en welk belang ze hadden voor het ministerie. Dit zal in hoofdstuk 3 uitgebreid aan de orde komen.

BV Karl-Marx-Stadt

Het bestudeerde bronnenbestand is zoals gezegd afkomstig uit het BStU-archief van

Chemnitz. Dit is een regionale afdeling van de BStU. Ten tijde van de DDR bevond zich in Chemnitz, toen Karl-Marx-Stadt geheten, een van de veertien, later vijftien regionale

afdelingskantoren van de Stasi. Zo’n regionaal kantoor werd aangeduid als Bezirksverwaltung (BV). Onder de BV Karl-Marx-Stadt vielen weer meerdere lokale afdelingen, de zogenaamde Kreisdienststellen (KD), die verantwoordelijk waren voor een gemeente. Het gros van de gebruikte bronnen is afkomstig van de BV Karl-Marx-Stadt of van een van de 22 KD’s die daaronder vielen (zie figuur 1). Onder broncitaten is tussen teksthaken aangegeven of het om materiaal van de BV of een bepaalde KD gaat.

In principe heeft het beeld dat op basis van de bronnen in dit onderzoek wordt geschetst, dus betrekking op de situatie in deze regio. Alleen een vergelijkend onderzoek

51 Jochen Hecht, ‘Die Stasi-Unterlagen als Quelle zur DDR-Geschichte’, in: Siegfried Sucket en Jürgen Weber

(21)

20 tussen bronnen van meerdere BV’s zou definitief kunnen uitwijzen of die situatie

representatief is voor de rest van het land. Toch wordt er vanuit gegaan dat dit het geval geweest kan zijn, omdat bijvoorbeeld uit de informatie die werd uitgewisseld tijdens het landelijke congres blijkt dat bij veel BV’s vergelijkbare problemen speelden als die in de bronnen van de BV Stadt naar voren komen (zie hoofdstuk 3). De BV Karl-Marx-Stadt omvat bovendien zowel een relatief grote stad, alsook industrie- en

plattelandsgemeenten.52 Verschillende gemeenschappen en bevolkingsgroepen zijn er dus vertegenwoordigd.

Figuur 1: De 22 Kreisdienststellen onder de BV Karl-Marx-Stadt

52 Karl-Marx-Stadt was de vijfde stad van de DDR.

Bezirksverwaltung Karl-Marx-Stadt Kreisdienststellen BV Karl-Marx-Stadt Annaberg Aue Auerbach Brand-Erbisdorf Flöha Freiberg Glauchau Hainichen Hohenstein-Ernstthal Karl-Marx-Stadt/Land Karl-Marx-Stadt/Stadt Klingenthal Marienberg Oelsnitz Plauen Reichenbach Rochlitz Schwarzenberg Stollberg Werdau Zschopau Zwickau

(22)

21 Redactioneel: Anonimiseren van persoonsgegevens

Bij inzage in bronnenmateriaal van de BStU moet de onderzoeker rekening houden met geanonimiseerde persoonsgegevens of onherkenbaar gemaakte informatie die terug te voeren is naar een bepaald persoon. Dit is vastgelegd in het Stasi-Unterlagen-Gesetz.53 Voor

onderzoekers die historisch of politiekwetenschappelijk onderzoek willen doen naar de Stasi, geldt volgens §32 – Verwendung von Unterlagen für die politische und historische

Aufarbeitung, dat zij inzage kunnen krijgen in duplicaten van bronnen waarin

persoonsgegevens onherkenbaar zijn gemaakt. Dit gold ook voor de bronnen die voor dit onderzoek zijn bestudeerd. Dat betekent dat bepaalde informatie zwart is gemaakt. Deze zwartregels zijn in citaten qua lengte evenredig overgenomen.

53 ‘Stasi-Unterlagen-Gesetz. Stand: 2016’, via:

http://www.bstu.bund.de/DE/BundesbeauftragterUndBehoerde/Rechtsgrundlagen/StUG/stug_node.html (geraadpleegd 12 maart 2017).

(23)

22

2

Het fenomeen Eingaben in de DDR

»Eingaben« gehörten zur DDR wie das Auto mit den Namen Trabant.54

Hoewel Eingaben volgens sommigen net zo ‘typisch DDR’ waren als de Trabant, heeft het fenomeen niet dezelfde bekendheid verworven. Om Eingaben aan de Stasi beter te begrijpen, is het daarom zinvol om eerst nader in te gaan op enkele belangrijke kenmerken van het fenomeen Eingaben in de DDR. In dit hoofdstuk zal allereerst de oorsprong en de

ontwikkeling van de Eingaben-wetgeving in de DDR worden besproken. Zo wordt duidelijk hoe ‘typisch DDR’ Eingaben eigenlijk waren, wat het recht door de jaren heen precies inhield en hoe het in de praktijk functioneerde. In het verlengde hiervan zal worden beredeneerd hoe zowel de staat als de DDR-burgers het Eingaben-recht zagen, waarom het voor beiden zo belangrijk was en hoe ze het allebei in hun voordeel gebruikten. Tot slot wordt een beeld geschetst van de voornaamste inhoud en ontvangers van Eingaben in de DDR. Op basis daarvan kan uiteindelijk worden vastgesteld in hoeverre Eingaben aan de Stasi verschilden van andere Eingaben.

2.1 De oorsprong en ontwikkeling van wet- en regelgeving in de DDR met betrekking tot Eingaben

Met de capitulatie, het ineenstorten van Hitlers Derde Rijk en het opheffen van de Duitse staat in 1945, kwam vanzelfsprekend ook de Duitse grondwet te vervallen. Al rond 1947 begon de Duitse deling zich duidelijk af te tekenen. Onder leiding van de Sovjet-bezettingsmacht en de SED werden in de Sovjetbezettingzone (SBZ) nieuwe grondwetten voor de deelstaten

opgesteld. Al in deze eerste wetsontwerpen was in de meeste gevallen het Eingabenrecht opgenomen.55 Dat was niet verbazingwekkend, omdat deze wetsontwerpen teruggrepen op de

grondwet van de Weimarrepubliek, waarin eenzelfde recht was vastgelegd.56 Daaruit blijkt dat

het idee van Eingaben niet uniek was voor de DDR. Het recht om zich op een dergelijke manier in verbinding te stellen met de machthebbers kent zelfs een nog langere ‘Duitse’ voorgeschiedenis, die volgens sommigen terugvoert naar het Heilige Roomse Rijk. Destijds

54 Wittich, ‘„Dann schreibe ich eben an Erich Honecker!“’, 196. 55 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 75-77.

(24)

23 konden burgers zich schriftelijk tot de keizer kon wenden.57 Deze lange geschiedenis van de

Eingabe zal hier verder buiten beschouwing worden gelaten, maar het maakt inzichtelijk dat het principe van ‘schrijven aan de regering’ voor Duitsers, later DDR-burgers, niet nieuw was.

De individuele deelstaten hadden Eingaben dus al opgenomen in hun grondwetten voordat de DDR officieel werd opgericht. In aansluiting hierop kreeg het Eingabenrecht ook een vermelding in de eerste DDR-grondwet van 7 oktober 1949 (waarmee de eigen

grondwetten van de deelstaten kwamen te vervallen). Het ging om een korte zin onder artikel 3, volgens welke elk gezag van het volk uitging: ‘Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus’. Binnen het artikel werd als volgt op het Eingabenrecht gewezen: ‘Jeder Bürger hat das Recht, Eingaben an die Volksvertretung zu richten’.58 Enkele jaren later werd deze korte zin

voorzien van een uitgebreidere uitleg, met het afkondigen van de zogenaamde ‘Verordnung über die Prüfung von Vorschlägen und Beschwerden der Werktätigen’ op 6 februari 1953. Een duidelijker juridisch kader was wenselijk, omdat burgers al veelvuldig van het

Eingabenrecht gebruik maakten.59 De verordening was daarom hoofdzakelijk bedoeld als dienstinstructie voor instanties die al veel Eingaben ontvingen en hier met meer aandacht mee om moesten gaan, in plaats van een herinnering aan de burger om van dit recht gebruik te maken.60

Met de verordening werd vastgelegd dat iedere burger zich ‘(…) mit

Anregungen, Anträgen und Beschwerden an die Organe der Staatsgewalt und an alle staatlichen Institutionen’ kon wenden. Op deze manier konden burgers een bijdrage leveren aan de verdere opbouw en verbetering van het staatsapparaat en konden zij bezwaar maken tegen onterechte besluiten of slecht werk van medewerkers van staatsorganen.61 Verder stelde

de verordening de verantwoordelijke instanties verplicht om de binnengekomen Eingaben te registreren, binnen een vastgestelde termijn (verschillend per instantie) te behandelen en de indiener hiervan op de hoogte te stellen.62 Belangrijk was bovendien dat in de verordening was opgenomen dat instanties die zich daar niet aan hielden ter verantwoording geroepen konden worden.63

57 Ibidem, 39ff en 116; Paul Betts, ‘Die Politik des Privaten. Eingaben in der DDR’, 289. 58 ‘Verfassung der Deutschen Demokratischen Republik vom 7. Oktober 1949’, Artikel 3, via:

http://www.verfassungen.de/de/ddr/ddr49-i.htm (geraadpleegd 27 maart 2017).

59 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 77-78, 113. 60 Ibidem, 113.

61 ‘Verordnung über die Prüfung von Vorschlägen und Beschwerden der Werktätigen vom 6. Februar 1953’,

geciteerd in: Ellen Bos, Leserbriefe in Tageszeitungen der DDR, 115.

62 Bos, Leserbriefe in Tageszeitungen der DDR, 116. 63 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 114.

(25)

24 De richtlijnen uit deze verordening zouden in grote lijnen worden overgenomen in latere bepalingen met betrekking tot Eingaben. Een belangrijke nieuwe, uitgebreidere bepaling volgde in 1961, het ‘Erlaß des Staatsrates der Deutschen Demokratischen Republik über die Eingaben der Bürger und die Bearbeitung durch die Staatsorgane’. In de

tussenliggende jaren had de bestuurlijke en maatschappelijke organisatie van de DDR belangrijke veranderingen ondergaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan de oprichting van de Staatsrat in 1960 en de vorming van maatschappelijke organisaties, zoals Brigaden en

Hausgemeinschaften.64 De bedoeling was daarom vooral om deze nieuwe organen actiever bij de Eingaben-regeling te betrekken, zowel als geadresseerde alsmede bij het vinden van

oplossingen.65 Onveranderd bleef de nadruk op de bijdrage van Eingaben bij de opbouw van de socialistische staat. Nieuw was dat in de verordening een groter aantal vormen,

‘Vorschlägen, Hinweisen, Kritiken, Beschwerden und Anliegen’, van mogelijke Eingaben werd genoemd. Eveneens nieuw was de volgende bepaling: ‘Keinem Bürger darf auf Grund seiner Eingabe ein Nachteil entstehen’.66 Dit doet vermoeden dat dit in voorgaande jaren niet altijd het geval was.67

In 1968 werd een nieuwe grondwet aangenomen, waarin het Eingabenrecht een apart wetsartikel (artikel 103) kreeg onder het hoofdstuk ‘Sozialistische Gesetzlichkeit und

Rechtspflege’. Deze grondwetswijziging maakte een aanpassing van het Eingabenerlaß noodzakelijk, zodat deze op het artikel in de grondwet zou aansluiten.68 Zo was in het

grondwetsartikel bijvoorbeeld de optie ‘Kritiken’ als mogelijke Eingabe geschrapt. Daarom werd de verordening uit 1961 in 1969 herzien.69

Ondertussen was het indienen van Eingaben uitgegroeid tot de met afstand populairste wijze om onvrede en kritiek aan allerlei instanties kenbaar te maken. De verwerking van Eingaben was bijzonder arbeidsintensief, aangezien er rekening moest worden gehouden met

64 Brigaden en Hausgemeinschaften waren organisatie-eenheden van arbeiders respectievelijk huurders, die

overigens wel de staatsbelangen dienden. Zie: Waltraud Böhme, Marlene Dehlsen e.a. (red.), Kleines Politisches Wörterbuch (Berlijn (DDR) 1973), 122; Mitteldeutscher Rundfunk, ‘Hausgemeinschaft’, (1 februari 2010), http://www.mdr.de/damals/archiv/artikel75732.html (geraadpleegd 27 maart 2017).

65 Intern partijdocument (BAP, DA 5 /53, p. 36-37), geciteerd door: Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung,

168; ‘Erlaß des Staatsrates der Deutschen Demokratischen Republik über die Eingaben der Bürger und die Bearbeitung durch die Staatsorgane vom 27. Februar 1961’.

66 Ibidem.

67 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 169-170.

68 Overigens werd het Eingabenerlaß van 1961 ook nog aangepast in 1966, maar daarbij ging het niet om grote

inhoudelijke veranderingen. Het betrof onder andere het aanpassen van de openingstijden van de overheidsorganen en de tijden van de Sprechstunden (spreekuren) voor mondelinge Eingaben. Zie: http://www.verfassungen.de/de/ddr/petitionserlass61.htm (geraadpleegd 27 maart 2017).

69 ‘Erlaß des Staatsrates der DDR über die Bearbeitung der Eingaben der Bürger vom 20. November 1969’, via:

(26)

25 de registratie, antwoordtermijn en terugkoppeling, zoals in het Eingabenerlaß was vastgelegd. Daarom trachtte men in de jaren zeventig de toestroom van Eingaben enigszins terug te dringen, onder andere door klachten over bepaalde onderwerpen niet meer als Eingabe, maar direct als rechtszaak te behandelen. Burgers dienden echter niet zelden opnieuw een Eingabe in wanneer zij het niet met de uitspraak eens waren. Volgens de geldende verordening konden zij namelijk in principe een Eingabe aan alle (overheids)instanties richten, dus ook aan de rechter.70

Om hier verandering in te brengen werd in 1975 een nieuwe, overzichtelijkere wet aangenomen met 14 in plaats van 31 artikelen; het Eingabengesetz. Deze wet zou tot het einde van de DDR van kracht blijven. Hierin werd vastgelegd dat burgers, indien zij het niet eens waren met het besluit over hun Eingabe, zich tot de verantwoordelijke hogere instantie konden wenden. Het besluit van deze hogere instantie was echter bindend. Tevens werd in de wet bepaald dat er over sommige onderwerpen, zoals rechtszaken, hervormingsvoorstellen en andere aanvragen waarvoor bijzondere gerechtelijke voorschriften bestonden, geen Eingaben konden worden ingediend.71 In de jaren hierop werd getracht het aantal uitzonderingen uit te breiden. Maar dit had weinig effect, want burgers trokken zich daar weinig van aan.72

2.2 Het belang van de Eingabe voor staat en burger

Het feit dat de DDR-regering zich herhaaldelijk genoodzaakt zag de wet – en regelgeving omtrent Eingaben zorgvuldiger af te stemmen, kan worden gezien als een eerste bewijs voor de waarde die zij aan dit recht hechtten. Ook stond afschaffen niet ter discussie, ook al nam de hoeveelheid Eingaben onoverzichtelijke vormen aan. Dat is opmerkelijk, omdat de DDR-regering er over het algemeen niet voor terugschrok om zaken die op gespannen voet stonden met de staatsideologie en legitimiteit uit de weg te ruimen. Een exemplarisch voorbeeld hiervan is het opheffen van het Institut für Meinungsforschung in januari 1979. De enquêteresultaten waren te onbehaaglijk en konden niet langer in positieve zin worden uitgelegd. Daarom werd het instituut afgeschaft.73

Het Eingabenrecht werd daarentegen in stand gehouden en DDR-burgers maakten er massaal gebruik van. Zoals eerder vermeld, dienden zij per jaar bijna een miljoen Eingaben

70 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 197.

71 Ibidem, 198; ‘Gesetz über die Bearbeitung der Eingaben der Bürger vom 19. Juni 1975’. 72 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 198.

(27)

26 in.74 Het indienen van Eingaben raakte diep verankerd in de communicatie tussen burger en

staat in de DDR.75 Wat maakte het Eingabenrecht voor zowel staat als burger zo belangrijk?

Het Eingabenrecht door de ogen van de DDR-regering

De DDR-regering gaf het Eingabenrecht zelf van meet af aan veel gewicht door het, zoals al in de verordening uit 1953 terug te vinden is, te interpreteren als een manier waarop burgers meewerkten aan de opbouw van de DDR en waarmee zij blijk gaven van hun vertrouwen in de staat. Dit is ook terug te zien in partijpublicaties en dienstinstructies met betrekking tot de Eingaben.76 Deze interpretatie is terug te voeren op de marxistisch-leninistische

staatsideologie van de DDR, waarin zelfbestuur van het volk de staat uiteindelijk overbodig zou maken.77 Het ontvangen van grote aantallen Eingaben werd door Präsident der DDR Wilhelm Pieck en staatshoofd Walter Ulbricht dan ook gezien als iets om trots op te zijn.78 Lokale autoriteiten werden zelfs aangespoord om zoveel mogelijk Eingaben binnen te halen.79

Onder Honecker zou dat veranderen. Hij interpreteerde het teruglopende aantal Eingaben aan het begin van de jaren zeventig juist als een succes en voerde, zoals hierboven werd beschreven, verschillende maatregelen in om de enorme aantallen verder terug te dringen.80 In de grondwet van 1974 en het Eingabengesetz van 1975 was dan ook niet langer een passage opgenomen waarin de constructieve betekenis van Eingaben voor de DDR werd benadrukt.

Het DDR-Eingabenrecht was voor de DDR-regering tevens belangrijk, omdat het goed aansloot bij de praktijk in de Sovjet-Unie. Eerder werd weliswaar beschreven dat Eingaben een Duitse voorgeschiedenis kennen en het DDR-Eingabenrecht derhalve in de eerste plaats gezien kan worden als een ‘originär DDR-deutsches Produkt’.81 Dat wil echter

niet zeggen dat men elders niet op vergelijkbare ideeën was gekomen of vergelijkbare tradities kende. Dit was ook het geval in de Sovjet-Unie en Sovjet-satellietstaten, waar het vanuit hetzelfde ideologische perspectief werd geïnterpreteerd. Voorafgaand aan de

verkondiging van het Eingabenerlaß van 1969, was een regeringsdelegatie afgereisd naar de

74 Ibidem, 7.

75 Ina Merkel, ‘Briefe an das Fernsehen der DDR’, 282.

76 Paul Betts, Within Walls, 174; Citaat uit een intern document uit 1966 van de Rat des Kreises Klötze door

Fulbrook, The People’s State, 273.

77 Betts, ‘Die Politik des Privaten. Eingaben in der DDR’, 287-288. 78 Fullbrook, The People’s State, 277.

79 Betts, ‘Die Politik des Privaten. Eingaben in der DDR’, 288.

80 Fulbrook, The People’s State, 277; Merkel en Mühlberg, ‘Eingaben und Öffentlichkeit’, 24. 81 Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 116.

(28)

27 Sovjet-Unie om de eigen regeling met de regeling aldaar te vergelijken.82 Het Eingabenrecht

paste dus bij de rol van de DDR als model-satellietstaat van de Sovjet-Unie en uitwerking van het recht naar Sovjet-model was wenselijk.

Wat bovendien in acht moet worden genomen, is dat het geheel van Eingaben voor de DDR-regering inderdaad een relatief eenvoudig controlemechanisme vormde. Het is goed voor te stellen dat ook om die reden aan het Eingabenrecht werd vastgehouden. In Eingaben kaartten burgers op eigen initiatief allerlei overwegingen, ideeën en problemen aan. Wat er onder de bevolking speelde, waarover burgers zich wel of geen zorgen maakten, daarover konden Eingaben bij uitstek uitsluitsel geven. 83 De binnengekomen Eingaben werden dan ook door alle geadresseerde instanties en op alle niveaus zorgvuldig gemonitord. Jaarlijks, of soms zelfs meerdere malen per jaar, werden er rapporten opgesteld over de Eingaben,

zogenaamde Eingaben-Analysen.84 Daarin werden aantallen, inhoudelijke tendensen en bijzonderheden vermeld en geanalyseerd. De zorg en omvang waarmee dit gebeurde,

bevestigt het belang dat de DDR-regering bij Eingaben dacht te hebben. In tegenstelling tot de Eingaben zelf, die meestal na vijf jaar werden weggegooid, werd dit staaltje

DDR-bureaucratie door de betreffende instanties zorgvuldig gearchiveerd. Daarom zijn dergelijke documenten ook in grote getalen overgeleverd in de DDR-archieven en vormen ze een interessante bron voor de historicus (zie hoofdstuk 1).85

Het ontbreken van Verwaltungsrecht: Eingaben als noodzakelijk ventiel voor onvrede? Met het Eingabenrecht lijkt er in feite sprake te zijn van een recht met een democratisch karakter in de allesbehalve democratische DDR-dictatuur. Het stond burgers blijkbaar vrij om te klagen en mee te denken. Binnen het repressieve DDR-staatssysteem werd de Eingabe daarom een unieke, laagdrempelige – en de enige – manier voor burgers om in contact te treden met de staat en onvrede kenbaar te maken. Daar stond tegenover dat het DDR-burgers aan andere rechten ontbrak. Een schets van de juridische context waarbinnen de Eingabe zo succesvol werd, is dan ook essentieel om het belang ervan voor zowel burger als staat te begrijpen. Overigens, zo zal blijken, biedt deze context geen sluitende verklaring voor dit succes.

82 Ibidem, 181.

83 Merkel en Mühlberg, ‘Eingaben und Öffentlichkeit’, 17. 84 Fulbrook, The People’s State, 276.

(29)

28 Het is natuurlijk geen verassende constatering dat het DDR-burgers aan allerlei

rechten ontbrak. Het Eingabenrecht wordt derhalve al snel gezien als een substituut voor deze ontbrekende rechten. Eén van deze ontbrekende rechten was het recht om openlijke kritiek te kunnen uiten op het regime. Eingaben boden burgers de mogelijkheid dit – weliswaar niet openlijk – toch te kunnen doen. Zodoende werden Eingaben een belangrijke uitlaatklep voor DDR-burgers.86 Maar het was vaak ook meer dan dat. Zoals eerder werd vastgesteld, ging het in Eingaben vaak niet om felle systeemkritiek. Vaak ging het juist om opbouwende kritiek en suggesties, dus niet enkel om het uiten van frustraties.

Er is ook beredeneerd dat het Eingabenrecht bewust door de staat werd geïntroduceerd als vervanging voor het afschaffen van andere rechten. Dit zou bijvoorbeeld gelden voor het in 1952 afgeschafte Verwaltungsrecht, het bestuursrecht. Het in stand houden hiervan zou betekenen dat er een onafhankelijk rechtsorgaan was dat uitspraak kon doen over de

handelwijze van bestuurlijke instanties. Dat was volgens de SED-top vooral gevaarlijk, want vijandelijke elementen zouden trachten de bestuursrechtspraak en de ‘democratische’

bestuursorganen tegen elkaar uit te spelen.87 Daarom zagen zij er al vroeg geen heil in om aan dit recht vast te houden. Toen de SED de touwtjes zelf in handen kreeg, werd het dan ook officieel afgeschaft. Dat was in 1952. Een jaar later, in 1953, werd de eerste Eingaben-verordening afgekondigd. Hingen deze besluiten samen?

Theoretisch gezien is het zeker mogelijk om te beredeneren dat de afkondiging van de verordening in 1953 volgde uit de afschaffing van het Verwaltungsrecht een jaar eerder.88 Dit

omdat het in dat geval volgens de DDR-regering wel nodig was een alternatief te bieden; een ventiel voor burgerlijke onvrede over het bestuur, die zij niet langer via een

bestuursrechtelijke procedure konden uiten en oplossen. Deze redenering sluit echter niet volledig aan bij de ontwikkelingen in de praktijk. Eerder werd al aangekaart dat het idee van Eingaben voor de Duitse bevolking niet nieuw was. Zij maakten derhalve al in de jaren voorafgaand aan de eerste verordening in grote getalen gebruik van dit principe en niet pas daarna en na de afschaffing van het Verwaltungsrecht.89 Zoals reeds werd opgemerkt, was het recht in principe al opgenomen in de grondwet van 1949 en werd het dus niet pas met het Erlaß van 1953 geïntroduceerd. Bovendien gingen Eingaben zeker niet louter en alleen over problemen met het bestuur. Het eenvoudigweg als een substituut voor het Verwaltungsrecht te

86 Ibidem, 282.

87 Citaat uit intern partijdocument van de SED (1947) door Mühlberg, Informelle Konfliktbewältigung, 71. 88 Wolfgang Bernet, ‘Eingaben als Ersatz für Rechte gegen die Verwaltung in der DDR’, in: Uwe Jens Heuer

(red.), Die Rechtsordnung der DDR. Anspruch und Wirklichkeit (Baden-Baden 1995) 153-161.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De mate van tevredenheid van ouders met betrekking tot de basiscomponenten intimiteit, passie en commitment in de relatie leraar-kind, wordt in het conceptueel model,

<samen te werken' of informatie te ver- strekken aan een Oost-Duitse diplomaat of handelsreiziger- die natuurlijk niet onthulde dat hij voor de Stasi werkre. De nieuwe data uit

The aims of this study were to: (1) determine the fatigue rates and patterns of a cohort of university-level soccer players during matches when using GPS to

Einde van anonimiteit: Wanneer gezichtsherkenning in horizontale relaties wijdverbreid raakt, en door zowel bedrijven als door burgers eenvoudig kan worden ingezet, dan zal het

Einde van anonimiteit: Wanneer gezichtsherkenning in horizontale relaties wijdverbreid raakt, en door zowel bedrijven als door burgers eenvoudig kan worden ingezet, dan zal het

‘Je kunt je gage bij mij komen halen wanneer het zover is.’ Hij keerde zich meteen bruusk om en liep terug naar de brug waar hij wacht had, haastig gevolgd door Henderson, die

Also, due to the random cell contact the cell pairing between one cell of type 1 and two or more cells of type 2 (or vice versa) cannot be avoided by this method, especially within

Less human labour needed Reduce your costs such as input-costs, salaries that your workers receive, medical aids, and pension. I do not know why companies