• No results found

THENET : een onderzoek naar de informatie- en communicatiebehoeften van de THE en de realisatiemogelijkheden van een PTT-onafhankelijk lokaal netwerk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "THENET : een onderzoek naar de informatie- en communicatiebehoeften van de THE en de realisatiemogelijkheden van een PTT-onafhankelijk lokaal netwerk"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

communicatiebehoeften van de THE en de

realisatiemogelijkheden van een PTT-onafhankelijk lokaal

netwerk

Citation for published version (APA):

Langen, A. (1982). THENET : een onderzoek naar de informatie- en communicatiebehoeften van de THE en de realisatiemogelijkheden van een PTT-onafhankelijk lokaal netwerk. (Computing centre note; Vol. 13).

Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1982 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

THENET

een onderzoek naar de informatie- en communicatiebehoeften van de THE en de realisatiemogelijkheden van een PTT-onafhankelijk lokaal netwerk

R

JIDII l J4._

IO'''H"..

I !"'" , ..

_-.K'

_ _ _ "'-_t_ ,

-.-

_'_

_~--S 30027(;

J---- -

._-l

T.H.EINDHOVEN

Eindhoven, december 1982

(3)

O. Inleiding

Deel A - Kantoorautomatisering 1. Kantoorautomatisering Algemeen

1.1. Inleiding

1.2. Begripsbepaling

1.2.1. Kantoor» geen doel op zich 1.2.2. Drie dimensies van informatie 1.2.3. Verschijningsvorm

1.2.4. Huidige vormen van kantoorinformatie

1.2.5. Gestructureerde en ongestructureerde informatie 1.3. Aandachtsgebieden van de werkgroep

2. Analyse

2.1. Tekst-geori~nteerdeinformatieprocessen 2.1.1. Documentenstromen

2.1.2. Creatie en produktie van documenten 2.1.3. Archivering en voortgangscontrole 2.1.4. Tekstcommunicatie

2.2. Data-geori~nteerdeinformatieprocessen

2.2.1. Huidige status

2.2.2. Relatie met kantoorautomatisering 2.2.3. Centralisatie en decentralisatie

2.3. Beeld-geori~nteerdeinformatieprocessen

2.3.1. Facsimile

2.3.2. Elektronisch archief 2.4. Overige funeties

2.4.1. Agenda» reserverlngs- en herinneringssysteem 2.4.2. Informatiesysteem ten behoeve van studenten 2.4.3. Bibliotheek-informatiesysteem 2.5. Integratie pagina 6 7 7 7 7 7 8 8 9 11 13 13 13 15 18 20 21 21 22 22 24 24 25 28 28 29 29 30

(4)

3. Kwantlflcerlng van informatlestromen 33

3.1. Werkplekken 33

3.1.1. Comblnatie van Informatiesubprocessen 34 3.1.2. Schatting van de Informatlestroom per Informatie sub- 35

proces

3.2. Personee1sbezetting

3.2.1. Gebruik van KA-functies in de organlsatle 3.2.2. Schattlng van de werkplekverdel1ng

3.3. Opsteiling van werkp1ekken en opslagfacl1ltelten 3.3.1. Koppellng van werkplekken

3.3.2. Centrale faci1itelten 4. Conc1usies en aanbevelingen Deel B - Datacommunlcatle 40 41 43 45 45 47 50

5. Datacommunlcatie netwerken algemeen 52

5.l. Inlelding 52

5.2. Indeling van netwerken 52 5.2.1. Economische factoren 53 5.2.2. Technische factoren 53 5.2.3. Ergonomische factoren 54

5.2.4. Beleidsfactoren 54

5.3. Diverse netwerktypen 54

5.3.1. Local circuit switched netwerken 55 5.3.2. Local packed switched netwerken 57

5.3.3. Ringnetwerken 61

5.3.4. Basebandnetwerken 63

5.3.5. Broadbandnetwerken 64 5.3.6. Overzlcht netwerktypen 67

(5)

6. Kwalitatleve eisen aan en functies van het THE-netwerk

6.L Inleidlng

6.2.1. Archltectuur

6.2.2. Netwerkaansluitlngen

6.3. Beperking van het aantal leveranciers

6.4. Storingen/dlagnostlek 6.5. Inloggen. beveiliglng

7. Kwantitatleve eisen aan het netwerk 7.1. Inleiding

7.2. Omvang van een homogeen net

7.2.1. Het totaal aantal aansluitlngen 7.2.2. Totale bitstroom per tijdseenheid 7.3. Omvang van deelnetten en koppelnet

7.3.1. Defini~rlng van deelnetten

7.3.2. Bitstroom per deelnet per tijdseenheid 7.3.3. Verkeer tussen de deelnetten

8. Conclusie en aanbeveling

8.1. Evaluatie van de netwerktypen 8.2. Conclusie 8.3. Aanbevelingen 68 68 68 69 70 70 71 73 73 74 74 75 76 76 83 85 86 86 87 87

(6)

Bijlagen: RF84/DC-3 RF84/KAN- 3 RF84/KAN- 7 RF84/KAN- 8 RF84/KAN- 9 RF84-KAN-21 RF84/KAN-23 RF84/KAN-29 RF84/KAN-30 RF84/KAN-31 RF84/KAN-32 RF84/KAN-38 RF 84 /KAN-43 RF84/KAN-47 RF84/KAN-56

Datacommunicatiespeclficaties ten behoeve van on-derwijs en onderzoek

Bezetting van de datalijnen van de B7700. Overzicht van administratieve

processen en gebruiks-frequenties

Globale benadering van de informatiebehoeften bij de organisatie-onderdelen van de instellingen

Soorten kantoorautomatisering naar soorten personeel Notitie met betrekking tot werkzaamheden van de groep Registratie en Documentatle DFA

Verslag bespreking werkgroep met de Reproduktie Verslag bespreking werkgroep met afdeling Scheikunde Verslag bespreking met vakgroep WTM

Verslag bespreking werkgroep met DBZ

Notitie over administratieve ondersteuning en con-centratie van ongestructureerde informatie en

muta-ties van de gestructureerde Informatieverwerking Demografische invloeden op de deelname aan het hoger onderwijs

Notitie over administratieve automatisering Uittreksel uit "WORSA 82"

Enige kwantitatieve gegevens betreffende de automa-tisering van de Bibliotheek THE

(7)

Referenties

[1] Hoekstra. W. and Evers. V.H.C.: "Automated Microfiche Filing System for Personal Use," IEEE Trans, Prof. Comm, vol. PC-ZO.

number 4, December 1977.

[Z]

Burologica, toepassingsmogelijkheden van (micro-)elektronica in "het kantoor". Den Haag. ASI-leergang 1981, waarin:

H. GrUnsteidl

Het modelleren van het kantoor W. Hoekstra

Opslag- en raadpleegfaciliteiten

[3] "Aanvraag voor automatiseringsfaciliteiten ten behoeve van de administratieve informatieverzorging van de THE", Rekencentrum rapport THE-RC 46677.

(8)

o.

Inleiding.

Op 4 november 1981 werd door de directeur Rekencentrum een werk-groep ingesteld met als opdracht:

A. de behoeften en mogelijkheden van kantoorautomatlserlng op de THE in de komende jaren te analyseren en

B. te onderzoeken wat voor de THE in de komende jaren de meest geschikte vorm van datacommunicatie is.

De werkgroep heeft de komende 10 jaar a1s te onderzoeken periode genomen. Aangezien kantoorautomatisering en datacommunicatie appa-ratuur in het a1gemeen een afschrijvingsduur hebben van circa 5 respectieve1ijk 10 jaar is de beschouwde periode dus voldoende groot om investeringen In genoemde apparatuur te toetsen.

Daar er zeer welnlg over gelijksoortlge onderzoeken is gepub1iceerd is als bronmateriaa1 gebruik gemaakt van zeer recente TH-rapporten en interviews met diverse personen. Er is nsar gestreefd om de lezer van het rapport de mogelljkheid te geven de in het rapport genoemde cijfers op hun juistheld te controleren. Daartoe is bij een als uitgangspunt gebruikt getal de bron vermeld en zijn 15 bijlagen bijgevoegd.

In het rapport zijn twee delen te onderscheiden die overeenkomen met de hierboven genoemde twee1edige opdracht. De twee delen zijn deel A, Kantoorautomatisering, bestaande ult de hoofdstukken 1 tot en met 4 en deel B, Datacommunicatie, bestaande ult de hoofdstukken 5 tot en met 8. De hoofdstukken 4 en 8 bevatten conclusies en aan-bevelingen.

De werkgroep heeft 24 keer vergaderd, voor het eerst op

4 november 1981 en voor het 1aatst op 25 november 1982. De werk-groep was samengesteld uit : P.J. de Bie (THE/RC),

ir. V.H.C. Evers (Philips), R.A. van der Gaag (KMC), A.C. Lampe (Philips) en A. Langen (THE/RC, voorzitter).

(9)

1. Kantoorautomatisering Algemeen. 1.1. Inleiding.

Dit dee I omvat een rapportage van de bevindingen van de werkgroep ten aanzien van de gerealiseerde kantoorautomatiseringsfuncties en de verwachtingen ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.

Informatie is ontleend aan een aantal interne TH-rapportent de

kennis van de commissieleden zelf en interviews met een aantal functionarissen in de TH-organisatie (zie de bijlagen).

Deze rapportage beoogt niet te zijn een diepgaande analyse van de behoeften en mogelijkheden van kantoorautomatisering in de diver-se geledingen van de organisatie, doch beoogt een eerste verken-ning, vooral bedoeld om de richting van verdere aanpak aan te geven en de toekomstige communicatiebehoeften te kunnen inschat-ten.

1.2. Begripsbepaling.

1.2.1. Kantoort geen doel op zich.

Het kantoor is een plaats voor informatie ver- en bewerking; in de meeste organisaties gericht op het doen functioneren van een bepaalde hoofdactiviteit van de organisatie. In sommige bedrij-ven en instellingen is die hoofdactiviteit op zich ook weer gericht op het verwerken of overdragen van informatie, zoals bij de TH het onderzoek- en onderwijsproces zelf sterk

informa-tie-geori~nteerdis.

Kantoorautomatisering omvat in zijn ruime betekenis die activi-teiten welke de diverse vormen van informatiebehandeling in het kantoor met technische hulpmiddelen ondersteunen.

1.2.2. Drie dimensies van informatie. lnformatie kent drie dimensies: • inhoud

• plaats • tijd

(10)

De inhoud wordt bepaald door mensen als resultaat van een crea-tieproces, of door computers als resultaat van de bewerking van gegevens.

De inhoud van de boodschap krijgt pas informatieve betekenis wanneer deze op de juiste plaats en op het juiste moment voor personen of computers beschikbaar is. Gegevens dienen dus geo-grafisch verplaatst te kunnen worden van het ene punt naar een ander of naar vele andere. Om het tijdsaspect te overbruggen zal informatie worden opgeslagen om te zljner tljd te worden geraadpleegd.

1.2.3. Verschijnlngsvormen.

Informatie kent op het kantoor een aantal verschljningsvormen welke wij zouden willen indelen in:

• data • tekst • beeld • spraak

(codes, getallen en dergelijke) (reeksen van karakters)

(visuele presentatie)

De kantoororganisatie verricht een veelheid van handelingen om informatie in zijn dimensies te bewerken en in zijn verschij-ningsvorm te transformeren.

De kantoorautomatisering richt zich op automatiseringsmiddelen met betrekking tot de drie dimensies van informatie en de vier verschijningsvormen.

1.2.4. Huidige vormen van kantoorautomatisering.

Reeds nu komt een groot aantal hulpmiddelen in de kantooromge-ving voor zoals de telefoon, telex, schrijfmachines, tekstver-werkers, kopieermachines, computers.

Toch is dit naar algemene verwachting slechts een deel van de hulpmiddelen welke nodig zijn om de toenemende informatiestroom te beheren.

Dit blijkt ook uit het verschil in investeringen per werknemer in het kantoor nu en in de industri~le en agrarische sector, waar al veel langer mechaniseringen en automatiseringen worden toegepast:

·

agrarisch 10 5 Hfl per werknemer

·

industrie 104 Hfl per werknemer • kantoor 103 Hfl per werknemer

(11)

De huidige benadering van mechanisering en automatisering in de kantooromgeving is sterk gesegmenteerd. Voor de diverse ver-schijningsvormen van informatie en zijn dimensies worden vaak afzonderlijke oplossingen gecre~erd, veelal met hun eigen in-frastructuur om de informatie te transporteren.

Nu wordt de keuze van geautomatiseerde hulpmiddelen en de wijze van gebruik in veel gevallen onafhankelijk in diverse delen van de organisatie bepaald, met als gevolg een grote verscheiden-heid aan procedures en een multiplicering van opslag van infor-matie en vaak gebrekkige aansluiting tussen de diverse informa-tieprocessen.

Er is een toenemende wens om relaties te kunnen leggen tussen de verschillende informatiestromen in elektronische vorm (bij-voorbeeld het opnemen van data uit geautomatiseerde administra-ties in teksten zonder dat deze getallen opnieuw worden inge-typt, het bewaren van teksten en afbeeldingen in onderlinge samenhang, het transporteren van elektronische informatiestro-men via gezainformatiestro-menlijke media).

Daarom is het van belang de samenhang van de diverse middelen, meer dan tot nu toe gebruikelijk was, te bezien.

1.2.5. Gestructureerde en ongestructureerde informatie.

Informatie ontstaat door verzamelen, ordenen en presenteren van gegevens, waardoor die relevant worden voor een bepaalde situatie of problematiek. Naarmate de daaraan verbonden hande-1ingen sneller en doeltreffender kunnen worden uitgevoerd, verhoogt dit de efficiency. De mate waarin de voortgebrachte informatie op doe1matige wijze en in een juiste vorm voor de gebruiker beschikbaar komt, verhoogt de effectiviteit.

In de organisatie zijn twee soorten informatieprocessen te onderkennen die zich van elkaar onderscheiden zowel door de aard van de gegevens als door de procedure.

Gestructureerde informatieprocessen dragen overwegend een for-meel. routinematig karakter en zijn veelal cijfermatig.

Ongestructureerde informatieprocessen kenmerken zich door een informele aard. zijn veelal tekstmatig en auditief en hebben betrekking op interpretatie. besluitvorming en communicatie. De mate waarin op diverse niveaus medewerkers betrokken zijn bij deze twee soorten van informatie-processen is getoond in de volgende voorstelling:

(12)

Bestuur/Topmanagement (Beleid) Staf/Middenkader (Beheer) Uitvoerend (Operatie) ongestructureerde informatieprocessen gestructureerde informatieprocessen Fig. 1

Aanvankelijk richtte de automatisering in de kantooromgeving zich vooral op de gestructureerde processen (EDP).

Door toenemende beschikbaarheid van technische middelen worden echter nu met name de ongestructureerde informatieprocessen doelwit van automatisering. Integrale kantoorautomatisering richt zich op verbetering van de effectiviteit in beide proces-sen en in aIle geledingen van de organisatie.

Daar management. staf en middenkader vaak meer dan de helft uitmaken van de kantoorbevolking. en voor niet minder dan 80% de loonsom bepalen. zal het juist zijn vooral die automatise-ringen aan te pakken welke in die omgeving een bijdrage leveren aan een effectieve en effici~nte taakuitvoering.

(13)

1.3. Aandachtsgebieden van de werkgroep. Tekst geori~nteerde informatieprocessen.

De documentstroom kan worden ingedeeld in een aantal

catego-rie~n, te weten: • beleidsdocumenten • beheersdocumenten

• operationele documenten

De karakteristieken van die categorie~n zijn bepaald en de omvang van de documentstromen is globaal gekwantificeerd. Daar waar dat relevant is, is voor die categorie~neen nadere analyse gemaakt ten aanzien van:

• de creatie en het typewerk

• de huidige vorm van tekstverwerking • de reproduktie

• de archivering en voortgangscontrole • de tekstcommunicatie

In paragraaf 2.1. is dit nader uitgewerkt.

Data-geori~nteerdeinformatieprocessen.

Uit bestaande rapporteringen zijn de bestaande respectievelijk in ontwikkeling zijnde administratieve systemen getnventari-seerd. De werkgroep heeft de verwachting ten aanzien van de wijze van gebruik van deze systemen nagegaan.

Zie paragraaf 2.2.

Beeld-geori~nteerdeinformatieprocesen.

Ten aanzien van het gebruik en mogelijkheden van facsimile en beeldopslagsystemen is in paragraaf 2.3. een verwachting gefor-muleerd.

Spraak-geori~nteerdeinformatieprocessen.

De auditieve communicatie in de organisatie en wensen ten aan-zien van beschikbaarheid van faciliteiten zijn door de werk-groep niet onderzocht. Reeds eerder heeft een TH-commissie de benodigde telefoonfaciliteiten getnventariseerd, hetgeen gere-sulteerd heeft in een aanvraag voor een telefooncentrale van het type SE8000. WeI is nagegaan welke voorzieningen voor data-communicatie hierbij zijn gepland.

(14)

De aangegeven gebieden worden globaal geanalyseerd waarbij de te verwachten ontwikkelingen binnen de THE worden aangegeven en vertaald in kwaliteiten en communicatiestromen. Tevens worden enige kanttekeningen gemaakt ten aanzien van de invoering van kantoorautomatisering in de organieatie.

(15)

2. Analyse.

2.1. Tekst-geori~nteerdeinformatieprocessen. 2.1.1. Documentenstromen.

Documentenstromen binnen de organisatie bestaan uit inkomende en uitgaande documenten en intern circulerende documenten. A1 deze stromen omvatten correspondentie, documentaties, rap-porten, verslagen, overzichten en mutaties ten aanzien van beheersaspecten (personeel, financi~n, studenten en derge1ij-ke). Van vele oorspronke1ijke documenten za1 ook een aantal

kopie~n naar medewerkers in de organisatie worden verspreid. We kunnen globaal van drie soorten documenten spreken:

Beleidsdocumenten.

A1 die documenten welke een rol spe1en in de beleidsbepaling binnen de organisatie en in afstemming met de omgeving. Deze documenten worden veela! formeel geregistreerd en gearchi-veerd.

Beheersdocumenten.

Hieronder verstaan we a1 die vastleggingen welke in de mana-gementomgeving en afde1ingen met een beheersfunctie (perso-neelszaken, financi~n en administratie etc.) worden gemaakt en toegepast voor het sturen van de (operationele) organisa-tie.

Deze documenten omvatten correspondentie, computeroutputs, voorschriften, formulieren. De documenten volgen meestal een vaste route en procedure, ze hebben vaak een tijdelijk leven en worden periodiek vervangen. Ze bevatten veel informatie welke regelmatig wordt geraadpleegd.

Operationele documenten.

Dit zijn a1 die correspondenties, rapporten, vers1agen en andere geschriften welke in het kader van het onderwijs en onderzoek worden verspreid.

Tot deze categorie rekenen we ook drukwerken (inkomend: bij-voorbeeld produktdocumentaties; uitgaand: bijbij-voorbeeld TH-mededelingen).

(16)

De omvang van deze stromen 1s binnen het bestek van d1t onder-zoek globaal aan te geven (ref. RF84/KAN-31 en RF84/KAN-32). De 350.000 u1tgaande documenten per jaar zijn te verdelen in:

• 250.000 massazendingen met behulp van centrale en lokale adresbestanden, zoals circulaires, tentamenresultaten, 1n-schrijvingsformulieren, practicuminformatie e.d. voor studen-ten, TH-berichstuden-ten, persberichstuden-ten, uitnodigingen, programma-boekjes, colloquia-informatie, salarissllps, personeelscircu-laires en derge1ijk •

• 100.000 individuele zendingen, waarvan: 1000 documenten in de beleidssfeer;

43.000 beheersdocumenten (correspondentie. verslagen, bestel-lingen, facturen en dergelijke.);

56.000 overige documenten in de operationele sfeer.

Van het totaal aantal inkomende documenten is bekend dat dit op jaarbasis omvat:

4000 documenten in de beleidssfeer welke bij DBZ worden gere-gistreerd; 65.000 beheersdocumenten waarvan er 45.000

cen-traal worden geregistreerd en 20.000 decencen-traal worden gere-gistreerd bij dienstverlenende eenheden en afde11ngsbureaus. De omvang van de inkomende documentstroom in de operationele sfeer is niet bekend.

Interne documenten, zoals computerstaten, formulieren en inter-ne mededelingen zijn in deze stroom niet verwerkt.

De gehele interne documentenstroom is moeilijk te kwantifice-reno Kenmerkend is dat de stroom binnen afdel1ngen belangrijker is dan tussen afdelingen onder11ng en dat de stromen van en naar bibliotheken. magazijn, repro, centrale technische dienst en financi~le administratie de grootste zijn.

(17)

2.1.2. Creatie en produktie van documenten.

Uitgaande- en interne documenten vinden hun ontstaan in de organisatie. Zij worden oorspronkelijk vastgelegd (handschrift, typen door auteur, dicteerapparaat, dicteren aan secretaresse), en vervolgens getypt. Daarna vindt in veel gevallen reproduktie

plaats door kopi~ren of offset. Dit lastate eventueel via een fotozetbewerking om de presentatiekwaliteit te vergroten. Creatie en typen.

Het aantal pagina's dat binnen de TH getypt wordt is moeilijk te meten. Benadering kan worden verkregen uit het aantal schrijfmachines. De totale organisatie heeft momenteel de be-schikking over 280 elektrische schrijfmachines en 300 'gewone' schrijfmachines.

Aannemend dat de elektrische machines een bezettingsgraad van gemiddeld 50% hebben en de 'gewone' van gemiddeld 10% met een maximale produktie per machine van 10 pagina's/dag over 200 dagen/jaar, dan is de produktie per jaar 340.000 pagina's

ge-typte tekst.

Een andere benadering is de volgende:

Bij de centrale reproduktiedienst worden kopie~n gemaakt van 100.000 tekstpagina's. Decentraal worden 3,5 Mkopie~n per jaar gemaakt. Hieraan liggen naar schatting 875.000 originelen ten grondslag (lop 4) waarvan naar schatting circa 20% uit oor-spronkelijk typewerk hestaat. Dit aantal getypte pagina's be-draagt dan 175.000. Voorts worden via de offset nog circa 70.000 nieuw getypte pagina's verwerkt betreffende co11egedic-taten, intern drukwerk en diversen (ref. RF84/KAN-23). Totaa! zou dit 100.000

+

175.000

+

70.000 = 345.000 pagina's typewerk opleveren. Het is reeel te veronderstellen dat in de TH-organi-satie jaarlijks circa 340.000 pagina's tekst getypt worden. Vee1 typewerk in de TH-organisatie be staat uit rapporten, col-legedictaten, besprekingsverslagen en bestuurlijke correspon-dentie. Deze veelal omvangrijke documenten en documenten met een uitvoerig concept-stadium 1enen zich goed om door middel van wordprocessoren te worden gerealiseerd. Reeds bij een be-perkte bezettingsgraad per machine zal de tijdwinst bij de typiste maar voora1 bij de auteur a1 lonend zijn.

(18)

Tekstverwerking.

De tekstverwerkers zullen zeker de werkplekken, welke nu uitge-rust zijn met elektrische schrijfmachines veroveren (280). Daarbij zal onderscheid worden gemaakt in wetenschappelijk versus correspondentie- en administratief typewerk. Het eerste behoeft mogelijkheden van formuleverwerking en een uitgebreide karakterset. De tweede soort zal met algemeen gangbare WP's kunnen worden verwerkt. Naarmate de prijzen van WP's en termi-nals dalen, zal geleidelijk ook een deel van de auteurs worden voorzien van eenvoudige tekstverwerkende mogelijkheden, niet als doe I op zich doch ge!ntegreerd met andere terminalfunc-ties.

Op dit moment is een verscheidenheid aan tekstverwerkende appa-ratuur in de organisatie aanwezig:

Rank Xerox 800-4 vakgroep ER, afdeling E

IBM MK71 afdeling BDK

Wang 20, 2 stations DBZ

Super Bee CTD

Rank Xerox 850-FDP afdeling B

AES Multiplus, 5 stations Rekencentrum Prime 550, 4 stations afdeling W

Het rapport TEM-58b van de CORE-subcommissie Text Editing Machines kwam eind 1981 tot de conclusie dat het nu nog te vroeg is om tot standaardisatie van machines ove te gaan. Ge-steld werd dat de ontwikkelingen van de apparatuur en de toe-passingsmogelijkheden nog lang niet waren uitgekristalliseerd. De werkgroep onderschrijft die mening met dien verstande dat de interfacemogelijkheden van de aangeschafte apparatuur op een datanetwerk, dat communicatiefaciliteiten biedt tussen tekst-verwerkende systemen en met centrale informatiesystemen, client

te worden bezien en dat ook tijdig een keuze moet worden gedaan ten aanzien van clusteroplossingen versus stand-alone-oplossin-gen voor de verschillende werkplekken (zie paragraaf 2.2.3.)

(19)

Reproduktie.

De vermenigvuldiging van documenten is binnen de THE omvang-rijk. Onderstaande tabel geeft daarvan een indruk

(ref. RF84/KAN-23).

aantal page aantal pagina's druk/jaar originelen Collegedictaten 8.000.000 42.000 TH-berichten 6.000.000 800 Knipselkranten 1.000. 000 3.200 Interne documenten 17.000.000 68.000 Diversen 3.000.000 12.000 Totaal offset 35.000.000 126.000 Centraal kopieerwerk 5.000.000 100.000 Decentraal kopieerwerk 3.500.000 875.000

De reproduktiedienst beschikt reeds over een fotozetmachine, welke vooral voor TH-berichten en intern drukwerk wordt ge-bruikt. Verwacht mag worden dat de eisen, welke in het algemeen worden gesteld ten aanzien van de drukkwaliteit, met name bij documenten die in grote aantallen worden verspreid, in de loop der tijd zal toenemen.

Steeds meer zal dan ook de fotozetapparatuur worden gebruikt voor bijvoorbeeld collegedictaten en rapporten. Momenteel bete-kent het gebruik van fotozetapparatuur 2 keer typen (eenmaal op schrijfmachine, eenmaal op fotozetmachlne) en dus ook 2 keer corrigeren voor de auteur. Aanzienlijke besparlngen zijn moge-lijk door de oorspronkemoge-lijke tekst op een wordprocessor te verwerken en de informatie in elektronische vorm over te dragen aan de fotozetapparatuur. Een intern onderzoek bij Philips Nederland toonde aan dat hierdoor circa 50% besparing op zet-kosten mogelijk is. De meeste documenten worden momenteel voor vermenigvuldiging bij de reproduktiedienst gebracht.

(20)

Bij beschikbaarheid van tekstverwerkende apparatuur en een communicatie-infrastructuur kan de tekst naar de reproduktie-dienst in elektronische vorm worden verzonden. Van de daar te

printen originele kunnen kopie~n worden gemaakt.

Fotozetapparatuur kan gekoppeld zijn aan het netwerk, zodat deze rechtstreeks uit de WP-apparatuur kan worden gevoed. Reeds eerder in deze paragraaf is gesteld dat 175.000 getypte pagina's per jaar worden aangeleverd aan de reproduktiedienst. Aannemend dat circa 70% elektronisch via het netwerk zal worden getransporteerd betekent dit de verzending van zo'n 120.000 paglna's!jaar.

Het verdient aanbeveling een snel1e printer met typekwaliteit bij de reproduktiedienst te plaatsen.

2.1.3. Archivering en voortgangscontrole. Hierbij komen aan de orde:

• de feitelijke documentopslag • de registratie van documenten

• de voortgangscontrole op afhandeling. Documentopslag.

Documenten worden bewaard in formele archieven, waar ook een registratie plaatsvindt en in informele archieven.

De totale omvang van de archieven, inclusief datgene wat door groepen of individuele personen wordt bewaardt is niet bekendt

doch moet zeer omvangrijk zijn.

WeI is na te gaan hoeveel documenten zich in geformaliseerde archieven bevinden (ref. RF84!KAN-32)

- Registratie en archive ring DFA

statisch archief 3.500.000 pag. • 1.167.000 doc. dynamisch archief 300.000 pag.· 100.000 doc., (inciusief 120.000 pag. van personeelsdossiers). - Decentrale archieven bij DBZ en afdelingsbureaus:

300.000 pag. a 100.000 documenten.

(21)

De wijze van opslag is bij de diverse archieven niet uniform. Bij Registratuur en Documentatie worden de documenten opgesla-gen op basis van dossiers. ingedeeld volopgesla-gens een subset van de UDC-code. Bij het bureau van de afdeling Schelkunde daarentegen worden de documenten chronologisch gearchiveerd.

Registratie.

In aIle archieven vindt registratie van de documenten plaats en wordt een boekhouding bijgehouden. Bij Registratuur en Documen-tatie van DFA wordt door middel van fiches in 5-voud een meer-voudige index gemaakt om diverse toegangsmogelijkheden tot het archief te cre~ren. Dit is zeer arbeidsintenslef.

Voortgangscontrole.

Vanult de registraties bij de diverse archieven vindt ook

voortgangscontrole plaats op afhandeling van ingekomen documen-ten. Door periodieke controle van fiches of lijsten kan worden nagegaan of document en te lang onbeantwoord zijn gebleven. Deze controle zou effectiever moeten kunnen worden uitgevoerd.

Mogelijke ontwikkelingen.

We mogen ervan uitgaan dat de correspondentie nog vele jaren in de vorm van papier zal plaatsvinden. Ook de interne behandellng van inkomende documenten zal nog geruime tijd hoofdzakelijk in papieren vorm plaatsvinden. De archivering van afgehandelde documenten zal echter geleidelijk verschuiven naar andere vor-men zoals microfilm. microfiche en elektronische image-opsiag. Deze technieken zullen het gemakkelijkst in te voeren zijn in meer gecentraliseerde archieven (bijvoorbeeld bij de

organlsa-tie-eenheid Registratuur en Documentatie).

OnafhankeIijk van de wijze van opslag zal de registratie van documenten en de voortgangscontrole kunnen worden geautomati-seerd. Daarbij worden van de documenten belangrijke aspecten in een bestand vastgelegd. Tevens wordt de behandelings- en tijd-planning geregistreerd.

Selectieve retrieval en automatische signalering van planning-overschrijding is mogelijk.

(22)

Gezien de reacties welke wij van diverse medewerkers in de organisatie hebben vernomen, zal deze vorm van automatiseren een positieve invloed hebben op de snelheid en effectiviteit van de behandeling. De huidige handmatige registraties zijn omslachtig en de voortgangscontrole is vaak moeilijk uitvoer-baar.

Om te bereiken dat het archiefbestand van geregistreerde docu-menten goed toegankelijk wordt voor een reletief grote groep van betrokkenen, zal een voor de TH uniforme methode van docu-mentregistratie en voortgangscontrole gewenst zijn. Een goede

combinatie van toegankelijkheid enerzijds en bescherming tegen ongeoorloofde toegang anderzijds wordt bereikt met centralisa-tie van de bestanden en van het beheer en decentralisacentralisa-tie van de raadplegingsmogelijkheden via terminals.

Wanneer in de toekomst ook de feitelijke documenten als elek-tronische image zullen worden opgeslagen, zullen oak de docu-menten zelf met behulp van high resolution terminals op afstand inhoudelijk kunnen worden geraadpIeegd.

Dan zal dus de afhandeling van correspondentie niet meer via het papieren document, doch via het beeldscherm plaatsvinden. 2.1.4. Tekstcommunicatie.

Tekstcommunicatie of berichtenverkeer kan worden beschouwd vanuit een interne en externe invalshoek.

Intern.

Tekstcommunicatie beoogt een versnelling van de overdracht van teksten en wanneer dit in zo grate mate wordt toegepast dat de postverwerki.ng aanzienIljk vermindert, spelen ook directe eco-nomische matieven een rol.

Binnen de TH-orgenisatie zijn vele medewerkers, gezien de aard van de werkzaamheden, nogal mobiel. Bovendien zijn velen vaak niet te storen in hun werk (onderwija en onderzoek).

(23)

Interne tekstcommunicatie op het niveau van intern berichten-verkeer zal een geschikt hulpmiddel in deze omgeving zijn. Dit zal een vrij grote terminal-dichtheid vragen bij die personen/-organisatiedelen. welke onderling relatief veel verkeer hebben. De apparatuur. programmatuur en de communicatie-interface zul-len onderlinge berichtuitwisseling mogelijk moeten maken. De omvang van het elektronische berichtenverkeer kan worden ge-schat op het verzenden van 2 berichten per terminal per dag. Extern.

Extern berichtenverkeer vraagt uiteraard een normering van infrastructuur en communicatieprotocol. Heden is het telexnet in feite het meest verbreide systeem. Wanneer ook, wat te ver-wachten is, teletex in Nederland zal worden genormeerd, zullen tekstverwerkers en terminalsystemen met teletex interface een goede basis zijn voor externe elektronische correspondentie. In de TH-omgeving zal, afgezien wellicht van enkele specifieke werkplekken, op korte termijn nog geen werkelijke behoefte zijn aan elektronische externe tekstcommunicatie.

2.2. Data-geori~nteerdeinformatieprocessen. 2.2.1. Huidige status.

Op het gebied van administratieve automatisering is binnen de TH een aantal systemen operationeel. De belangrijkste zijn:

• studentenadministratie

• personeels-/salarisadministratie

• financi~le grootboek- en budgetbewaking • inventaris- en voorraadbeheer

• voor- en nacalculatie opdrachten technische diensten • ruimte-administratie

• verkiezingsadministratie

• administratie studentenvoorzieningen • centrale adressering

• catalogus van de bibliotheek.

In de nota betreffende een aanvraag voor automatiseringsfacili-teiten ten behoeve van de administratieve informatieverwerking van de THE is een nadere omschrijving gegeven van bovengenoemde processen [3].

(24)

De programmaverwerking ten behoeve van de administratie en de bibliotheek van de THE vindt thans plaats op het Burroughs B7700 systeem. Pogingen worden in het werk gesteld om een af-zonderlijke computer voor deze en toekomstige applieaties op administratief gebied te verwerven.

Verwacht wordt dat de opslagcapaeiteit van 325 Mbytes nu naar 830 Mbytes in 1987 zal groeien (ref. [3], bIz. 8) en dat het aantal mutaties van 870 K nu evenredig met de bestandsgroei naar ca 2000 K per jaar in 1987 zal stijgen

(ref. RF84/KAN-43).

2.2.2. Relatie met kantoorautomatisering.

Verwaeht mag worden, dat de nu bateh-geori~nteerdesystemen in toenemende mate real time aspecten zullen krijgen. De behoefte om allerlei informaties in de centrale bestanden vanaf de werk-plek te raadplegen, zal met name voor studentengegevens, perso-neelsgegevens, budgetgegevens, adressen en bibliotheekgegevens

toenemen. Een sehatting van gemiddeld 5 raadplegingen per dag per aangesloten terminal lijkt re~el. Ook mutaties, welke ver-spreid in de organisatie ontstaan, zullen vanaf de werkplek moeten kunnen worden ingevoerd. Evenals besehreven onder tekst-georienteerde functies zal dit een termlnalnetwerk binnen de organisatie behoeven.

Met name op de vele secretari~leafdelingen in de organisatie zullen beide systemen, die voor tekst en die voor data-invoer en raadpleging, samenkomen. De uit de centrale verkregen adres-sen en andere gegevens worden in teksten op de WP verwerkt. Studentgegevens worden verwerkt in brieven en rapporten en dergelijke.

Integratie van beide funeties in ~~n terminal zal op den duur te verwaehten zijn.

2.2.3. Centralisatie en decentrallsatie.

Automatisering op het gebied van administratieve dataverwerking is in de meeste organisaties sterk gecentraliseerd. Dit werd veroorzaakt door de omvang van de benodigde computers, het batchkarakter van de verwerking en het benodigde gespeciali-seerde personeel en is een vereiste voor het beheer van gemeen-schappelijke bestanden. Met het beschikbaar komen van krachti-ger en relatief meer goedkope computers en terminals neemt de wens om real-time en interactief allerlel gegevens te raadple-gen en te muteren toe.

(25)

Een tweede tendens is dat door het beschikbaar komen van goed-kope kleine computers, en meer gebruikskennls bij vele medewer-kers er ook lokaal eigen apparatuur wordt opgesteld om vaak

zeer lokale problemen op eigen wijze te automatlseren.

Centralisatie van de verwerkingscapaciteit en Informatie-opslag heeft het voordeel van een betere bevel11g1ng, controle en structurering van bestanden, doch ~an gezien de aantallen ter-minals in de toekomst de in de kantooromgeving gewenste hoge responstijd wellicht niet waar maken. Ook het inspe1en op a1-1erlei p1aatselijke automatiseringswensen blijkt vanuit grote

systemen vaak moeilijk rea1iseerbaar.

Het 1ijkt realistisch te veronderste1len dat een mengvorm van centrale en meer decentra1e automatisering, welke In onder1inge koppe1ing functioneren, za1 ontstaan.

Met name op het niveau van dienstverlenende eenheden en afde-1ingen zu11en subsystemen kunnen worden opgesteld voor opslag en processing van lokale gegevens. Deze apparatuur vormt tevens de tussenschakel tussen terminals en centrale mainframes.

Ook ten aanzien van tekstverwerking rijst de vraag van decen-tra1isatie (stand alone) en centralisatie (clustersystemen) of ze1fs tekstverwerking op een mainframe.

Stand alone tekstverwerkers zullen aanvanke1ijk worden ge-p1aatst op diverse werkplekken, waar aIleen deze functie wordt geautomatiseerd. Geleide1ijk za1 echter, naarmate de termina1-dichtheid van andere systemen (bijvoorbeeid administratieve systemen) toeneemt, integra tie gewenst zijn. De WP wordt dan tevens een inte1ligente terminal op andere computersystemen. Bovendien za1 tekstcommunicatie met andere WP's worden gewenst. Op werkplekken met een zekere samenhang za1 meer de neiging naar c1ustersystemen bestaan om op deze wijze gemakkelijk van gezamen1ijke tekstarchieven gebruik te kunnen maken en het beheer van de tekstbestanden te vereenvoudigen. Derge1ijke systemen bieden vaak tevens dataprocesslng-capaciteiten, zodat ook lokale data-applicaties kunnen worden ontwikkeld. Op deze wijze ontstaan lokale ge!ntegreerde systemen.

(26)

2.3. Beeld-geori~nteerdeinformatieprocessen.

Onder beeld-geori~nteerdeinformatiesystemen verstaan we syste-men, waarbij afbeeldingen van pagina's worden gescanned, opgesla-gen en weergegeven op scherm of papier, of getransporteerd in elektronische vorm.

Twee applicaties komen hier aan de orde: • facsimile

• elektronisch archief 2.3.1. Facsimile.

Dit medium biedt de mogelijkheid om via een telefoonlijn (geko-zen of vast) op afstand documentkopie~nte maken van een vi-sueel origineel. Alhoewel veel bedrijven en instellingen derge-lijke apparatuur hebben opgesteld, wordt het veinig toegepast als algemeen communicatiemiddel. Veeial vindt dit medium toe-passing tussen twee bepaalde punten waar sprake is van over-dracht van een beperkt aantal documenten met grote spoed. Ook in een teleconferentie-opstelling is een facsverbinding tussen de twee vergaderzalen nuttig.

Het gebruik van facsimile via het telefoonnet vraagt natuurlijk om gestandaardiseerde apparatuur. AIleen dan kan het systeem optimaal worden benut en is toepassing op grote schaal moge-lijk. Afhankelijk van de tijd die met het overbrengen van be-richten is gemoeid is internationaal een klasse-indeling tot stand gekomen, waarbij de samenwerkingsmogelijkheid tussen de diverse klassen afhangt van het fabrikaat apparatuur.

Men onderscheidt: KIasse 1 apparatuur:

Facsimile-apparatuur die een origineel ter grootte van een vel papier van A4-formaat in 4

a

5 minuten overzendt.

Bij deze klasse worden echter nog diverse overdrachtmethoden onderscheiden waardoor slechts in een beperkt aantal geval-len samenwerking tussen klasse 1 apparatuur van verschilgeval-lend formaat mogelljk Is.

(27)

Klasse 2 apparatuur:

Facsimile-apparatuur die 3 minuten nodlg heeft voor over zen-ding van een A4.

Bij deze klasse werkt men met ~~n overdrachtmethode en Is de onderlinge samenwerking zonder meer mogelijk ongeacht fabrl-kaat en type.

Klasse 3 apparatuur:

Facsimlle-apparatuur die een A4-orlgineel in ongeveer ~~n

minuut kan overbrengen.

Toepassing van dit medium op enige schaal In de kantooromgeving binnen de THE verwacht de werkgroep niet.

2.3.2. Elektronisch archief.

Bij formele archivering van documenten kan onderscheid worden gemaakt tUBsen het dynamisch archief (laatste 4 jaar) en het statlsch archief (ouder). De accenten van probleemsteiling liggen bij beide archieven anders. Bij het dynamisch archief is het vooral de retrieval van documenten en het uitleenproces; bij statische archleven is het vooral het volume van de opslag (onder goede klimatologische condities).

Beide probleemgebieden worden door opslag In de vorm van elek-tronische beelden van de documenten opgelost. Direct bij bin-nenkomst worden documenten dan met een reader elektronisch gekopieerd en op een opslagmedium opgeborgen (bijvoorbeeld een Digital Optical Recorder; DOR). Tevens worden ten aanzien van de documenten feiten vastgelegd in een sturend computersysteem. Gebruikers kunnen vanaf hun werkplek met behulp van hun termi-nal documenten opzoeken in de archlefindex en via een high resolution terminal het documentbeeld zichtbaar maken. Een dergelljk systeem zal goed toepasslng kunnen vinden in het gebied van de beleids- en beheersdocumenten.

Voor bepaling van de omvang van zo'n elektronisch archief gaan we uit van de gegevens van paragraaf 2.1.3.:

statisch archief: 3.500.000 pagina's

• dynamische archieven totaal: 600.000 pagina's (centraal en decentraal).

(28)

lndien deze pagina's op DOR-schijven zouden worden opgeslagen, met per schijf 50.000 pagina's, dan zijn dit voor:

• statisch archief: 70 schijven • dynamisch archlef: 12 schijven.

Voor een statisch archlef is geen snelle responstijd nodig. De archiefschijven kunnen worden opgeslagen en met de hand naar behoefte io een afspeler worden gebracht.

Het dynamisch archief stellen we ons voor in twee secties: De laatate jaren, met de grootste raadplegingsfrequentie, wor-den op 2 of 3 recorders on-line beschikbaar gehouwor-den. De over l-ge schijven bevinden zich in een zol-genaamde 'jukebox'. Hiermee kan voor de on-line documenten een gemiddelde responstijd van 350 msec. en voor de overige documenten van 10 seconden worden bereikt.

Het aantal raadplegingen van zo'n archief is groter dan in de huidige archiefsituatie. Een elektronisch archief vervangt a11erlei nu aanwezige lokale kopie-opslag, welke nu plaatsvindt

juist vanwege de frequente raadpleging.

De raadpleegfrequentie is moeilijk te bepalen. Praktijkvoor-beelden zijn er nauwe1ljks. Veel factoren spelen daarbij een rol: het aantal opges1agen documenten, de 1eeftijd van die documenten, de aard ervan maar ook het aantal gebruikers en hun werksfeer. Tenslotte is de aard van de organisatie waarin zich dit afspeelt een betnvloedende factor. Uit een verslag van een experimentele opstelling van een dergelijk archief [1) blijkt dat ult een persoonlijk archief van een afdelingsmanager met 4150 documenten 24 keer per week een document werd geraad-pleegd. Dit archief omvatte documenten uit eeo periode van 3 jaar. Op basis van dit rapport kao als raadpleegfrequentie worden gevonden circa 1000 raadplegingen per terminal per jaar met circa 3000 pagina's.

Uitgaande van 150 gebruikers van het TH-archief (zie hoofd-stuk 3) houdt dit in dat in totaal het archief 150.000 maal per jaar zou worden geraadpleegd met een presentatie van 450.000 pagina's.

(29)

Bij een degressieve relatie tussen de raadpleegfrequentie en de ouderdom van documenten, hetgeen een gebruikelijke situatie is, zou dan kunnen worden aangenomen:

aantal raadplegingen gedurende

eerste levensjaar document 1,3 tweede levensjaar document 0,6 derde levensjaar document 0,3 vierde en latere 1evensjaren document: ~

totaal 2,3 raadplegingen. Bij 65.000 documenten jaarlijkse toevoeging betekent dit in totaal 150.000 documenten ~ 450.000 pagina's per jaar. Deze waarden lijken realistisch.

Er zijn principieel verschillende uitvoeringsvormen voor een archiefsysteem.

a. De feitelijke opslag van de documentbeelden kan, systeem-technisch gezien, worden gecentraliseerd. AIle raadplegingen vinden dan plaats op dit centrale archief, aIle beelden worden daar vandaan naar de terminals gezonden. Dit kan, gezien de grote aantallen bits die ten behoeve van deze functies moeten worden verzonden, mogelljk tot transmissie-problemen leiden.

b. Een tweede oplossing ontstaat wanneer de meest actuele docu-menten (~~n DOR-plaat) op een aantal punten, dicht bij de

frequente gebruikers decentraal worden opgeslagen. Deze decentrale elektronische archieven worden vanuit de centrale periodiek bijgewerkt. De meeste raadplegingen vinden via korte verbindingen op deze decentrale bestanden plaats. Een praktische keuze hangt af van te verwachten bestandsom-vang, raadpleegfrequentie en beschikbare tra~smi8siemoge­

Iijkheden.

In hoofdstuk 3 wordt daar nader op ingegaan.

Voor het presenteren van de beelden zijn speciale high resolu-tion terminals nodig. Deze terminals zullen bij diverse secre-tariaten en medewerkers in een managementpositie zijn ge-plaatst.

(30)

De economische haalbaarheid van deze werkwijze is nog niet te voorspellen. De directe besparingsmoge1ijkheld in opslagruimte en beheer van de archieven aIleen motiveren de investering niet voldoende. Kwalitatieve aspecten zoals: sne1le toegang tot een goed gestructureerde documentenopslag en volledigheid van in-formatie voor aIle betrokkenen zijn In dit verband belangrijke motivatles. Op langere termijn zu1len, gezien de dalende ten-dens van apparatuurkosten en stijgende personele kosten, ten aanzlen van archieven dergelijke technieken naar verwachting algemeen toepassing vinden. Bij een systeem- en netwerkopzet is het zeker nodig capacitelt voor deze archivering en raadpleeg-doeleinden in te plannen.

2.4. Overige functies.

In het Kader van kantoorautomatisering Is nog een verscheidenheid aan andere functies denkbaar.

2.4.1. Agenda-, reserverings- en herinneringssysteem.

Een dergelljk systeem zou kunnen worden gerealiseerd op plaat-sen waar veel afspraken worden gemaakt (agenda's), waar verga-derruimten en andere te reserveren voorzieningen worden beheerd (reserveringen) en op werkplekken en secretarlaten op manage-mentniveau (herinneringen).

Een agendasysteem bevat de afspraken van een aantal functiona-rissen en biedt onder andere mogelijkheden om voor gecombineer-de afspraken automatisch het eerate moment te zoeken dat iegecombineer-dere deelnemer beschikbaar is en ook desgewenst mlnder succesvolle afspraakvoorstellen te doen op een eerder moment, waarbij ~~n

of meer deelnemers verhinderd zijn. Afspraken kunnen worden vastgelegd, waarbij de deelnemers via een bericht automatisch worden getnformeerd.

Een herinneringssysteem biedt de mogelijkheid voor een deelne-mer een notitie vast te leggen welke hem op een gedefinieerd moment wordt getoond. Deze herinneringen zijn eventueel afhan-kelijk te maken van bepaalde andere geautomatiseerde gebeurte-nissen, zoals bijvoorbeeld de binnenkomst (- registratie) van een bepaald document.

(31)

vooraf te reserveren voorzieningen inclusief de daarblj gewens-te faciligewens-teigewens-ten. Te denken valt aan vergaderzalen, apparatuur, arbeidscapaciteiten.

2.4.2. Informatiesysteem ten behoeve van studenten.

In de organisatie wordt een veelheid van informatie voor stu-denten geproduceerd. Dit omvat:

algemene voorlichtende informatie: studiemogelijkheden, subsidies, ontspanning, woongelegenheid en dergelijke • persoonlijke informatie: mededelingen, studieresultaten en dergelijke.

Denkbaar is deze informatie samen te brengen in een eenvoudig te raadplegen bestand en via terminals op een aantal algemeen toegankelijke plaatsen ter beschikking te stellen aan studen-ten. Uiteraard zal dan ook via andere terminals blj medewerkers dit bestand toegankelijk zljn. Door dlt systeem zodanig op te bouwen dat ook raadpleging door middel van viewdata terminals via het openbare telefoonnet mogelijk Is, kan ook met dit me-dium elders deze informatie worden geraadpleegd. Verwacht mag worden dat de komende jaren het aantal viewdata terminals aan-zienlijk zal toenemen.

2.4.3. Blbliotheek-informatiesysteem.

Ten behoeve van raadpleging van catalogi worden thans micro-fichelezers in de centrale- en de studiebibliotheken toegepast (ref. RF84/KAN-S6). De produktie van de benodigde microfiches Is geautomatiseerd. Daarvoor worden naar schatting jaarlijks lOOK mutaties verwerkt. Naar schatting worden deze microfiche-1ezers gedurende 8 uur per dag voor 3500 raadplegingen ge-bruikt. Daarbij worden naar schatting in totaal 10.500 micro-fiche-beeldjes per dag bekeken.

Voor de uitleenadmlnistratie worden per ultlenlng de uitgifte,

rapp~l en inname via afzonderlijke transacties geboekt. Voor de

50.000 jaarlijks uitgeleende werken worden gemiddeld lOOK muta-ties verwerkt.

(32)

Gezien dit intensieve gebruik van de bibliotheek en zijn cata-logus lijkt een geautomatiseerd catacata-logussysteem. waarbij raad-pleging via de vele terminals in de organisatie vanaf de werk-plek mogelijk is. zinvol. Hierdoor kan de aanmaak en distribu-tie van de microfiches worden voorkomen en kan de microfiche-leesapparatuur vervallen. De raadplegingen zullen grotendeels via toch reeds voor andere functies opgestelde terminals kunnen verlopen.

Gezien de reeds aanwezige organisatie om de informatie te orde-nen en te kunorde-nen bundelen en de reeds aanwezige mogelijkheid van (batch)computer-verwerking zal de overgang naar een real time catalogussysteem weinig problemen met be trekking tot be-standsconversie opleveren. Of deze overgang gerechtvaardigd is zal afhangen van een door de bibliotheek uit te voeren nadere systeemanalyse en onderzoek naar de kosten/baten van een aantal alternatieve oplossingen.

2.5. Integratie.

Een kantoorautomatiseringssysteem in de TH-organisatie zal gelei-delijk groeien van aanvankelijk afzonderlijke automatiseringen van bepaalde deelfuncties nsar een meer getntegreerd geheel. Afzonderlijke systemen zijn:

- stand alone-tekstverwerkers

- gecentraliseerde administratieve informatieverwerking.

geleidelijk met gedecentraliseerde toegankelijkheid via termi-nals

- systeem voor documentregistratie en voortgangscontrole met terminals bij bepaalde secretariaten

- decentrale systemen bij bepaalde diensten en afdelings- bureaus voor lokale automatiseringen en gegevensopslag met terminals in de eigen organisatie:

• lokale studentenadministratie

• lokale planning en projectvoortgangsgegevens • lokale werktijd-taakregistraties

• lokale tekstopslag

- documentopslagsysteem met high resolution terminals voor docu-mentraadpleging bij diverse secretariaten

- bibliotheeksysteem

(33)

Door integratie van de diverse ontstane subsystemen en functies onderling met het centrale administratieve systeem en het ar-chiefsysteem ontstaat geleidelijk een samenhangend kantoorautoma-tiseringssysteem. De taken van terminals zullen daarbij integre-ren, zodat deze toegang geven tot verschillende functies en deel-systemen. Daarbij zal naar verwachting het archiefbeeldscherm met hoog oplossend vermogen nog geruime tijd een afzonderlijk scherm blijven. Zelfs al Is technische integratie mogelijk dan nog lijkt de beschikking over een raadpleegscherm en een tegelijkertijd te gebruiken werkscherm als twee eenheden logisch.

In figuur 2 is een schets gegeven van de principi~le aansluitmo-gelijkheden van terminals en subsystemen aan een netwerk.

De infrastructuur voor deze koppelingen zal een grote flexibili-teit moeten hebben. Ren grote variatte aan randapparatuur en computersystemen zal worden gekoppeld. Ren grote vari~teit in transportsnelheden zal wenselijk zijn en de verplaatsbaarheid van terminals en systemen zal groot moeten zijn.

(34)

communicatie infra-structuur stand alone compo printer floppy dministr. 1 - - - 1 inframe : central file floppy fotozet; composer central file document registratie (index) page printer· local DOR high term

~urp. te~---~

document

r---Iopslag cluster - wordproc I---~ - afd. pro local file telefoon centrale DOR externe systemen en terminals \ - - - ext erne L - ..., systemen

DOC image printer

(35)

3. Kwantificering van informatiestromen. 3.1. Werkplekken.

Voor de bepaling van de omvang vande informatiestromen in een netwerk waarop de in het vorige hoofdstuk aangegeven afzonderlij-ke systemen kunnen worden aangesloten, wordt uitgegaan van het totaal aan handelingen, die tot eommunicaties met centraal opge-stelde voorzieningen of tussen netwerkaansluitingen leiden.

Om deze handelingen te herleiden tot kwantificeerbare en contro-leerbare grootheden is het nuttig uit te gaan van het begrip werkplek.

De werkplek is de plaats waar voor ~~n gebruiker, behorend tot een bepaalde eategorie van de TH-bevolking, toegang bestaat tot een aantal gedefinieerde informatie-subprocessen. De werkplek kan door meerdere personen, maar niet gelijktijdig, worden gebruikt. In algemene studies over kantoorautomatisering [2~ worden de volgende funeties onderkend:

• manager • staffunctionaris • seeretaresse!secretaris • typist(e) • documentalist(e) • archivaris • correspondentieregistreerder!-bewaker • postbehandelaar!-bezorger • reproduceerder • telexist(e)

Additioneel aan deze algemene funeties zijn er meer op een be-paalde taak gespecialiseerde funeties zoals: planner, magazijnbe-heerder, administrateur, personeelchef, data-entry typiste.

Binnen het bestek van deze studie wordt, mede als gevolg van de grote diversitelt in funeties binnen de TH-gemeenschap, een ande-re verdeling als ultgangspunt genomen.

(36)

Daarin wordt onderseheid gemaakt naar werkplekken ten behoeve van:

1. administratief en vergelijkbaar personeel

2. seeretaresses met een operationeel ondersteunende taak 3. wetensehappelijk personeel

4. secretaresses in een beleidsvoerende omgevlng 5. beleidsfunetionarissen

6. studenten.

Op basis van de hierna nog te verfijnen definitie van deze werk-plekken zullen in dit hoofdstuk het aantal netwerkaansluitingen en de informatiestromen over het netwerk worden gesehat.

3.1.1. Combinatie van informatiesubproeessen.

De in het voorafgaande hoofdstuk omschreven 12 informatiesub-processen zijn niet aIle van betekenis voor elk van de 6 ge-noemde gebruikerscategorie~n. Op deze werkplekken zal in ieder geval toegang moe ten bestaan tot de hierna aangegeven informa-tiesubprocessen:

informatie- subproees werkplekken processen

1 2 3 4 5 6

tekst Ia ereatie x x x

Ib verwerking/opslag x x

Ie eommunicatie x x x x

data IIa mutatie (batch) x

IIb mutatie (interactief) x x x

IIc raadpleging x x x x x

beeld IlIa vastlegging x

IIIb registratie/opvragen x x

lIIe inzage x x

overige IVa agendering etc. x x x x

IVb voorlichting x x x IVe biblio-info x x x

(37)

Per werkpiekkolom voIgt deze toewijzing van subprocessen uit de volgende overwegingen:

- mutatie van databestanden, inciusief interactieve mutatie en raadpleging, zoals gebruikelijk voor administratief perso-neel;

- tekstverwerking en opslag voor secretarieel gebruik, alsmede daarbij in de toekomst mogelijke tekstcommunicatie, raadpIe-ging en mutatie van databestanden en mogelijke agenderings-, reserverings- en rapp~lfuncties (zie 2.4.1.);

- tekstcreatie en communicat1e, raadpIeg1ng van bestanden, agendering en nadere functies en gebruik van een bibliotheek-informat1esysteem (z1e 2.4.3.) zoals in de toekomst kan wor-den gedacht te behoren tot de normaal voor wetenschappelijk personeel toegankel1jke funct1es;

- de secretari~lewerkplek (zie kolom 2), met toegevoegde

faci-liteiten voor vastlegging, registratie, opvragen en inzage van documenten en de mogelijkheid 1nformatie in het

studen-ten-informatiesysteem vast te leggen en op te vragen; deze funeties worden grotendeels uitgevoerd ten behoeve van een beleidsfunctionar1s;

- tekstcommunicatie, raadpleg1ng van bestanden, 1nzage in het documentenarchief, zoals noodzake11jk voor een beleidsfune-tionaris, alsmede gebruik c.q. controle op aIle overige in-formatiesubprocessen;

- tekstcreatie en gebruik van informatie- (zie 2.4.2.) en bi-bliotheeksysteem door studenten.

3.1.2. Schatting van de informatiestroom per informatie subproces. De bijdrage van de informatiesubprocessen aan de informatie-stroom van en naar het netwerk wordt geschat op basis van waar-neming en onderzoek alsmede de in hoofdstuk 2 aangeduide jaar-gemiddelden voor de hu1dige situatie.

(38)

la. Tekstcreatie.

De gebruikerscategorie~n docenten en studenten zullen in toenemende mate voor het cre~ren van teksten van terminal-faciliteiten gebruik maken. Deze terminals zullen in de toekomst zeker lokale opslagmogelijkheden hebben. Verwacht wordt, dat er slechts incidenteel behoefte zal zijn om

tekst uit te wisselen met centrale of andere decentrale faciliteiten. Daarvoor is standaardisatie van aansluiting, tekstopalag en transport een noodzakelijke voorwaarde. Voor de communicatiebehoefte worden geen hoeveelheden ingeschat. lb. Tekstverwerking/opslag.

De tekstverwerkers zullen ongeacht de keuze voor stand-alone of clustersystemen zijn toegerust met eigen opslag-middelen, zodat bij lokaal gebruik geen communicatiebehoef-te aanwezig is. Voor het zetklaar maken en afdrukken van teksten door de centrale reproduktiedienst mag worden ver-wacht, dat 600 pagina's per dag zullen worden aangeboden (zie 2.1.2). Per pagina wordt gerekend met een gemiddelde omvang van 2400 tekens.

Ie. Tekstcommunicatie.

Ala gemiddelde wardt een tweetal berichten in- en uitgaand per terminal per dag aangenomen voor intern berichtenver-keer. De gemiddelde berichtomvang wordt geschat op 800 tekens.

IIa. Mutaties databestanden (batch).

Ret dagtotaal van de mutaties die groepsgewijs (batch) worden verwerkt, is berekend op thana 1600. Dit groeit tot 1992 naar verwachting tot 3700. Voor een mutatie wordt uitgegaan van gemiddeld 175 tekens. Dit betekent een dage-lijks transport van 640.000 tekens vanuit decentrale data-entry systemen naar een centraal administratief systeem (zie RF84/KAN-43).

lIb. Mutaties databestanden (interactief).

Ret aandeel interactieve routaties is geschat op twee-derde van het jaartotaal. Per dag komt dit overeen met 7300 mutaties. Deze zullen grotendeels via rechtstreeks aan lokaal of centraal opgestelde systemen worden ingevoerd. Dit zijn 577.500 tekensj 50% hiervan zal via het netwerk als batch worden overgedragen (zie RF84/RAN-43).

(39)

lIe. Raadpleging databestanden.

De raadpleegfrequentie van voorgestructureerde informatie is sterk afhankelijk van het type werkplek en kan vari~ren

van enkele raadplegingen per dag tot vele tientallen, afhankelijk van de functie van de gebruiker. De karakte-ristieke raadpleegtransactie wordt geschat op: 75 tekens input voar opvragen en 9600 tekens output voor weergave van de gevraagde informatie.

IlIa; Vastlegging documenten.

Aangenomen wordt dat vastlegging van gemiddeld 325 docu-menten per dag, dit is 975 pagina's, op elektronische archiefmedia centraal plaats vindt (zie ook 3.3.2.). Indien gelijktijdig op decentraal opgestelde DOR appara-tuur vastlegging plaats vindt, dan ontstaat een informa-tiestroom met 'broadcast' karakter van

975 x 4 x 105 • 390 Mbit.

Wordt voor de overdrachtsnelheid gestandaardiseerd up de retrievalsnelheid (zie onder IIlc.) van 400 Kbits/sec, dan is daarvoor dagelijks 975 sec, dit is 16 minuten, benodigd.

IIIb. Registratie/opvragen van documenten.

Bij de vast1egging zul1en op het centrale punt tevens de document registratiegegevens moeten worden ingevoerd. De

omvang hiervan wordt per document op 200 tekens geschat. Aannemend dat deze centraal opgeslagen gegevens decen-traal worden gecompleteerd door gebruikers of hun secre-taressen, dan is voor opvragen en aanvulling gemiddeld 50 tekens input en 200 tekens output vereist per document. Indien aIle registratiegegevens centraal opgeslagen blij-Yen, dan zal bij het geschatte aantal van 750 inzages per dag van documenten eenzelfde aantal opvraagtransacties met het centrale systeem worden uitgewisse1d. Uit

prak-tijkmetingen [1] blijkt, dat dit gemiddeld 4 documenten per vraag op1evert, waarna dan gemiddeld 0,8 document wordt ingezien. De karakteristieke opvraagtransactie komt dan overeen met 75 tekens input en 800 tekens output.

(40)

IIle. lnzage van doeumenten.

Voor het actue1e arehief zullen lokale archiveringsfaci-liteiten met direct gekoppelde beeldterminals in de be-hoefte kunnen voorzlen. Verwacht wordt. dat op den duur aIleen het arehief ouder dan e~n jaar op afstand toegan-kelijk hoeft te zijn. Dit betekent dat op basis van de verouderingskarakteristlek voor 43% van het daggemiddelde

transmissie van beelden over het netwerk noodzakelijk is. Dit is een overdracht van 1000 pagina's A4 per dag.

Daarvoor zijn

296 x 210 x 64 - 4.105 zwart/wit beeldpunten

per pagina noodzakelijk [2J. IVa. Agendering, reservering en rapp~l.

Deze funeties zu11en hoofdzakelijk privet of binnen een groep met gebruik van kleine lokale bestanden worden uit-geoefend. Zonodig kan voor eommunieatie buiten de groep het elektronische berichtenverkeer (Ie.) worden toegepast. Voor de berekening van de netwerkbelasting wordt hiervoor geen bijdrage ingeschat.

IVb. lnformatie voor studenten.

Bij een bevolking van 4800 studenten wordt de grootte-orde van het daggemiddelde op 1000 vragen per dag gesteld. Per vraag zullen gemiddeld 3 informatlepagina's worden beke-ken. Dit zijn 1000 tekens. Daarvoor zal gemiddeld 20 te-kens input per vraag worden gebrulkt.

IVc. Bib1iotheekinformatie.

Het aantal raadplegingen van catalogusinformatie, verdeeld over 10 (studie)bibiotheken en bibliotheekadministratie is vastgesteld op 3500 per dag.

Na het koppelen van het bibliotheeksysteem aan het netwerk kan voor de aangesloten terminals deze opvraagfaciliteit worden gecre~erd.

Thans worden per raadpleging 3 microfichebeeldjes inge-zien. Per microfichebeeldje worden 20 titels zichtbaar. Verwacht mag worden, dat met gebruik van computerfacili-teiten 'gerichter' kan worden gevraagd.

(41)

De karakteristieke raadpleegtransaeties zullen dan 30 tekens input en 8 titels, dit is 1600 tekens output bevat-ten.

Uit het bovenstaande blijkt dat het afschatten van de

informatiestromen, deels vanuit aannames en observaties ten aanzien van het gebruik per werkplek, deels uit bekende gege-vens over het totale volume van de betrokken Informatie, moge-lijk is.

Het werkelijke aanta1 werkplekken, dat toegang geeft tot een bepaald Informatieproces, is in het hlernavolgende overzicht als gevolg van deze benaderingswijze nog een parameter

(nl, n2, ••• ). Voor gebrulk van data- en beeldinformatle zijn bovendien de relevante gebruiksfrequenties a1s parameter inge-voerd.

Overzieht van de dagelijkse informatiestroom via het netwerk:

informatle totaal eentraal totaal deeentraal subproces (Kbits) (Mbits) de tabel

3.1.1- van naar van naar netwerk netwerk netwerk netwerk

Ia p.m. p.m. p.m. p.m. Ib

-

11520/n1 11,5

-Ie 12,8 12,8

-

-IIa

-

5120/n2 5,12

-IIb

-

5110/n8 5,1

-IIe 76,8R 0,6R 0,6Rn3/1000 76,8RnJ/1000 IlIa 390.000/n5

-

-

390 lIIb 5320/n4 580/n4 0,6 5,3 lIIe 400.000/n5

-

-

400 IVa

-

-

-

-IVb 8000/n6 160/n6 0,16 8 IVe 44800/n7 840/n7 0.84 44.8 Tabel3.1.2.

(42)

n1 ~ aanta1 werkplekken waar tekstverwerking plaatsvindt. n2

=

aantal werkp1ekken waar batch-mutatie plaatsvindt n3 = aanta1 werkplekken waar bestanden worden geraadpleegd R = raadpleegfrequentie per dag centrale databestanden n4 • aantal werkplekken waar documenten worden opgevraagd n5 • aanta! werkplekken waar documenten worden ingezien n6

=

aanta! werkplekken voor aanbieding en verkrijging van

informatie voor studenten

n7 = aanta! werkplekken waar bibliotheekinformatie kan wor-den verkregen

n8

=

aantal clusterstations waarvandaan verzamelde interac-tieve mutaties batch-gewijs worden verzonden naar cen-trale systemen.

3.2. Personee!sbezetting.

Voor de toekenning van de verschillende typen werkplekken aan functionarissen in de organisatie wordt, met uitzondering van de studentenwerkplek, uitgegaan van de huidige personeelsbezetting (zie RF84/KAN-9).

Daarin is een verdeling opgenomen naar: • topleiding

• docenten

• wetenschappelijk personeel en assistenten • leidinggevend en hoger administratief personeel • administratief personeel

hoger technisch personeel technisch personeel

• laboratorium personeel • bibliotheek personeel • sport!eraren

• overig personeel

(43)

De genoemde getallen voor de verschillende personeelscategorie~n

kunnen tot 1992 diverse veranderingen ondergaan. Ondanks een algemene aanwas in studentenaantallen in Nederland tot 1988 (zie RF84/KAN-38) en een overeenkomstige groei aan de Technische Hogeschool te Eindhoven (zie RF84/KAN-47) zijn thans reeds he-leidsmaatregelen genomen, die een reductie met 5,2% van het per-soneel tot 1986 tot gevolg zullen hebben. Hoewel dit via natuur-lijk verloop te verwezennatuur-lijken is, bestaat ook de verwachting, dat door uitvoering van contractresearch en dergelijke een groter deel van personeelsplaatsen onafhankelijk kan worden van de on-derwijsfinanciering. Per saldo wordt binnen het kader van deze studie voor 1992 niet gerekend met een wijziging in de perso-neelsbezetting.

3.2.1. Gebruik van de KA-functies in de organisatie.

Aangenomen is, dat in de categorie~nhoger technisch, technisch en laboratorium personeel geen, voor deze studie relevante, be-hoefte aan kantoorautomatieeringsfaciliteiten zal bestaan. Voor de categorie~nadmlnlstratief personeel en deels voor overig personee1 is gebruik gemaakt van een nadere onderverde-ling in rangen en rangcategorie~n(zie RF84/KAN-32).

Op hasis van deze en de eerder genoemde gegevens zal met de volgende werkplekken voor de hierna aan te geven functlonaris-sen worden gerekend:

werkp1ek 1: administratlef personeel en blbliotheek personeel werkplek 2: secretaresses in operationele omgeving

werkplek 3: docenten, wetenschappelijk personeel (exclusief management)

werkplek 4: secretaresses in management omgeving werkp1ek 5: management, dit is docenten (20%),

wetenschappelijk personeel (10%), hoger administratief personeel werkplek 6: studenten.

(44)

De voor werkplek S aangenomen percentages van docenten en we-tenschappelijk personeel komen in eerste benadering overeen met de participatiegraad in bestuurlijke en vertegenwoordigende organen. Rekening is gehouden met een totaal van 180 deelnemers in Hogeschoolraad, afdelingsraden, College van Bestuur,

College van Dekanen, alsmede afdelingsbeheerders en diensthoof-den.

De kwantitatieve behoefte kan als voIgt worden afgeleid uit de beschikbare gegevens:

werkplek 1:

Ret aantal komt overeen met het in de aanvraag voor een admini-stratief computersysteem genoemde aantal van 7S terminals. Ret ligt niet in de verwachting, dat dit nog verder zal stijgen, omdat ook voor andere werkplekken in deze studie rekening wordt gehouden met de administratieve subprocessen.

werkplek 2 en werkplek 4:

Ret totaal aantal elektrische schrijfmachines bedraagt thans 280. Aangenomen wordt dat de administratleve medewerkers in de rangen 03 tim 57 het grootste deel van hun tijd besteden aan vastlegging van ongestructureerde informatie in de vorm van correspondentie, verslagen, rapporten, dictaten en dergelijke. Dit betreft 272 formatieplaatsen. In verband met het aantal management plaatsen (zie werkplek 5) wordt aangenomen, dat hiervan 140 hun functie direct ten behoeve van dit management uitvoeren en daarmee een werkplek van het type 4 behoeven. Er wordt verwacht dat 135 medewerkers een werkplek van het type 2 zullen bezetten.

werkplek 3:

Deze categorie omvat 143 docenten, en 594 wetenschappelijke personeelsleden. Op het totaal van 737 medewerkers wordt het dee 1 met beleidsfuncties van 140 (zie ad 5) in mindering ge-bracht, zodat afgerond 580 werkplekken resteren.

(45)

werkplek 5:

Genoemde percentages komen in ruwe benadering overeen met het aandeel van docenten (20%; dit Is absoluut 29) en wetenschappe-lijk personeel (10%; dit is absoluut 59) in beleidsfuncties. Daarbij komt de gehele categorie leidinggevend en hoger admini-stratief personeel, die uit 47 medewerkers bestaat, zodat to-taal afgerond 140 van deze werkplekken nodig zijn.

werkplek 6:

Ret aantal studenten werkplekken is sterk afhankelijk van de mate waarin de genoemde informatie subprocessen de-facto zullen worden getntegreerd en de ruimtelijke spreiding, die aan deze faciliteit zal worden gegeven. Bij gebruik van een werkplek per vakgroep en opste11ing op belangrijke concentratiepunten van studenten zoals in studiebibliotheken, auditorium en bij collegezalen moet zeker met 100 vaste terminalplaatsen worden gerekend.

3.2.2. Schatting van de werkplekverdellng.

Resumerend voIgt uit deze schattingen voor 1992 de volgende werkplekverdeling: werkplek type 1 75 werkplek type 2 135 werkplek type 3 580 werkplek type 4 140 werkplek type 5 140 werkplek type 6 100 totaal 1170 werkplekken.

Met uitzondering van werkplek 6 kan deze verde ling gezien wor-den als een schatting van het maximum aantal werkplekken in een gestabiliseerde situatie zonder groei.

(46)

Voor de berekening van de informatiestroom via het netwerk kunnen nu worden ingevuld:

n1

=

275 (werkplek type 2/4) n2

=

75 (werkplek type 1)

n3

=

1070 (werkplek type 1 tot en met 5) n4 = 280 (werkplek type 4/5)

n5 280 (werkplek type 4/5) n6 380 (werkplek type 6) n7

=

820 (werkplek type 3/5/6)

n8

=

15 (ciustersystemen; zie 3.3.1.).

Indien de raadpleegfrequentie op centrale databestanden op gemiddeld 5 over aIle typen werkplekken wordt gesteld, dan ontstaat het volgende overzicht van de absolute informatie-stroom in het netwerk per dag:

decentraal

informatie per werkplek totaal eentrasl subproees (Kbits) (Mbits) de tabel

3.1.1. van naar van naar netwerk netwerk netwerk netwerk

Ia p.m. p.m. p.m. p.m. Ib

-

41,9 11,5

-Ie 12,8 12,8

-

-!Is

-

68,3 5,1

-IIb

-

340,7 5,1

-!Ie 384 3,0 3,2 410,9 IlIa 1393

-

-

390 IIIb 19,0 2,1 0,6 5,3 lIIc 1429

-

-

400 IVa

-

-

-

-IVb 21,1 0,4 0,2 8 IVc 54,6 1,0 0,8 44,8 totasl 26,5 1259,0

totaal (excl. lIla/c) 26,5 469,0

(47)

De informatiestroom kan worden bepaald voor elk type werkplek, afhankelijk van de aan die werkplek toegekende Informatiesub-processen (zie tabel 3.1.1.).

3.3. Opstelllng van werkplekken en opslagfaciliteiten. 3.3.1. Koppeling van werkplekken.

In de voorafgaande beschouwingen zijn al een aantal vooronder-stellingen betrokken over lokasl versus centraal gebruik van informatietoegang en -opslagfaciliteiten. Omdat de uiteindelij-ke veruiteindelij-keersstromen worden bepaald door de opstelling van deze faciliteiten zal op de eerate plaats de mate van onderlinge koppeling van werkplekken op lokale clustersystemen, die op hun beurt met het netwerk kunnen zijn gekoppeld, moeten worden bepaald.

Op basis van de algemene trendmatige beschouwing, die hierover in paragraaf 2.2. is gegeven, mag worden gesteld, dat voor de informatieprocessen tekst en data zeker sprake zal zijn van integratie binnen een aantal clustersystemen. Binnen de organi-satie kan dit betekenen dat op het niveau van afdelingen en diensten circa 15 decentrale systemen voor kantoorautomatise-ring zullen worden toegepast. Het administratieve systeem, met 7S aangesloten terminals, kan binnen het netwerk als een

'groot' clustersysteem worden beschouwd. Voor de overige decen-trale systemen wordt geschat op aansluiting van 15 terminals. Het totaal aantal van op lokale clustersystemen aangesloten werkplekken kan daarmee worden bepaald op 300

lndien de vereiste toegang tot centrale faciliteiten wordt

gecre~erd, dan zijn de aan lokale systemen gekoppelde terminals

ook bruikbaar in combinatie met terminals voor beeldinformatie en ten behoeve van de overige informatie-subprocessen. Door standaardisatie van netwerkaansluitingen, communicatieprotocol-len en toegangsmogelijkheden tot bestsnden is deze functionele integratie realiseerbaar zowel voor via indirect als direct aan het netwerk aangesloten terminals.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

STEP DRAWDOWN TEST DATA PLOT = Drawdown data.. LOCALITY Phalaborwa Foskor PEP

Artikel 197A(2)(a) bepaal dat die nuwe werkgewer in die plek van die ou werkgewer geplaas word ten opsigte van alle dienskontrakte wat bestaan het onmiddelik voor die ou werkgewer

Figuur 6 Densityplot van het aantal soorten in de vegetatieopname voor VBI2 met onderscheid tussen plots die op een bosrand gelegen zijn en plots die volledig in bos gelegen

Als het veldwerk veel tijd heeft gekost, kan het maken van de analyse en conclusie ook een langdurig werkje zijn.. Om de analyse te maken, gebruiken we computerprogramma’s

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Wat betreft het vraagstuk van verplicht gebruik van gegevens uit authentieke registraties, wordt aanbevolen af te zien van een algemene bepaling hieromtrent ten aanzien van

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,