Inhoudo
I. Inleiding.
Il o Besclirijving der bodemtypen
IIIo Landbouwkundige eigenschappen eter bodemtypen.
I?. De waterregeling van Walcheren gaeien in vorband met de
landbouw«
T. Mogelijkheden voor grondverbetaring«
TI* Kaart van de tulnbotiwgronden op Walcheren.
?ÏI. Be beschrijving der detailkaart
1) Indeling der beschrijving
2) De bredere ruggen
• 3) De poelgronden
4) Het gebied'der afgedekte gronden
5) De verjongingsgeb'iëden van
Yerm
fd© Grenadier en in
de Äild-fatering.
6) De jong» polders in het noorden»
?} De duinzand-en ooiientgronden,,
foorsl i s varband »et tekea«en drokpöeiliJMiöde» foor de •aitsinâslijka ,
publîe&tie %ü de boderakaart va» ?&lohere» wenon triLj or goed aan t e âô©a de
diverse belanghebbende dioastea eaa voorlopig verslag "te doet téikoroen» iMmers
de vcan der tsodsoïaart goals wij die ia ïtelcheren aoîrî»g«Xa"t»a hebben» i e m©#i-»
lijlt haarkstÄaar voor niet Ingewijden» Het hierna volgend® verslag i s dus b e
-doeld als mn bsg«leid«td© verklaring der kaart» .
Bit verslag bestaat u i t een ge<WLte"van de uiteindelijke p M l e f t t i e i a
?#«diag* Het i s de bedoeling m& i a het tiitoindelljka verslag aetrderô hoolôatuk-.
îc@a dp t e n«ss% seals de voraing va» het eilend» de p r e h i s t o r i e » de
W A T Ö-liîig m d# h i s t o r i e nan het ellsnd» hoofaUrfeakkcai» «île 5n d i t vwband s&ader' t e r
»Use does* ' • • >
. Bwaadien sel emt. de hoofdstukke»» die hier «©1 geg«n«a ward«» nog het
nodige bijgeschaafd moeten «orden» daar e t e d g a voor eon publicatie t e uitga-fereid
m mk t e osMmawiohttg »Ija* 0» aan i e t»*ilijkheden M j de interprétait© van de
boâeîaksaït tegeraofit t e ko»»» l#sk hot mm j u i s t des© hoofdstukke» thans reeds «ta»
t e bisclen» niettegenstaande m»
TO»?©n inhoud dos nog de nodige vw^$ea^g$&!|;,
§4j» sas t e brengen»
Bij het tasehrijven fler "fcart bleken m Mer è» d a « nog klsime «ijsigî»»
gen i a i e kaart noodaakelijk» Helaas klont de beschrijving" niet gehêtl «et de
Ä»*5*i
fdi# ©p hei^bgenbllfc in gefernik is» Over het olgmt&èn slj» Sm irsrand«ring«ö
oohter I d t i a en l a a i de b#8übrf.jving s i oh » r wij hopen ook go«d b i j de onde'
kasrt gebraute».
Hoofdatuk g .
Beschrijving der bodemtypen.
GEÏÏLIgKKrgQITIglî.
Be
'bovenwond
varieert In zwaarte van 15-30^
de eitjes kleiner clan 16. ma. Vlak onder de bouwvoor si ju
de profielen eerst iets zwaarder, verder naar beneden toe
worden de profielen liohter on racestal sandig of licht
zavelig«,
In de bovenwond is
SOBISkalk aanvfezig, de diepere ondergrond
is eteeds kalkhoudend of kalkrijko De ligging t.o.v, het
meest-al zoete grondwater is hoog« 3)e profielen bevatten soms gean,
soms vrij veel-.roest* Be kleur der roest ia meestal rooi- of
geelbruin en "kont voor in vlammen of egaal verspreid, nooit .
in korrels. Be grond beneden de bouwvoar heeft gelige tinten,
wat op ©en gunstige doorlnclitinrstöestand wijst. Be
natuurlij-ke drainage van de profielen varieert van matig goed tot goedo
Dit is eveneens het geval met de ca|xLllaire opstijging van liet
grondwater, dooh er treden storingen op»
A. QtJDB GITULKUGORQKD»' Be bovengrond is liehtsavellg tot
zwaar-""""zavelig,"''kalkloos en vaak iets lopend. Op enige diepte,
wisse-lend van 35 tot 70,cm,wordt kalk aangetroffen. Be ondergrond
is lichtzavelig tot grofzandig.
Aio RQ'mT&RW,
pyPK CrBIJLRUGCrRöIfB: Be bovengrond is lichtaavelig,
Ï5-1Z5fi af slibbare delen en een enkele paal zandig, bevat geen
kalk en is vaak iets sleinpig (lopend). Be ondergrond is zandig
en op enige diepte (40-60 eci) kalkhoudend. In de diepere
onder-grond is meestal geen veen aanwezig. Be ligging t.o.v. het
grondwater is zeer hoog. Be natuurlijke drainage is goed, maar
de. capillaire opstijging laat te wensen ovor, wegens de sandige
ondergrond.
A H .
Eom^mm BBULiaiBoiioii)
MK? GKOP
mm
BKKEBBM 6Q QB>* .PC
sterk
aSndïge' ' 'onderTfroruT sTEaToFt' Se ' w a ï e r v ^ m r A e n i i i g " v i n ' T j e ^ d e n a f ,
A l l l . ItOKSTARMB ÖliBB (rL
vlHiKlJGgJ|OIB)Brr MRT CROP KÀIIB BOTBIf 60 era: Boor
"de «e^r's^erTceHiT*^^
o n d e r de bouwvoor door-<gaat, i s de w a t e r v o o r z i e n i n g v a n
beneden-a f v o l l e d i g g e s t o o r d «
•A2
0ROESTIGE OUDE GIffJUflJGGRQHD:' Be bovengrond i s l i c h t - t o t zwaar«»
~ ^ v ^ n | f 7 ^ k a ï ^ ^ S ~ ê m * ^ a S F T e t s l o p e n d . Be ondergrond i s l i c h t
z a v e l i g t o t z a v e l i g , z e l d e n z a n d i g e n op e n i g e d i e p t e k a l k
-houdend ( 4 0 - 6 0 c m ) . Het g e h e l e p r o f i e l i s i e t s zwaarder dan d a t
van de r o e s t a r m e oude s-trooragrond e n de h o o g t e l i g g i n g i s i e t s
l a g e r dan b i j d i t t y p e . In de d i e p e r e o n d e r g r o n d i s veen a a n
w e z i g . R o e s t k o s t i n h e t g e h e l e p r o f i e l i e t s v o o r . Be n a t u u r
-l i j k e d r a i n a g e i s w a t s -l e c h t e r dan b i j d e r o e s t a r m e oude
s t r o o m g r o n d e n , a a a r t o c h nog v r i j g o e d . D a a r e n t e g e n i s de c a p i l
-l a i r e grondweferopstijgiag b e t e r .
M
1*,«, Soms ie de bovengrond roestiger dan normaal. Bit wordt
aangegeven door r . Beze gronden zijn meest lichtzavelig,
taae-l i j k «uur en de E taae-l k a i t zeer diep.
Mij, ^
enenkele maal komt b i j de roestige oude stroomgronden
boven 1 meter een kalkarme zware stagnerende ondergrond voor.
Bit wordt aangegeven set d.
B„ Ymiomm QpmMßUGMQIpz Be trovóngrond varieert in swaarte van
"ÏÖ-^TTï^irBBar« "delen » % t proflal wordt naar ..beneden tos
eerst i e t s zwaarder en daarna l i e h t e r en de diepere ondeirnrond
i s immtal zandiß.' Be bouwvoor i s zwak kalKhoudend .of kslklôô«,.
doch d i r e c t onder' de bouwvoor t r e e d t dè k a l k op« De
onder-grond i s k a l k r i j k « Door h a t ontbroken van kalk i n de
bouw-voor i s dene vaak i e t s s l e n p i g . pe l i g g i n g i s hoog en de
k l e u r van de {^ronden w i j o t op een goede doorlucïrting « De
n a t u u r l i j k e drainage i s ' b e t e r dan die van de oudo stroosgrondon
en de c a p i l l a i r © o p s t i j g i n g i s over h e t algemeen goed, hoer/el
s t o r i n g e n voorkonen.
Blv VERJOIIGDi: GBUaniJCrGROIID jffff JdGWSZAYELmE BOTljlGRQtfl.) ï_ De Boven«
grond ï s TïôTvÇsâvoTifi rae-ii 2 b ~ £ ^ afüirSbaro 'delen« l a a r beneden
t o e wordt hot p r o f i e l v r i j s n e l l i c h t e r en op 60 om i s h e t
meestal a a n d i k
3 1 1 . Soms t r e e d t h e t sand r e e d s boven 60 en op- wat een s t o r i n g
b e t e k e n t i n de c a p i l l a i r e o p s t i j g i n g « B i t wordtaangegeven
door 1»
3 2
• 7isjpiïg:
;a GBimmgump iws
^ Y B I I G B - BOVBIIO-ROIO): D©bouwvoor i s
s a v o l i g n e t S"5"-5'5^ d%Ien"af3Ïibbaar
0Sons s t i j g t d i t g e h a l t e
onder de bouwvoor nog i e t s , n a a r naar benoden t o e wordt de
grond l i c h t e r en i n de diepere ondergrond t r e e d t sand op', d i t
é c h t e r pas beneden 70 cm» Pa doorlatendhoid i s v r i j goed. De
bonvrvoor i s v r i j goed gekruimeld, naar neiging t o t sienpen
b e s t a a t . !
B21, Indien het zmiâ, i n de ondergrond t u s s e n 50 an 70 on>begint
ydan 1« Desa zandotoring h e e f t Blochts weinig betekenis«
B211«, KoiriTTiet zand boven 50 eti voor„ dan toevoeging van ld.»
Doge s t o r i n g i e "vm b e t e k e n i s voor 4e c a p i l l a i r e opB^ljging«
B2cU Treedt boven 1 ne t b r een Icallcamo zware l a a g op
ydas •
toevoeging d»
B3« jgffiJfflgflS .(gftnflüaOKgire IET .gWA^r^ViaiOx? BO^dlG;
JOHD?De
boven-grol^Tef'ii«Är
r^avfTi?f'"Seî"'3 5<^!>^'' ooien *kT èl^elr 7!an"16 nu«
Sons stijgt dit gehalte iete onder de bouwvoor« Haar beneden '
toe wordt de grond liohter, net sand in de diepere ondergrond«,
De doorlatendhoid is vrij goed; de bouwvoor is v/at slenpig«
B2,d« Indien het sand of de' lichte savel begint tassen 60 on
90oB dan* toevoeging i« Deec gronden liggen ieto hoger .dan de
B'5-typon. Ze sijn oolsbcter doorlatend
01211« Base toevoeging als het zand boven 60 cm begint« De
storing begint* Iiinderli jl: te narden vb or 'de watervoorziening
van benedon af.
]
^
dOIIGB
(Sm^AMJIiXymp
" Het gehele profiel der jonge
atroomsron-cfëh'' is "'IraTkrï"jlcV'"ôo'Ic" in de bouwvoor is bijnaasteede ean reser~ ,
ve aan kalk aanwezig» De bovengrond kan variëren van
liohtza-vclig tot kleiïg, waarbij de j<rond onder de bouwvoor soos iets
in zwaarte toeneent. Dieper in het profiel wordt de grond
lioh-ter (lichtsavelig tot aandig) «l>© diepere ondergrond is steeds
veenloos. De kleur van de grond is gelig of bruinig, wat op
wen goede doorluohting wijst« Alle typen van de jonge stroom«
grond sijn goed doorlatend en ook da capillaire opstijging
wordt zelden gestoord» De structuur van
ÜBze
gronden is goad
gekruimeld« De' hoogt©ligging is variabel «
Cl« LpBTf^l^IClg J^OKE ggJS(Rm)
Gimms
De bovengrond ie
liohtKive-• l ï g ^ S T K Ü o-e
'-"
gb-Ë^fl dee it JéaTcïeTner dan 16 nu« Haar beneden
toe wordt het profiel "vrij snel liohter en op-
60
on is het
sandig« . . . > ,
De ligr:ir.<: t«o.'/<, het grondwater is hoog» Door de grote saftdle«
~-T^~
lie id van de ondergrond kan de watervoorziening van bew&de» af
niet optimaal zijn.
Gil. Soms treedt het sand boven 60 om ops Bit wordt aangegeven met
1. De capillair© opstijging wordt hierdoor gestoord,
02. ZA7BLIG-B JOHSK OBtflfcxl&RQICD î Be bouwvoor is zavelig en bevat
~2$-¥%
afsIlB^e^
lëlen
l,,l''®eestal 30-55£)*Soms stijgt dit iets
7onder de bouwvoor, maar verder naar beneden toe .wordt de grond
lichter. In de diepere ondergrond treedt Eand op, echter pas
beneden 70 cm.
021. Begint het sand in de onderbond op een diepte van 50-70
cm» dan toevoeging van 1U Het gehele profiel is wat lichter
dan 02; het gehalte 'aan afslibbare delen van de bouwvoor bij
021 is 25-50JS.
0211 Kont het zand in de onderiprond boven 50 cm voor, dan
toe-""""""*" voeging 11. Ook hierbij is het gehalte van afslibbare delen
van de boiiwvoor gelegen tussen 25 en 30^» De zeer ondiepe
zon-dige ondergrond is storend voor de capillaire opstijging.
02d. Is boven 1 meter een zware Icalkarae ondergrond aanwezig,
die storend werkt op de '»tater 1 mis hou ding, dan toevoeging cU
03. ZgiJjR 2ÂVIILIGE JQljgE gElJltll!c|&ROKD ; De bovengrond is swear
zàVelig 'met'' '5!?-4'5üi
arsIitSare*''"leTen. Dit gehalte wordt soms
onder de boiiwvoor iets hoger, maar verder naar. beneden wox'dt
de grond lichter, mét zand in de diepere ondergrond, meestal
pas beneden 1 a, De doorlatendhcid is best»
031.«_ Indien het zand of de lichte zavel tue sen 6o en 90 cm
begint, dan 1 toevoegen. Deze gronden liggen iets hoger dan 03.
04 o Heiige Jonge GBUQ&UffiROflD; De bovengron'1 bevat meer dan 45** af-
,.elige
Ü
QHge fcrijUMiutjtaf
urn) s
ue oovengrona revax meer aan 4 p;*
a3"sïiDoare cfelën'„ in ae'Imciergrond treedt zand op, doch steeds
beneden 1 in. Ondanks de zwaarte is de grond prima doorlatend.
De ligging t.o.v. het grondwater is middelhoog«
QQjgtGAffggg-BOMroyÎ De profielen zijn laeest 'geheel zavelig, een enkele
keer ook'kleixg. ïfaar beneden toe blijven cij ongeveer even
zwaar of worden iets.lichter. De profielen bevatten geen tot
vrij veel "kalk. In principe is in de ondergrond veen aanwezig
0Be waterlraishouding van deze typen.laat te wensen over» doordat
de ondergrond te dicht is»
D» ÙWM OVBWAMGSGRQWmSt
Be profielen der oude overgangagronden zij
zavelig "tot swaair savelig over de gehele diepte. In de
boven-grond zijn de profielen steeds kalkam». in de onderboven-grond is SOE
iets kalk aanwezig» echter steeds weinig« Het veen in de
onder-grond zit op een diepte variërend van 00 cm tot 2 ra* De ligging
uit het grondwater is iaiddelhoog. De roest komt voor in de vons
" van vlassen of egaal verspreid, zelden in de vorra van conoretle
Pg«,
lAet profiel is door elkaar gemengd, doordat het veen uit
de ondergrond ie wegge
.graven. De ligging t
0o
0v
0het grondwater
is laaf;» Koest komt voor in de vorra van roodbruine of grauwgele
ôonoretiese Be grond is gereduceerd» wat in de kleur.tot uiting
komt o
JONGE pT£lgAHgSgHOin)i Be profielen dsr jonge overgangsgronden
be-i S a n ÜïfTSvêTJTaware aavel of klebe-i, met In het gehele profbe-iel
weinig verschil in awaarte.
De
bouwvoor 'is meest w©l iets, doch
nooit veel lichter dan de ondergrond. I)e bovengrond is soss
kalklooay soma kslïö'MjtadencU Onder cle bouwvoor treedt al
spoe-dig tamelijk veel kalte' op, ••terwijl op grotere diept© liet
pro-fiel sous weer kalkarmer wordt, fte ligging t.o.v. het iets
brakke grondwater ia middelhoog, De kleur v.d. grond is
liant-grijs of -geelliant-grijs, wat op een
zeer
matige doorlnohtlng wijst.
Vooral-bij de swaardere typen is de grond zeer dioht, waardoor
' d e water hu
isijouding te. wensen overgaat. De bouwvoor is dan
ook vrij slenpig»
S2.
fATisLiaB'JQIKm ömmimGßmmim:
liet gehele' profiel is zavelig*
"
"
*
*
" De bouwvoor "hee'fd;
'vê&Tnïg
'laat "van slempen.
BS » 4. PffJ^ATBDIGB
BN
iOBIïOE JOÏÏGB QYBTlfrAlgS&RQW): liet gehele
profïëï 'ïs'''''vrï'j'''zwaar' eh"
de''boitwvo'br slempt. "'
Ecu Door het uitgraven van veen, is het profiel geheel
ver-werkt,, Hierdoor vinden we de kalk door het gehele profiel heen',"*
hoewel de bouwvoor vaak wel Iets kalkarmer ie,. De ligging t.o»v
het iets brakke grondwater is laag. De kleur van de grond wijst
op een gereduceerde toestando
RBLGHQRDBIf: Het gehele profiel der poelgronden is kielïg. De
'Gaarste grond bevindt sich"op een diepte van 40-70 cm.
Zo-wel daarboven als er beneden is de grond iets lichter. In de
ondergrond is in principe veen aanwezig, op wisselende diepte
van 50-150 om. De profielen cijn kalkhoudend of kalkloos,
echter nooit kalkrijk. De gronden aijn zeer dioht en de
struc-tuur is • kubusachtig. De ligging t.o.v. het fcrondfiater is vrij
laag tot laaf;. De kleur v. cl. grond wijst op een gereduceerd
milieu, dat reeds spoedig onder de oppervlakte optreedt. De
gleyverschijnselen konen hoog in het profiel voor in de vorm
van roodbruine, vaalgele en ook wel groene korrels en
conore-ties. De waterhuishouding is ten gevolge van cle dichte grond
zeer slecht« De bovengrond is meestal iets lichter en vaak
wat rood gekleurd.
F. OUTE
'BWJJG-IIOWiHet profiel van deze grond bestaat uit kalkara©
" lï'eï" ;
"de '
"h
ovenVpr ond is soms zavelig. Het veen treffen we in
principe aan op een 'diepte van 50-120 cm. De bovengrond is
zuur, arm en rood en zeer humeus, De ligging is vrij laag tot
laag.
Ft». Door het uitgraven van veen, is liet profiel totaal
ver-werkt en' laag tot zeer laag 'boven .'het grondwater komen te
lig-'gKQ'o .De bovengrond is hierdoor niet rood raeer en ook is die
minder ar©. Sons zijn moeraskalkdeeltjes en fosfaatvlekken
aan-wezig. De grond is sterk gereduceerd, maar niet
zo
-stug als
de ongemoerde grond.
g. JOIGB ftBGLOiroiED: Deze gronden hebben een kleiïg profiel j dat
grote"
"ove'r'eehkonst vertoont net de oude poelgronden,. De
pro-fielen zijn echter iets kalkhoiMend en ook treden savelige
bovengronden 20 goed als niet
op
0De bovengrond is steeds
kalk-loos, maar op enige diepte treedt kalk op," terwijl
&p
grotere
die
pire de grond soms weer kalkarmer wordt. Het veen in de onder«
'grond «it disper dan bij de oude poelgronden. De ligging t.o.v,
het grondwater is ook beter» De kleur wijst op een wat betere
doorluohtingstoestand van de grond. De diepte van het veen
wisselt hier van 80-150 om.
fflf« Het veen is Uitgegraven, waardoor het profiel totaal
ver-.werkt_is» De kalk vinden we hier door het gehele profiel hees.
• Af.QBBBlgB GRöBPBl: De pï»fielen "der afgedekte gronden zijn onderin •
. " !OPISPB'zavelin "em kaikrijfcj naar boven' toe worden ze eerst
zwaar-zavelig of kleiïg en tevens kansarm, terwijl de bovengrond weer
iets lichter is, doch ook kalkarm» in de diepere ondergrond is
een dunne veenlaag aanwezig of ontbreekt' het veen geheel. De
structuur van do bovengrond is vrij-slecht». De ligging t.o.v.
het grondwater- is 'middelhoog tot hoog» De kleur der bovenhanden
ia soms rood eri dese zijn zuur« De kleilaag is -dicht en' in
meerde-re of mindemeerde-re mate ondoorlatend, wat een storing van de
waterhuis-houding betekent. De kleur der kleilaag wijst in de meeste
geval-len op een gereduceerd milieu»
H2 APG-BDEKTB GROMDEN MET. IBTS BWAAJSDERB LAAG
i
De bovengrond is
licht-zavei ie '^o""f ' zavel I R 'eri kal'lclóo
a" j 'naar""beneden toe wordt de grond
iets. zwaai-der, on ongeveer beneden 60 cm licht zavel ig en kalfcrijk
te wordeïJ| De zwaardere laag is voor de waterhuishouding vrijwel
niet storendo
H3 AP&KDBKTE QROKDBN MET ZWAK STOHBHDE LAAG ; Op de ïichtssavelige
on-lërgrond ¥evlii3t gich 'een zwaardere IcalSrcie, zwaar zavelige tot
kleiïge laag, die tamelijk ondewortLatend is« Deze kalkarme laag
is 30 tot 60 co, dik» De bovenste 20-40 en van het profiel is weei
iets lichter, doch ook kalkarm»
H3r
0Het optreden van een lichte bovengrond gaat vaak gepaard met een
rode kleur« Deae grond is zuur« Dit wordt aangegeven met r.
H3rr«Is de bovengrond zoor rood,, dan wordt dit aangegeven met -rr». Se
zijn zuur, slenpig en voedselarra»
IÎ4. APOIJ-BXTB &R0Î3DBI?
lïEÏÏ
ZEUR SgORl-)MDB TAAG: Op de lichte zavel van
cE" onder grond böviïïïïfHsïon!" een' 'meesrfc kleiïge kalkarme laag, die
zeer dicht en stug- is<» Dose laag is meestal 30-70 cm dik; in
enke-le gevalenke-len dikker«, De waterlmishouding ie door deze laag sterk g«
stoord» De bovenste 20-4-0 en van het profiel is weer iets lichter
en kalkloosa
H4r» Deze lichte bovengrond is vaak iets rood, wat met r»_ wordt aangegi
ven
0H4rr* Is de bovengrond erg rood, dan wordt dit aangegeven met rr»
DïïXWMHD BH "/BfffiîTOROÎflIBif" ; De profielen bestaan uit duinzand, al of
rSerb
vermengd' set klei, en hebben in da ondergrond een waterophou«
dende laag» Het zuivere duinsand of de 'raenggrond zijn steeds
kalk-loos o De ligging t.o.v. het grondwater is hoog»
EÏ,»
DtHlZAIDgRQHD1|H: Het gehele profiel bestaat uit kalkarm'-zuiver
àxii
Kind, dat 'in' 'Ie' "ondergrond rust op de watervoerende laag. De lig-'
ging is zeer hoog» De doorlatendheid tot op de ondergrond is goed,
Ten gevolge van de grofheid van het 2and. is de capillaire
opstij-ging maar gering» In enkele gevallen bestaat de ondergrond uit zaï
KlIiaoDit zijn de hunusarne en hoogst gelegen profielen» De geringe
ca-pillaire opstijging is hier van belang»
KIhh»De htuaushoudende profielen die iets lager gelegen zijn.
iHTCT*!)® oude ondergrond is boven 1 meter aanwezig„ Het nadeel van de
geringe capillaire opstijging is Merdoor opgeheven«
yraar tot 1Q# klei bijgemengd is. Be ligging,is lager dan
bij KI.
K2d. De zwaardere ondergrond treedt boven 1 »eter op.
K3. DÜIK2ATO MET YEEL KLEI ( *ƒ>yST" ) : De profielen bestaan uit
."* faïlcam duinaand" nef heer dan 'ÏÖ$ klei of aavel, rustend
op waterstagnerende ondergrond. Deze grond is seer slempig.
Katuurlijke- drainage en capillaire opstijging is matig.
X'jSd, De waardere ondergrond treedt op boven 1 meter.
XX. Geven aan dat er in de stroongrond plaatselijk iete
storende laagjes, die kalkarm zijn, voorkomen, zonder
dat- deze gronden echter nog tot de afgedekte gronden
gerekend nogen worden.
00<•_ Geven aan dat er kalkrijke «waardere laagjes aanwezig
zijn, die echter praetisch niet storend op de
water-huishouding werken.
00. Oude Cultuurgronden, d.w.». gronden, die tengevolge
van oude bewoning vrij diep—zwart en meest ook
phos-foathoudend zijn.
Hoofdstak III, •.
-landbouwkundige eigenschappen der profielen.
Â
1• . ROEST
MWB
OÖPB gBTJLRÖPGHQHDBH: Door hun profielbouw zijn deze
pxonämi'
uln Vi&T^roori&BX
vroeg droog en warm. Hierdoor zijn se
geschikt voor vroege groenten. Door'hun hoge ligging boven het
grondwater en ook t.o.v. de omgeving, is dese grond in de zomer
• te droog«, de zandige ondergrond speelt hierbij ook een
belang-rijke rol. Be watervoorziening van benedenaf is gestoord»
ter-wijl bovendien het grondwater te laag staat. Voor vroege
teel-ten gijn deaa gronden geschikt, maar-in de maanden Mei, Juni
en Juli laten de gewassen het zitten, omdat ze dan geheel op
het regenwater zijn aangewezen, dat dan slechte weinig valt.
Tot laat in de herfst ie deze grond te bewerken. Het bewerken
is vrij lieht en gaat met weinig moeilijkheden gepaard» Be
ontwikkeling en opbrengst 'van de meeste land- en
tulnbouwge-wassen is redelijk tot'goed, soms echter aan de liohte kant.
Erwten hebben wel eens last van vroeg rijp worden, wat bij de
.".boeren bekend is ale Sint-Jansziekte. Be opbrengst van
winter-tarwe, aardappelen en suikerbieten ie matig. Ook het weiland,
dat-op des© grond voorkomt, is van matige kwaliteit, doordat
de grond te droog is.
Jhii
*let
grove zand dat tussen 60 en 100 cm begint, heeft
weinig invloed op de vroeghoid van d© grond. Be invloed doet
zich wel gelden in de zomermaanden, doordat de ontwikkeling
van de gewassen achterblijft, wegens sterke storing van de
watervoorziening van benedenaf » Bieten b.v. gaan op deze
gronden op warme dagen slapen, doordat de ondergrond te droog
wordt en loslaat. •
-M t type vertoont de eigenschappen van A»1 in versterkte
"mate. Reeds bij aatige droogte en warmte, blijft het gewas- reeds
in ontwikkeling achter en hebben bieten reeds last van slapen«
In de praktijk noent men deze gronden" "zandbaaien". Door het
grove zand vlak onder de bouwvoor, is reeds zeer spoedig tekort
aan water. De zandbaaien zijn als landbouwgrond dan ook van
slechte kwaliteit„ Yoor vroege groenteteelt is dit type nog wel
te ggoruiken, evenals dit net A, en A-,1 het geval is.
kn.:
ROBSflGg OUDE GRIILIillGGROMD; Dit type is lager gelegen dan A
x;
""*"* """ïïSveüÏiD''is de' on3ër^ólïl~"niet «o sandig, aodat dè
water-voorziening van benedenaf beter is. €te deze redenen, treedt
op dit profiel geen, of zo goed ale. geen verdroging op',
be-halve., op de saallere ruggen, die hoog tussen de al o f 'niet
ge-moerde poelgronden liggen. Be landbouwgewassen geven op deze
gronden bevredigend© resultaten. Ook zijn ze nog geaohikt voor
tuingronden, hoewel ze iets minder vroeg zijn, naar ze hebben
daarentegen het voordeel, dat er in de zomer ook nog goed
ge-teeld kan worden. Het iets zwaarder zijn van het gehele
pro-fiel is vooral voor de landbouwgewassen van belang. Voor de
ont-wikkeling van de gewassen, gelden dezelfde opmerkingen als- bij A-, ,
net dien verstande, dat de- gewassen over liet algemeen op deze
gronden lets zwaarier ontwikkeld zijn„
èigSLz.
Be roestige bouwvoor, die rood van kleur is, heeft een
ongunstige invloed op de onv/v/ikkeling der gewassen, wat voor
eon deel te wijten is aan de zure bovengrond, die arm is, en
aan de diepte van de kalk in de ondergrond. Ben nadeel is
ver-der, d:.t de bouwvoor stoffig aanvoelt. Door de geno«i§de feite»
vertoont de grond zeer .»adÄig© eigenschappen
1* Dez«. gronden gttsaa
ongunstig bekend,» Steril« "kalkbeiiesting is'op deze vaak zeer ge-'
wenst
ft...,-...
l
9â.
. • Hierbij vortat de w a r © kalkarsï© ondergrond eeh storing
"*^'~~* in de waterhuishouding
#die«ä# grond laat e n koud maakt. Bowel
b i j droogte a l s bij regen vertoont desse grond ongunstige h o e
-danigheden.
B-,. VERJOIlfllIg
G M J I I ' C U G O H O F ^ ÏB & t typ© v o m t goede vroege
tuinbouw-eirond o' wegens a.é~13|e" lifting ©n 'de vrij zandige ondergrond
treedt in de soraer i-ts -droogte op« Vroege gewassen geven de
beste resultaten. De verjonging heeft een gunstige invloed
gehad op de algeaene landbouwkundige eigenschappen van de
grond, waardoor de opbrengst beter is dan bij. type  . De b e
-werking is even gemakkelijk als bij dit type, maar de structuur
van de grond na de bewerking is ieta beter. Toch zijn
Z6
Sdoor-dat ze een zo lichte bovengrond hebben ook »el iets slempig»
Ti-.!»
Het aand in de ondergrond treedt hoger op, dan bij de B-,,
waardoor we op dit type in de zomer verdroging krijgen en de
gewassen te licht blijven.
B p , YBRJQggDB GBtaETJCrOKÖffl MET 2ÄVBLXGB BQfEIICrRQïlI}: Goede
landbouw-~"
£grond 'dïe"'Van
n''2roô^e geen '"'Tast''' ïïë'eft. fïa' "bewerking is de
struo-tuur echter niet steeds even mooi gekruimeld. Alle gewassen
vertonen oen goede ontwikkeling.
B
01 . Beae gronden gijn droger dan de B
2* maar veel last van
~*^ verdroging hebben se echter niet.
Bgll. Deze gronden sijn in de zomer te droog»
2 p £ i
^}e
^ l ^
0 1*
0® sware laag ïn de ondergrond is storend voor
de waterhuishouding, waardoor de gewassen-sich later en
ongun-stiger ontwikkelen, mede onder invloed van de bewerking flie
pas laat mogelijk is.,
B
VYimjomm mimmmmm}. igg
ZWAIASAVBLIGB BOVEIIGHOMD;
Bit zijn
—y- reïïiTTJK goede" "'''^mmîS^r&nMB, ÏÏfë" e^ïïir'
l1rïe
lïgljig""*tot
slem-pen hebben. B i j de Boeren i e het type bekend a l s pannige' grond»
Ze i s v r i j awoar t e bewerken en bovendien s i j n ze wat l a a t .
B
rX. Deze gronden z i j n vroeger dan de B.,, maar overigens s i j n
"y^
de hoedanigheden vrijwel gelijk. Verdroging treedt echter
zelden o p .
P» JOUGB tfBTJlpïüArltOin).;. Alle jong© »troomgronden z i j n open, ook de
zwaarste." op "'des e gronden g r o e i t a l l e s goed. l i t t e bossn
g r o e i e n t e welig en worden daardoor Eiek en gaan sohiiginelen.
Erwten hebben l a s t van ziek worden b i j warm weer. Ook d i t wordt
door' de boeren Sint-Janszie'fete genoemd« Alle typen van de
jonge stroomgronden vormen de b e s t e bouwlandgronden van
Wal-• oberen.
0-p LIOHTZA^yETjlGE JOMGP» GBin&ufcrRONP.r Behalve goede landbouwgrond .
i s deze 'grond' 'j^TST^iscE^i^rôor tuinbouw. Ben nadeel i s , d a t
Be i n de aomer wat t e droog g i j n .
- l i l Eveneens vroege en goede t u i n g r o n d , maar h e t , w a t e r t e k o r t
t r e e d t s n e l l e r op en i s g r o t e r , wegens de grotere aandigheid
van de ondergrond.
Cg. MVBKQB JOIGB.GBPglTOiioro; Voor f i j n e tuinbouw i s deze grond
a l t e zwaar ma«r b s t ' i y p e ; I s zeer g e s c h i k t voor ' f r u i t en -'grove
g r o e n t e . 'Verdroging -treedt' n i e t ©j>
0Voor a l l e landbouwgewassen
C«l. Ook dese gronden 'hebben zelden last'van verdroging. Het
zivildek is voldoende dik om een flinke watervoorraad té
vor-men. Als smalle rug tussen gemoerde konigronden, kan dit type
in de zoraer verdroging vertonen»
Ggll. Dit type heeft het zand te ondiep, waardoor
verdrogings-*~ verschijnselen sterk optreden«
ÇL0È1.
•^
Destorende ondergrond naakt de grond later en kouder
dan het normale type,
0
VgWAARZAVELIGB JQ'HGE G^Uiy.l(^H(>Ig>Î Wagens de grote, z w a r t e zijn
~
5deze'gronden moeilijker te bewerken dan C
2en.G-j«
Tevens sijn ze in het voorjaar later. De productiviteit is
zeer groot voor alle gewassan
»
Ook voor weiland is dit type
geer geschikt. Bit is 'eveneens het geval voor fruitteelt»
•die echter nog maar weinig-wordt aangetroffen.
3-1. De grond is in het voorjaar sneller droog dan de O«,.
-5 Ook in het na»jaar kan langer op dit land gewerkt wor-
2den. Verdroging treedt niet öp
0C , Kleiïge JONGE G-BUEfelXJ&RfflD
:
Dit gijn de meest productieve
bouw-~^'
landen 'van wàïch'er'en»""IHéEanks de grote zwaarte is de grond '
open. Se is echter moeilijk te bewerken: kwade grond. Weilander
zijn op deze gronden eveneens goed» doch komen er zelden op
voor o
.13. OUD?) OVBilCAIIC^rrRQBDEM: De oude overgangsgronden zijn matig
gescïiïkt " vb or" bouwland. Deze gronden zijn wat arm en laat.
De ondergrond is meestal niet opdrachtig genoeg« Hierdoor
aljn ze aan de late e
ir koude kant» Toor fijne tuinbouw
onge-schikt, voor grove tuinbouw matig gesohltes. Bij de
landbouw-gewassen valt de opbrengst over liet algemeen nog niet tegen.
Dia. De2e gemoerde gronden liggen vrij laag boven het iets
brakke grondwater. Dit hoeft dan invloed op de gewassen, zodat
deze grond ongeschikt is voor bouwland. Inderdaad is dit typ©
dan ook voor het grootste deel als weiland in gebruik. De
door-wëartellng is niet diep, omdat de grond te gereduceerd is.
E2.- ZAVKIJGB JQ1TGB' C^HSA.NQSGRQKD.i Dit vormt redelijk goed
bouw-~ land, dat' "voor" aïïe" geTOS"ien"
:il''ta«elijk voldoet.
BI,. 4. aSWAAHaAVELIQB E» K^BlffB JffifOE öy^AïïffSGROÏfDï Door de zwaar
-te eo minder "gunstige ondergrond is
'é,»m
grond lang 'nat en
slentpig {pannige grond). Voor tuinbouw ongeschikt»
En« Door de lag« ligging' is deze grond ongeschikt voor
bouwland, aangezien het brakfee grondwater te veel invloed op
de groei van de gewassen gaat uitoefenen* Weiland is 'de 'Snige
„ oplossing, en in de .praktijk wordt het ' dan ook als- zodanig .
gebruikt » Het weiland is dan van vrij goede kwaliteit..
g» öïIXJB
mmMlOMJREï
fan-gevolge van d© proficrlopbauw zijn de poel*
"'"'''g¥on^in~*aïïôefï""naar geschikt voor weiland» Sommige stukken
worden echter als bouwland gebruikt, 'doch dan zijn ze zeer
laat, sleoplg.en sterk afhankelijk van het weer« De
verschil-lende gewassen gevan »eer uiteenlopende resultaten» Aan de
hand van «S© ervaring in .de; praktijk kan hat volgende gessegi
leerden: IJlen, luoerne-, • airtker- en voederbiet»» gloeien - aleoht
Bonen (witte, bruine, paarde] en tuin-} zomergeret,
zoster-tarwe, vlas en haver geven een matige ontwikkeling en opbrengst o
Aardappelen, papaver, koolsoorten en rapen zijn matig tot goed«
Rode klaver, erwten en wintertarwe Reven ovor het algemeen ©en
goede opbrengst. Kenen we nu het totale beeld van poelgrond
als bouwland, dan is dit maar sseer matig. Er moet daarbij nog
i
nof^engolioiw genomen worden, dat het weer moet meewerken, lis
weil^md g'"eft deae grond ook maar matige resultaten. De zure
grond nee
ft een. sie ont grasbestand. In vole gevallen verdringen
mossen de'grassen. De opbrengst aan gras in vele gevallen is
nog redelijk"te noemen, »aar de kwaliteit is slecht» Is de
kom-grond als bouwland in gebruik, dan vertoont de kom-grond onder de
bouwvoor een betere kleur, wat wijst op een betere doorluchting,
dan bij grasland. Hier is de grond onder de sode totaal
geredu-ceerd* Ben gevolg hiervan is, dat de zode op vele plaatsen niet
in de grond maar op de grond groeit. Wat betreft de•kwaliteit
van het weiland kan nog opgemerkt worden, dat.de Waloherse boer
niet in de eerste plaats weideboer is en dat daardoor het
wei-land niet die veraorging krijgt die het nodig heeft.
Fm. De ligging van deze grond ia geer laag, zodat in vele
gevallen het brakke grondwater een geer nadelige invloed op de
zode of op de gewassen uitoefent. Op laagst gelegen dalen van '
des© gronden komt in'vele' gevallen een natuurlijke
halophyten-vegetatie voor. Op de iets gunstiger gelegen gronden kurtoen we
.de volgende ontwikkeling waarnemene Uien, lucerne, en
suiker-bieten meestal slecht.. Gerst, .haver, paardebonen, aardappelen,
bruine en witte bonen,' papaver en vlas matig. Wintertarwe, kool,
rapen en erwten meestal redelijk goed. Ook hier geldt weer: het
weer moet meewerken. -Bovendien is op te merken, «Jat de stand van
de gewassen in.bijna all© gevallen seer ongelijk is.- Het weiland
op deze gronden is matig» De opbrengst aan gras is gering, maar
doordat d© grond niet *o arm is als .de ongemoerde pfcfe!L> is de
kwaliteit best» Volgens de boeren geven de koelen, die op
ge-moerde komgronden grazen van wéinig- gras veel en goede melk.
Ook de aoutgraacen die in.de laaggelegen moerputten groeien,
sohlfnen van goede kwaliteit te g-ijn.' Be«e zoute vegetatie staat
bij de boeren op üaloheren bekend als.
HIfaat°.-G. -JOSGrR PORL&RQlj): De jonge poelgrond is over 'het algemeen' iets
Hoger gëXegen""dan d« oude,' zodoende sal de Invloed van het brakke
grondwater geringer aijn. Dit ®n de betere kalktoestand en de
rijkere bovengrond maken-,' dat des» jong© poelgronden beter sijn
dan- de oude. Bij gebruik als bouwland, is de ontwikkeling en
opbrengst der gewassen als
:'volgt samen te vatten-r xjtpit, vlas,
papaver, lucerne, suiker«-en voederbleten, gerst,'Imver, witte-,
bruine», paard»- en tii-lpbotten matig. ïarwe, aardappelsn,- kool,
'
. rapen en erwten redelijk' goed* »eiland ia ire.delltjfc,' wterblj roet
de onverzorgde staat rafeniiig gehouden moet worden*.- ,'Bï.j goede
verzorging is er goed weiland op te'Verkrijgen,
0*3.» De gemoerde jonge poelgronden liggen ook weer te laag
boven het brakke grondwater. Is de ligging niet al te ongunstig,
, dan ie bij gebruik als bouwland, de ontwikkeling als volgt:
Uien, vlas en papaver matig. Luc erne klaver, witte-j bruine?
paardô-en tuinbonpaardô-en matig to
4; r/v-'d« i/int er tarwe, zoraertarwe, gerst,
haver, kool, rapen er. erwten goed. Het weiland ia goed, waarbij
opgemerkt kan worden, da!; vooral voor de vetw^iderij -.lese
v/ei-landen jjeer geschikt nijn. Ook voor de gemoorde jonge komgronde»
geldt, dat de stand van ue gewassen onregelmatig is. De hoge
starid van het rrondwator maakt het gebruik van de.ïse
gron^fwei-land het meest wenselijk, pit geldt trouwens vooi^ alle poelgroniïös
Het komt wol voor, dat door te lage ligging op grpte gedeelten
bM*.
..ÀPgSBBKgK GRQBDEl lim
1" lEgS
mummm.
LAAG; Bij dit "type 'is de
, ^
( / iI'aag slechts een weinige ¥torend voor de waterhuishouding; op
'sfj de ontwikkeling van de gewassen zal dan ook niet veel invloed
J