• No results found

Variatie in permeabiliteit van een pleistocene rivierafzetting en de invloed op grondwaterstroming.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Variatie in permeabiliteit van een pleistocene rivierafzetting en de invloed op grondwaterstroming."

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Variatie in permeabiliteit van een pleistocene rivierafzetting

en de invloed op grondwaterstroming

1. Inleiding

Voor een duurzaam landgebruik waar landbouw, natuurbehoud en milieubeheer samengaan, is kennis over de grondwater-stroming onontbeerlijk. De richting en snelheid van het ondergronds transport van water met daarin opgeloste stoffen wordt in belangrijke mate bepaald door de geologische opbouw van een gebied. Belangrijk hierbij zijn de dikte en de verbreiding van verschillende lagen, alsmede de permeabiliteit van deze lagen. De permeabiliteit is één van de belang-rijkste parameters bij het modelleren van

grondwaterdebiet uit de Formatie van Sterksel en de verblijftijden van het grondwater voor drie schaalniveaus te vergelijken. Bij die vergelijking is gebruik gemaakt van een eenvoudig 2-dimen-sionaal, verzadigd grondwaterstromings-model (FLOWNET).

2. Gebiedsbeschrijving en

onderzoeksopzet

De groeve Maalbeek ligt in de gemeente Belfeld, circa 10 km ten zuiden van Venlo, nagenoeg op de grens met Duits-land. IR. R. E. I.APPERRE Iwaeo H.M. C.SMIT Studente Landinrichtingswetenschappen LU Wageningen IR. H.J. SIMMELINK Rijks Geologische Dienst

DR. IR. H.A. J. VAN LANEN Vakgroep Waterhuishouding LU Vi'ageningen

verzadigde grondwaterstroming. Door geologische processen varieert de per-meabiliteit meestal. Op de vraag hoe deze variatie (de meetschaal") 'het beste' vertaald kan worden naar de

per-meabiliteit voor lokale of regionale grond-waterstromingsmodellen (de modelschaal) bestaat nog geen eenduidig antwoord. Er zijn verschillende benaderingswijzen mogelijk. Sommige benaderingswijzen gaan uit van kansvariabelen, anderen kiezen uitsluitend sedimentaire structuren als uitgangspunt. De meeste benaderingen gebruiken echter een mengeling van beide uitersten. De voor- en nadelen van een hoofdzakelijk stochastische benadering zijn recentelijk door Bierkens [1994a en

1994b] beschreven. Dit artikel beschrijft de variatie in permeabiliteit van een pleistocene formatie, waarbij voor de bepaling van de ruimtelijke verdeling van de permeabiliteit en het effect daarvan op de grondwaterstroming, sedimentaire structuren worden gebruikt (een deter-ministische benadering).

De Formatie van Sterksel in de groeve Maalbeek is hierbij als studie-object gekozen. Beschreven wordt hoe uitgaande van de sedimentaire structuren lagen met hun kenmerkende permeabiliteit zijn samengevoegd (opschalen), zoals dat gebruikelijk is bij de beschrijving van de lokale en regionale grondwaterstroming. Het effect van de samenvoeging van de lagen is onderzocht door het specifieke

Geologische opbouw

In de groeve Maalbeek dagzomen de Formaties van Tegelen, Kedichem en Sterksel; fluviatiele afzettingen van pleis-tocene ouderdom. De Formatie van Tegelen bestaat voornamelijk uit zware, slecht doorlatende kleien. De Formatie van Kedichem bestaat uit fijn zand maar is hier bijna overal geërodeerd door vlechtende rivieren die de Formatie van Sterksel (0,8-0,5 Ma BP) hebben afgezet. Voor dit onderzoek is de Formatie van Sterksel gekozen als een typisch voorbeeld van een verwilderde rivierafzetting. De Formatie van Sterksel, die in een brede strook langs de lijn Venlo-IJmuiden voor-komt [Rijks Geologische Dienst, 1975], bestaat in de groeve Maalbeek uit naast en op elkaar liggende, goed doorlatende pakketten grindhoudende, grove zanden. Deze pakketten worden onderbroken door intern gelaagde, slechter doorlatende lagen met leemhoudend zand (anisot-ropic). Het sediment is slecht gesorteerd (heterogeniteit) en door oxydatie van ijzer en mangaan deels verkit. Bij de sedimen-tologische beschrijving zijn kenmerkende sedimentaire structuren onderscheiden. Hiertoe behoren onder meer 1) met grind opgevulde (erosie) geulen, 2) megaribbel-laminatie, 3) horizontale laminatie en 4) convolute structuren. De ruimtelijke verbreiding van deze vier typen structuren kent een zekere regelmaat en is derhalve bepalend voor de wijze van opschalen.

Samenvatting

De variatie in permeabiliteit van pleistocene rivierafzettingen is van grote invloed op de grondwater-stroming. Bij het vertalen van de complexe werkelijkheid naar een geschematiseerd model kan voor het bestuderen van de grondwater-stroming gebruik gemaakt worden van stochastische en deter-ministische benaderingswijzen en mengvormen daarvan. Dit artikel behandelt een methode die in hoofdzaak uitgaat van verschillen in sedimentaire structuren; de deter-ministische aanpak. Het is de bedoeling om met zo weinig mogelijk monsters, zo betrouwbaar mogelijke uitspraken te doen over de variatie in permeabiliteit en daarmee samenhangende grondwater-stroming. Daartoe zijn in de groeve Maalbeek te Belfeld schaalniveaus onderscheiden. Op het laagste en meest gedetailleerde schaalniveau zijn de afzonderlijke sedimentaire structuren gebruikt voor het bepalen van de ruimtelijke verdeling van de permeabiliteit. Op het middelste schaalniveau worden overeen-komstige sedimentaire structuren samengevoegd tot eenheden. Op het

hoogste schaalniveau zijn deze

eenheden samengevoegd tot één formatie; de Formatie van Sterksel. Wanneer met behulp van een grondwaterstromingsmodel het effect van opschaling van het laagste via het middelste naar het hoogste schaalniveau wordt onderzocht, blijken daaruit duidelijke verschillen in specifiek debiet, stroomrichting en verblijftijd op te treden.

Deze eenheden kunnen in de hele groeve worden onderscheiden en zijn gerelateerd aan verschillende afzettingsmilieus.

Bemonsteringsstrategie

In de groeve zijn vier bemonsterings-wanden sedimentologisch beschreven [Lapperre en Smit, 1995]. In dit artikel komt alleen de 2C bemonsteringswand aan de orde.

Door het voorkomen van verschillende typen structuren worden verschillen in permeabiliteit verwacht. Om die reden is in de 2C bemonsteringswand elke struc-tuur in drie, loodrecht op elkaar staande richtingen bemonsterd. In elke richting zijn twee ongestoorde ringmonsters (100 cm3) gestoken. Dit resulteerde per

(2)

H20 (29) 1996,nr. 18

521

structuur in zes ringmonsters. Als 'uitgangsrichting' gold de fossiele stroom-richting die uit de interne opbouw van de structuren volgt. De doorlaatfactor in deze richting is kx genoemd. Beide andere

bemonsteringsrichtingen (kv en k^ volgen

hieruit (afb. 1).

Doorlaatfactor in drie richtingen:

Kx in het horizontale vlak, evenwijdig aan de fossiele stroomrichting Ky in het horizontale vlak, loodrecht op de fossiele stroomrichting Kz loodrecht op het horizontale stromingsvlak

Afb. 1 - Bemonstering in drie richtingen.

Permeabiliteitsbepaling

De permeabiliteit van een groot aantal ongestoorde monsters (n=271) is gemeten. Voor de slecht doorlatende monsters (n=18) is gebruik gemaakt van de falling-head methode en voor de goed doorlatende monsters (n=253) van de constant-head methode [Klute, 1986]. Elk van de ringmonsters is in een permea-meter-bak in tweevoud doorgemeten. Bij verschillen in uitkomsten groter dan 10% is een derde meting uitgevoerd. Van een aantal ringmonsters (n=69) is na het meten van de verzadigde doorlatendheid ook de totale porositeit gemeten. Uit de totale porositeit is de effectieve porositeit

(pj berekend met behulp van de relatie

gegeven door Brassington [1990].

Opschalen

Uit de term opschalen volgt dat het ge-bruikelijk is van een laag schaalniveau (gedetailleerd) naar een hoger schaal-niveau (globaal) te werken (afb. 2). Een benaderingswijze die op grond van praktische overwegingen in dit onderzoek

Afb. 2 - Het proces van opschalen binnen de Formatie van Sterksel in de groeve Maalbeek; van het laagste schaalniveau (structuren) via het middelste schaalniveau (eenheden) tot het hoogste schaalniveau (formatie).

heeft geleid tot het onderscheiden van drie schaalniveaus.

Het laagste schaalniveau bestaat uit in de groeve waargenomen afzonderlijke sedimentaire structuren (afb. 3). De k-waarden uit de drie stratigrafische kolommen (log 3 t/m 5) die in de model-wand voorkomen, worden aan de hand van veldschetsen, foto's en aanvullende metingen overgebracht naar niet-bemon-sterde delen. Zo ontstaan k-waarden per structuurtype en een ruimtelijke verdeling over de wand. Enkele structuurtypen zijn verder onderverdeeld op grond van verschillen in doorlatendheid en/of positie in de wand. Op het middelste schaal-niveau zijn 'lagen' met overeenkomstige kenmerkende structuren opgeschaald tot, op de lithologie gebaseerde, eenheden. Binnen elk van deze eenheden is telkens één van de structuurtypen dominant aanwezig. De eigenschappen van de eenheden zijn bepaald uitgaande van de procentuele verdeling van de structuur-typen binnen die eenheid. Op het hoogste schaalniveau worden de afzonderlijke eenheden op hun beurt opgeschaald tot één formatie: de Formatie van Sterksel. Wat hiervan de gevolgen zijn voor het specifiek debiet, de stroomrichting en de

convolute megaribbe*- horizontale met grind structuren larainatie Imnjnati* opgevulde

(eroste)geul

(HOOGSTE SCHAALNIVEAU) Onderscheid naar formatie

(MIDDELSTE SCHAALNIVEAU) Onderscheid naar lagen' met overeenkomstige kenmerkende sedimentaire structuren (eenheden)

(LAAGSTE SCHAALNIVEAU) Onderscheid naar afzonderlijke kenmerkende sedimentaire structuren

(stoKtuuTTypen)

A/b. 3 - Uitgewerkte ve/dschets van de gemodelleerde 2C bemonsteruigswand.

gemiddelde werkelijke verblijftijd van het grondwater blijkt wanneer de permea-biliteits- en porositeitsgegevens, eerst afzonderlijk maar bij elk hoger schaal-niveau steeds verder geclusterd, in FLOWNET ingevoerd worden.

FLOWNET

Het model FLOWNET [Elburg et ai, 1989] simuleert verzadigde grondwater-stroming in een verticale doorsnede van een gebied. Het model gaat daarbij uit van stationaire stromingscondities. De 2e bemonsteringswand wordt door een oprit doorsneden. Er is aangenomen dat structuren in het zichtbare deel van de wand horizontaal te extrapoleren zijn naar onzichtbare delen van de wand. Dit is verantwoord omdat de verschillende eenheden door de hele groeve zichtbaar zijn (afb. 3). Dit resulteert in een recht-hoekig model met een grootte van 130 bij 14 m.

FLOWNET simuleert onder andere stroomlijnen en verblijftijden. Daarnaast kan uit de waterbalans het specifieke debiet worden afgeleid. Het model maakt bij de oplossing van de potentiaal- en stroomfunctie gebruik van de eindige differentiemethode. Voor deze numerieke oplossingsmethode moet de rechthoekige doorsnede (modelgebied) worden onder-verdeeld in cellen. De wand is voor dit onderzoek op elk schaalniveau verdeeld in 4550 cellen, met een grootte van 2 bij 0,2 m. Voor elke cel moet de horizontale

kh en verticale kv permeabiliteit ingevoerd

worden. Bij het vertalen van de meet-schaal (3D), k-waarden in drie richtingen, naar de modelschaal (2D) komt één dimensie te vervallen. Afhankelijk van de sedimentaire structuur wordt voor de horizontale doorlaatfactor de kx- of de

&v-waarde ingevoerd [Lapperre en Smit, 1995]. Voor de verticale doorlaatfactor wordt in alle gevallen de ^-waarde ingevoerd.

(3)

522

Daarnaast zijn de effectieve porositeiten en randvoorwaarden ingevoerd. De onderkant van het model wordt als gesloten beschouwd (slecht doorlatende Formatie van Tegelen). Langs de open randen van het model, de boven- en zijkanten, zijn fictieve stijghoogten ingevoerd.

Om verzadigde grondwaterstroming te simuleren, is overeenkomstig het verloop in maaiveld, voor de bovenkant van het model een grondwatergradiënt aan-gehouden van 7,7.10"4 m/m. 3. Resultaten

Afbeelding 4 geeft een overzicht van alle k-waarden en effectieve porositeits-gegevens op de drie onderscheiden schaalniveaus. Voorafgaand aan het modelleren wordt de veldschets van de 2e bemonsteringswand omgezet in een meer schematisch beeld voor de simulatie van de grondwaterstroming met

FLOWNET (afb. 5).

Afb. 4 - Overzicht van de k-waarden en effectieve poroskeitsgegevens op de drie schaalniveaus. Onder de tabel wordt de samenstelling van de eenheden op het middelste schaalniveau beschreven.

HOOGSTE SCHAALNIVEAU Formatie van Sterksel MIDDELSTE SCHAALNIVEAU Eenheid 4' (45,6-49,8 m + N A P ) Eenheid 3b (42,3-45,6 m + N A P ) Eenheid 2" (40,1-12,3 m + N A P ) Eenheid 1* (35,8-40,1 m + N A P ) LAAGSTE SCHAALNIVEAU Convolute structuur (Erosie)geul 1 (Erosie)geul 2 (Erosie)geul 3 Grindsnoer Horizontale laminarje 1 Horizontale laminatie 2 Leemhoudend zand Megarihbel-laminatie 1 Megaribbel-laminatie 2 Opstort (Cst) (Egl) (Eg2) (Eg3) (Grs) (Hll) (H12) (Lez) (Mil) (MU) (Op.) " (33,8% M12; 27,8% Mil; 19% Ops; 8,4% Lez

b (80.9% Hit; 12,7% Egl; 5,1% Eg2 e ° (85,3% HI2; 9,1% Lezen5,ó% Gra)

K (m/d) 8 7 24 7 7 19 53 24 80 18 22 17 1 11 13 24 6,5% Gra ï 1,3 % Grg)

d (51,5% C»t; 22,7% H12; 9.1% HU; 9,1% Lez; 4,8% Eg3 e

Mm/d) 11 7 24 11 11 21 80 25 130 30 22 19 2 5 11 24 n4,5% Egl n2,8% Gra) P . 0.30 0,28 0,32 0,31 0,31 0.33 0,27 0,27 0.25 0.25 0,33 0,33 0,18 0,27 0,30 0,32

Afb. 6 - Het stromingsbeeld na opschalen van het laagste schaalniveau (onder) via het middelste schaalniveau (midden) tot het hoogste schaalniveau (boven).

Laagste schaalniveau

Uit de simulatie met FLOWNET (afb. 6, onder) blijkt dat het specifiek debiet aan de linker modelrand 0,24 m2/d is. De gemiddelde verblijftijd, berekend uit de verblijftijden van alle stroomlijnen, op dit schaalniveau bedraagt 7,3 jaar. De verblijf-tijden van het grondwater langs de verschillende stroomlijnen verschillen duidelijk. 27% van het grondwater heeft een verblijftijd tussen de 4 en 6 jaar, terwijl 55% een verblijftijd heeft van 8 tot

10 jaar. De uitkomsten gelden uiteraard alleen maar voor de ingevoerde stijg-hoogtegradiënten.

2 I

Afb. 5 - Geschematiseerde weergave van de gemodel-leerde 2l' bemonsterings-wand (voor de codes zie afb. 4).

Middelste schaalniveau

Op het middelste schaalniveau zijn lagen met overeenkomstige uiterlijke kenmerken opgeschaald tot eenheden. Wanneer uitkomsten van meerdere monsters met dezelfde richting gemiddeld moeten worden, suggereert Bierkens [1994b] harmonisch te middelen. Per eenheid volgt dan één kh-, één kv- en één

p,,-waarde, berekend uit de waarden van het laagste schaalniveau. Hierbij wordt rekening gehouden met het bedekkings-percentage van de verschillende structuur-typen (afb. 4 en 5).

Uit de simulatie van het middelste schaal-niveau (afb. 6, midden) blijkt dat het specifiek debiet aan de gehele linker modelrand 0,13 m2/d is. Ten opzichte van het laagste schaalniveau is dit een afname van 46%. De gemiddelde verblijftijd bedraagt 12,9 jaar. Ten opzichte van het laagste schaalniveau is dit een toename van 77%. Tussen de vier onderscheiden eenheden bestaan duidelijke verschillen. In eenheid 3 is het specifiek debiet het grootst en de gemiddelde verblijftijd met 6-8 jaar het kleinst. Dit wordt veroorzaakt door goed doorlatende met grind op-gevulde (erosie) geulen die in deze eenheid veelvuldig voorkomen. Door het voorkomen van lagen met leemhoudend zand neemt in de overige drie eenheden het specifiek debiet sterk af en de ge-middelde verblijftijd sterk toe (>18 jaar). Bij harmonisch middelen hebben deze slechter doorlatende lagen een extra ver-lagende invloed op de k-waarden.

Hoogste schaalniveau

Op het hoogste schaalniveau wordt voor de Formatie van Sterksel nog maar één

kh-, één kv- en één /^-waarde berekend.

Hierbij wordt rekening gehouden met de dikten van de onderscheiden eenheden. Bij de middeling wordt steeds uitgegaan van de permeabiliteiten van het laagste schaalniveau (afb. 4 en 5).

Het specifiek debiet langs de gehele linker modelrand bedraagt 0,098 m2/d. Dit is een afname van 60% ten opzichte van het laagste schaalniveau en een afname van 25% ten opzichte van het middelste schaalniveau. De gemiddelde verblijftijd bedraagt 17,3 jaar. Ten opzichte van het laagste en middelste schaalniveau is dit een toename van respectievelijk 137% en 34%.

De opschaling van de permeabiliteiten heeft een duidelijke invloed op het stromingsbeeld (afb. 6, boven). Ook het specifiek debiet en de specifieke verblijftijden veranderen. Op het laagste

(4)

H , 0 (29) 1996, nr. 18

523

V,04 8-4 « ft« 8-10 10-12 1E-14 14-16 IB-IB 1 /,

A

Verblljftljdklasse (jaren) 1 Laagst» 0 Mlddtjlsta • Hoogst»

Aft). 7 - Spreiding van de verblijftijden op de drie schaalniveaus.

schaalniveau bedraagt de kortste verblijf-tijd 5 jaar, op het middelste schaalniveau 6,2 jaar en op het hoogste schaalniveau 17,3 jaar. De spreiding in verblijftijden (afb. 7) op het hoogste schaalniveau is uiteraard kleiner dan die op het laagste en middelste schaalniveau. Tezamen met de kortste verblijftijd is dit belangrijke infor-matie bij de voorspelling van de versprei-ding van verontreinigingen.

4. Conclusies en discussie

Uit ongestoorde ringmonsters (n=271) blijkt dat de variatie in permeabiliteit binnen de Formatie van Sterksel groot is. Deze verschillen manifesteren zich niet alleen per structuurtype maar ook per bemonsteringsrichting binnen één type. Zo varieert de horizontale permeabiliteit van de structuurtypen tussen de 1 en 80 m/d en kunnen de horizontale en verticale permeabiliteit meer dan een factor 1,5 verschillen.

Bij het opschalen van het laagste naar de hogere schaalniveaus blijken de lagen met leemhoudend zand een grote invloed uit te oefenen op het stromingsbeeld. Door deze dunne lagen mee te nemen in de harmonische middeling neemt de ge-middelde verblijftijd sterk toe (van 7,3 naar 12,9 en 17,3 jaar). Bij het doen van betrouwbare uitspraken met betrekking tot de verblijftijden van verontreinigingen, leent het laagste schaalniveau zich daar-voor het best. Als men toch moet kiezen voor een hoger schaalniveau, zou de door Bierkens [1994b] gesuggereerde middclingsmethode onderzocht moeten worden, omdat niet aan alle theoretische veronderstellingen is voldaan.

Wanneer opschalen hoofdzakelijk stochastisch gebeurt, kan het resultaat onbevredigend zijn. Slecht(er) door-latende lagen, zoals de dunne leem-houdende zandlagen in deze studie, beïnvloeden het stromingsbeeld zeer sterk. In plaats van een benaderingswijze

die slecht doorlatende lagen 'wegmiddelt', kunnen deze lagen beter als afzonderlijke eenheden gemodelleerd worden. Dit pleit voor een benaderingswijze waarbij expliciet rekening gehouden wordt met de geologische opbouw. Het aanleggen van een 'kaartenbak' met een aantal standaard-gegevens per structuurtype is in dit kader wenselijk.

In dit onderzoek is bij de opschaling steeds gebruikt gemaakt van alle gemeten permeabiliteiten. In de praktische grond-watermodellering zal men echter vaak werken op het hoogste schaalniveau (Formatie van Sterksel als één laag), waarbij de permeabiliteit wordt gebaseerd op een beperkt aantal metingen. In een vervolgstudie zou nader moeten worden ingegaan op de bemonsteringsstrategie om met een beperkt aantal monsters, willekeurig te trekken uit de gehele populatie beschikbare metingen, op het hoogste schaalniveau de resultaten overeen te laten komen met die op het laagste schaalniveau. Weerts [1995] wijst er op dat de opschalingsmethodiek afhankelijk is van het riviertype. Tenslotte is in dit onderzoek de grond-waterstroming gesimuleerd in het verticale vlak (2D). Het verdient aanbeveling na te gaan of, en zo ja welke verschillen optreden wanneer 3-dimensionale grond-waterstroming gesimuleerd wordt. 5. Verantwoording

Onze dank gaat uit naar de Sanders en Geraedts Groep uit Swalmen, eigenaar van de groeve Maalbeek. Zonder hun toestemming en medewerking was er in deze groeve geen veldwerk mogelijk geweest. Eveneens een woord van dank aan drs. H. J. M. Pagnier werkzaam bij de Rijks Geologische Dienst in Heerlen. Zijn hulp bij vooral de sedimentologische beschrijving van de Formatie van Sterksel was van grote waarde.

Literatuur

Bierkens, M . F. P. (1994a). Complex confining layers: a stochastic analysis of hydraulic properties at various scales. Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Faculteit Ruimtelijke W e t e n s c h a p p e n , 263 p p .

Bierkens, M. F. P. (1994b). Blokdoorlatendheden: opschaling in de geohydrologie. H20 Tijdschrift voor waterzuivering en afvalwaterbehandeling, jrg. 27, no. 23, p p . 673-684.

Brassington, R. (1990). Field Hydrogeology. Geological Society of London Professional Handbook. O p e n University Press, Milton Keynes and John Wiley & Sons, N e w York, 175 pp.

Elburg, H , Engelen, G. B. en H e m k e r , C.J. (1989). FLOWNET (c) versie 5.12: 2-dimensionale stationaire verzadigde grondwaterstroming in de heterogene en anisotrope ondergrond. Instituut voor Aardweten-schappen, Vrije Universiteit A m s t e r d a m (VU).

Klute, A. (1986). Methods of Soil analysis, part 1. Physical and Mineralogical Methods. Second Edition, American Society of Agronomy, Inc. Publisher, Aladison Wisconsin, 1188 p p .

L a p p e r r e , R. E. en Smit, H. M. C (1995). Hydrogeologisch onderzoek naar de Formaties van Sterksel en Tegelen in de groeve Maalbeek te Beifeld; een studie naar de variabiliteit in opbouw, verzadigde doorlatendheid, verblijftijd(en), stromingsrichting(en) en debiet(en) op verschillende schaalniveaus. Verslag van een 5-maands afstudeervak bij de Vakgroep W a t e r h u i s h o u d i n g sectie hydrogeologie van de Landbouwuniversiteit Wageningen (LUW) en de Rijks Geologische Dienst (RGD) te Heerlen,

123 pp.

Rijks Geologische Dienst (1975). Toelichting bij geologische overzichtskaarten van Nederland. Rijks Geologische Dienst Haarlem, 134 pp.

Weerts, H. J. T. (1995). Mcctschaaldoorlatendheden van een complexe deklaag. In: Onzekerheid in grondwatermodellering; een verslag van de lezingendag

19januari 1995. Delft: T N O G r o n d w a t e r en Geo-Energie, 78 p p .

• • •

Ir. F. N. Sikkesprijs voor

eerste maal uitgereikt

Door Ir. F. N. Sikkes, de eerste voorzitter van de Stichting Waterleidingmuseum te Utrecht, is bij legaat een geldbedrag aan de Stichting geschonken. Gezien de grote verdiensten van de heer Sikkes voor het Waterleidingmuseum besloot het bestuur van de Stichting dit legaat te zijner nagedachtenis te gebruiken voor de instel-ling van de Ir. F. N. Sikkesprijs.

Met het instellen van deze prijs wordt beoogd het schrijven en publiceren op het gebied van de geschiedenis van de drinkwatervoorziening in Nederland te bevorderen. In aanmerking komen Nederlandstalige artikelen en boeken die in de periode 1993-1995 zijn gepubliceerd en verband houden met de geschiedenis van de drinkwatervoorziening in Neder-land. De publicaties moeten geschreven zijn voor een zo breed mogelijk geïnteres-seerd publiek.

De prijs wordt eenmaal per drie jaar toe-gekend. Hij wordt voor het eerst uitgereikt ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling 'Het voormalig Predikheren-klooster te Utrecht', op 13 september 1996 om 16.00 uur in de Utrechtse Jacobikerk. De prijs zal worden overhandigd door de voorzitter van de jury, jhr. drs. P. A. C. Beelaerts van Blokland, commissaris van de koningin in de provincie Utrecht. (Persbericht Waterleidingmuseum)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

Terwijl het resultaat vermoedelijk weinig bevredigend zal zijn voor de meeste lezers van dit tijdschrift, slaagt Roowaan er op die manier misschien juist wel in om zijn eigenlijke

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

De druk van de visserij op de zeebodem wordt bepaald door het beviste oppervlakte (voetafdruk), de fysische impact ervan en de mate waarin delen van het vistuig in de zeebodem

• In alle voorhanden zijnde studies naar geuremissies van droogtunnels wordt een toename van de geuremissie over de droogtunnel gerapporteerd. • Er is geen onderzoek

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

Art. De commissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument dat haar door de behande- lende arts is overgezonden. Zij gaat op basis van het tweede deel van