• No results found

Veterinaire begeleiding op melkveebedrijven met drachtigheidsproblemen : resultaten van 4 jaar onderzoek op de Waiboerhoeve = Veterinary service on dairy farms with fertility problems

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veterinaire begeleiding op melkveebedrijven met drachtigheidsproblemen : resultaten van 4 jaar onderzoek op de Waiboerhoeve = Veterinary service on dairy farms with fertility problems"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veterinaire begeleiding

op

melkveebedrijven

met

drachtigheidsproblemen

Resultaten van

4

jaar

onderzoek

op de

e .

(2)

PROEFSTATION VOOR DE RUNDVEEHOUDERIJ

Lelystad

VETERINAIRE BEGELEIDING OP MELKVEEBEDRIJVEN

-- -- --

MET DRACHTIGHEIDSPROBLEMEN

R- sul tatcn van

4

j aar ond~rzook op de Waibonrho~ve

Veterinary service on dairy farms with fertility problems

RAPPORT NR.

64

Drs. R. Kommerij

(3)
(4)

INHOUDSOPGAVE

blz.

-

l. In1 e iding

2. Proefopzet

2.1. Toepassing van het systeem

2.2. Berekening drachtigheidsresultaten 3. Besultat ei1

3

1

.

Uitgangssituatie 3.2. Verbetering

4

a Sarnenvatti.ng en discussie

5

-

Literatuur Bijlage 1 en 2

(5)

TABLE OF CONTENTS

l. Introduction

2. Experiment al

2.1. Application of the system

2.2, Calculation of pregnancy results

3

a Results

3.1.

Initia1 situation

3.2, Improvement

4

Summary and discussion

5

References

(6)

1. INLEIDING

In de praktijk komen veel bedrijven voor, waar de koeien slecht drachtig te krijgen zijn. Dit gaf aanleiding tot de ontwikkeling van het "Veterinaire Redrijfsbegeleidingssysteem Voortplanting Rund". Dit gebeur- de in samenwerking met de Vakgroep Verloskunde, Gynaecologie en KI van de Veterinaire Faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht

r r.

A. de

ruif):

Deze vakgroep was tevens bereid het systeem uit te voeren bij een

onderzoek op de Waiboerhoeve.

Het systeem werd eerst toegepast in

1973

op afdeling 2 (ca. 110 melk- koeien) van de Waiboerhoeve. In

1974

werd besloten ook op afdeling

3

(ca.

I80 melkkoeien) dit begeleidingssysteem toe te passen. In het begin van 1976 is de veterinaire begeleiding overgenomen door de klinische afde- ling van het Centraal Diergeneeskundig Instituut.

De resultaten van de stalperiode

1973

tot en met

1976

van afdeling 2 en van de stalperiode

1974

tot en met

1977

van afdeling

3

worden in dit rapport behandeld.

Voor het bedrijfsinkomen van de melkveehouder is het van belang dat de koeien op tijd drachtig worden. Op veel bedrijven levert dat nogal wat problemen op. Daarom is het bedrijfsbegeleidingssysteem voortplanting rund ontwikkeld/

For the income of the dairy farmer it is important that the cows are pregnant in time. On many farms this appears to be difficult. That is why the regular veterinary service system has been developed.

(7)

2. PROEFOPZET

Met de toepassing van het Bedrijfsbegeleidingssysteem werd in

1973

begonnen op afdeling 2 van de Waiboerhoeve en in

1974

op afdeling

3.

Op

afdeling 2 bestaat de arbeidsbezetting uit 2 volwaardige arbeidskrachten en op afdeling

3

uit

3

volwaardige arbeidskrachten.

Hiernaast zijn mensen beschikbaar voor vervanging en worden bepaalde werkzaamheden in loondienst uitgevoerd. De bronstwaarneming werd uitge- voerd door de vaste bezetting, maar er bestond geen regelmaat. Het streven was de tochtige dieren te laten insemineren vanaf

45

dagen na afkalven.

Op afdeling 2 worden ca. 110 melkkoeien gehouden en op afdeling

3

ca. 180. De leeftijdsopbouw varieerde van jong tot normaal (zie tabel

I).

Tabel 1 Leeftijdsopbouw van de melkveestapels voor begin proef

Afdeling 2 Afdeling

3

Aantal dieren Geboorte jaar Aantal dieren Geboorte jaar

7

1966

12

1966

l l

1967

l l

1967

l l

1968

19

1968

3

2

1969

23

1969

2

7

1970

3

5

1970

30

1971

3

7

l971

2

1972

3

2

1972

Nwnber of cows Year of birth Nwnber of cows Year of birth

Unit 2 Unit

3

Table 1 Age structure of the dairy herds (with start experiment)

2.1.

De volgende dieren werden onderzocht.

Dieren die ca.

40

dagen na kalven nog niet tochtig waren gezien.

-

Dieren die

45

dagen of langer geleden waren geïnsemineerd (drach-

tigheidsonderzoek) ,

-

Dieren die zwaar gekalfd hadden of lang met nageboorte hadden ge-

staan.

-

Dieren waarvan de bedrijfsboer nadere informatie wenste.

Ket ond.erzoek werd aanvankel.ijk 1 keer per 2 weken uitgevoerd, Dit is al. spoedig gewijzigd in l keer per

4

weken.

De gegevens die bij ieder onderzoek besch.ikbaar kwamen, werden op ponskaarten gezet en door d.e computer van de Ri.jksuniversiteit te Utrecht

(8)

verwerkt en afgedrukt (zie voorbeeld bijlage 1). Op ieder gewenst moment kon bovendien een overzicht van een bepaalde periode worden verkregen

(zie voorbeeld bijlage 2). Uit deze overzichten is tabel 1 , die bij de resultaten wordt behandeld, samengesteld.

Bij het eerste bezoek is een administratiesysteem opgezet, waarbij de afkalfdata, tochtigheidsdata en inseminatiedata werden geregistreerd volgens 2 systemen : de May-day koekalender en de zogenaamde voortplan- tingskaart van dr. A. d e Kruif. Door de ingewikkelde constructie werd al spoedig de koekalender weggelaten en werden alle gegevens genoteerd op de

voortplantingskaart. Bij het vierwekelijks bezoek konden vrij gemakkelijk de belangrijke gegevens worden overgenomen. De tijd die nodig was voor onderzoek en bijbehorende administratie varieerde van 1 tot

16

uur per be- zoek,

Bij d e eerste

5

bezoeken werden op beide afdelingen koeien gevon-

dien die waarschijnlijk niet meer drachtig zouden worden : vergroeide baarmoeder, zware baarmoederontsteking, cysten op de eierstokken. Deze dieren werden opgeruimd. Dieren die alleen maar "slecht tochtig werden gezien" werden behandeld met hormonen (prostaglandines). Het effect hier- van was matig.

Het aantal witvuil-ers was groot en liep op afdeling

3

zelfs op tot

80

%

in oktober

1975.

De bronstwaarneming en het afzonderen van dieren die witvuil-den werd gestimuleerd, evenals het toepassen van hygiënische maatregelen bij het afkalven (ontsmetten banden, achterstel koe en hulp- middelen). Alle dieren die witvuilden werden behandeld met stilboestrol met of zonder baarmoederspoeling met lugol. Verder werd de hele stal gron- di-g gereinigd en ontsmet. In het vervolg werden de achterranden één keer in de maand besproeid met een formaline-oplossing (2 %). De medicinale behandelingen werden tot een minimum beperkt.

2.2.

De drachtigheidsresultaten op een bedrijf kunnen geëvalueerd wor- den met behulp van de fertiliteitsstatus (FS). Deze is te berekenen met behulp van de volgende formule.

a FS = 125 -t

- -

C

b

In deze formule zijn d e volgende factoren verwerkt, die op de vruchtbaar- heid van koeien van invloed kunnen zijn.

1. Het drachtigheidspercentage na de Ie inseminatie (a).

2. Het gemiddelde aantal inseminaties per drachtig dier (b).

3.

Het gemiddelde aantal dagen tussen het afkalven en weer drachtig

(9)

De factor 125 speelt een rol maar is willekeurig gekozen om onder redelijke omstandigheden de FS tussen de O en 100 te krijgen.

Zo is de FS per

31-5-1976

als volgt berekend. Het percentage dieren, drachtig na de eerste inseminatie is 58, het aantal inseminaties per drachtig dieren is

1,4

en het aantal dagen tussen afkalven en weer drach- tig zijn is 78. Dan is de FS = 125

+

-

78 = 88

1

,4.

Het cijfer moet'men met de nodige reserves bekijken. Er zijn vele factoren die de FS kunnen beYnvloeden. Het cijfer heeft de meeste waarde als vergelijking binnen het bedrijf. Wanneer de FS daalt dient men de vruchtbaarheidstoestand van het vee goed in ogenschouw te nemen. Men mag er echter geen absolute waarde aan toekennen. In het algemeen kan men stel-- len dat begeleiding wenselijk is, wanneer d e FS daalt beneden de.50.

OPMERKINGEN

Een goede vee-administratie is onmisbaar. Bij het onderzoek werd boven- staande vruchtbaarheidskaart gebruikt/

A good cattle administration is necessary. With the investigation the above fertility card was used.

(10)

3.

RESULTATEN

3.1.

Op afdeling 2 vond een inventarisatie plaats in juni

1973

en op afdeling

3

in juni

1974.

Hierbij bleek, dat op afdeling 2 22

%

van de koeien langer dan 2 maanden tevoren had afgekalfd en nog niet geïnsemi- neerd was; dit was

13,3

%

voor afdeling

3.

Op afdeling 2 werd van

7

%

van de koeien verondersteld dat ze drachtig waren, maar bij controle

bleken ze gust te zijn; dit was

13,3

voor afdeling

3.

De tochtigheidswaar- neming heeft waarschijnlijk te wensen overgelaten.

De koeien werden op afdeling 2 voor de eerste keer onderzocht op 20 november

1973

en op afdeling

3

op 21 augustus

1974

(zie tabel 2 eerste kolom). Ook uit deze gegevens blijkt dat de tochtigheidswaarneming te wensen heeft overgelaten. Zo werd op afdeling 2 gemiddeld geïnsemineerd op 103 dagen na afkalven en op afdeling

3

op 86 dagen na afkalven ( met als uitersten zelfs 235 en 274 dagen). Verder ging men t e lang door met insemineren van dieren die slecht drachtig werden (maximaal zelfs

345

en 338 dagen). Het aantal inseminaties per drachtig dier was ook te hoog (gemiddeld 1,8 en

1,7)

en het percentage drachtig na eerste inseminatie was te laag. De oorzaak van dit laatstemkan mede zijn dat het tijdstip verkeerdis gekozen. Vanzelfsprekend was ook de fertiliteitsstatus te laag (21 en

41).

3.2.

Door de bedrijfsbegeleiding en de bedrijfsvoering is de situatie reeds na één jaar sterk verbeterd (zie tabel 2). De tussenkalftijd kwam voor afdeling 2 en

3

van respectievelijk

404

en 398 dagen op respectieve- lijk 378 en

365

dagen.

Na twee jaar blij kt het begeleidingssysteem de volgende resultaten te hebben gehad (tabel 2).

Het gemiddelde aantal dagen tussen afkalven en eerste inseminatie is afgenomen tot 65 en 66, terwijl de spreiding veel geringer is (betere bronstwaarneming).

Het gemiddelde aantal dagen tussen afkalven en weer drachtig zijn is nu 78 en de spreiding is geringer (eerder ingrijpen bij een dier dat niet drachtig wil worden).

-

Het aantal inseminaties is gekomen op l , ? en

l,4

per drachtig dier (tijdstip inseminatie beter gekozen).

-

De tussenkalftijd is gedaald tot 358 dagen, wat bijzonder goed te

(11)

-

Het percentage dieren, drachtig na Ie inseminatie, is nog voor ver- betering vatbaar.

-

De fertiliteitsstatus is verder gestegen tot

99

en 88.

Na drie jaar begeleiding is de situatie gestabiliseerd. Helaas kun- nen de resultaten niet verder gevolgd worden omdat er een proef is gestart met vroeg en laat insemineren.

Bij de beoordeling van de cijfers in tabel 2 zou nog vermeld moeten worden hoeveel dieren afgevoerd zijn met reden steriliteit. Gebleken is dat dit aantal dieren nogal fors kan oplopen, als men een probleembedrijf weer gezond wil maken. Bij verder onderzoek was dit aantal dat alleen om steriliteit moestworden afgevoerd, veel kleiner,

Op afdeling 2 werden de volgende dieren wegens steriliteit afgevoerd.

1/9-1973

t/m 31/8-1974 : 8

-

1/9-1974

t/m 28/2-1975 : 1 (gegevens over het hele jaar niet bekend).

Op afdeling

3

werden de volgende dieren wegens steriliteit afgevoerd.

1/9-1974

t/m 31/8-1975 :

6

1/9-1975

t/m 31/8-1976 : 2

Er moet rekening gehouden worden met het feit dat op iedere peildatum een aantal dieren pas afgekalfd heeft of kort geleden gelnsemineerd is. Deze dieren worden gerangschikt onder het hoofd : resultaat onbekend.

(12)

AA AT\ AA u T - C O C O m m t - t - I t r r T-N T - T - I I 1 1 - V r n LnLn LnLn u 0 a u T- n+ n * +u \ O U nu T T - V V V W a n M M LnCn a u T T \Ou t - C O nn nnAA N r r N d - L n T - L n L n a S I I T - T - N r T - T - u w t-t- nnAA AA d - L n Lnw L n L n * N .;-n I I T T - N N T T - I I I I w - n 0 Lnu Lnu u r CO 0 L n e* d-+ r-Ln Lnu t- v - T W V V V n - M C O 0 C O L n T - T - r-b C n C O AA A n AA m a m m nt- e n I I N N nn T - r - I I I I V W 0 0 ~ n o Lnn ~ n \ o * c o O u LnLn COL- L n t n 0 C n T - T - v w w w - n * M M W d - C O 7 - o m NT- T T- T-

.F

2

-P

%

0

a, cdk k C-i a $i fl)

(13)

4

e SAMENVATTING EN DISCUSSIE

Vrij veel veehouders hebben problemen met het drachtig krijgen van de koeien. Om de drachtigheidsresultaten te verbeteren is het "Veterinaire bedrijf sbegeleidingssysteem voortplanting rundtt ontwikkeld )

.

Bi j dit systeem onderzocht de dierenarts elke

4

weken de volgende dieren.

Dieren die ca.

40

dagen na kalven nog niet tochtig gezien zijn.

-

ier ren

die

45

dagen of langer geleden zijn geïnsemineerd (drachtig-

heidsonderzoek)

.

-

Dieren die zwaar gekalfd hebben of die lang met de nageboorte hebben

gestaan.

Dieren waarvan de boer zelf gegevens wil hebben.

De gegevens die bij ieder onderzoek beschikbaar komen worden op ponskaarten gezet en via de computer verwerkt en afgedrukt.

Dit systeem is voor het eerst toegepast in

1973

op afdeling 2

(ca. 110 melkkoeien) van de Waiboerhoeve. In

1974

werd het ook op afdeling

3

(ca. 180 melkkoeien) toegepast.

Naast het regelmatige bezoek van de dierenarts werd er een aantal andere maatregelen genomen. Dieren waarvan verwacht werd dat ze niet meer drachtig zouden worden, werden opgeruimd (voornamelijk bi j de eerste be- zoeken). De bronstwaarneming en het afzonderen van dieren die witvuilden werden gestimuleerd en de hygiëne rondom het afkalven werd verbeterd

(ontsmetten handen, achterstel koe en hulpmiddelen). Witvuilers werden behandeld. De gehele stal is aan het begin van de proef grondig gerei- nigd en ontsmet en daarna werden eens in de maand de achterranden van de ligboxen besproeid met een formaline-oplossing (2

%).

Op een zogenaamde voortplantingskaart werden gegevens genoteerd, zoals afkalfdatwn, toch- tigheidsdata, inseminatiedata.

Van beide afdelingen worden in dit rapport resultaten behandeld over

3

stalperioden,waarin hetzelfde systeem werd toegepast. Daarna wer-

den d e resultaten niet meer in het kader van deze proef gevolgd, omdat

er een proef met vroeg en laat insemineren begon.

Omdat resultaten reeds na 2 jaar aanmerkelijk waren verbeterd, wordt hier een samenvatting gegeven van de resultaten na twee jaar toepassing van het systeem.

l ) In samenwerking met de Vakgroep Verloskunde, Gyneacologie en KI van

de Veterinaire Faculteit van de Rijksuniversiteit t e Utrecht.

Deze voerde het systeem ook uit. In

1976

is de begeleiding overge- nomen door de klinische afdeling van het Centraal Diergeneeskundig Instituut.

(14)

Afdeling 2 Afdeling

3

voor n a 2 jaar voor n a 2 jaar

begeleiding begeleiding begeleiding begeleiding

Datum 20-1 1/73

19-09/75

21

-08/74

31

-05/76

Dagen tussen kalven

en l e ins. 1 O3

65

Dagen tussen kalven

en weer drachtig 124

7

8 iia

78

Inseminaties per drachtig dier

%

drachtig n a l e

inseminatie

5

5

6a

5

6

5 8

Tussenkalftijd

404

358 3

58

Deze tabel illystreert duidelijk de enorme verbetering n a 2 jaar toepassing van het systeem. Hierbij dient nog vermeld te worden dat boven- dien de spreiding in de getallen veel minder was geworden. Dit duidt e r onder andere op dat er eerder werd ingegrepen wanneer een dier niet drach- tig werd, terwijl de bronstwaarneming en het tijdstip van inseminatie ver- beterde.

Wat de kosten betreft, kan opgemerkt worden dat het al heel gauw finan- cieel aantrekkelijk is het begeleidingssysteem toe te passen. Dit is geble- k e n uit verschillende berekeningen. Wanneer men de kosten van het systeem vergelijkt met de baten, dan blijkt er steeds een positieve uitkomst te zijn bij verkorting van de tussenkalftijd. 3it levert een voordeel op van ca,

f 5 , -

per dier per dag verkorting v c n de tussenkalftijd. Dit bedrag k a n hoger of lager zijn door verschillende factoren zoals lengte van de tussenkalftijd op het moment dat men het systeem gaat toepassen (bijvoorbeeld rond 420 da- gen of rond 780 dagen), de melkproduktie van de veestapel (4000 k g of 6000 kg) en de opbrengst van de kalveren

Het aantal praktiserende dierenartsen dat het begeleidingssysteem kan toepassen, neemt nog steeds toe (ca.

75%).

Dit aantal zal de konende jaren n o g stijgen, doordat de Provinciale Gezondheidsdiensten voor Dieren de coa- ching ter hand hebben genomen. Vele bedrijven zullen er hun voordeel mee kunnen doen, als 'gedacht wordt dat de gemiddelde tussenkplftijd bij de Ne- derlandse veehouderijbedrijven tegen de

400

dagen ligt.

(15)
(16)

4.

SUMMARY

A D

DISCUSSION

Quite a lot of dairy farmers have problems to get their dairy cows pregnant in time. To improve the pregnancy results "the regular veterinary service system for reproduction in dairy cows" has been developedl ). With this system a veterinary surgeon examines the herd every

4

weeks. The f ollowing animals are examined.

Animals not yet seen in heat

40

days post partwn.

-

Cows

45

days after insemination (pregnancy examination)

.

-

Animals which have had a difficult parturition or which have had

a retained placenta for a long time.

-

Animals of which the farmer has complaints about the fertility.

The results of the examinations are collected and computerized. The system is applied in

1973

on unit 2 of the experimental farm Wai- boerhoeve (about 110 dairy cows). In

1974

unit

3

followed (about 180 dairy cows). Besides the regular visits of the veterinary surgeon some other measures were taken. Animals with abnormalities were culled (es- pecially with the first few visits). Heat detection was stimulated, animals with an endometritis were isolated and treated and the hygiene around the parturition was improved. At the start of the experiment al1 the cubicles were cleaned and after that they were desinfected with a solution of formalin (2 %) once a month,

A good administration on ferti-

lity (calving dates, heat dates, dates of inseminations) was build up,

In this report the results of the service during

3

housed periods are described. As the results aftes 2 years of service had already im- proved considerably, the results after these two years are summarized in this table.

Unit 2 Unit

3

before after 2 years before after 2 years

service service service service

Date

20-11/73

19-9/75

2

1-8/74

31 -5/76

Days between calving

andlst insemination 1 03

65

Days between calving

and pregnancy

124

78

Ins. per pregnant animal 1.8

1.3

1

07

1.4

%

Pregnant after I st

5

5

6

8

5

6

5

8

insemination

Calving interval

404

3 58

398

358

l ) In co-operation with Faculty of Veterinary Sciences of the State

University, which also carried out the system. In

1976

the service was continued by the Central Veterinary Institute.

(17)

This table shows clearly the tremendous improvement after 2 years o f service. The deviation o f the nwnbers has decreased as well. This points to the fact that mistakes were discovered earlier, w h e r ~ a s heat detec- tion and time of imsemination were improved.

Concernina the costs it can be remarked that it is verg soon finan- cial attractive to apply the system.I!his appeared from several calculations. Comparing cost and yields of the system, a decrease i n calving interval is

profitable. The profit i s about Dfl

5.-

per cow per day decrease i n calving interval. These are a lot of factors wich may affect this amount, such as initia1 calving interval (eeg. 420 or 380 days), milk production of the herd (4000 or 6000 kg) and price of the calves.

U p to now the number of practica1 veterinary surgeons, wich are able to carry out the system, i s stil increasing (c.

75%).

The specialists of Vetinary Health Services have given some courses on the system.

A lot of dairy farmers shall take advantage of the system, thinking of the fact the average calving interval i s about 400 days i n Holland.

(18)

5

* LITERATUUR

l . Kommerij, drs. R.

2. Kruif, dr. A. de

3

Kruif, dr.

A.

de

4

-

Kruif, dr. A. de

Vruchtbaarheid bij rundvee.

Bedrijfsontwikkeling, jaargang

6

no. 12 (december

1976).

'Begeleiding van de voortplanting op het rundveebedrijf.

Tijdschrift voor diergeneeskunde, deel 100, afl. 24 (blz. 1312-1320).

Stoornissen in de fertiliteit op het rund- veebedrijf.

Tijdschrift voor diergeneeskunde, deel 100, afl. 23 (blz. 1251-1258).

Fertiliteit en sub-fertiliteit bij het vrou- welijk rund.

(19)

4 LJ I c l C I a I +LI t n ( 3 v 4 u k 7 l J O 1 r z v t t Li' t I > l t . J V I 8 . 0 2 l 6 Y * l t I I J IL' I l G r ( l 1 2 l I E l l LIIN t I ' ? C l I Ztr; l t +lul t 1 0 1 I W I t d l I I t 6 I O L I J ) t 4 m l t w o l 1 0 z l I I l N I t l d W l t n w t I t i c I t Y Y ) 1 I I l I I I L O T I I W = l I W L t l C U I l u 0 1 l 7 l t I l x I l W + l t V ) Z l 1 2 4 l l h * t I f 8 I 0 1 f T H l l j+- I 1 1 - 1 1 1 - 1 ) l I C O I t C t l I I I I I 1 0 O 1 I 4 7 1 I u w t I NI- I I n 1 I l t I a i l Y t f W 1 t a - > 4 r o n t I Q f 8 - 1 I l LXZ i W W

l

1 5 5 1 l a t t U I t Y 1 t I

I

I 1 I l L t l l J 3 l I u + - I l Y . l t l 0 1 t l ! m 4 1 t k J 4 1 I L 9 7 I 1 l I L1 I 1 0 I t i : l I 1 t b . l I P l 1 l I 1 4

1 "

t

t ,

I

i 'i t 1 4 1 I Z l I C

. I

I Y ? ' I t 4 7 I I J l 1 I n . l l Z W l t 2 2 I I !Y l 1 rO l "4 1 @ a d M d d a +u C " V \ a \O 5 r. lu a' d C d l i ' Z Z i ? LI 8 ' r 1 r C] n l i l LI1 Q U Li' W 5- x 9 N L' h tir Lr, h !.n m !.nz!.n u, Lnz.5 !.n h h R l i l b R C W R b- \ \ \ w \ \ \ O \ \ N d d U N d . - 4 U K I d d ri d C ? d 4 d 0 O d \ \ \ \ \ \ \ \ w c m h N LP C h N h d a o ~ d d d ~ oN .5 z 0 \ L ? \ N a m 0 0 - \ \ = d m N M N m L i l L? 4 z t n r.. \ n ..i

-.

F- 0 N h $- u t 1 C- L \n L'', c, P.. IL J \ lil l,J i? n ( 3 C1 w t,.. \ n ..I ,,J

(20)
(21)
(22)
(23)

' l

w. w r r i ) Itbanra~uarorrlvinii -i#-a ui, W crwtxrw+w ~t&aaen *@:W '

~n~tudtere'[S~ Ir. P, \(;.M: 6n3jdraq jufl l975 - utflnrkocCij p

' br. 35% lnvi&

6 n

~ i m & w dlkstpf- rip tteda.qpb&nigst

&

de b6tanisehe sa- ~ s t e l l ? n ~ ~ v a n geasbqnb. I-. J.& Woldring, -u$ ' " , f.#,-

.vr.

m.

OW vao.>rggidwgkkfreh slrurnari ~ n i e ~ ~ ~ ~ ï ~ v e ~ ~ a r í

@M

.: A. d. RSiiBer, ?ietbtmb@r W5 s ,

-

u-:

Mr: s?. hlitr;i.at. m rni"efelengebltefi tn verse sn s&@kuild~ shijrnab riPcrt tien

?d!

" L

-

8iuase Qr@mUfthe bemiesllng. Lng'.

H.

van *M& Wi.8130, YV. WlfBA1w& aap

.$?<532;,$i2,,;

teniber 1@7&. ' A I , I , ifJ,-*;:,:~~

c. ?i .,

Nr. X ~ tgiftsst s drijtmggf op snyhei~s. ~ e r ~ l a g vin p m ~ ì c ~ e n UI 48 made ;-;A, f %372:tf478,'[~. W. WiUMh&t$, SSp6embBf 1875.

\Ir. ?R Wlsrimaai m gpslmd. -rersta$ Mn. ip~r&li~cer,d

den^

met verschic- Ie- metbd%n van herinr;& In de parfsKIe I S n , $974. h. -W. Luttsn'

" <

da., ]anuiirl~th)76. . , . f , 'WW&$ $jl

- Nr. W. 8estfijding rrn r<ngpionn Mi ru~dver. E&&v&trls An h& d a w e mkldecisi

g,$J

i< . r\istanryclne,Q& R, ~NriL.iuni..fg?$. . f " 6,-

r.

41, ~ e t verrtrs~rsn

;M

~ r i t w ~ r b h m i m ~ ~ e i v-~llp M n

w e -

.

P P , Wi 19x6. ,

, - f40,-

nr. 42. Inv@ed, v,@ vid~erlwe an.onalh65d'wF n8Qropeh op de opnaaneqn hogi

-~~+M~(FBB. Ing. X. Q. timg* l r ~ i , is76, , t l u u w k i ~

k. 43. ~ e e O f i i b i n ~ @ inkuil- 2- wn&~o~f niet pe@&s&al, boete1 en bastei-

' - patatmix, Ing. Ti. B e r n ep.iw, A. G. H a w e , juli l@'& , 'i 5,-

Nr. $4.' R r c ~ ~ d k u l l ; ~ l e i t l ~ ~ @ 01 torrnsitbvdchrde o p s l a ~ v a n ' w x d r ~ ~ i . f 9;

. '

.

Wr: 94. ~ u ~ o r n ~ i s e w i ~ . ~ 6tj Fltimxieting van v~ées~tatwamo. ~arglag.wq *m werk.

, , ~?wd,~?ce~liber 1978. t $ 5 ; -

Br. 46: flerim&uá(~ in uitkaaiden.

1w.k

~ t e ~ n s e n , daoember18a8. i . ' Nr. 17, Het kst van ,maawn met r/ibalk cirlielrnmier bij wshilf8ndé

titceppeltengten en maeisiq5ia q de o#reng$t en bot&ni$che samenstel.

Il'guafi graslmd+ (ng. L Aweborn,en 11n W. Luterwhgern$er $976. i

a'

WlraEkv&mrij en rtatuuobehourf, Stufi$ in pmanraretk9ng met. $e isob

.

, hiurtwhhi-sehabianst, I t q . K van &r ErBm %ti A KeRrem-Statieleq

Qebruai.1

m.

.

t r q- .

Nr. 4% Dmgesbhrr~rii813~n' tff#Bna &I ledperiode, Irig J. Ovenest, ispril l%?. uhv%&oC)#. NF: W: ~ o p p e h m e ~ s ~ t f ~ l ( t . k r a ~ ~ ~ s ~ ~ í ~ g , I,..*. RaterSnk, sep,hbp:r

t@W. , ' uitVarkQidrt

Nr,'51. DierSeaspeatBn ven pks~rkn uan YWQ@JOW g m . Ina. &G. Ftme.

veld, i s i ~4977. t ~ (. m-t

rVc.

w-

~cargtOelvaiif8.~~ ?i~&~stYe w @ l ~ p r i o d g , ' ~ ~ - J. CWerveat, adctober?977. 1 4-

.

Ml. 83: 5erepnltqnp nie%meb&r+&n, Ir.

+

Doaznb& jaie,&* oktober

lm.

f 6,- . -est. M. Be8triiding van stmaJgra6 Inprasland. ing. L. l3ckwhorn, nmsmbei I S V . f 6,

Nr, 55, Q n d q k m r &jjkheden HBn -n w e i d t k ~ r i ) i f , van ôg h+ yatstag

,

.

ran een sbldfwrw, W W i S 7 f .

- .

, f S,- -,';

Nr.

v.

Pinken pp aflaen ruwvoer, Ing.

3.

~oxemIj.ufii ,TBTB. a h tawwchtb ,Mr. U. Nwmen W d e ~ ~ o o ~ i e n i r n g ~ H. W d ~ . & $ ~ , ~ ? f j ï ? . , f %b

t

Nr. S. Wgelqkfng tuasen ~mii X ~ ~ ~ k n d l s t t n ~ m m FH.

&

MfyJ-sfkwn. A, f

Wmtefa a@., noviember 7978. V f 4-

.&r. 9. T mkranhh~miwaus w; +eetigmfkrnitt wcschil in &"!&g mor pi?

~laespmduktie. A. Wemam ing. H. E. M&% rkmmbe~ S@&. t q-

Nn W. C f i k l u n i ~ ~ r a eh Ììklkrfe~~ bij m e i k m n . Dra. 4.W, Wpherst, imu- ' , Mi

ïem

a

Nr, 61. ZaaidiDBle Ui aawifukkea bijth8rin5eai o& gkhand met €igela rmlgrar

Ing. L. R a ~ W w m m h. W. Men, februaui l@?$. '

1 .

.

c,. 7 -8

.

N,. 82 ~h&chs en m ~ ~ : h a n i ~ y k w ? e m e s t n j u t n ~ 9n $rsrstpn$. InO. L i&++. .

bos- maart 19fs. , " Z '

s , f @ , -

Yr. B i OQafrraelan fjeldkfand op bn knm6syl Ing. L. R q o m &I

q.

&$,

.

Lulen, juli i979. . . , n bagt.. ,

1 > , ,'immfdinwi: ' ' .r , I 7 . . Rfijs t S,- < S' ~ . % b a i y MI M prmí?tati~n *<w de ~mw&wîeilj r , R~~~dsnnrw 8,8219 PK LqIy~tod . ' .:

.

, ~ r s ~ o t t i t ; i g 0pgh.o 23DT421 . .' l , " l ! $

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vervolgens word die persoonlikheidsaspekte wat tot weerstand teen verandering aanleiding gee, bespreek en is aandag weereens slegs aan items met ʼn gemiddelde van 3.00 en hoër (in

Om vast te stellen of de ecologische kwaliteit van de gesuppleerde locaties veranderd is ten opzichte van oktober 2014 is de destijds uitgevoerd monitoring op 5 suppletielocaties

In § 3.1 bleek, dat op een z.-helling 20 cm boven de Tortula- en de Hypnum- facies enigszins lagere temperaturen waargenomen werden dan op gelijke hoogte boven onbegroeid

De boer zei tegen mijn vader: die jongen moet boer worden, het zit er helemaal in.’ Nog jaren na de oorlog brengt De Bruijn de zomervakan- ties door op de boerderij, maar het wordt

wordt verwezen naar voorgaande verslagen '. De proeven werden op de volgende bedrijven uitgevoerd. Vieveen, Korenmolenweg 27, Bleiswijk. Salm, Meloenutraat 8, Pijnacker.

Het risico van dierziekten die zich verspreiden door middel van luchtverkeer wordt nog hoger ingeschat als mens-mens- contact als wel contact met buitenstaanders (mensen die in

Figuur 6: Het verloop van het fosfaatgehalte in de mat en in het druppelwater. Zoals blijkt is het fosfaatgehalte in de mat onregelmatig geweest. In de mat werd gestreefd naar 1 me

zoekinstituten zoals TNO. Een dergelijke overleg- struktuur heeft alleen maar zin indien producenten- en konsumentenvertegenwoordigers op basis van eigen konsumentenonderzoek,