• No results found

De huidige stand van de bodemkartering in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De huidige stand van de bodemkartering in Nederland"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1-Ï Wageningen

D i r e c t e u r : Prof.Dr.C.H.Edelman

BIBLIOTHEK

No. 3 5 5 .

DE HtJIDlGE STAND YAK DE BODMKARTERING- IN NEDERLAND

i

I

4

door: Dr.A.P.A. Vink, l.i. (Stichting voor Bodemkartering} November 1953-LAN D BOUWCATALOG US

1

0000 0347 9983

SU-- 1 0 0 S 9 ^ 0 l

(2)

Korte samenvatting van het behandelde

1. Inleiding

2. Bodemkartering

3« Kwartairgeologie

4. Historische Geografie en Grondgebruik

5. Archaeologie

6. Luchtfotografie

7. Hydrologie en bodembescherming

8. De toepassing van de bodemkartering in de Landbouw

9. Summary: "The Present State of the Soil Survey

in the Netherlands"»

(3)

Een overzicht wordt gegeven van het werk van de Stichting voor Bodemkartering, zoals zich dat sinds de op-richting in 1945 heeft ontwikkeld.

Het doel van de bodemkartering is het verkrijgen van goede en duidelijke gegevens in kaartvorm over de

Neder-landse gronden ten bate van de Landbouw in de meest uitbreide zin. Ook voor de planologie zijn deze kaarten en ge-gevens van zeer veel nut.

Door teamwork met beoefenaren van andere pen worden zowel voor de bodemkunde als voor deze wetenschap-pen zelf belangrijke nieuwe gegevens verkregen.

Behandeld worden: kwartairgeologie, historische geografie, archaeologie en hydrologie. Voorts wordt gewezen op het belang van de luchtfotografie.

De toepassing van de bodemkartering wordt verduide-lijkt door het maken van landolassifieatiekaarten. Voor de tuinbouw is dit reeds verschillende malen gedaan» o.a. Het Westland en Walcheren.

Ook in de bosbouwbodemkartering wordt aan dit be-langrijke deel van het werk veel aandacht besteed. Voor akker- en weidebouw zal vooral in de naaste toekomst de landclassificatie door de Stichting voor Bodemkartering meer uitgebreid ter hand genomen worden.

(4)

1 INLEIDING

Zes delen Boor en Spade (1) staan er in het gebouw in Bennekom, dat reeds sinds lang te klein is geworden voor de centrale diensten Tan de Stichting voor Bodemkartering.

Weldra zullen het er zeven zijn, daarmede samen-bundelend een keuze uit de zeer gevarieerde verspreide publicaties van de Stichting voor Bodemkartering .Daarnaast staan thans veertien delen in de serie "De Bodemkartering van Nederland"(4) en nog enkele buiten de serie uitgegeven boeken van Prof .Dr C.H. Edelman en zijn medewerkers (2).

Wij willen dus met U bladeren in deze aan de open-baarheid prijsgegeven uitingen van een instituut, dat in de 8 jaar van zijn bestaan in binnen- en buitenland bekend is ge-worden als veelzijdig onderzoekcentrum.

Niet eerder echter, dan nadat wij gewezen hebben op de voorloper, Dr Ir W.A.J.Posting 1.1. die in 1956 (3) de

eerste resultaten van zijn veldonderzoek over de bodem van Nederland publiceerde en daarmede de eerste stap deed tot het verkrijgen van een beter inzicht in de bodem als regionaal

verschijnsel, een gezichtspunt, dat voordien wel eens verloren was gegaan tussen de kolven en retorten van de in hoofdzaak

chemisch georiënteerde oudere instituten van bodemonderzoek. Sinsdien is steeds duidelijker gebleken, dat het physisch

en chemisch onderzoek,maar ook vele andere onderzoekingen

welke aan de grond, hetzij nin situ" of in het laboratorium

verricht worden, eerst goed tot hun recht komen tijdens en na het veldwerk, dat door de bodemkartering geschiedt.

Steeds staat daarbij als voornaamste doel voor ogen: het dienen van de Landbouw, waaronder alle vormen van deze

bedrijfstak begrepen zijn. Daarnaast komt de Planologie, die als regelaar optreedt tussen stedelijk en landelijk

(5)

grondge-bruik, in Ingeland met "town and country-planning" en in

Belgifi met "urbanisatie" aangeduid. Ook Drinkwatervoorziening en de verschillende diensten en industrieën die klei ver»

werken vinden vaak waardevolle gegevens in de werk- en studie-objecten van de Bodemkartering.

Maar niet alleen om zijn belangrijke toepassingen in de maatschappij is deze tak van onderzoek het beschouwen waard. Ook verschillende van de zgn."zuivere" wetenschappen

hebben reeds vele gegevens aan haar te danken« Allereerst dan wel de Geologie. waaraan een omvangrijk materiaal uit de bodemkartering ten dienste staat o.a. betreffende de Kwartair-geologie en mede ook de facies -studie.

Op Hydrologisch terrein, speciaal voor wat betreft de oppervlaktelagen, zijn veel interessante waarnemingen gedaan. Verder noemen wij de Arohaeologie en de Historische Geografie en Toponymie.

Op haar beurt ontleent de Bodemkartering zelf ook weer onontbeerlijke gegevens aan deze wetenschappen. Vele versohijnselen zijn niet te karteren noch te begrijpen zonder kennis van de Kwartairgeologle, waarbij ook haar hulpweten-schap de palynologie wordt genoemd. Menige onduidelijke bodemkundlge situatie is reeds door de pollenanalyse,zoals die beoefend wordt door Prof.fflorsohgtz en zijn medewerkers, opgelost. Evenzo worden belangrijke gegevens omtrent de ouder-dom van bodemprofielen uit de Archaeologie verkregen, terwijl de Historische Geografie en speciael de Toponymie door de ver-klaring van oude perceleringen en plaatsnamen ons reeds vele goede aanwijzingen gaf over het grondgebruik.

Wij menen dan ook te mogen stellen, dat het werk van de Stichting voor Bodemkartering en haar medewerkers van

(6)

verschillende aard een goed voorbeeld levert van het teamwork

zoals dat zich vooral na de laatste wereldoorlog in

toenemen-de mate ook in toenemen-de Netoenemen-derlandse wetenschap ontplooit.De behoef»

te aan de oplossing van gecompliceerde en veelzijdige

pro-blemen, tezamen met de wil tot samenwerking en onder een

leiding die veel ruimte laat voor persoonlijk initiatief,

hebben daartoe de voedingsbodem geschapen.

(7)

2 BODEMKARTERINQ.

Bodemkartering betekent: het in kaart brengen ran de bodemprofielen in hun natuurlijke ligging en samenhang.

In het algemeen worden hierbij de bodemprofielen in kuilen en langs wanden, of, in verreweg de meeste gevallen, met een eenvoudige grondboor onderzocht«

De normale diepte van onderzoek is 1.25m, behalve in bepaalde gevallen, waarbij opgehouden wordt, indien het grond-water wordt bereikt. De profielen worden allereerst in het

veld op hum totale beeld en op de afzonderlijke eigenschappen van de opeenvolgende lagen bekeken. Eerst later wordt bepaald welke verschijnselen nader in het laboratorium moeten worden

onderzocht en waar bemonsterd moet worden. De methoden van onderzoek, die alles tussen organisch- chemische en mineralo-gische methoden kunnen omvatten, worden in overleg met de

samenwerkende laboratoria vastgesteld.

De gemaakte kaarten worden naar gelang het doel en de detaillering van de opname, in verschillende schalen ge-publioeerd. Bij iedere kaart behoort een beschrijving van de gekarteerde bodemeenheden met hun karakteristieken en zo veel mogelijk gegevens over hun betekenis voor de Landbouw.

Tot dusverre zijn kaarten en rapporten verschenen van de volgende gebieden: (4)

De Gemeente Didam (Gld.)door Dr Ir F.W.G.Fijls Het Westland door Dr Ir W.J.van Liere

Azewijn (Gld.) door Ir F.F.R.Koenigs Groesbeek door Dr Ir J.Schelling

Het Randgebied van de Noordoostpolder door Dr Ir

J.S.Veenenbos

(8)

De Bommelerwaard boven den Meidijk door Prof.Dr

C.H.Edelman e.a. De Betuwe door Ir H.Egberts

Wageningen door Dr Ir P.Buringh

Noord-Llmburg door Dr Ir J.Schelling

De Bloembollenstreek door Dr Ir K.van der Meer Walcheren door Ir J.Bennema en Dr Ir K.van der Meer Noord-Kennemerland door Dr Ir H.C. de Roo

De Zuidoostelijke Veluwe (Middachten e »o«) door Dr Ir A.P.A. Vink (£) De IJpolders door Dr A.R.Gflray (2)

Versehilleade andere zijn in voorbereiding.

Als voornaamste gereedgekomen karteringen noemen wij: Schouwen-Duiveland en Tholen

West-Zeeuws-71aanderen De Maaskant

Het Land van Maas en Waal

De Veengronden van West-Nederland De Haarlemmermeer

Het Knipgrondengebied van Friesland De Dollardpolders

Epe en Heerde

Omgeving van Drachten N.W.Limburg

Verder zijn verspreid over het gehele land een groot aantal gemeenten geheel of gedeeltelijk gekarteerd ten behoeve van uitbreidingsplannen en soortgelijke doeleinden.

Het ligt in de bedoeling, dat van de meeste van deze geMeden de kaarten In bladen, overeenkomende met die van de

(9)

Topografische Kaart zullen verschijnen, zodat uiteindelijk een complete bodemkaart van Nederland in bladen, op schaal

1:85.000 zal ontstaan.

Van de gebieden waar thans min of meer gedetailleerde karteringen aan de gang zijn noemen wij:

De Veenkoloniën De Brabantse Feel De Gelderse Vallei De Biesbosch

De Âlblasserwaard.

Prof. Edelman schreef enkele overzichten, waarvan het be-langrijkste is: "Inleiding tot de Bodemkunde van Nederland"

(1950 ). Hierbij is opgenomen de voorlopige Bodemkaart 1:400.000 van geheel Nederland. Deze kaart die voorlopig als opvolger kan gelden van de destijds door Staring ontworpen Grondsoortenkaart van Nederland, is-reeds een eerste schrede

naar een landelijke samenvatting van de tot na toe verkregen

gegevens. Ir wordt gewerkt aan een Bodemkaart van Nederland op schaal 1:200.000, welke hopelijk in 1955 gereed zal komen.

De hoofdindeling van de Voorlopige Bodemkaart van Nederland (1:400.000) is gesohied in "bodemkundige

land-schappen", die in hooflzaak overeenkomen met de "grondsoorten", zoals die destijds door Staring zijn onderscheiden:

Oude Zeekleigronden Jonge Zeekleigronden Rivlerleemgronden Veengronden Duin- en Strandwalgronden Zandgronden Loessleemgronden Kunstmatige gronden.

(10)

54 onder-associaties, die nog niet alle even goed onderzocht zijn, waardoor nog geen geheel evenwiohtige indeling mogelijk was, maar die toch reeds een duidelijk beeld geven van het

voortschrijden van onze algemene kennis van de bodem van Neder« land.

Als voorbeeld geven wij hieronder de indeling van de bodemkundige landschappen "Rivierkleigronden" en "Veen-gronden": Rivierkleigronden 23- rivierklei - komgronden 24- uiterwaardgronden 25- kalkrijke stroomruggronden 26- kalkarme stroomruggronden Veengronden 27- restveengronden 28- laaggelegen rietveengronden 29- laaggelegen bosveengronden

30- laaggelegen veenmosveen- en zeggeveengronden 31- hooggelegen veenmosveen- en zeggeveengronden 32- broekveengronden.

Op de"gedetailleerde overzichtskaarten" (schaal 1:25.000) en de "detailkaarten" (schaal 1:10.000) vallen deze onder-associaties uiteen tot"bodemreeksen" en "bodemtypen". Het "boderatype" omvat alleen die gronden, die het gehele

profiel of tenminste een zo groot mogelijk aantal nauwkeurig omschreven profiel-eigenschappen gemeen hebben. In het alge-meen is dit dus in Nederland, evenals in de meeste andere

landen, de kleinste bodemkundige eenheid. Op de overzichts-kaar ten, die het grootste deel van de kartering uitmaken, wordt echter niet nauwkeuriger doorgegaan dan tot de

(11)

Voorbeeld

Overzichtskaart 1:85,000

Karterlngsgebled: Noord-Kennemerland

Opname door: Dr H.G. de Roo 1.1«

Publicatie: Deel XIV van "De Bodemkarterlng Tan Nederland

".

Landschappen:

D - Duinlandschap

W - Strandwsllenlandsohap

M - Jonge Zeekleilandsohap

N - Zeebodemgronden

V - Veengronden

Voorbeeld van verdere indeling (tot bodemreekaen):

D - Duinlandsohap

Pd- woeste dulnzanden

Ddl- kalkrijk woest duinzand

Dd2- kalkloos woest duinzand

Pp - duinzandgronden van duinvlakken en -pannen

Dpi- verdroogde duinzandgronden

Da - vochtige duinzandgronden

Dab- vochtige tot natte duinzandgronden

Dao- vochtige tot droge duinzandgronden.

Naarmate de kennis van de bodem van Nederland

groter wordt, zal een meer definitieve legenda »gebaseerd op

het"morf©metrisch

w

principe wjorden opgesteld. De bedoeling is

hierbij, dat uit de omschrijving van de bodemtypen de aanduidin

van genese en dergelijke interpretatieve onderscheidingen

ver-vallen en vervangen worden door termen, die de morfologie van

de bodem zo exact mogelijk weergeven. Dit wil niet zeggen, dat

de huidige benamingen, die vaak zo goed aansluiten bij de

lo-caal in de practijk gebruikte, geheel verdwijnen, maar dat het

(12)

worden, vergelijkingen tussen de verschillende karteringsgebie-den onderling en met buitenlandse karteringen te treffen,

waaruit wij ook, zowel voor de theoretische interpretatie als voor de practische toepassing van onze bodemkaarten, veel hopen te kunnen leren.

In dit verband willen wij wijzen op de veelvuldige contacten met buitenlandse, in het toijzonder Amerikaanse, bodemkundigen, die vooral na het Internationaal Bodemkundig Congres, dat in 1950 in Amsterdam gehouden werd, sterk toege-nomen zijn. Een bijzondere plaats neemt de samenwerking met de Belgische Zusterorganisatie in, welke samenwerking reeds van kort na de oprichting van de Stichting van Bodemkartering dateert«

Be beschrijving van de profielen in de categorie der "Great Soil Groups" is daarbij duidelijker gewordene). Er is overigens ook gebleken dat de gehele hoofdindeling van de Amerikaanse bodemclassificatie thans in revisie is. Daarbij wordt getracht, een meer algemeen geldige opzet te verkrijgen

die ook meer aansluit bij hetgeen buiten de Verenigde Staten is gevonden. Bennema. Schelling en Veenenbos (Boor en Spade 71} vermelden dat in Nederland vertegenwoordigers van de volgende

"Great Soil Groupsn voorkomen:

Prairie Soils Half-Bog Soils

Podzol Soils Low-Humic Gley Soils Brown podzolic Soils Groundwater Podzol Soils Red Yellow Podzolic Soils Rendzlna Soils

Solonchak Soils Regosols Solonetz Soils Alluvial Soils

Humic Gley Soils Bog Soils

(13)

Bodemvormende processen van algemeen belang welke de laatste tijd aan nadere beschouwing onderworpen werden zijn:

homogenlsatie (Hoeksema)

ontkalking en ontkalking tijdens de sedimentatie ( de Smet, Bennema).

(14)

3 KWARTAIRGEOLOGIS

Laten wij in dit overzicht de betekenis van de bodemkarterlng voor de faciÄsstudle achterwege, dan is dit niet omdat het belang daarvan gering is, doch slechts omdat wij menen, dat dit onderwerp alleen in een afzonderlijke

behandeling voldoende recht zou wedervaren. lissera, alle af-zettingsvormen welke wij thans karteren, hebben ook vroeger in vele, zo niet alle, geologische tijdperken een rol gespeeld zodat wij, door de variatie van de huidige sedimenten na te gaan, een juister beeld krijgen van deze systemen en hun gelijk tijdige variabiliteit.

Van de grote problemen, die de Kwartairgeologie van Nederland biedt, zijn er enige concrete te noemen, waarbij de Stichting voor Bodemkarterlng vondsten heeft gedaan, die ons beeld van de genese van ons land aanmerkelijk IÇken te modificeren. Wij noemen hiervan:

Oudere Glaciale Formaties (Crommelin - Maarleveld) Gestuwd Fraeglaciaal en Fluvioglaciaal

(Crommelin - Maarleveld) Rivierleem-afzettingen (Koenigs»Pons »Schelling) Niveo-aeolisohe afzettingen

Loess en dekzanden (Fijls, Schelling,Tan Diepen, Vink e.a.) Nlveo-fluviale afzettingen (Edelman, Steur)

Aestuarium- en Kustafzettingen (Van Liere,van der Mee] „ Bennema, de Roo) Holooene riviersystemen (Edelman, Hoeksema, e.a.).

De oudere glaciale formaties in Nederland zijn moeilijk te onderzoeken en daardoor over het geheel ook,met uitzondering van de bekende onderzoekingen van Dr Tesoh over de grens van plioceen en pleistoceen, weinig beschreven.

(15)

Waarnemingen ren de laatste tijd wijzen er echter op, dat op dit gebied nog belangrijke nieuwe gegevens te voorschijn zul-len komen. Hoe ver onze kennis over de twee oudste Ijstijden

(Günz-IJstijd, Mlndel-IJstijd) hierdoor uitgebreid zal worden valt thans nog niet te zeggen.

Bij het onderzoek van Gestuwd Praeglaciaal en Fluvio-glaoiaal is gebleken, dat ons land in de z.g."derde" of Biss-IJstijd niet overdekt is geweest door een massieve ijskap, naar dat uitlopers van het grote landijs in de rivierdalen

hebben gestroomd bij wijze van laaglandgletsohers. Zij hebben daarbij de zijkanten van de dalen gestuwd en geplooid. Als

belangrijke dalen noemen wij: de Gelderse Vallei, het IJssel-dal en het RijnIJssel-dal ten Oosten van Renkum. Tussen de aldus

ontstane stuwwallen heeft zich een grote fluvioglaciale delta gevormd. Op het gebied van de droge dalen van de Veluwe

en van verschillende andere problemen vindt gedetailleerd geo-logisch onderzoek plaats ter ondersteuning van de bodemkarte-ring. Wij vermelden hier ook de waarnemingen van de Roo uit

Drente, waaruit blijkt dat onder de grondmorene In het 113*

van de Geologische Kaart van Nederland, niveo-aeolische dekaan-den voorkomen, welke dus tenminste uit de Riss-IJstijd moeten stammen. Verder dienen hier de waarnemingen van Veenenbos over het keizand als verweringsproduot van de keileem ver-meld te worden.

De Rivierlernen zijn afzettingen uit het eind van de laatste (Vierde - Wtlrm) Ustijd toen de zgn. "verwilderde" of vlechtende rivier, die typisch is voor gebieden met een

on-regelmatig waterregime, begon te verlanden. De zeer belangrijk« vondst van deze systemen heeft ons beeld van de samenhang der

verschillende perlglaclale en postglaoiale afzettingen zeer verduidelijkt. Ook landbouwkundig vormen deze gronden een

(16)

aparte categorie. Deze rivlerlemen vormden het uitgangspunt voor verdere studie van de fluviatiele afzettingen in het Laag-terras (Bennema en Pons).

Wat betreft de Niveo-aeolische afzettingen (loess en dekzanden), die reeds door verschillende onderzoekers uit deze groep beschreven zijn, willen wij er slechts op wijzen, dat steeds meer aanwijzingen gevonden worden voor het voor-komen van resten van oudere loess- en dekzandp&Jcetten in de ondergrond. Ten dele zullen deze wellicht blijken uit de Riss-IJstijd of uit oudere Ijstijden stammen. Wij vermeldden hier-voor reeds de waarnemingen welke de Roo hierover in Drente deed

De Niveo-fluviatiele afzettingen vormen de vochtige tegenhanger van de Niveo-aeolische afzettingen. Belde stam-men uit het periglaciale (toendra-)klimaat. Ten dele kunnen

zij als gelijktijdig worden beschouwd. De Niveo-aeolische afzettingen zijn het uitgestoven product uit de droge delen van de toendra, dat zich, ten âele in de vochtige toendra,

afzet. De Niveo-fluviale afzettingen vormen het product van de Solifluctie die, mede door de aanwezigheid van de "tjéfle"

(permanent bevroren ondergrond), soms zeer grote afmetingen kan hebben aangenomen.

De onderzoekingen aan aestuarium- en kustafzettin-gen gesteund door en samengaand met het veenosderzoek, leveren ons een steeds scherper beeld van de verschillende mariene transgressies die in sterke mate de huidige opbouw van het

kustgebied hebben bepaald. Verschillende gebieden zijn reeds min of meer gedetailleerd beschreven, len samenvattende

publi-catie over een en ander is onlangs versohenen (7). Behalve het veen- en pollenonderzoek hebben hier ook de historische geografie en de arohaeologie grote bijdragen geleverd voor een betere kennis van de verschijnselen.

(17)

De holocene riviersystemen behoren tot de meest klassieke onderzoeksterreinen van deze groep. De Bommeler-waard immers, aanschouwde het geboren worden van het bodem-kundig veldonderzoek in zijn huidige vorm. Inmiddels is het grootste deel van de gebieden van Rijn en Waal en delen van de benedenloop van de Maas gekarteerd. In het bijzonder de kartering van het gebied van de Kromme Rijn, verricht door

studenten van de Landbouwhogeschool onder leiding van Ir Hoek-sema. levert belangrijke nieuwe gegeven»stg> over de oude stroom-armen van de Rijn. Een samenvattende publicatie over het gebi«d van de Rivierklei is in bewerking.

(18)

4 HISTORISCHE GEOGRAFIE EN GRONDGEBRUIK.

Reeds voordat de bodemkartering dit gebied betreden had, leverde de historische geografie van het eiland Walcheren

{Dr.A.W.Vlam) belangrijke nieuwe gezichtspunten op over de wordingsgeschiedenis van dit eiland. Thans bestaat reeds vele

jaren een nauwe samenwerking tussen de beoefenaren van deze twee takken van wetenschap, die voor beide belangrijke vruch-ten afwerpt.

Deze samenwerking berust, behalve op de historische gegevens omtrent transgressie, dijkdoorbraken en dergelijke vaak catastrofale gebeurtenissen uit historische tijd, veel-al op de restanten van oude vormen van grondgebruik, zoveel-als

die uit historische bronnen te putten zijn. De documenten omtrent het grondgebruik in oude heerlijkheden, abdijen e.d. kunnen daarbij dikwijls aanwijzingen geven die in het veld geconstateerde verschijnselen nader verklaren.

Omgekeerd kunnen deze verschijnselen het uitgangspunt zijn van een nader onderzoek van de historische bronnen.

Het belangrijkste echter zijn in vele gevallen de in het veld en van oude en nieuwe topografische kaarten te

verkrijgen gegevens, over perceelsvormen en perceelsnamen. De perceelsvormen en de samenhang van de percelen tot groter« complexen geven in het bijzonder aanwijzingen over de periode waarin de gronden gekoloniseerd zijn, waarin dus het

grond-gebruik begonnen is. Zo zien de perceleringen van resp.

Frankische kolonisten, ontginningen door kloosters, enkdorpea^ opstrekkende heerden en moderne ontginningen er reeds door

hun percelering op de topografische kaart anders uit.

Meer systematisch beschrijven Prof.Dr E.W.Hofstee en Mej.Dr À.W.Vlam de verkaveling in Nederland volgens de

(19)

(Blookflur, Celtic Fields, Ramplanden), Strokenverkaveling zonder bewoning op de kavels (essen, maden, hagen},Stroken-verkaveling met bewoning op de kavels (opstrekkende heerden

e.d«),Moderne rationele verkaveling(veenkoloniën, moderne ont-ginningen en inpolderingen).

De peroeelsnamen, welker beschrijving behoort tot de toponymie, geven vaak, behalve aanwijzingen over de ouder-dom van het grondgebruik, ook aanwijzingen over de aard van van het grondgebruik en van de grondgebruikers.

De bodem van Nederland, zoals deze thans bestaat, is behalve product van geologie, klimaat, vegetatie en tijd, in zeer sterke aate ook het produot van het grondgebruik. Reeds Posting verkreeg hierover belangrijke gegevens. De onderzoe-kingen van de laatste jaren hebben deze op vele punten aange-vuld en uitgebreid. Vermoedelijk staan wij in dit opzicht nog slechts aan het begin van een veelbelovende richting van onder-zoek. In Nederland is het zelfs zo, dat een aparte "Great

Soil Group" naast die, welke in par«3 werden onderscheiden, zou moeten worden aangenomen ni. de "Man Made Soils".

Hieronder zouden dan in de eerstejplaats de esgronden en de geestgronden vallen. Vermoedelijk zouden echter nog meer van de reeds gekarteerde bodemtypen hiertoe gerekend moeten.worden. Wij denken hierbij o.a. aan het eeuwenlange gebruik van

(20)

5 ARCHAEOLOGIE

De oudheidkunde is in de laatste decennia als een zeer belangrijk hulpmiddel bij de datering van de bodemkundi-ge en kwartairbodemkundi-geologische vondsten naar voren bodemkundi-gekomen. Ook hier was h«t Dr Posting die reeds de weg wees aan de Neder-landse bodemkundlgen. Aangezien ons land in verschillende perioden en in verschillende streken belangrijke oude, prae-historische en vroeg-prae-historische, bewoningscentra heeft ge-dragen, was het dus ook geen wonder da* reeds spoedig een ar-chaeoloog (Dr P.J.R,Modderman) bij de Bodemkartering werd ge-detacheerd« Ook met andere arehaeologen, o.a. de heer

F.J.van der Feen, werd en wordt samengewerkt. Behalve dat hier-door de Bodemkartering in vele gevallen tot beter begrip van het waargenomene kon komen, is ook de archaeologie met een voordien ongekend groot aantal vindplaatsen in ons land ver-rijkt. Nog vele gegevens wachten op verwerking. Hieronder som-men wij in het kort enkele gegevens van verschillende gebieden op om een indruk te geven van de omvang van het materiaal.

(Edelman: Boor en Spade IV, p.307 -S25). a) Kustmoeras van Nederland

Walcheren: Voor-Romeins Inheems aardewerk. Romeins aardewerk (12 vindplaatsen) 9e - 10e eeuw (Pingsdorf en Badorf) 12e eeuw Schouwen: wat voor-Romeinse en Romeinse bewoning

betreft,sterk parallel met Walcheren. In de 3e eeuw een grote transgressie en daarna onbewoond tot de Middeleeuwen Veel Merovingisch en Karoliftgisch op de duinen.

Zuidelijke oever van de Maasaond-.bij Hekelingen

(eiland Putten): Neolithlcum.

(21)

Kennemerland : o,o « : belangrl jke gegevens i.v.m. door-braken van de oude strandwal Westergo(Friesland):belangrijke gegevens over

be-woning, aard en ontstaan van de terpen,

b) Rlvlerkleigebled

Correlatie tussen de ouderdom van de verschillende stroomsystemen en de verschillende ouderdom van de nederzettingen.

vpór-Bomelnae Bewoning. Op de zandgronden bij Wijenen een continue bewoning sinds het Neolithlcum. Verspreide vondsten van vóór-Romeinse IJzertijdbewoning,o.a. bij Driel in de Bommelerwaard.

Drususgraoht: doorsnijding van de rechter (noordelijke) oeverwal van de oude-Rijnloop tussen Pannerden en Door-nenburg (hoewel nog ten dele hypothetisch, op

verschil-lende belangrijke gegevens over de loop der owde bed-dingen gebaseerd).

Eiland der Bataven uitsluitend de huidige Over-Betuwe, met de Laak (lakemond) als westelijke grens en de

hui-dige Rijnloop, die na het graven van de Drususgraoht de normale is geworden, als noord- en oostgrens. Sterke concentratie van bewoning bij het dorp Eist, vermoedelijk sterk toegenomen na het graven van de

Drususgraoht, die de stroombeddingen in dit gebied ont-lastte. Eveneens een sterke concentratie van bewoning op de stroomrug bij Zetten. Overigens in de Reder

-Betuwe en de Tielerwaard zeer veel bewoningsplaatsen doch overwegend van Romeinse aard, in tegenstelling tot

(22)

overwegend aandeel van inheems aardewerk.

Romeinse kolonisatie in de tweede en derde eeuw. Honderden vindplaatsen, door de Bodemkartering gevonden en door Dr Mod-derman onderzocht, werpen een verrassend licht op de Romeinse activiteit in dit gebied, welke afbreekt in het midden van de derde eeuw bij het begin van politieke moeilijkheden, maar tevens door verslechtering der natuurlijke omstandigheden.

Laat-Romelnse en post-Romeinse bewoning.

Vierde eeuwse beloning voornamelijk in de Over-Betuwe en de Bommelerwaard. Door samenwerking met het

historisch-geografisch onderzoek van Dr Vlam, betreffende de peroeelsnaam "Hosterd", nieuwe gegevens over de (Frankische?)Koningsstraat. Merovingisohe vondaten. Deze vormen de kernen van de oudste

der huidige nederzettingen. Sterke concentratie van vondsten in de Over-Betuwe doen vermoedens rijzen over de juistheid van oude berichten,dat hiefc een Merovingisch rijk(je) kan hebben bestaan.

Frankische nederzettingen. Een omvangrijke kolonisatie. Door combinatie van bodemkundige, archaeologische en toponymisohe gegevens en inzichten is het gelukt een tamelijk volledig

beeld te ontwerpen van de ontginningen van hét huidige dorp Driel in de Bommelerwaard. De agrarisch georiënteerde Karo-lingers en hun volgelingen drukten het stempel van hun land-bouwmethoden gedurende meer dan 10 eeuwen op het landgebruik in deze streken.

(23)

6 IffCHTFOTOGRAFIE

Door de welwillend© medewerking van de R.A.F, kreeg de Bodemkartering reeds bij haar oprichting in 1945 de

be-schikking over een unieke collectie luchtfoto*s, die tezamen het grootste deel van Nederland beslaan. De Bodemkundige in -terpretatie van deze foto's heeft in vele gevallen aan het onderzoek belangrijke diensten bewezen en ook thans is dit, nog steeds in toenemende mate, het geval. Thans is de bodem-kundige interpretatie van luchtfoto*s dan ook uitgegroeid tot een afzonderlijk leervak aan het Internationaal Interpretatie-oentrura* voor Luchtfoto's te Delft (Prof.Dr W.Sehermerhorn).

Een der vroegere medewerkers van de Bodemkartering (Dr Ir P.Buringh) is daartoe aan genoemd oentrum verbonden. Het behoeft niet te verwonderen, dat hierdoor met dese nieuwe tak van toegepaste wetenschap nauwe samenwerking bestaat.

(24)

7. HYDROLOGIE EK BODEMBESCHERMING

De hydrologie omvat zowel het water dat over, als dat wat in de bodem stroomt of aanwezig is*

Kortheidshalve vatten wij daarom hydrologie en de bodembescherming, onder welke laatste wij hier in de eerste plaats de bescherming van de bodem tegen de schadelijke in-vloed van het water verstaan, samen. Men dient onder de bodem-bescherming ook de bodem-bescherming van onze cultuurgrond tegen de winderosie en tegen de overmaat aan zout te verstaan. Ondanks het feit, dat het onderzoek van de bodemkartering op deze

beide laatste punten gegevens aanbracht,willen wij deze hier verder niet behandelen. Men zie hiervoor het in 1952 verschenen boekje: "Naar góéd Grondgebruik»* (6).

Aantasting van de cultuurgrond door het afstromende water speelt in bepaalde delen van Nederland een grotere rol

dan wel eens gedacht wordt« Zo verzamelde Sohelling hier over belangrijke gegevens in het gebied van de Groesbeekse loess,

a n Buringh in de âek.zanâgebleâen van Wageningen en Rhenen.

Ook bij verschillende andere onderzoekingen, vooral in de dek-zand- en loessgebieden, werden deze verschijnselen waargenomen.

De bodemkartering van Zuid-Idmburg welke thans is begonnen, zal over de omvang van dit verschijnsel nog belang-rijke nieuwe gegevens brengen. Een landelijke samenvatting van het waargenomene zal t.z.t. ongetwijfeld dienen te ge-schieden.

De waterhuishouding van de gekarteerde gebieden is soms meer, soms minder intensief onderzocht. In het algemeen kan echter gezegd worden, dat de karteringen hierover zeer veel materiaal opgeleverd hebben, zij het alleen uit de laag ter dlkfte van oa„ l£ meter, die in de meeste gevallen onze

(25)

cultuurgrond vormt. Doze gegevens, verwerkt in de onderscheiden bodemtypen, zijn eohter voor de landbouw van uitzonderlijk

groot belang.

Een groeiende samenwerking met meer zuiver hydrolo-gisch georiënteerde personen en instellingen doet verwachten, dat de toekomst nog veel materiaal op dit gebied zal opleveren. Wij noemen ondertussen de medewerking, die de Stichting voor Bodemkartering verleent, aan onderzoek van de Commissie

Onder-zoek Landbouwwaterhulshoudlng in Nederland (C.O.L.N.}o.a. in de vorm van het grondwaterstaadsonderzoek.

Enkele door medewerkers van de Bodemkartering gepu-bliceerde onderzoekingen willen wij afzonderlijk vermelden.

De Roo beschreef de waterhuishouding van het gebied van de lage bepolderde gronden in Noord-Kennemerland, zowel als van het gebied van de hoge gronden in deze stfceek. De

be-studering van de "gley" (s vocht)-verschijnselen en -horizonten

in de bodem stelde hem in staat, nadere gegevens te verschaf-fen over de invloed van de grondwaterstandsverlaging op de cultuurgronden door wateronttrekking in de duinen. Het bleek hierbij, dat in verschillende gronden het niveau waarop zich het water bevindt,2| à 3 meter gezakt is tengevolge van de

wateronttrekking ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Terreinen die vroeger zeer vochtig grasland geweest moeten zijn staan thans volkomen droog, zodat de nog aanwezige weilanden geheel verdrogen. De teelt van de, vroeger zo bekende, duin-aardappelen is in de ontwaterde duinvalleien thans niet meer mogelijk. Ook de duinvoet is op verschillende plaatsen thans

te droog geworden om dasr de vroeger gebruikelijke tàinbouw-gewaasen op te verbouwen. Gedeeltelijk zal dit wellicht door bevloeing verholpen kunnen worden. Het is echter in vele vallen moeilijk om in deze streken aan voor de tuinderijen

(26)

ge-schikt bevloeiingswater te komen in verband met het vaak hoge zoutgehalte van de plaatselijke waterbronnen.

Veenenbóa beschreef de verdrogingsverschijnselen in het randgebied van de Noordoostpolder en de hydrologische

ver-schijnselen in de Friese wouden. Pons beschreef e.e.a. van de omgeving van Nijmegen, Hoeksema en Knopplen in het Kromme Rijngebied. Butjjn beschreef de waterhuishouding van enige

(27)

8 DE TOEPASSING VAN DE BODBMKARTERING IN DE LANDBOUW

Wat ook de vondsten op het gebied ran verschillende wetenschappen en de interessante bijzonderheden die bij de

bodemkartering aan het licht komen mogen zijn, het doel van dit werk is en blijft een zo goed en groot mogelijke kennis te vergaren van de bodem van Nederland ten bate van de Land-bouw, waaronder hier dan te verstaan landbouw (akker- en weide-bouw), tuinbouw en bosbouw. De toepassing ven de bodemkaartan en de bijbehorende gegevens vindt steeds meer plaats, maar moet toch gerekend worden, nog slechts in zijn allereerste begin te staan. Voor het toepassen van de bodemkaarten is een systematische aanpak van de "landclasslficatie" nodig, welke thans een aanvang zal gaan nemen in het kader van het werk

van de Stiohting voor Bodemkartering {zie ook van Doorn in Boor en Spade VI).

Immers, bij het karteren van de gronden worden in de eerste plaats de bodemkundige eigenschappen van het profiel en eventueel ook zijn ligging in het terrein bekeken.

Daarnaast worden weliswaar vele voor de Landbouw belangrijke gegevens genoteerd en gepubliceerd, maar daarmede wordt vaak voor de gebruiker nog niet een voldoende duidelijk en volledig beeld van de mogelijkheden voor de verschillende bodemreeksea en bodemtypen gegeven.

Daarom zijn ook in de afgelopen jaren reeds van ver-schillende gebieden naast de bodemkaart ^en of meer afgeleide kaarten gepubliceerd, waarop de bodemtypen werden samengevat naar hun betekenis voor de verschillende vormen van grond-gebruik. Ook werd soms naast de bodemkaart een tabel gegeven waarop globaal aangegeven stond, hoe verschillende gewassen

op de verschillende bodemtypen groeiden.

(28)

schaal slechts in een bodemkaart gemaakt wordt, varieert het aantal afgeleide "landclassificatie"-kaarten naar gelang van de verschillende problemen die de kaartgebruikers voor ogen staan. De gebruikte schaal varieert zowel bij de bodemkaarten als bij de landclassificatiekaarten. Zo zullen de landelijke Rijksdiensten in het algemeen behoefte hebben aan globale kaar-ten van een hanteerbare schaal voor het gehele land(schaal

1:200.000 en meer). Op het provinciale niveau zal men in het algemeen de voorkeur geven aan meer gedetailleerde kaarten van de betreffende provincies of delen daarvan (schaal 1:25.000 tot schaal 1:200.000), terwijl men op gemeenteniveau de des-betreffende gemeente zo nauwkeurig mogelijk wil kennen (schaal 1:5000 tot schaal 1:25.000) en uiteindelijk de individuele boer of groep van boeren, die slechts met een nauwkeurige bedrijfs-kartering (schaal 1:1000 tot schaal 1:5000) tevreden kunnen zijn. Dit alles wordt nog doorkruist door karteringen van pol-ders, waterschappen e.d. van verschillende grootte.

Haast deze keuze van de nauwkeurigheid, waarmede on-derzocht en weergegeven moet worden, staat echter de inter-pretatie van het gevondene. De niet-"technische", zoals bijv. sosriaal-ecoaomische interpretatie behoort niet op het terrein van de bodemkartering thuis; het maken van de classificaties in het algemeen is trouwens een werk dat de bodemkartering

slechts in nauwe samenwerking met andere instituten en diensten kan verrichten.

Te maken landbouw-"technische" landclassificatle-kaarten op grond van bodemkundlge an andere gegevens zou men

globaal in de volgende groepen kunnen onderverdelen: a. algemene agrarische classificaties

b. tulnbouwgeschiktheidskaarten c• landbouwgeschiktheidskaarten d. bosbouwgeschiktheidskaarten

(29)

e. cultuurtechnische classificaties f. bodembesohermtogs classificaties

g. classificaties voor bijzondere problemen.

ad a. Ben algemene agrarische landclassifloatlekaart dient globaal de gebruiksmogelijkheden van de versohilleade bodem-typen, -reeksen of -grcepen voor de verschillende takken van landbouw te geven. Daarmede wordt tevens een zekere appreciatie gegeven voor de mogelijkheid om gronde» aan het agrarisch grond-gebruik te onttrekken.

Van landbouwkundig standpunt uit zal men immers het liefst« die gronden afstoten voor- andere vormen van grondge-bruik, die in delLandbouw zelve de geringate mogelijkheden bieden. In zoverre ligt dus in een dergelijke classificatie ook ©en negatieve stedebouwkundige classificatie besloten. Dit betekent natuurlijk in genen dele, dat de door de landbouw afgestoten gronden steeds geschikt zijn voor stedebouwkundige doeleinden. Aanvullend werk voor stedebouwkundige doeleinden wordt incidenteel wel door de Bodemkartering verricht.Hierbij wordt samengewerkt met het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft.

Dit algemene terrein vormt in feite de sluitsteen op alle andere onderzoekingen. Door de zich dagelijks voor-doende planologische vraagstukken heeft de Bodemkartering wel reeds enige ervaring op dit gebied verkregen. Uiteindelijk zul-len echter goede algemeen-agrarische landelassificatiekaarten ten grondslag moeten liggen aan de werkzaamheden van de Rijks-dienst voor het Nationale Plan en de Provinciale Planologische öiensten. Daarnaast zullen dergelijke kaarten natuurlijk

inte-ressant basismateriaal voor sociaal-economische en andere onderzoekingen leveren.

(30)

ad b De tuinbouwgesehlktheidskaarten hebben reeds in tal van gebieden nuttige diensten bewezen. Als eerste moet de kaart genoemd worden, die Van Llere in 1948 toevoegde aan

zijn bodemkaart van het Westland, Deze kaart werd, in ver-band met de aard van deze streek, in de eerste plaets, gericht op de geschiktheid van de gronden voor de druiventeelt. Ook verschillende andere karteringen werden voorzien van toelichtingen over de geschiktheid van de opgenomen bodem-reeksen en bodemtypen voor verschillende vormen van tuin-bouw. Vaak werden deze niet in kaartvorm maar in tabelvorm neergelegd. Zo maakte Haans een tuinbouwgesohiktheidstabel van de gronden van de gemeente Bergen op Zoom, waarin de vol-gende gewassen worden genoemd: bladgroenten (sla, spinazie, andijvie), knolselderij, prei, peentjes, rode bieten, aard-beien, sluitkool, erwten en bonen, witlof, bessen, frambozen, appels en peren, kersen en asperges.

Soortgelijke gegevens werden door Van Blepen in verschillende Brabantse gemeenten verzameld.

Van ôe gepubliceerde tuinbouwgesohiktheidskaarten moet de kaart genoemd worden die Bennema en Van der Meer in

samenwerking met Ir C.Dorsman toevoegden aan hun bodemkaart van Walcheren. Hierin word'en de volgende landklassen

onder-scheiden:

ongesohikt voor fruit- en groenteteelt

matig geschikt voor de teelt van fruit en grove groenten aier geschikt voor de teelt van fruit en grove groenten matig geschikt voor de teelt van fijne groenten

(31)

ad o La&dbouwgeschlktheldskaarten in engere zin, dus die kaarten, dia da geschiktheid Tan de gronden aangeven voor de akker- en weidebouw, zijn door de Bodemkartering nog te weinig gemaakt. Schelling gaf een dergelijke kaart bij zijn

bodemkartering van Groesbeek, terwijl hij aan zijn publi-catie over de bodemkartering van Noord-Limburg (gemeenten Ottersum, Gennep en Bergen) een ga schiktheidstabel toevoegde waarin de voornaamste gewassen en bodemtypen vermeld staan.

Ook Pons voegde aan een, niet gepubliceerd, rapport over de gemeente Batenburg een landbouwgeschlktheidskaart toe. Genoemde kaarten kenmerken zich echter door hun zeer voor-lopig karakter. De gegeven legenda»s zijn bovendien voor verbetering vatbaar.

Door alle medewerkers van de Stichting voor Bodem-kartering zijn eohter zeer belangrijke gegevens verzameld over groei en productie van de voornaamste landbouwgewassen en van het grasland op de door hen onderscheiden bodemtypen. Hierbij ondervonden zij steeds veel medewerking van de

plaat-selijke ambtenaren van de 1andbouwvoorlichtingsdiensten, van het personeel der landbouwscholen en van verschillemde anderen. In de rapporten, wel ke steeds bij de bodemkaarten verstrekt worden, zijn dan ook steeds, zij het in verschil-lende mate, belangrijke gegevens over de landbouwkundige gebruiksmogelijkheden van de gronden te vinden.

Het is echter moeilijker om voor de akker- en weide-bouw goede lsndclassifioaties op te stellen dan voor de

tuinbouw. In vele streken toch wordt de aard en de renda-biliteit van het tuinbouwbedrijf bepaald door één of enkele gewassen (druiven in het Westland; fruitteelt in het rivier-kleigebied; bloembollen). In het landbouwbedrijf heeft men daarentegen steeds te maken met een zowel wat

(32)

Dez© bindingen betreffen de verhouding van gras- en bouwland in zoverre men in het gemengd bedrijf zich op dë veeteelt

concentreert, maar ook de hoeveelheid vee is in zekere mate afhankelijk van de voor het bouwland benodigde stalmest. Verder heeft men om het vee te voederen steeds behoefte aan een zekere hoeveelheid akkerbouwgewassen, die als veevoeder gebruikt worden« Maar ook binnen de akkerbouw is men om

land-bouwtechnische redenen aan bepaalde vruchtwisselingen gebonden« Tenslotte heeft de arbeldsbezetting van het bedrijf en van

de streek een grote invloed.

Kan men dus in de tuinbouw reeds een goede land» classificatie maken op grond van enkele, het bedrijf finan-cieel en technisch dominerende gewassen, in de akker- en weide-bouw moet men steeds zo veel mogelijk mat alle factoren van

het bedrijf rekening houden. Daarbij komt dat het krijgen van een juiste indruk in de productiviteit, van grasland in het bijzonder, zeer moeilijk is« Sinds enkele maanden is echter een meer definitief begin gemaakt met de bestudering van de landclassificatie voor de akker- en weidebouw. Het ziet er naar uit, dat deze landolassificatie zich in de eerste plaats zal baseren op een zo volledig mogelijke, zij het globale,

beschrijüng van de,in het kader van de plaatselijke bedrijfs-typen bestaande teeltmogelijkheden. Daarnaast zei geleidelijk, door het verzamelen van zo nauwkeurig mogelijke gegevens

over de productie van de verschillende gewassen door middel van proefoogsten en taxaties, een steeds gedetailleerder beeld van de productiecapaciteit van de gekarteerde eenheden, moeten worden verkregen. De wenselijkheid van een zo nauw mo-gelijke samenwerking met onze Belgische collega*s kwam hier-bij reeds naar voren« Wellicht zou dit op den duur kunnen

voeren tot een overbruggende landclassificatie voor de gehele Benelux« Tenslotte zal een geunificeerd West-Buropa zijn

(33)

landbouwpolitiek ook zo reel mogelijk op een goede landclas-slficatie moeten baseren.

ad d Hoewel de bosbouw in ons land een betrekkelijk onder-geschikte rol speelt, zullen ook hier goede classificaties Tan de gronden zeer belangrijke diensten kunnen bewijzen. Misschien wel meer dan in andere takken Tan grondgebruik, omdat men hier slechts de beschikking heeft OTer kleine op-pervlakten goede gronden, maar Tarder aangewezen is op de Toor andere teelten "Submarginale"gronden: sohrijTer dezes publiceerde in 1949 een zeer Toorlopige tabel OTer de

ge-schiktheid Tan enkele door hem in de Veluweloess onderscheiden bodemtypen Toor Terschillende houtsoorten. Sindsdien is echter, onder meer deskundige leiding, en in samenwerking met het Bosbouwproefstation T.N.O., de bodemkartering Tan

de bosbouw op gang gekomen. Daarbij wordt uiteraard ook aan de landclasslficatie voor de bosbouw de nodige aandacht besteed.

ad e, f en g BoTengenoemde classificaties ge^sn in de eerste plaats de geschiktheid Tan de Terschillende gronden Toor de verschillende teelten bij de bestaande cultuursystemen aano In zoTerre men Trij is in zijn teeltkeuze kan met dergelijke classificaties rekening gehouden worden, in de practijk Tan landbouwpolitiek en boerenbedrijf. Er zijn echter tal Tan sociaal-economische en bedrijfs-economische factoren, die Taak een uitbreiding of wijziging Tan de teeltkeuze bulten

de eigenlijke optimumteelt Tan de Terschillende bodemeenheden meebrengen, of in Tele geTallen reeds hebben meegebraoht.

Hierroor zijn dus de classificaties nodig om aan te geTen, 1) hoe bij het bestaande, bodemkundig "oTerspannen** grond-gebruik, de-vrucht baarheid Tan de Terschillende bodemtypen

(34)

zo goed mogelijk gehandhaafd kan worden (bodembeschermings-classificaties), 2) hoe door blijvende verbetering van de bodemtypen de grond aangepast kan worden aan het gewenste

meer intensieve gebruik (cultuurtechnische classificaties) en 3) hoe men door een betere behandeling van de verschillende bodemtypen binnen het bedrijf de teeltmogelijkheden kan ver-hogen of de rendabiliteit,van de bestaande teelten kan vergroten Deze drie olassificatletypen zullen vooral op den duur in ons land de eerstgenoemde categorieën overschaduwen. Het opstel-len hiervan zal echter in het algemeen niet goed mogelijk

zijn zonder een grondig inzicht in de cultuurmogelijkheden van de gronden» verkregen door de opstelling van de onder b, c en d genoemde classificaties.

Voor al deze classificaties geldt echter, dat de bodemkartering slechts zo volledig mogelijk beschrijft wat de resultaten van de verschillende teelten en cultuurmaat-regelen op de verschillende gronden zijn. Het is niet aan de bodemkundigen om te bepalen, wat uiteindelijk met de grond gebeuren zal. Dit zijn beleidskwesties, die binnen het bedrijf door de boer en op landelijk niveau door de beleidsinstanties bepaald moeten worden.

(35)

10. LITERATUUR

Het zou ons te ver voeren, hier een volledig overzicht van de publicaties van de bodemkartering in Nederland te geven.

De onderstaande series en verzamelpublicaties geven echter een aanknopingspunt:

(1) "Boor en Spade", verspreide bijdragen tot de kennis van de bodem van Nederland.Uitg. Oosthoek, Utrecht. Verschenen: deel I, 283 p.,1948 " II, 222 p.,1948 " 111,316 p.,1949 " IV, 365 p.,1951 " V, 268 p.,1952

* VI, 250 p. ,1953 (Uitgave Veenman, Wageningen) (2) Edelman. C.H. "Over de bodemgesteldheid van

Midden-Nederland", 96 p. Uitg.Oosthoek, Utrecht, 1947 Edelman. C.H. "Sociale en economische bodemkunde", 158 p., Noordhollandse Uitg.Mij, Amsterdam, 1949. Edelman. C.H. "Soils of the Netherlands", VII • 177 p,

with provisional soil map of the Netherlands (l:400o000),

North Holland Publ.Cy.,Amsterdam, 1951

Edelman. C.H. "Inleiding tot de bodemkunde van Nederland" V U I 178 p., met voorlopige bodemkaart van Nederland

(1:400.000),Noordholl.Uitg.Mij.,Amsterdam, 1951 Vink. A.P.A. "Bijdrage tot de kennis van loess eh dekzanden

in het bijzonder van de Zuidoostelijke Veluwe", 147 p., Uitg. Veenman, Wageningen, 1949

"Bodemkundlge Voordrachten" ten behoeve van land- en tuin-bouwonderwijs, Uitgeg. in de serie Landbouw, no.9, van de Directie van de Landbouw, 138 p, «s Gravenhage, 1949

(36)

ondersoek naar het verband tussen de bodem en de suiker-bietenopbrengsten in de Haarlemmermeer en de IJpolders in het jaar 1949", 85 p, Uitg. Oosthoek, Utrecht, 1951

(3) Posting. W.A.J. "Bodemkunde en bodemkartering in hoofd-zaak van Wageningen en omgeving", Diss. Wageningen 1936 (4) Serie:"De Bodemkartering van Nederland", deel uitmakende

van de Verslagen van Landbouwkundige Onderzoekingen van

het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, met Engelse samenvattingen.

Tot dusver versohenen: deel I t/m XII en deel XIV. In druk: Deel XIII.

(5) Engelse. P.A. den. c.s."De Bodem- en Landclassificatie in dß Verenigde Staten van Amerika", Studierapport Landbouw van de Contactgroep Opvoering Productiviteit,'s Gravenhage, 1953

(6)Staf. O.A.«e.«.;"Naar Goed Grondgebruik", Serie Landbouw no. 16, Uitg. Directie van de Landbouw, 71 p ^ s Gravenhage 1952

(7?Bennema. J. "Bodem en Zeespiegelbewegingen in het Nederland se Kustgebied " (zie

(37)

voorbereiding)-SUMMARY

9 "THE PRESENT STATE OF THE SOIL SURVEY IN THE NETHERLANDS"

After scaae preliminary work during the last war, in 1945 the Netherlands Soil Survey Institute was created. The five volumes misoellaneous publications ("Boor en Spade";

"Auger and Spade")(1), together with the series "De Bodem-kartering van Nederland" ("The Soil Survey of the Netherlands"

(4) with English Summaries) and other publications of Prof.Edelman and his coworkers (2) give an idea of the work that has been done since. This kind of work was started in the Netherlacds by Dr W.A.J.Oosting (3).

Although this survey is primarily meant for use in agricultural practice and practical policy, many data important for various other branches of science are and have been obtained by means of a careful examination and classification of the soil pro-files. Therefore, from the beginning teamwork between research workers from various sciences has been promoted. This regards

especially the sciences of Geology, Historic Geography, Archeology and Hydrology.

Also aerial photography has proved to be very im-portant as a means of distinguishing the various soil units over oertain distances, whereas a good field knowledge of the areas done by areal survey gives the possibility of extending the interprétation of aerial photography.

The soil survey itself started in the Rhine-Meuse-rlverarea and In the famous horticultural district Westland between Rotterdam and the Hague. Soon mapping was also begun in the inundated areas of the province of Zeeland, i.g. the islands of Walcbaren, Zuid-beveland, Schouwen and Tholen.

(38)

Since then, most of the river soil area and of the province of Zeeland as well as large areas in other parts of the Netherlands have been mapped. The reader is referred to the series of publica-tions already mentioned. Now, in each of the deven provinces of the Netherlands a provincial survey party is at work, preparing detailed maps of various specified areas (scale approx. 1 inoh to 1 or 2 miles) as well as a general map of the Netherlands

(scale 1:200.000). In the mean time preparations are made for the publication of the first sheets of the soil map of the

Netherlands on a scale 1:25.000 (approx.1 inoh to 2 miles).

With regard to Quaternary Geology and Sedimentary Petrology, so many new data were obtained, that our whole view of these formations, covering almost all of the Netherlands has changed. For instance, important new material has been discovered on the following farmations: Older Glacial (Ganz- and Mindel gla-ciations) Risz-glaciation (push moraines, fluvioglaoial), Wttrm-glaciation (braiding-river sediments, river-loam, loess and coversands, Niveo-fluvial sedimentation), Holocene Estuary and Coastal formations, Holocene Riversystems.

In teamwork with the aroheologists an enormous amount of new material regarding old settlements and reads has been discovered and is now being investigated. In Historic Geography many new data about colonisation and land use from before the Middle Ages up to recent times has been described. Also the coopération with palynologists must be mentioned. In hydrology it is hoped that a still oloser cooperation than that already existing will be obtained. In all these problems, the various sciences have mutually benefited from this teamwork.

The preparation of landolassifioation maps has been done to a certain extend for horticultural purposes.

(39)

These maps are derived from the original soil maps and describe the land-use-capabilities of the various soil types that have been mapped. For general agricultural use some maps have been prepared

and many data collected. This kind of work will be extended to make it possible for everybody interested, to gain knowledge of the agricultural possibilities of the Dutch soils. For forestry, also a start has been made.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

Zo’n 700 aan de MAEXchange genoteerde initiatieven, producenten van maatschappelijke waarde, laten gezamenlijk zien dat de sector van maat- schappelijke initiatieven met recht

De groep sociaal werkers die zich evenveel of meer dan eerst bezig houdt of kan houden met het contact leggen en betekenisvolle relaties opbouwen geeft een hoger rapportcijfer voor

Sat keukeniout ward aat behulp vaa aaa oonoentratieaeter gedoaaerd. Ba ooaeentrâtleaeter ward daartoa vooraf faijkt aat da ta gebruikea oploeaiagea* Za totaal

‘Een grote fout’ lacht hij, ‘Het was heel handig om de groep bij elkaar te houden, als je ratelde kwam iedereen immers naar je toe maar ’s ochtends zat je echt niet op dat

Het aantal bloemen per tak en de lengte nemen op alle bedrijven toe naarmate de kwaliteit beter

De breedte van zulk een galerij-bosch hangt geheel af van de breedte der grond- strook langs de rivier welke het grootste deel van het jaar onder stroomend water staat en