• No results found

What’s in a name? That which we call a rose, bij any other name

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "What’s in a name? That which we call a rose, bij any other name"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

What’s

in

a

name?

That which

we

call

a

rose,

bij

any

other

name...

Arie.+W. Janssen*

Van de middelbare school herinner ik mevooral de ge-vreesde woordenvan de

geschiedenisleraar,

Schuitema: “Ja, Janssen,kom

jij

maar eensvoorde klas”. Wat ikvoor

geschiedenis,

waarik niet de

geringste belangstelling

voor

had, presteerde,

resulteerde

gewoonlijk,

zoals die leraar het

uitdrukte,

“ineen

paal”

of “ineen

hoepel”.

Later,

bij

de mi-litaire

dienstkeuring

op

18-jarige leeftijd

in

Rotterdam,

be-leefde ikeen

volgend

avontuur, datmetm’nnaamte

ma-ken had. Wemoesten

daar,

op die

keuring,

’s ochtends

te-gen achtuur

opdraven,

en erzatenduseen

veertig-

a

vijf-tigtal leeftijdsgenoten lawaaierig bijeen,

tewachtenopde

dingen

die

gingen

komen. Om

precies

achtuur

ging

er een deur

open,en erkwam eensergeant

(of

zoiets

geünifor-meerds) binnen,

die schreeuwde

“Janssen, opstaan!!!”.

En

ja,

watdoe

je

in zo’n

geval:

ik stond op. Enmet

mij

nog zeker 45

anderen,

ook! Geenvanal die knullen

wist,

dat het die

dag

de

‘Jan(s)se(n)-dag’

was,enik

begreep

al snel datzeelk

jaar

diezelfde grap uithaalden. Erwas

geloof

ik ook nog iemand die De

Jong

heette. Verderwas dat best eenleuke

dag.

Met z’n

bijna vijftigen ‘potje-piesen’,

en een

gesprek

over

privé-zaken (“Heb je

een

meisje?

Ja? Wat doe

je daarmee?”).

Uiterst

prettige

mensen;zekeurdenmeaf vooralle diensten

(ik

hebeenlui oog, zie

je).

Hoewel

ik,

toenik

nog

jong

was, best baaldevandie ‘or-dinaire’naam enalle

plagerijtjes

er

omheen,

ben iker

na-tuurlijk

welaan

gewend (ik

heb het al helemaal nietover

‘Jansen,

laat de

poppetjes dansen’).

Het is

uiteindelijk

al-tijd

nog beter dan

‘Naaktgeboren’ of,

om maar een

zijstraat

tenoemen...‘Bouterse’ ofzo.Trouwens,

tegenwoordig,

nu ik in Maltawoon, doe iksomsvoor groepen nederlandse toeristeneen

geologisch getinte

jeep-safari-tour-rondlei-ding

overhet mooie eiland Gozo. En

ja, onvermijdelijk

Als kleine

jongen

hoorde ik m’n pasomszeggen:“het is

Janssenmetdubbels,we

zijn

vande

rijke

tak!”

Nou,

van dat

‘rijke’

heb ik nooit zoveel

gemerkt (ik geloof

ook niet dat die bekende heer Tilanuseenzakenrelatievanm’n va-der

was),

maar denaam ‘Janssen’

is, onvermijdelijk

ui-teraard...,

wel in de

loop

der

jaren

aan me

blijven hangen,

daar ontkom

je

nietaan.

Ik herinnerme

ook,

dat ik op de

leeftijd

van 10 of zoiets

(1947!)

naarde Rotterdamse

welpen,

later

gevolgd

door de

zeeverkenners, gestuurd

werd

(om

paen ma thuiswat

vrijheid

op de

zaterdagen

tegunnen,

begreep

ik

later). Bij

die

padvinders,

waarze me

overigens

zwemmen

geleerd

hebbenen eenheleboel

zeemansknopen

die iktendele 60

jaar

later nog steeds kan

maken,

werd iksteevast aange-duid als

‘jongetje jansen’, (daar

dedenze niet

moeilijk,

(2)

gaatmendan “met Arie op safari”!

Het werd

leuker,

nadat ik in 1963 op bezoekwasgeweest

bij

Professor

Anderson,

in

Marburg,

omhemonzefraaiste vondstenvande beroemde Miocene

vindplaats

Dingden

telaten zien. Anderson had het

manuscript

voorz’n boek overdemolluskenvande Reinbek Stufe

vrijwel klaar,

maar

moestertoennog weleenstukaanbreien,wantik had best eenaantalsoorten

bij

medie

hij

zelf niet had

gevonden ;).

Toen het boek dan

uitkwam,

in 1964,bleektotm’n

stom-me

verwondering,

enniet

geringe

trots,dat der Herr Pro-fessor notabeneeensoort naar

mij

had

genoemd...

Mela-nopsis jansseni...

wow!

Wat

later,

toen ik eenmaal in Leiden

werkte, bij

het

Rijks-museum van

Geologie

en

Mineralogie (nu

onderdeelvan

Naturalis),

maakte ik ook kennismet

toondertijd

een

mid-delbare

scholier,

in

Delmenhorst, Noord-Duitsland,

dieeen

grotecollectie

had,

onder anderevande

groevete

Twistrin-gen. Datwas Ronald Janssen! De naamJanssen komt in Duitsland

(vooral

in

Nordfriesland)

ook

regelmatig

voor

(hoewel

aldaar

altijd uitgesproken

als

‘janzen’),

enhet wasbest

geinig,

datwedezelfde

belangstelling

en dezelf-denaam

hadden,

zonder ookmaar

enige

familierelatie.Ro-nald werd

uiteindelijk

een

collega,

en

noghedenten

dage

is

hij

eenzeer

gewaardeerd vriend, destijds afgestudeerd

in

Marburg, bij

Professor

Anderson,

nualweer

jaren

Kus-tos

(conservator)

vande

molluskenafdeling

vanhet

Senc-kenberg

Museum in FrankfurtamMain.

Ook had ik

toondertijd

veelen

goed

contact metnogeen an-dereJanssen,

namelijk

F.J.

(Frans)

Janssen,een

Rotterdam-se

non-professional verzamelaar,

die helaasalop

28-jarige

leeftijd

in 1970 overleed

(Backhuys

et

al., 1970)

aan een

acuteleukemie. Toen ik in 1972

publiceerde

in

Scripta

Ge-ologica,

overde molluskenvan

Twistringen,

wilde iknaar beide

genoemde

heren graageennieuwesoortvernoemen. Maar

ja,

als

je

zelf Janssen

heet,

dan kan

je

zo’n nieuwe

soortniet

‘jansseni

noemen,uiteraard. Enzoontstonden de nieuwetaxa

Aphanitoma fransi (genoemd

naarFrans

Jans-sen)

en

Aphanitoma

ronaldi

(naar

Ronald

Janssen).

In datzelfde

jaar

1972verscheenhet boekvanFritz

Nord-sieck, geschreven

op basisvan eenpaar kilo

gekocht gruis

van

Winterswijk-Miste.

Ondanks datik Herr Nordsieck

bij-naop m’n knieen

gesmeekt

had niette

publiceren (ik

had delenvanhet

manuscript gezien,

en een

lange

correspon-dentie

gevoerd

met

hem,

die in de

loop

vande

tijd

steeds

boosaardiger

werd

:),

deed

hij

dat toch. Als

pleister

opde

wonde(??)

bleek dat dezeauteuralweereensoort, de

twee-de,

nou

ja,

een

ondersoort,

had vernoemdnaar

mij...

Eulima

politajansseni!

Daarwasik minder

blij

mee, enik

geloof

ook niet dat dienaamveel bestaansrecht

heeft, gelukkig

maar.Nordsieck

presteerde

hettrouwens in datzelfde boek omonder andere ookeennieuwesoort tevernoemen naar destraatwaar

hij

woonde... Noditerebra mahnerti! In 1977 vereerde Winfried Hinsch

mij notabene,

door niet minder dantwee soorten naar

mij

te vernoemen,

Tropho-nopsis

jansseni

enMenestho

jansseni.

Helaas ben ik niet

op

tijd

geweestom meterevancherenmeteen

soortje

hin-schi’,

maarwellicht komt dater

posthuum

nogvan.

Ronald Janssen had in 1979 heteerste deelvan

zijn

be-kende werkoverde

laat-oligocene

faunavanhet Noord-zeebekken

gepubliceerd,

en

ja,

daarin wilde

hij

ook aleen

soortvernoemen,methetzelfde

probeem: hij

heet zelfook Janssen.

Hij

vonder een

oplossing

voor,enintroduceerde desoort

Cerithiopsis ariejansseni!

Dat voorbeeld werd in

1987

gevolgd

door

Ingemann

Schnetler

(& Beyer),

met Gli-bertturricula

ariejansseni,

enin 2001 zelfs nog een

keer,

met

Siphonalia ariejansseni,

en omhet aftemaken

(zo

is het echt wel genoeg,

Ingemann!),

in 2005 nogeenSkenea

ariejansseni...

een menswordter

verlegen

van.

DenaamGlibert

(van Glibertturricula)

doetmetrouwens

aaneenander leuk voorval denken. In het

jaar 1980,

in de

WTKG-glorietijd

van

Tongeren,

schreef ik een

artikeltje

inwat toennog ‘de

Mededelingen’ heette,

over eenfauna

vanSt.

Truiden,

waarin ikeennieuwesoort

Nystia

glibert-heinzelini

noemde,

uiteraardnaarde beroemde

publicatie

vanGlibert & de Heinzelin de Braucourt

(1954),

overhet

Belgische Oligoceen.

Ronald

reageerde

opdienaam

lache-rig

metde

opmerking

“der Name ist ein Wordmonstrum”. Maarwatniemandooit

gezegd heeft,

is dat dienaam

feite-lijk onjuist geconstrueerd is, volgens

art.31 -1 -2ICZNmoet

eennaam

gebaseerd

oftwee mannen

eindigen

op-omm,

endusmoet

feitelijk

denaam

Nystia glibertheinzelinorum

zijn.

Waarmee,

helaas,

het‘Monstrum’ alleenmaargroter wordt. Ofzoudie

regel

niet

gelden

voorde

publicatie

van

tweemannen? Iemand

suggereerde

dezer

dagen

ook nog, dat desoort

feitelijk Nystia

glibertdeheinzelindebraucour-torumhadmoetenheten....

Juist door dat

verhaaltje kreeg

ikcontact metDietrich

Ka-dolsky,

die

aanvankelijk betwijfelde (op

heel andere gron-den

overigens)

of dienaamwelcorrect

ingevoerd

wasen

geldigheid

bezat. Later vond

hij

toch

nog

mogelijkheden

daarvoorendenaambestaat dus nog steeds. In 1988 be-loonde Dietrichons

plezierige

contactdooreen

subgenus

in het

geslacht

Lentidium notabene

Ajanssenium

te noe-men.Over ‘Wordmonstrum’

gesproken!

Een paar

jaar

later

kreeg

ikvanKlaus Bandel

(hoogleraar

in

Hamburg)

een

stapeltje

overdrukken

(we

haddeneen

overdrukken-ruil-overeenkomst),

waartussen ikeen, naar ik dacht

verdwaalde,

losse foto-afdruk vondvan een

mij

onbekende

gastropode. Op

de

achterzijde

stond

Ariomp-halus

geschreven.

Paseen

tijd

later vroeg ik Klauswatik moest,metdie fotovan eenslak uit het

Hongaarse Krijt.

En

toenhoorde ik “aber

Mensch,

das bist du! Steht wohl nicht in der Arbeit

(1994),

aber du bist

gemeint”.

Nou

ja zeg...!

De betreffende

publicatie

heb ik

overigens

nog nooit on-der

ogen

gehad,

hahaha. Evenmin alseenartikelvanhem

(1993,

meteenzekere El-Nahka

samen),

waarineen Sca-liola

jansseni

wordt beschreven

(naar

men

zegt).

In 1998 vond Klaus hettrouwens ook

nodig

omnogeens een ge-slacht Ariellatenoemen

(toen

werd het wel in de

publi-catie

vermeld).

En dan komt opeens nogeen

‘naamgenoot’ tevoorschijn,

namelijk

Anton Janse. Gezien de

spelling

van

zijn

naam

moet

hij

welvan een verarmde tak

afkomstig zijn,

maar dat

niettegenstaande

hebben Antonenik leuke

dingen

(3)

ge-daan,

samen. Zo schreven we, in

1983,

een

artikeltje

over de Miocene molluskenvan

Winterswijk-Stemerdink.

Ik had aleens fantastische ideeën

gehad

overeen

artikeltje

van Janse, Janssen &Janssen,waarineennieuwe genus Jans-senia benoemdzou

worden,

met als type-soorteen

jans-seni of

janseni, janssei, jansei,

whatever. Zoietszou dan heten,voluit: Janssenia

janseni

Janse,Janssen & Janssen. Dat is wel

aardig bedacht, natuurlijk,

maarniet echt rëeel. Een echte kans opeenleukenaam,zoals

bijvoorbeeld

de

prachtvondst

Abra cadabra door Eames & Wilkins

(1957),

doet zichmaarzeldenvoor.Ikweet

ook,

daterverscheidene

personen

zijn

dieazenopeennieuwesoortin het

geslacht

Philippia,

omdie dan.

Philippia

bouchetitekunnennoemen,

naarde befaamde

malacoloog

vanhet

Parijse

natuurhisto-risch museum.Is nog niet

gelukt,

zoverikweet.

Toen AntonenikonsStemerdink-verhaal

schreven,

vonden wewel datwe ietsmetdietwee namen,JanseenJanssen, moesten doen. En Anton kwam ophet lumineuzeideeom eensin de

Kuifje-albums

te neuzen,naar

uitspraken

vanhet bekende detective-tweetal JansenenJanssen. En

hij

vond inderdaad

iets,

een

uitspraak

dieons

‘op

het

lijf’

geschre-venwas,endie hetmottovandat verhaal werd;

Nou

ja,

niet letten

opde kleine verschillen in

spelling;).

In datzelfde verhaal hebben Antonen ik

soortjes

vernoemd naaronder andere

zijn

dochter

Anita,

naarde

Stemerdink-locatie,

ennaarde boervan

Stemerdink,

Hesselink.

An-tonkomt trouwens

verderop

in dit verhaal nogeens aan bod,let

op!

In 1996 vonden Dorothee

Spiegler

enKarlGürs,de

opvol-gervanW. Hinschaanhet

Geologisches

Landesamt

Schles-wig-Holstein

in

Flensburg (heet

nuheel

anders, natuurlijk)

nogweer eenandere

mogelijkheid. Hij

introduceerde de

soort

Periploma ariei,

endat viel in

goede

aarde

kenne-lijk,

wantdezelfdesoortnaam kozen zowel Frank

Wesse-lingh (Dyris

ariei

Wesselingh, 2006),

voor een

slakje

uit het

Amazone-gebied,

als Günther

Wienrich,

met Striote-rebrum ariei

Wienrich,

2006. En ik hoorde vage

geruchten

overeenArchitectonicaariei,ook vanGünther... ofzou erergens nogeenArie in de molluskenwereld

rondlopen?

Misschienis

posthuum

Arie

Dogterom

bedoeld? Ik heb de betreffende

publicatie

niet

gezien,

nog...

In het

jaar

1997

ging

ikmet

vervroegd pensioen...

en

opde zegmaar

‘afscheidshappening’

hield

Freddy

van Nieulan-deeen

voordracht,

die ook in de

Afzettingen gepubliceerd

werd.

Hij

‘introduceerde’daarin de‘nieuwesoort’

Vaginel-la malthusiana

jansseni.

Dat ‘malthusiana’

uiteraardnaar

mijn toekomstige

woonoord Malta. In feite voerde

hij

na-tuurlijk

twéénieuwenamen

in, Vaginella

malthusiana

mal-thusianaen V. malthusiana

jansseni.

Dat diteen zeer ge-waardeerde grapwasis geenvande

aanwezigen

ontgaan,

maardoor

publicatie

van

zijn

tekst in de

Afzettingen

is de naamwel

degelijk

in de

Zoological

Records terecht

geko-men! Het

‘holotype’,

zeer

kunstig

door

Freddy

persoon-lijk vervaardigd, hangt

trouwens

nog steeds aandemuur in

mijn

werkkamer.

Met datsoort

grapjes

moet

je

dus wel

oppassen.Een

ver-gelijkbaar

voorval vond

plaats

in

1993,

ineen

feest-afle-vering

vande

Afzettingen

WTKG

(nr

14-4),

ter

gelegen-heidvanhet

30-jarig

bestaanvande WTKG. De illustere Prof. Dr. Vermin Ache

publiceerde

in die

aflevering

een, voor de

kenners,

sensationele

ontsluiting

in de

belgische

provincie Luik,

waarin een

spleetopvulling

een mollus-kenfauna

aangetroffen

werd dieeen

mariene,

laat-eocene

verbinding

aantoondetussen

Noord-België

enhet Mainzer

Bekken,

dwars door het Ardennen-massief.

Geruime

tijd

nahet

verschijnen

vandie

aflevering kreeg

ik

een

telefoontje

van een

gerenommeerde

vlaamse

hoogle-raar-geoloog

metde

vraagof ik die

ontsluiting

kendeen er nadereinformatieoverhad. Ik heb hemtoen moeten

wijzen

opwatop de

titelpagina

vandie

aflevering

van

Afzettingen

fijntjes

stond vermeld; Niets uit deze

uitgave

magserieus genomenof anderszins als waarheid worden beschouwd...

Deman aande andere

zijde

vande telefoonmoethebben

gelachen,

...alseenboermet

kiespijn.

Een heel ander

voorval,

waarvanzoafentoehet schaam-roodmenog op de kaken

komt, gebeurde

pas enkele

j

aren

geleden. Wegens

de 90ste

veijaardag

vanHans

Kuiper,

de bekende

Pisidium-specialist,

wilde de Nederlandse

Mala-cologische Vereniging

eenfeestbundel

uitgeven,

met arti-kelenvanal

zijn collega’s.

Ik mocht ookmeedoen,enkoos

ervoor om eennieuwe

pteropode

uit het Mioceenvan

Mal-tanaarhemtevernoemen.Omdat ik vermoedde dat

derge-lijke

nieuwesoortenmeerzouden voorkomen in die

bun-del,

envastwel allemaal

‘kuipen’ genoemd

zouden wor-den

(dat

bleek ookzo

later),

bedacht ikmedat het

latijnse

woordvoor

‘kuiper’,

vatenmaker

dus,

best weleens

aar-dig

zoukunnen klinken.

Nu ben ik niet zo’n

latinist,

maar eenblik in

mijn

Neder-lands-Latijns woordenboekje

leverde inderdaadeenmooie naamop;

kuiper

-

calumniator,

klinkt dat even

mooi,

of niet? Ik schreef dus

mijn verhaaltje,

met de nieuwesoort

benoemd als E. calumniator. En

goddank!...

het

manus-criptje

stuurde

ik,

zoals

altijd (het

genus

Johnjagtia

be-staat

natuurlijk

nietvoor

niets!),

tercontrolevanhet

En-gels,

naarJohn

Jagt.

Tot

mijn

stomme

verbazing reageerde

Johnmetde

opmerking:

“Maarwaarom noem

je

hemeen

intrigant?”...

Watbleek....

je

kan het woord

‘kuiper’

ook opvattenals iemand dieaan

‘kuiperij’ doet,

wattotaal niet

totme was

doorgedrongen.

Nadere studievande

latijnse

taal leverdetoeneenander woord

op,voor de ‘echte’ va-tenmaker:

‘doliarius’,

en zoheet desoortdusnuE. dolia-rius, Ik

blijf

John m’n hele leven dankbaardat

hij

medat debacle

bespaard

heeft! Na

verschijning

vande bundel als

supplement

vanBasteria

(2006)

vertelde ik Hans

Kuiper

ineenbriefvanwat er was

gebeurd,

en waarik

(en hij!)

(4)

aanontkomenwas.Ik kon hem vanuit

Frankrijk

in Malta horen lachen...!

Funny names

Alsutrouwens eenswat

grappige, merkwaardige,

of ge-woonanderszins interessantenamenin de

zoölogie

zou willen

zien,

zoals

bijvoorbeeld

een

lange

soortnaam:

Gammaracanthuskytodermogammarus

loricatobaica-lensis

Dybowski,

1926

of ook:

Brachyta interrogationis interrogationis

var.

nigro-humeralisscutellohumeroconjuncta

Plavltstshikov,

1936)

of

gewooneen

grappige:

Aha ha

Menke,

1977

La cucuracha

Blezynski,

1966

Montypythonoides

Smith &

Plane,

1985

Zigzagiceras zigzag

Buckman,1902

of

onuitspreekbaar:

Ekgmowechashala (Macdonald,

1963)

Pimeliaphilus podapolipophagus

Tragardh,

1905

Yamagutiplectognathotrema Yamaguti,

1971

Jurassosaurus

nedegoapeferkimorum (Dong Zhiming,

1993).

ofsoms

eentje

met

nogal

watauteurs:

Afipia felis

Brenner,

Hollis, Moss, English, Hall,

Vin-cent,

Radosevic, Birkness, Bibb, Quinn, Swaminathan,

Weaver, Reeves,

O’Connor, Hayes, Tenover,

Steiger-walt, Perkins, Daneshvar,

Hill, Washington,

Woods,

Hunter,

Hadfield, Ajello, Kaufmann,

Wear and Wen-ger,

1992,

neusdanmaar eensrond op de

volgende

websites...

Nog

eenlaatste

voorbeeld,

vanhoe het

bijvoorbeeld

fout kan gaanmet de tochzo

simpele

naamJanse.... Ons ge-waardeerd vlaams medelid Robert

Marquet

publiceerde

in 1998eenboekover de Pliocene

gastropodenfauna

van Kallo.

Hij

benoemde daarineen

slakje

naar ons evenzeer

gewaardeerd

medelid,

AntonJanse,

bij

lezersvande

Af-zettingen

welbekend. Denaamvandiesoortwerd gepu-bliceerd als

Raphitoma antonjanseni.

Terecht stelden

Marquet

& Landau in

2006,

ineenartikel in Cainozoic

Research,

dat denaam

onjuist gevormd

was.

Letterlijk

staaterin hun tekst; ‘Thename

antonjanssenei,

whichwas

given originally

tothis

species (dat

is dubbel nietwaar, wantde

oorspronkelijk

gegevennaam was

an-tonjanseni),

is

incorrect,

because it is derived fromJanse; thereforeithastobe

changed

in

antonjansseV

,maar

dat is

natuurlijk

óók

onjuist!

Ook in de

soortenlijst

op

pagina

49

staat

antonjanssei.

De

volgens

de

regels gevormde

naam,

Raphitoma antonjansei,

staatin hetzelfde artikeltrouwens

wèl

goed

vermeld in de

tekstverklaring bij figuur

9-3. Maar de

formele,

correctecorrectiemoetnog komen...

Wateen

gedonder toch,

metal dienamen endie

Jans(s)e(n)’s!

En dan heb ik heternog nieteens over

gehad,

dat veel

Bel-genme wensenaante

spreken

met‘menier

Janssens’!

Als-oftweeessennog niet genoeg is...!

Deboekjes

Ache,

V., 1993. Een Eocene

spleetopvulling

in de Car-rière du Mont-Rire

(prov. Liège, België)

als

indica-torvoor een

zeeverbinding

in het Laat-Eoceentussen

Noord-België

enhet Mainzer Bekken. -

Afzettingen

vande

Werkgroep

voorTertiaireenKwartaire

Geolo-gie, 14(4):

pp. 4-9.

Anderson,

H.-J., 1964. Die miocaneReinbek-Stufe inNord-undWestdeutschlandund ihre Molluskenfauna.- Fort-schritte in der

Geologie

vonRheinland und

Westfalen,

14:

pp. 31-368.

Backhuys,

W.,R.E. Hamstra & A.W.Janssen, 1970. In me-moriamF. J. Janssen.-

Correspondentieblad

vande Ne-derlandse

Malacologische Vereniging,

pp. 139: 1539.

Bandel, K.,

1998. Scissurellidae als Modell fur die Varia-tionsbreite einer natürlichen Einheit der Schlitzband-schnecken

(Mollusca, Archaeogastropoda).

- Mitteilun-genausdem

Geologisch-Palaontologischen

Institut der Universitat

Hamburg,

81: pp. 1-120.

Bandel, K., & H.A.

El-Nakhal,

1993. The

history

and

re-lationship

of

Scaliola,

a

gastropod

thatcements

parti-cles toits shell.

Mitteilungen

des

Geologisch-palae-ontologisches

Institut der Universitat

Hamburg:

177: pp. 171-191.

Bandel, K.,

& F.

Riedel,

1994. The Late Cretaceous

gas-tropod

fauna ffom

Ajka (Bakony

Mountains,

Hunga-ry):

arevision.-Annalen des naturhistorischen

Muse-ums

Wien,

96A: pp. 1-65.

Eames,F.E. & G.D.

Wilkins,

1957. Sixnew molluscan spe-cies ffom the alluvium of Lake HammarnearBasrah.

-Proceedings

of the

Malacological Society

of

London,

32: pp. 198-2 03.

Glibert,

M.,& J. de Heinzelin deBraucourt, 1954.

L’Oli-gocène

inférieur

beige.

-Mémoir de 1’ Institut

royal

des Sciences naturelles de

Belgique,

Volume Jubilaire

Vic-torvanStraelen: pp. 281-438.

Hinsch, W.,

1977. Die

Faziesverteilung

und Mesofauna im Miozan des Unterelbe-Gebietes.-

Geologisches

Jahr-buch,

A40; pp. 115-153.

Hinsch, W.,

1977. Die Molluskenfauna des

Syltiums

vom Morsum-Kliff.-Schriften des naturwissenschaftlichen

Vereins

Schleswig-Holstein,

47: pp. 39-56.

Janse,

A.C.,

& A.W.

Janssen,

1983. The mollusc fauna of the Stemerdink Bed

(Miocene, Reinbekian)

ffom

out-crops in the

Slinge

brookat

Winterswijk-Brinkheume

(The Netherlands, province

of

Gelderland).

-

Medede-lingen

van de

Werkgroep

voorTertiaireenKwartaire

(5)

de websites:

Curiosities of

Biological

Nomenclature

(Etymologies, Puns, Wordplay)

-

http://home.earthlink.net/~misaak/taxonomy

CuriousScientificNames-

http://cache.ucr.edU/~heraty/yanega.html#Curious%20Scientific%20Names

Funny

orCurious

Zoological

Names-

http://cache.ucr.edu/~heraty/menke.html

Cephalopodcast

-

http://cephalopodcast.com/blog/2006/! 2/22/curiosities-of-biological-nomenclature

Null

hypothesis

-

http://www.null-hypothesis.co.uk/science/strange-but-true/joking/nutty_taxonomy_silly_names

Bizarre Beetle

Branding

- An OverView-

http://www.bbc.co.uk/dna/h2g2/Al

1485019

What’s inanAnimal’s Name?-

http://findarticles.eom/p/articles/mi_m0GER/is_2000_Fall/ai_66240373)

Procrastin-

http://www.procrastin.fr/blog/72005/10/10/41-taxonomie

Can the Decline of the Latin Name be Halted?-

http://serc.carleton.edu/

files/nagt/jge/abstracts/sarjeant-v48n2p.pdf

En tenslotte:weest u maar

blij

datuniet

geïnteresseerd

bent in

organische

chemie...wantde

complete

naam voorhet uit aminozuren bestaande

tryptophan (Ci289H205iN343O37sSg)

is:

Janssen, A.W., 1972. Die Mollusken-Faunader Twistrin-ger Schichten

(Miocan)

vonNorddeutschland.-

Scripta

Geologica,

10; pp. 1-96

(herdrukt 1987).

Janssen, A.W., 1980. A mollusc-fauna with ‘Pseudamni-cola’ helicella

(Braun)

from the Atuatuca Formation

(Oligocene)

atSt. Truiden

(Belgium, province

of

Lim-burg).

-

Mededelingen

vande

Werkgroep

voor

Tertiai-reenKwartaire

Geologie, 17(2):

pp.43-55.

Janssen,A.W.,2006. Notesonthe

systematics, morphology

and

biostratigraphy

of fossil

holoplanktonic Mollusca,

15.

Description

of Edithinelladoliarius sp.n.

(Gastro-poda, Euthecosomata),

from the Miocene

(Langhian)

of the Maltese

archipelago.

-

Basteria, supplement

3: 46.

Janssen, R.,1979. Die Mollusken des

Oberoligozans

(Chat-tium)

im

Nordsee-Becken,

1.-Archiv für

Mollusken-kunde,

109(1-3):

pp. 137-227.

Kadolsky, D.,

1988.

Stratigraphie

und Molluskenfaunen von ‘Landschneckenkalk’ und ‘Cerithienschichten’ im Mainzer Becken

(Oberoligozan

bis

Untermiozan?).

Stratigraphische, palaogeographische

und

palaoöko-logische Ergebnisse.

-

Geologisches

Jahrbuch,

Al 10: pp. 69-133.

Marquet, R.,

1998. De Pliocene

gastropodenfauna

van Kal-lo

(Oost-Vlaanderen, België).

-Publicatievande

Belgi-sche

Vereniging

voor

Paleontologie,

17; pp. 1-246.

Marquet,

R., & B.

Landau,

2006. The

gastropod

fauna of the Luchtbal Sand Member

(Lillo Formation, Zanclean,

Early Pliocene)

of the

Antwerp region (Belgium).

- Cai-nozoic

Research, 5(1-2):

pp. 13-49.

Nieulande,

F.A.D. van, 1997.

Vaginella malthusiana

jans-seninova

species.

-

Afzettingen

vande

Werkgroep

voor TertiaireenKwartaire

Geologie, 18(2):

pp. 27-28.

Nordsieck, F.,

1972. Die miozane Molluskenfaunavon

Mis-te-Winterswijk

NL

(Hemmoor). Stuttgart (Fischer):

1-187.Schnetler, K.I.,

2001. The Selandian

(Paleocene)

mollusc fauna from

Copenhagen,

Denmark: the Poul Harder 1920 collection.-

Geology

of

Denmark,

Sur-vey

Bulletin,

37: pp. 1-73.

Schnetler,

K.I.,2005. The Mollusca from thestratotypeof the Gram Formation

(Late Miocene, Denmark).

-

Pa-laeontos,

7:

pp.62-189.

Schnetler,

K.I.,

& C.

Beyer,

1987. A Late

Oligocene

(Chat-tian

B)

mollusc faunafrom the

clay-pit

of Galten Brick-works atNorre

Vissing, Jylland,

Denmark.-

Medede-lingen

vande

Werkgroep

voorTertiaireenKwartaire

Geologie, 24(3):

pp. 193-224.

Spiegler, D.,

& K.

Gürs,

1996. Der miozane

Glimmer-ton von Grofi

Pampau,

Schleswig-Holstein

(Mollus-ken,

Foraminiferen und

Bolboformen).

-

Meyniana,

48: pp. 135-164.

Wesselingh, F.P.,

2006. Molluscs from the Miocene Pe-bas Formation of Peruvian and ColombianAmazonia.

-

Scripta Geologica,

133; pp. 19-290.

Wienrich, G.,

2006. The genus Strioterebrum

Sacco,

1891 in the Hemmoorian and Reinbekian

(Middle Miocene)

of theNorthSeaBasin. -Cainozoic

Research, 5(1-2):

pp. 3-12.

ArieJansseni,

Xewkija,

Gozo,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

However, even though the domain names are shorter when they contain digits, the domain names within the RBL dataset are still the longest domain names in each of the three

Sociaal Werk Nederland wil weten of sociale technologie voor het sociale werk van toegevoegde waarde is, of kan zijn, en doet onderzoek naar de (h)erkenning en

Utrecht University and their researchers are often asked by national and international media to share their insights in societal relevant issues. This way the university shares

The earth will shake And tremble before Him Chains will break As heaven and earth sing Holy is the Name. Holy is the Name of Jesus

De trajecten voor persoonlijke ontwikke- ling zijn niet ontworpen omdat de be- denkers wisten dat ze werkelijk van waarde waren voor de persoonlijke ontwikkeling van

We zien hierin ook een plus in de bevoegdheden van de gemeente om omwonenden die zelf minder mondig zijn te kunnen beschermen tegen dit soort overlast en andere soorten overlast

From Berlin, Larry Herzog Butler, chief audit executive (CAE) of Delivery Hero, passionately shared with us all about their leading global business in online food ordering..

Though primarily based on dialect variants encountered in Taiwan, Southern Hokkien: An Introduction also includes references to dialect variants spoken in other