• No results found

Gallo-Romeinse graven te Huise 't Peerdeken (Zingem, prov. Oost-Vlaanderen). Een multidisciplinaire analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gallo-Romeinse graven te Huise 't Peerdeken (Zingem, prov. Oost-Vlaanderen). Een multidisciplinaire analyse"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gallo-Romeinse graven te Huise 't Peerdeken

(Zingem, prov. Oost-Vlaanderen).

Een multidisciplinaire analyse

Koen De Groote, Jan Bastiaens

1

, W i m De Clercq

2

,

Koen Deforce

3

& Marit Vandenbruaene

4

Onderzoek zaden en vruchten, I.A.P.

2 Aardewerkstudie, Uni-versiteit Gent, Vakgroep Archeologie & Oude Geschiedenis van Europa. 3 Houtskoolanalyse, I.A.P.

Pysisch-antropologisch onderzoek, I.A.P. 5 Rogge 1973.

Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd door Koen De Groote, met medewerking van Roger Schockaert (Stad Oudenaarde), Ghislain De Rycke en Stefaan De Smet (beide I.A.P.-Buiten-dienst Oost-Vlaanderen).

1 Inleiding

In h e t najaar van 1 9 9 5 w e r d in H u i s e (deel-g e m e e n t e van Z i n (deel-g e m ) een (deel-g r o o t perceel verka-veld v o o r d e b o u w v a n e n k e l e w i n k e l s . H e t terrein is gelegen o p h e t k r u i s p u n t van de G e n t -s e -s t e e n w e g m e t d e K r u i -s h o u t e m -s e -s t e e n w e g e n is g e k e n d als 't Peerdeken. I n 1 9 6 8 w e r d e n bij d e g r a a f w e r k e n v o o r d e a a n l e g v a n d i t k r u i s -p u n t drie b r a n d r e s t e n g r a v e n o n t d e k t5. In overleg m e t de p r o v i n c i e O o s t - V l a a n d e r e n besliste h e t IAP voor de start der w e r k e n een archeologische p r o s p e c t i e van h e t terrein u i t te voeren. Z o k o n -d e n -d e b e l a n g r i j k s t e z o n e s m e t a r c h e o l o g i s c h e s p o r e n g e t r a c e e r d en o p g e g r a v e n w o r d e n . H e t o n d e r z o e k v o n d plaats in m e i en j u n i van 1995''. H e t terrein was ongeveer 0 , 7 5 ha groot, zodat v o o r de p r o s p e c t i e gekozen w e r d voor zoeksleu-v e n zoeksleu-v a n 10 x 2 m in a l t e r n e r e n d e l i j n e n m e t een tussenafstand van 10 m . O m h e t hele terrein te beslaan w e r d e n aldus 2 9 sleuven uitgegraven, g e m i d d e l d e e n halve m e t e r d i e p , t o t a a n d e n a t u u r l i j k e z a n d b o d e m (fig. 1).

In de westelijke zone van h e t terrein w e r d e n o n d e r de recente teelaarde de restanten van twee o u d e r e l a n d b o u w n i v e a u s aangetroffen. Eén is van m i d d e l e e u w s e o f p o s t m i d d e l e e u w s e o o r s p r o n g , het oudste niveau gaat terug tot de Ijzertijd. D a a r -naast w e r d h e t t e r r e i n d o o r k r u i s t d o o r talrijke d r a i n a g e g r a c h t j e s , w a a r v a n e n k e l e u i t de late M i d d e l e e u w e n d a t e r e n . Enkel in sleuf 16 w e r d een a n d e r spoor aangetroffen: d r i e k w a r t van een R o m e i n s b r a n d r e s t e n g r a f (fig. 1: A ) . D a a r d i t de enige aanwijzing was voor het v e r m o e d e graf-veld o p d i t terrein, w e r d e n in deze zone vier sleu-ven u i t g e b r e i d t o t twee v a k k e n m e t een o p p e r v l a k t e van 6 x 3 0 m . In vak I w e r d e n n o g t w e e , elkaar o v e r s n i j d e n d e , b r a n d r e s t e n g r a v e n g e v o n d e n (fig. 2 ) , in h e t a a n p a l e n d e vak II zat

geen enkel spoor. O m eventuele verspreide gra-ven in de zone r o n d o m vak I te k u n n e n trace-ren w e r d g e o p t e e r d o m de restetrace-rende prospectie uit te voeren m e t b o r i n g e n o m de meter. O p deze wijze w e r d e n n o g d r i e graven o n t d e k t (fig. 1). D e b o u w van een r e s t a u r a n t in h e t najaar v a n

1 9 9 5 g e b e u r d e in de zone van d e grafkuilen, die g r o t e n d e e l s o n d e r z o c h t w a s . D e g r a a f w e r k e n leverden geen n i e u w e v o n d s t e n o p . E e n deel van de oostelijke zone van h e t terrein is t o t o p h e d e n n o g steeds o n b e b o u w d .

2 Topografie en b o d e m g e s t e l d h e i d

H e t o n d e r z o e k gaf de m o g e l i j k h e i d h e t

microreliëf van het terrein te bekijken. D e o n d e r -z o c h t e -z o n e ligt o p een h o o g t e v a n o n g . 16 m T.A.W., o p een oost-west georiënteerd gebied van d r o g e lemige z a n d g r o n d e n , m e t een lichte helling in zuidelijke r i c h t i n g (fig. 3 ) . U i t d e p r o -fielen b l i j k t d a t h e t h u i d i g e t e r r e i n in d e o o s t - w e s t - a s slechts een h o o g t e v e r s c h i l v a n 10 c m k e n t over e e n a f s t a n d v a n o n g e v e e r 9 0 m (fig. 1: prof. A - B ) , tegenover een hoogteverschil van 9 5 c m over 7 4 m in de n o o r d - z u i d - a s (fig.

1: prof. C - D , fig. 4 ) . I n d i e n e c h t e r de e v o l u t i e w o r d t b e k e k e n v a n de g r e n s v a n h e t los geel l e m i g z a n d p a k k e t m e t d e b o v e n l i g g e n d e l a a t e n p o s t m i d d e l e e u w s e akkerlagen aan de n o o r d -zijde (fig. 4 : 1-3) en m e t het Ijzertijdniveau a a n d e z u i d z i j d e (fig. 4 : 4 ) , blijkt d a t h e t h u i d i g e h o o g t e v e r s c h i l in de n o o r d - z u i d a s g r o t e n d e e l s te wijten is aan erosieprocessen, voornamelijk vero vero r z a a k t d vero vero r l a n d b vero u w a c t i v i t e i t e n . D e vero n d e r -ste aflijning van het lemig z a n d v e r l o o p t quasi h o r i z o n t a a l , m e t een d i e p t e van 1,10 m t e g e n -over h e t h u i d i g e o p p e r v l a k in sleuf 3 , t o t e e n d i e p t e van 0,45 m halverwege sleuf 2 1 , 50 m

(2)

ver-K. D E G R O O T E , J. BASTIAENS, W. D E C L E R C Q , ver-K. D E F O R C E & M. V A N D E N B R U A E N E

Algemeen plan: 1 tot 29: prospectiesleuven; I tot V: opgravingsvakken; A-F: Romeinse graven onderzocht in 1995: G-I: Romeinse graven ontdekt in 1968; A-B en C-D: terreindoorsnedes.

General plan: 1-29: search trenches; l-V: sections of excavation; A-F: Roman graves excavated in 1995; G-I: Roman graves discovered in 1968; A-B and C-D: cross-sections of the search-area.

2 Naast de talrijke drainagegreppels werden in vak I een postmiddeleeuwse kuil (rechts) en twee elkaar snij-dende Romeinse brandrestengraven (grafB en C) aan-getroffen.

In section A a post-medieval pit (on the right) and rwo Roman graves were discovered besides seve-ral drain ditches.

(3)

Topografische kaart met aanduiding van Romeinse vindplaatsen in het oostelijk deel van de gemeente Huise: 1: site 't Peerdeken; 2: site Kruishoutemsesteenweg; 3: site Malde-gemstraat; 4: site Bekestraat.

Topographical map with indication of the Roman sites in the eastern part of the village of Huise: 1: site 't Peerdeken; 2: site Kruishoutemsesteenweg; 3: site Maldegemstraat; 4: site Bekestraat.

profiel C - D

afstand ( m )

4 Terreindoorsnede C-D: geschematiseerde weergave. Legende: I: recente humuslaag: 2-3: oude ploeglagen: 4: niveau uit de Ijzertijd; 5: geel lemig zand; 6: textuur B-horizont.

Cross-section C-D represented in diagram form: 1: modern humus layer; 2-3: old plough land; 4: Iron Age layer; 5: yellow loamy sand; 6: texture B horizon.

(4)

K. DE GROOTE, J, BASTIAENS, W. DE CLERCQ, K. DEFORCE & M. VANDENBRUAENE

der. Het is pas vanaf dat punt dat de grens van het zandpakket in dalende lijn gaat, ongeveer 22 cm over een afstand van 12 m. De bovenste aflij-ning volgt een zelfde horizontaal verloop in de sleuven 3 en 7, waar ze contact maakt met de IJzertijdlaag, terwijl ze in de rest van de sleu-ven, waar enkel nog de laat- en postmiddeleeuwse akkerlagen aanwezig zijn, al een dalende lijn volgt vanaf sleuf 12 (fig. 4). Dit verschil tussen het oorspronkelijk en het huidig reliëf verklaart waarom in de meeste zuidelijk gelegen sleuven (1, 2, 3, 4 & 7) een deel van een tweede oude landbouwlaag (fig. 4: 4) bewaard gebleven is onder de moderne ploeglaag en het bijna overal bewaarde restant van het laat- en/of postmiddel-eeuwse akkerniveau.

3 Een landbouwniveau uit de Ijzertijd ?

In de sleuven 2 en 3, waar de bewaring het best was, zat direct onder de huidige bouwlaag een 8 tot 15 cm dik grijsbruin humeus zand-pakket, dat een restant is van een laat- of post-middeleeuwse spit- of ploeglaag (fig. 4: 3). Daaronder bevond zich een 25-tal cm dikke bruine humeuze zandlaag, die eveneens als een oude landbouwlaag te interpreteren is (fig. 4: 4). Dit pakket bleek een relatief grote hoeveel-heid handgevormd aardewerk te bevatten, waar-van een deel in de La Tène periode geplaatst kan worden. In sleuf 2 gaat het om ongeveer 65 goed bewaarde scherven, waaronder verschillende versierde. In sleuf 3 werden een 70-tal fragmen-ten gerecupereerd. In de aanpalende sleuven 1 en 7, waar deze oude akkerlaag maar ten dele meer bewaard was, werden nog resp. 9 en 13 scher-ven in prehistorische techniek aangetroffen. In de overige 5 sleuven was enkel de moderne ploeg-laag aanwezig, en een restantje van een laat- of postmiddeleeuws niveau. Ook in de meeste van deze sleuven, meestal in de talrijke drainage-greppels die het terrein in de twee richtingen doorsneden, werden één of meerdere scherven

in prehistorische techniek gevonden, in totaal nog een 70-tal.

Gezien de context, de verspreiding, de hoe-veelheid en de fragmentering van het aardewerk heeft een statistische analyse weinig zin. Een twintigtal diagnostische scherven werden gete-kend (fig. 5). Het gaat om roodbruin tot don-kergrijsbruin, matig hard tot hard gebakken aardewerk dat verschraald is met schervengruis. Sommige wandfragmenten zijn besmeten, andere licht geglad. Enkele wandscherven zijn versierd; zowel duimindrukken als lijn- en kamstreepver-siering komen voor (fig. 5: 5, 7, 14-20). De meeste randfragmenten zijn te klein om een beeld te krijgen van de vorm waarvan ze afkomstig

zijn7. Sommige randvormen en wandfragmenten

verwijzen eerder naar de Romeinse lokale kook-potvormen. Enkele rechtopstaande randen van grofwandig aardewerk zijn mogelijk afkomstig van situla- en tonvormen uit de Ijzertijd, maar zijn te fragmentair bewaard om ze met zekerheid te catalogeren. Een schouderfragment van geknikt aardewerk kan in de La Tène-periode geplaatst

worden (fig. 5: 6)8. We kunnen besluiten dat het

aardewerk uit de oudste landbouwlaag aantoont dat de gronden in Huise 't Peerdeken waar-schijnlijk al in de Ijzertijd in cultuur gebracht waren. De grote hoeveelheid scherven in pre-historische techniek kan echter ook wijzen op een nederzetting in de buurt, mogelijk ten dele gesitueerd in de weggeploegde zone.

4 Het Romeinse grafveld

4.1 INLEIDING

De zes in 1995 onderzochte brandrestengra-ven liggen verspreid binnen een zone van

onge-veer 1300 m2. De kuilen zijn over het algemeen

goed bewaard. Door de aanwezigheid van één of meerdere oudere ploeglagen zijn ze weinig aan-getast door de moderne landbouwmethodes, uit-gezonderd graf E. Enkel een sterke bioactiviteit

\ K

5 Aardewerk in prehistorische techniek afkomstig uit de oudste bouwlaag. Schaal 1:3. Handmade pottery from the oldest layer. Scale 1:3.

Met dank aan Prof. dr. J. Bourgeois voor de raad-gevingen betreffende dit aardewerk.

De Swaef & Bourgeois 1986; Bourgeois et al. 1998; De Clercq &

(5)

6 De zone net onder de ptoeglaag was verstoord door bioturbatie (links graf E, rechts graf F).

The area underneath the plough layer was disturbed by biological activities (on the left grave E, on the right grave F).

Hoeveelheid per graf: A: 100 I., B: 130 1., C: 70 I., D: 120 1., E: 125 I. en F: 130 1.

10 Het is vermoedelijk door de sterke bioactiviteit in het graf terechtgekomen.

De oppervlaktebereke-ning is slechts indicatief, gezien de variabele bewa-ringsdiepte van de kuilen. O m die reden is het ook niet opportuun de kuil-volumes te berekenen.

v e r o o r z a a k t e een belangrijke v e r s t o r i n g (fig. 6 ) . D e b e w a a r d e d i e p t e varieert tussen d e 3 0 en d e 55 c m , o p graf E na, w a a r v a n slechts de o n d e r ste 2 0 a 2 5 c m overgebleven was (fig. 7 ) . N a a r -gelang de o m s t a n d i g h e d e n zijn d e graven ofwel d w a r s gecoupeerd (het smalle, d i e p e graf A en d e elkaar s n i j d e n d e graven B en C ) ofwel in kwa-d r a n t o p g e g r a v e n .

D e houtskoolrijke vullingen w e r d e n integraal in staal g e n o m e n en de gehele m o n s t e r s w e r d e n n a t gespoeld o p zeven m e t maaswijdtes van 5 m m , 2 , 5 m m en 0,5 m m9. N a sorteren b l e k e n d e zeef-residus de volgende vondstencategorieën te bevat-t e n : v e r b r a n d m e n s e l i j k b o bevat-t , h o u bevat-t s k o o l , z a d e n en v r u c h t e n , aardewerk, m e t a a l en silicaslakken (tabel 2). O p een o n v e r b r a n d haringwerveltje na, d a t wellicht i n t r u s i e f i s '0, w e r d geen dierlijk b o t aangetroffen. In de volgende paragrafen w o r d e n de v o n d s t e n per categorie b e s p r o k e n .

4 . 2 D E G R A F S T R U C T U R E N

In totaal gaat h e t o m zes b r a n d r e s t e n g r a v e n , in een v o r m die typisch is v o o r d e L e i e S c h e l d e -regio (fig. 7 ) . H e t zijn r e c h t h o e k i g e k u i l e n m e t r e c h t e w a n d e n en e e n r e l a t i e f v l a k k e b o d e m , s o m s m e t enkele c e n t r a l e v e r d i e p i n g e n (graven D , E en F), die e c h t e r geen functie lijken g e h a d

te h e b b e n en w a a r s c h i j n l i j k bij h e t g r a v e n i n h e t zachte z a n d o n g e w i l d o n t s t a a n zijn. A p a r t e nissen voor bijgaven zijn niet aangetroffen. G r a f B was ten dele d o o r h e e n graf C gegraven (fig. 8 ) .

D e afmetingen van de k u i l e n B , D , E en F h e b b e n dezelfde v e r h o u d i n g e n , t e r w i j l g r a f A opvallend smal is en graf C eerder een bijna vier-k a n t e v o r m heeft. I n d i e n de o p p e r v l a vier-k t e van d e k u i l e n b e r e k e n d w o r d t , zijn ze in twee g r o e p e n te v e r d e l e n1 1 (tabel 1). D e e e r s t e g r o e p b e v a t de k u i l e n A en B, m e t een o p p e r v l a k r o n d 1 m2. D e overige k u i l e n b e h o r e n t o t d e t w e e d e g r o e p m e t een o p p e r v l a k t e tussen d e 1,23 en 1,32 m2.

Tabel 1

Afmeting Dimensions Graf nr. Tomb no. A B C D E F ;n van de grafkuilen. of the burial pits.

Lengte x breedte Length x width 1,55 x 0,63 m 1,30 x 0,77 m 1,25 x 0,98 m 1,58 x 0,83 m 1,45 x 0,87 m 1,43 x 0,92 m Oppervlakte Surface area 0,98 m2 1,01 m2 1,23 m2 1,31 m2 1,26 m2 1,32 m2

(6)

K. D E G R O O T E , J. BASTIAENS, W. DE C L E R C Q , K. D E F O R C E & M. V A N D E N B R U A E N E

CD

1

I 1 2

LU 3

UJ 4 H 5

UUÏ

6 ^ 7 [ ^ 1

8

^

Grondplan en doorsnede van de zes brandrestengraven. Legende: 1: geel zand; 2: beige zand met houtskoolfragmenten; 3; beigebruin humeus zand met houtskoolfragmenten; 4: bruinzwart, houtskoolrijk zand; 5.' houtskool; 6: textuur B-horizont; 7: oude ploeglaag; 8: recente humuslaag.

Map and section of the six burial pits. Legend: 1: yellow sand; 2: beige sand with charcoal fragments; 3: beige-brown sand with charcoal fragments; 4: brown black sand, rich of charcoal; 5: charcoal; 6: tex-ture B horizon; 7; old plough layer; 8: modern humus layer.

(7)

koolrijk zwart t o t z w a r t b r u i n z a n d (fig. 7: 4 - 5 en fig. 9 ) . D i t zijn de r e s t a n t e n van de b r a n d stapel die i n t e n t i o n e e l in de kuil w e r d e n g e d e -p o n e e r d . D e b o v e n s t e k u i l v u l l i n g e n b e s t a a n steeds u i t geel, a n t r o p o g e e n g e r e m a n i ë e r d , a u t o c h t o o n z a n d of l i c h t h u m e u s beige t o t beigebruin zand. D i t pakket v e r t e g e n w o o r d i g t de g r o n d die eerst uitgegraven was bij d e aanleg van de kuil (fig. 7: 2 3 ) . D e m e e s t e v a n deze v u l l i n g s l a g e n b e v a t t e n wel v e r s p r e i d e h o u t s k o o l -brokjes, s o m s zelfs enkele grotere s t u k k e n h o u t (graven A en B). Van graf E was slechts de o n d e r -ste 2 0 - 2 5 c m m e t d e h o u t s k o o l r i j k e v u l l i n g b e w a a r d g e b l e v e n (fig. 7 ) . W a t zeer o p v a l l e n d is bij de overige vijf graven is d a t d e o n d e r s t e , h o u t s k o o l r i j k e v u l l i n g en h e t d a a r b o v e n gele-gen v u l l i n g s p a k k e t steeds a s y m m e t r i s c h t e n o p z i c h t e van elkaar liggen, m.a.w. ze lijken v a n a f verschillende zijden in de kuil g e g o o i d te zijn. Alle graven bezitten o n d e r a a n een pakket m e t een restant van d e b r a n d s t a p e l (tabel 2 ) . D e d e n siteit a a n h o u t s k o o l is h o o g . D e h i e r i n a a n g e -troffen h o e v e e l h e i d v e r b r a n d b o t m a t e r i a a l is e c h t e r o p v a l l e n d k l e i n . V e r k o o l d e z a d e n en v r u c h t e n zijn daarentegen wel talrijk aanwezig. In de h o u t s k o o l r i j k e p a k k e t t e n zitten telkens heel w a t g r o t e nagels. Vier graven b e v a t t e n o o k zeer veel kleine ijzeren nageltjes, afkomstig van schoei-sel. A n d e r e m e t a l e n v o o r w e r p e n zijn f r a g m e n t e n van twee b r o n z e n m a n t e l s p e l d e n en mogelijk een ijzeren s c h e e r m e s . In alle kuilen zat als bijgave g e b r o k e n a a r d e w e r k d a t m e e o p d e b r a n d s t a p e l gestaan h a d . Terwijl de meeste graven een beperkt a a n t a l b i j g a v e n h a d d e n , w e r d e n i n graf B zes stuks a a r d e w e r k aangetroffen. H i e r o n d e r b e v o n d zich een i n t a c t e wrijfschaal, die b i n n e n h e t graf-veld h e t enige v o o r b e e l d is van v a a t w e r k d a t als extra grafgift a p a r t van de b t a n d r e s t e n werd gede-p o n e e r d (fig. 10). Slechts één graf ( D ) b e v a t t e een m u n t .

9 Doorsnede van grafkuil D. 10 Enkel in graf B was onverbrand aardewerk aanwezig. Cross-section of burial pit D. Deze intacte wrijfschaal bevond zich onder de lagen met

de brandstapelresten.

Only grave B contained unburnt pottery. This com-plete mortarium was found under the pyre ashes. 8 De dieper uitgegraven kuil van grafC (voorgrond) werd gesneden door graf B (achteraan).

The deep dug grave pit C (in front) was cut by grave B (in the back).

D e o r i ë n t a t i e van d e k u i l e n varieert: d r i e exemplaren (A, D en E) h e b b e n een N W W o r i ë n t a -tie, d e graven B en F zijn N N O g e r i c h t en graf C N N W (fig. 7 ) .

D e vulling van de k u i l e n is steeds a s y m m e -trisch (fig. 9 ) . Bij de graven B e n C is de b o d e m van de kuil b e d e k t m e t een laag verspit a u t o c h -t o o n z a n d (fig. 7: 1). H e -t is in deze laag d a -t in graf B een i n t a c t e , o n v e r b r a n d e wrijfschaal was bijgezet (fig. 10). D e o p e e n v o l g i n g van de ove-rige v u l l i n g s p a k k e t t e n is m e e s t a l g e l i j k l o p e n d . O n d e r a a n b e v i n d e n zich de h o u t s k o o l r i j k e lagen, g a a n d e van p u r e h o u t s k o o l p a k k e t t e n t o t h o u t s

(8)

-K. D E G R O O T E , J. BASTIAENS, W. DE C L E R C Q , -K. D E F O R C E & M. V A N D E N B R U A E N E

Tabel 2

Inhoud van de graven.

Contents of the graves.

Graf nr. Ceramiek

Tomb . Ceran

Metaal

Metals

Menselijk Houtskool Zaden/

bot vruchten

Human hone Charcoal Seeds/fruits

Dierlijk Silica- Datering bot slakken

Animal bone Clinkers Period

losse scherven grote nagels schoennageis ls t e-3d e 1 bord t. sigillata 1 mortarium 1 kruik 2 kl. potten 1 kookpot 1 fibulafragm. grote nagels schoennagels 1 ijzeren vw. 1 bord t. sigillata 1 beker 1 kookpot losse scherven grote nagels schoennagels ls t e helft tot midden 2de eeuw

c

D F, 1 kookpot 1 kookpot 2 bekers t. nigra losse scherven 1 kookpot losse scherven 1 fibulafragm. grote nagels schoennagels 1 munt grote nagels schoennagels 1 ijzeren scheer-mes(?) grote nagels + + + + + + + ; + + + + + Ouder dan grafB lste helft tot midden 2de eeuw 1SK helft 2de eeuw midden 2dc eeuw 4 . 3 D E ARCHAEOLOGICA1 GrafA^ A a r d e w e r k :

D e c e r a m i e k uit alle lagen is sterk t o t zeer sterk g e f r a g m e n t e e r d . G e e n e n k e l e scherf is c h r o n o -logisch n a u w k e u r i g e r te p l a a t s e n d a n a l g e m e e n ' G a l l o - R o m e i n s ' . H e t h a n d g e v o r m d a a r d e w e r k b e s t a a t uit 14 zeer sterk g e f r a g m e n t e e r d e en verw e e r d e scherven. E é n n a a r b u i t e n g e b o g e n r a n d -f r a g m e n t j e b e h o o r t t o t h e t m e e s t g a n g b a r e k o o k p o t t y p e d a t tijdens de volle R o m e i n s e tijd in z w a n g was in d e regio (fig. 1 1 : 1). E e n ver-b r a n d scherfje g e d r a a i d a a r d e w e r k en een stukje o r a n j e g e l e z a n d i g e k r u i k w a a r v e r v o l l e d i g e n h e t geheel.

M e t a a l :

O p v a l l e n d is d e a a n w e z i g h e i d v a n 1 7 9 fragm e n t e n van kleine schoennagels, w a a r o n d e r fragm i n -stens 55 volledig. D e p u n t van de nagel is steeds o m g e k r u l d . Bij R o m e i n s schoeisel w e r d e n de ver-s c h i l l e n d e o n d e r d e l e n v a n ver-s c h o e n en zool m e t b e h u l p van nageltjes s a m e n g e h o u d e n1 4. Eén zool k o n al g a u w t o t 1 0 0 nageltjes b e v a t t e n . Bespij-k e r d schoeisel w e r d d o o r d e R o m e i n s e s o l d a t e n in o n z e s t r e k e n g e ï n t r o d u c e e r d . V a n a f de 2 d e

e e u w is er t r o u w e n s g e e n o n d e r s c h e i d m e e r t u s s e n m i l i t a i r e n b u r g e r l i j k s c h o e i s e l1 5. E e n 14-tal grotere nagelfragmenten k w a m e n o o k sterk gefragmenteerd aan het licht. H i e r v a n werden 10 s t u k k e n g e v o n d e n in de h o u t s k o o l r i j k e lagen.

GrafB16

A a r d e w e r k :

D i t graf is z o n d e r m e e r h e t 'rijkste' van de o n d e r -z o c h t e graven o p 't Peerdeken*7. H e t bevatte zes i n d i v i d u e n a a r d e w e r k , b e s t a a n d e u i t een h a n d -g e v o r m d e k o o k p o t , t w e e p o t t e n in -g e d r a a i d a a r d e w e r k , een klein kruikje, een b o r d in terra sigillata en een intacte kleine wrijfschaal. D i t laat-ste — o n v e r b r a n d e — s t u k w e r d in d e o n d e r s t e k u i l v u l l i n g van geel z a n d a p a r t bijgezet alvorens de brandstapelresten werden gedeponeerd (fig. 10). D e a n d e r e s t u k k e n c e r a m i e k w e r d e n s a m e n m e t de b r a n d s t a p e l r e s t e n aan h e t graf toegevoegd. Z e zijn geheel tot plaatselijk v e r b r a n d . Behalve deze d u i d e l i j k te o m s c h r i j v e n v o r m e n in a a r d e w e r k w e r d e n in de verschillende lagen n o g enkele klei-nere s c h e r v e n aangetroffen. H e t betreft meestal f r a g m e n t e n van h a n d g e v o r m d aardewerk.

H e t zeer g e f r a g m e n t e e r d en sterk v e r b r a n d b o r d in terra sigillata, t y p e D r . 1 8 / 3 1 (fig. 1 1 : 2 ) , is v o o r o n g e v e e r 4 0 % b e w a a r d . D e b o d e m

I Tekeningen Jan Moens (I.A.R). 13 Inv. nrs. 95/HuPe/9,10, I I &12. 14 van Driel-Murray 1999. 15 van Driel-Murray 1987, 33. 16 Inv. nrs. 9 5 / H u P e / l 4 , 1 5 , 1 6 &17. 1 Veel potten betekent echter niet automatisch een hogere status (Pearce 2001,

(9)

ontbreekt voor een groot deel. Op de binnen-wand en de overgang naar de bodem zijn snijs-poren (gebruiksssnijs-poren) merkbaar. Een fragmentair bewaarde stempel CIN[ ]AM is lees-baar. Van dit bord werden nog tien stukjes gevon-den in dezelfde laag. Dit bord werd vervaardigd in het atelier van pottenbakker Cinnamus in het Centraal-Gallische Lezoux. Opvallend is het voorkomen van een vroege en een late groep ver-sierd materiaal dat die naam draagt. Chronolo-gisch wordt het begin van de Cinnamus-groep geplaatst rond 135/140, dit is op het einde van de regeerperiode van keizer Hadrianus en in het begin van de regeerperiode van zijn opvolger, Antoninus Pius. Het einde van de productie wordt doorgaans gesitueerd rond 170/175; dit

is tijdens het bewind van Marcus Aurelius18.

Dit bord met het stempel van Cinnamus is een typische vertegenwoordiger van de vorm Dr. 18/31. Het Centraal-Gallische type Dr. 18/31 uit Lezoux wordt gedateerd in de periode Hadri-anus-vroege Antonijnen; dit is grosso modo tussen

120 en 15019. De chronologische gegevens van

de stempel en de bordvorm laten samen toe de productie van het stuk te plaatsen in het tweede

11 Aardewerk uit de graven A (1) en B (2-7). Schaal 1:3. Pottery found in grave A (1) and B (2-7). Scale 1:3.

kwart van de 2de eeuw en vermoedelijk zelfs rond het midden van de 2de eeuw.

Een pot met een naar buiten gebogen rand en afgeronde lip is vervaardigd in reducerend gebakken, gedraaid aardewerk in een zeer fijn, zandig baksel met grijze kern en oppervlak (fig. 11: 3). Het oppervlak is glad tot gepolijst. De pot is zeer snel gedraaid en fijn afgewerkt, waardoor het de kwaliteit van sommige vormen in terra nigra benadert. Het stuk is ongeveer 6 5 % volledig, met brandsporen aan één zijde, op de plaats waar de meeste scherven ontbreken. Het bevond zich wellicht op de rand van de brand-stapel of viel ervan. Een meer nauwkeuriger date-ring dan algemeen 'Gallo-Romeins' kan niet vooropgesteld worden.

Een tweede pot heeft een naar buiten gebo-gen rand, een afgeronde lip en een korte hals (fig. 11: 4). De overgang hals-schouder is met een fijne lijn geaccentueerd. Deze vorm in reduce-rend gebakken, gedraaid aardewerk is vervaardigd uit een zeer fijne gestructureerde, zandige klei met verspreide glimmers en heeft een grijze kern en oppervlak. Het oppervlak is effen tot glad. De vorm is ongeveer 80% volledig. Hier zitten de

18 Simpson & Rogers

1969; Hartley 1972, 49.

19 Webster 1996, 35;

(10)

K. DE GROOTE, J. BASTIAENS, W. DE CLERCQ, K. DEFORCE & M. VANDENBRUAENE

brandsporen eveneens aan de zijde waar de meeste scherven ontbreken. Ook dit stuk bevond zich wellicht op de rand van de brandstapel of viel ervan. Qua vorm kan deze pot tot het Gallo-Romeins typerepertorium gerekend worden.

Een handgevormde kookpot met een naar buiten gebogen rand is vervaardigd uit matig hard tot hard gebakken grof gestructureerde klei, verschraald met schervengruis (fig. 11: 5). Het oppervlak is effen. De vorm is volledig verbrand en voor ongeveer 4 0 % bewaard. Eén zijde ont-breekt volledig. Er zijn echter nog 21 niet pas-sende scherven uit dezelfde laag die ongetwijfeld ook tot deze pot behoren.

De wrijfschaal is vervaardigd in rozegele, hard tot zeer hard gebakken fijn gestructureerde klei (fig. 11:6). De binnenzijde is bezet met schaarse grote (tot 2,7 mm) en vooral fijne (gemiddeld I m m ) kwartskorrels. Er is weinig slijtage, wat een beperkt gebruik doet vermoeden. De uit-giettuit draagt geen stempel. Dit stuk is volle-dig intact en onverbrand.

Het kruikje heeft een naar buiten gebogen lip en een tweeledig oor (fig. 11: 7). Het is ver-vaardigd in matig hard gebakken, bleekbruine, zandige klei met schaarse en verspreide glimmers en bruinrode inclusies. Het oppervlak is effen tot glad. Mogelijke sporen van een rode dek-laag zijn bewaard op het oor (in de groeven) en op de aanzet van het oor naar de wand. Het stuk is quasi volledig; slechts een klein wand-scherfje ontbreekt en de hals is licht beschadigd. Het is zeer licht tot niet verbrand. Een bijna identiek kruikje bevond zich in graf 5 te Huise

De Lozer20. Metaal:

Wat de metalen betreft, vallen een 10-tal stuk-jes brons op. Ze zijn afkomstig van een naald van

etn fibula. Verder werden verspreid over de

struc-tuur een 57-tal kleine stukjes ijzer aangetrof-fen, vermoedelijk afkomstig van schoennageltjes. Twee grote nagels, dertien ijzerslakjes en een ijze-ren staafje (L: 55 mm; B: van 9 naar 6 mm smal-ler wordend) vullen de inventaris aan.

GmfC

21

Aardewerk:

Dit graf bevatte enkel een kookpot als bijgave (fig. 12: 1). Het stuk, waarvan de rand ontbreekt, is reducerend gebakken, gedraaid en uit een fijn gestructureerde, matig hard tot hard gebakken glimmerhoudende klei vervaardigd. Twee hori-zontale gladdingslijntjes bevinden zich op de hals en op de goed afgezette overgang naar de rand toe. De overgang wand-bodem werd licht gepro-fileerd door een groef. Het stuk is ongeveer 4 0 % volledig en totaal verbrand. Een nauwkeuriger datering dan 'Romeins' is niet gerechtvaardigd. Van deze pot bevonden zich nog 46 intens

ver-brande scherfjes in de grafvulling. Opmerkelijk is één wandscherfje met een afdruk van een voor-werp in brons of koper. Mogelijk bevatte dit stuk ook email.

Metaal:

Een klein stukje brons blijkt een fragment van een mantelspeld te zijn, waarschijnlijk een

email-fibula. De grafinventaris wordt verder

aange-vuld met 160 stukjes van schoennagels en 20 fragmenten van grote nagels. Op deze laatste ble-ven door oxidatie heel wat kleine fragmenten van verbrand beendermateriaal en stukken houtskool kleven.

GrafD

11 Aardewerk:

Dit graf bevatte minstens drie individuen aarde-werk. Het gaat om een handgevormde kookpot en twee bekers in terra nigra.

De bijna volledige kookpot in handgevormd aardewerk wordt gekenmerkt door een eenvou-dig naar buiten gebogen rand met ronde lip (fig.

12: 2). Een smalle opstaande hals scheidt de rand van de schouder. De schouder werd door middel van een onregelmatige golflijn versierd. Het stuk is zacht gebakken en werd vervaardigd uit een grof gestructureerde klei. Door de volledige ver-branding, een secundaire bakking, verkreeg het effen oppervlak een roze tot oranje kleur. Vor-melijk en technisch identieke parallellen voor dit stuk komen voor in de nederzetting van Huise

De Lozer21'. Ze werden er in grote mate aange-troffen in een complex met afvalkuilen. Deze sporen bevatten materiaal dat in de periode late Iste-vroege 3de eeuw wordt gedateerd, evenwel met een zeer grote nadruk op de 2de eeuw. Deze handgevormde kookpotvorm met typische ver-siering en rechte hals vormt duidelijk een zeer lokaal product.

Een randfragment van een fijnwandige beker in gepolijste terra nigra (fig. 12: 3) kon gere-construeerd worden aan de hand van passende verbrande en onverbrande scherven. Het frag-ment heeft een zwak driehoekig geprofileerde rand en behoort tot een flesvorm van het type Deru BT 2 of misschien 6. Beide stukken komen frequent voor gedurende de Flavische tijd en de

eerste helft van de 2de eeuw24.

Een ander individu in terra nigra is ver-tegenwoordigd door 28 zeer fijne en onverbrande wandscherven. Het betreft fragmenten van een beker Holwerda 27 / Deru P49, te dateren in de Flavische tijd of in de eerste helft van de 2de eeuw.

In de verschillende vullingspakketten wer-den verder nog zeer sterk gefragmenteerde wand-en randschervwand-en in handgevormd aardewerk aangetroffen, waaronder een rand van een kook-pot.

20 Van Doorselaer, Thoen

&DeLaet 1965, fig. 38, gedateerd 2de eeuw.

?1 Inv.nrs.95/Hu/Pe/18,

19, 20 & 21.

22 Inv. nrs. 95/Hu/Pe/28,

29 & 30.

23 Van Doorselaer &

Thoen 1967, 109-111, fig. 74: 28-35.

(11)

12 Aardewerk uit de graven C (1) en D (2-3). Schaal 1:3. Pottery found in grave C (1) and D (2-3). Scale 1:3. 2 5 Sear 1970, 138, nr. 1036. Determinatie Frans De Buyser. 2 6 Inv. nrs. 95/Hu/Pe/55, 56, 57 & 58. 2 7 Bautersrtö/. 1997, 127.

2 8 Hollevoet & De Clercq 1998. 2 9 De Clercq 2000. 3 0 Marien 1 9 7 1 , 2 1 3 - 2 2 7 ; 1973,71-78. M e t a a l : G r a f D is h e t enige w a a r i n een m u n t w e r d a a n -getroffen. H e t betreft een b r o n z e n dupondius van keizer H a d r i a n u s ( 1 1 7 - 1 3 8 n . C h r . )2 5.

T e n s l o t t e b e v a t t e n de v u l l i n g s p a k k e t t e n o o k n o g een 6 0 - t a l f r a g m e n t e n v a n schoennageltjes en een 10-tal f r a g m e n t e n van g r o t e r e nagels.

Graf E

26

A a r d e w e r k :

E e n k o o k p o t in h a n d g e v o r m d a a r d e w e r k bezit e e n n a a r b u i t e n g e b o g e n r a n d m e t a f g e r o n d e lip en een sterk gepolijste hals (fig. 13 en 14: 1). D e o v e r g a n g van hals n a a r s c h o u d e r is s c h e r p afgezet. D e s c h o u d e r zelf w e r d m e t v i n g e r t o p -i n d r u k k e n vers-ierd. H e t h a r d baksel b e s t a a t u -i t grof g e s t r u c t u r e e r d e klei, verschraald m e t scher-v e n g r u i s . H e t o p p e r scher-v l a k is effen t o t plaatselijk

ruw. D e v e r b r a n d i n g is vrij volledig; o p één zijde

is er e c h t e r een sterkere oxidatie waar te n e m e n . H i e r o n t b r e k e n tevens de m e e s t e s c h e r v e n . D e z e v e r s i e r d e h a n d g e v o r m d e k o o k p o t v o r m is e e n v e e l v o o r k o m e n d type in M e n a p i s c h en N e r v i s c h g e b i e d . E e n m e e r n a u w k e u r i g e d a t e r i n g d a n ' R o m e i n s ' is e c h t e r niet mogelijk.

Voorts b e v a t t e de v u l l i n g n o g 3 7 zeer sterk g e f r a g m e n t e e r d e s t u k k e n van h a n d g e v o r m d a a r d e w e r k . E e n t w e e t a l w a n d s c h e r v e n e n e e n b o d e m f r a g m e n t zijn a f k o m s t i g van r e d u c e r e n d g e b a k k e n , gedraaid a a r d e w e r k .

M e t a a l :

B e h o u d e n s enkele f r a g m e n t e n van g r o t e r e nagels en wat kleine stukjes zijn er relatief w e i n i g nagels

v e r t e g e n w o o r d i g d in graf E. W é l valt d e a a n -w e z i g h e i d o p van 2 3 stukjes d u n n e ijzerplaat. E e n totale m i n i m a l e afmeting van 4 7 x 8 9 x 3 m m

k o n g e r e c o n s t r u e e r d w o r d e n . V e r m o e d e l i j k

betreft h e t een zeer fragmentair b e w a a r d scheer-m e s . H e t v o o r k o scheer-m e n van dergelijke s t u k k e n in grafcontext is overigens niet u i t z o n d e r l i j k . Eer-d e r k w a m e n Eer-dergelijke s t u k k e n a a n h e t licht in H u i s e2 7, Sijsele2 8 en O o s t w i n k e l2 9. H e t g e b r u i k o m s c h e e r m e s s e n m e e te geven m e t d e d o d e k a d e r t in tradities die t o t d e late Ijzertijd t e r u g -gaan3 0. Voor de Romeinse tijd zijn ijzeren scheer-messen vooral b e k e n d uit graven uit de 1ste eeuw of d e eerste helft van d e 2 d e e e u w . In b r o n s k o m e n ze o o k later voor.

13 Graf E: in de brandstapelresten bevond zich een sterk verbrande kookpot.

Grave E: The pyre ashes contained a strongly burnt cooking pot.

(12)

K. DE GROOTE, J. BASTIAENS, W. DE CLERCQ, K. DEFORCE & M. VANDENBRUAENE

Graf F"

Aardewerk:

Dit graf bevatte 3 individuen aardewerk, bestaan-de uit een bord in terra sigillata, een beker en een handgevormde kookpot. Het betreft telkens vrij volledige, doch verbrande stukken.

Het bord in terra sigillata van het type Dr. 31 is van Centraal-Gallische herkomst en is zwak verbrand (fig. 14: 2). Het is voor bijna 100% volledig. Op de buitenwand is een ingekraste

let-14 Aardewerk uit de graven E (1) en F (2-4). Schaal 1:3. Pottery found in grave E (1) and F (2-4). Scale 1:3.

tergroep aangebracht. Dit onleesbare graffito ver-wijst mogelijk naar de eigenaar van het bord. Op de bodem is het restant van een naamstempel leesbaar. Deze stempel is 23 mm lang en 3 m m breed. Door de slechte intentionele instempeling en door het gebruik raakte de naam van de pot-tenbakker echter onleesbaar. Slechts de uitgang ]SM is herkenbaar. Aangezien dit één van de meest voorkomende uitgangen is bij pottenbak-kersstempels, is het onmogelijk om de maker van dit bord te determineren. Dit type komt voor

van 150 tot 23032.

De kleine bolvormige beker heeft een naar binnen gebogen rand en een opstaande, drie-hoekig verdikte lip (fig. 14: 3). Het oorspron-kelijk reducerend gebakken aardewerk is vervaardigd uit fijn gestructureerde en micarijke klei die op de pottenbakkersschijf werd gedraaid. Het bekertje is slechts voor 3 5 % compleet en volledig verbrand.

De handgevormde kookpot heeft een naar bui-ten gebogen rand met afgeronde lip (fig. 14: 4). De pot werd gemaakt uit een matig hard tot hard gebakken grof gestructureerde klei, verschraald met schervengruis. Het volledige lichaam is voor-zien van kamversiering. Op de schouder en de buik is deze overwegend horizontaal, naar de bodem toe werd ze verticaal aangebracht. Het stuk is ongeveer 7 5 % compleet en volledig ver-brand. Een gelijkaardige vorm en decoratie wer-den aangetroffen in een 2de-eeuws graf te Huise

De Lozer33. Ook één van de in 1968 gevonden graven van Huise 't Peerdeken bevatte scherven

met kamversiering34.

De onderste twee vullingspakketten bevat-ten verder nog een 34-tal fragmenbevat-ten handge-vormd aardewerk.

Metaal:

Een 10-tal fragmenten van grotere nagels en 20 stukjes ijzer (schoennagels?) vullen de inventa-ris van dit graf aan.

4.4 C H R O N O L O G I E VAN DE GRAVEN

Uit de zes opgegraven graven kunnen vooral uit graf B, D en F chronologisch meer beteke-nisvolle elementen weerhouden worden. De date-ring van graf B dient vooral op het bord in terra

sigillata gebaseerd te worden. De productie ervan

situeert zich vermoedelijk in het tweede kwart of rond het midden van de 2de eeuw. Rekening houdend met de levensduur van dergelijke reci-piënten, kan het graf wellicht nog rond het midden van de 2de eeuw gedateerd worden. De andere vormen passen moeiteloos in deze chro-nologisch plaatsing maar laten zeker niet toe deze te verfijnen of bij te sturen. Het bord in terra

sigillata uit graf F kan, gezien zijn

Centraal-Gal-lische herkomst, wellicht uit het midden of de tweede helft van de 2de eeuw dateren. Graf D

31 Inv. nrs. 95/Hu/Pe/ 59,

60 & 6 1 .

32 Tyers2002.

Van Doorselaer, Thoen &DeLaet 1967, fig. 34: 1.

(13)

35 Rogge 1973.

Voor methodologie zie Smits & Hiddink 1999 en McKinley 2000.

Anatomische beschrij-vingen gebeuren steeds vol-gens Sobotta & Becher

1957. 38 McKinley 2000, 404. 39 McKinley 1994, 6. 40 Hermann rt/z/. 1990, 259. 41 Wahl 1982.

Voor een volledige technische beschrijving van het crematieproces zie McKinley 1994.

43 McKinley 1994, 72.

44 McKinley 2000, 406.

tenslotte bevatte de chronologisch betekenisvolle resten van twee vetschillende individuen in terra

nigra. Beide gaan terug tot de Flavische tijd maar

komen ook tijdens de eerste helft van de 2de eeuw volop voor. De kookpot met golflijnver-siering is een duidelijk lokaal element dat in de 2de eeuw kan gedateerd worden. Een datering van dit graf tijdens of na de regeerperiode van Hadrianus (117-138) wordt vooropgesteld door de vondst van een dupondius van deze keizer. Gezien het voorkomen van beide vormen in terra

nigra zal het graf echter niet veel later dan in

het midden van de 2de eeuw aangelegd zijn. De datering van de andere graven A, C en E kan slechts algemeen in de Romeinse periode geplaatst worden. Doordat graf B graf C snijdt, ligt het natuurlijk wel voor de hand dat C ouder is. Indien het fragment ijzerplaat uit graf E wel degelijk van een scheermes afkomstig zou zijn, dan zou dit graf in de periode 1ste eeuw-eerste helft 2de eeuw kunnen gedateerd worden, wat zeker niet in tegenspraak is met de chronologie van de dateerbare graven.

Graf nr. 3, dat in 1968 door Rogge werd onderzocht (fig. 1: I), kon ook in de 2de eeuw

gedateerd worden3 5. Het voorkomen van een

bord Ludowici Tg dat voorkomt tussen 160 en 230, met naamstempel van Albucius of Albuci-anus wijst echter op een dateting van deze bij-zetting na 160. Dit is dus mogelijk gelijktijdig met graf E

4.5 HET MENSELIJK BOT

4.5-1 Materiaal en methode

Het fysisch-antropologisch onderzoek van gecremeerde hottesten omvat verschillende

aspec-ten36, die qua rapportering grotendeels onder

te brengen zijn in een beschrijvend gedeelte en in een analyserend gedeelte. Door het beschrij-ven van de bewaringstoestand, het gewicht, de kleur en de fragmentatie van het botmateriaal verkrijgt men inzicht in de technische en ritu-ele aspecten van het crematieproces. De eigen-lijke botanalyse verschaft de biologische gegevens, zoals het geslacht, de leeftijd, de lengte en het ziektebeeld van het individu, die dan demogra-fische en paleopathologische studies mogelijk maken. De resultaten zijn sterk afhankelijk van de fragmentatie en de bewaring. Hoe meer en hoe grotere botstukken, hoe meer kans op infor-matie.

Daar het niet mogelijk is om bij crematies elk botfragmentje apart te determineren, worden de zeefresten en de botstukjes kleiner dan 1 cm afge-scheiden en als rest (of residu) behandeld. Wel worden herkenbare stukken, zoals tandfragmen-ten, uit dit residu gehaald voor verdere analyse. De botresten groter dan 1 cm worden onder-verdeeld in zes anatomische regio's of skeletzones.

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in her-senschedel of neurocranium (NC), aangezichts-schedel met gebitselementen of viscerocranium (VC), de wervelkolom samen met de botstkas en het bekken, of axiaal skelet (AX), schacht-ftagmenten van de lange beenderen of diafysen (DF), gewrichtsuiteinden of epifysen (EP) en hand- en voetbeenderen of acra (AC). Grote of

typische fragmenten die anatomisch37

identifi-ceerbaar zijn, worden apart gehouden voor ver-dere diagnose. O p basis van deze osteologische inventaris kan de bewaringstoestand en ook het minimum aantal individuen aangetoond worden. Na verbranding blijft van een volwassen per-soon tussen 1000 en 3600 gr beenderresten

over38, gemiddeld is dat 2000 gr. Bij een kind

is dat minder, afhankelijk van de lichaamsgrootte en de leeftijd. Zo zal bij een zorgvuldig

uitge-voerde crematie3 9 van een volwassen individu

de schedel ongeveer 18% vertegenwoordigen, het axiaal skelet ongeveer 2 1 % en alle andere ske-letdelen samen ongeveer 6 1 % . Het totaalgewicht van alle skeletzones samen bepaalt in hoeverre een crematie compleet en in verhouding repre-sentatief is of niet.

De kleur van de gecremeerde beenderen krijgt speciale aandacht. Gebaseerd op verschillende

testen40, weet men dat tijdens het proces van

ver-branding de botkleur verandert van bruinzwart (verkoling) over blauwgrijs naar wit (geoxideerd). In feite reflecteert de botkleur de graad van oxi-datie die wordt bepaald door de tempetatuut, de tijdsduur en de zuurstoftoevoer. In totaal wor-den op basis van de kleur vijf fasen van ver-branding onderscheiden, die gaan vanaf

donkerbruin (fase 1 <2750C) naar uiteindelijk

oudwit (fase 5 >800oC)4 1.

Naast verandering van kleur verandert bij stij-gende blootstelling aan temperatuur ook de vorm en de structuur van het bot. Tijdens de crema-tie, wat eigenlijk een proces is van dehydratatie en oxidatie van de organische componenten van het lichaam, zullen de beenderen krimpen,

bui-gen, barsten, splijten en uiteenvallen42. Concreet

betekent dit dat na een crematie geen as

over-blijft maar wel fragmenten verbrand been43.

Naargelang het type en de locatie van het been is ook de fragmentatie typisch. Algemeen ligt de krimpingsfactor verspreid over het hele ske-let tussen 0 en 2 5 % met een gemiddelde van

12%4 4. Beenderen met veel compact

botweef-sel, zoals de lange beenderen van jonge volwas-senen, krimpen het minst en breken af in lange splinters volgens de richting van de spieren, pezen en ligamenten. Hierbij ontstaan dan typische U-vormige of ellipsvormigc splijtingen bij de

hume-rus en femur. Gecremeerd bot is broos en zal door

manipulatie steeds verder fragmenteren. Vandaar dat beschrijving van de fragmentgtootte belang-rijk is voor het begrijpen van de verschillende processen die zich hebben afgespeeld tijdens en na de crematie. Onderscheid wordt gemaakt

(14)

tus-K. D E G R O O T E , J. BASTIAENS, W. DE C L E R C Q , tus-K. D E F O R C E & M. V A N D E N B R U A E N E

sen k l e i n ( 1 - 2 c m ) , m i d d e l g r o o t ( 2 - 5 c m ) e n g r o o t (>5 c m ) . Van d e s c h a c h t f r a g m e n t e n w o r d t d e m a x i m a l e lengte en de w a n d d i k t e g e m e t e n . H e t b e p a l e n van h e t geslacht en de leeftijd g e b e u r t volgens de typische m e t h o d e n die w o r d e n t o e g e p a s t bij h e t o n d e r z o e k van s k e l e t -r e s t e n4 5. G e s l a c h t s k e n m e r k e n zijn v o o r a l te v i n d e n o p de schedel en h e t b e k k e n . H e t o n t -b r e k e n van deze t y p i s c h e geslachtsverschiUen d o o r d e sterke f r a g m e n t a t i e m a a k t d a t a l g e m e n e v e r s c h i l l e n in g r o o t t e , r o b u u s t h e i d en m u s c u l a t u u r d o o r s l a g g e v e n d zijn in d e g e s l a c h t s -b e p a l i n g . S c h e d e l f r a g m e n t e n geven de m e e s t e k a n s o p d e t e r m i n a t i e . W a n n e e r d r i e t y p i s c h e g e s l a c h t s k e n m e r k e n v o o r k o m e n w o r d t h e t geslacht m e t zekerheid m a n n e l i j k (M) of v r o u welijk (F) g e n o t e e r d ; bij twee k e n m e r k e n a a n -w e z i g als ' -w a a r s c h i j n l i j k ' (M?) of (F?) en bij slechts één k e n m e r k als 'mogelijk' (M??) of (F??).

D e a a n w e z i g h e i d v a n n i e t d o o r g e b r o k e n t a n d k r o n e n en niet vergroeide groeischijven ver-wijzen naar s u b a d u l t e n of k i n d e r e n . Moeilijker w o r d t h e t w a n n e e r h e t v o l w a s s e n i n d i v i d u e n betreft, waarbij d a n v o o r a l gekeken w o r d t n a a r a l g e m e n e degeneratieve v e r a n d e r i n g e n , zoals slij-tage van de wervels en s l u i t i n g van de schedel-n a d e schedel-n . D o o r d a t bij c r e m a t i e s g e e schedel-n precieze sterfteleeftijd k a n a a n g e t o o n d w o r d e n , w o r d t deze v o o r g e s t e l d in g r o t e leeftijdsklassen g a a n d e v a n k i n d e r e n ( 0 1 2 j a a r ) , j u v e n i e l e n en j o n g -a d u l t e n ( 1 3 - 2 0 j -a -a r ) , volw-assenen ( 2 0 - 4 0 j-a-ar) t o t o u d e r e n ( 4 0 + ) . 4.5.2 Resultaten (tabel 3) D e zes graven s a m e n b e v a t t e n 192 g r a m b o t , g a a n d e v a n 1 g r a m in graf D t o t 8 4 g r a m in graf A. Alle graven w o r d e n o p basis van d e ver-h o u d i n g tussen ver-h e t g e w i c ver-h t en de aanwezige ske-letzones als niet c o m p l e e t en niet representatief b e s c h o u w d .

Elk graf bevat hoofdzakelijk s c h a c h t f r a g m e n t e n van d e lange b e e n d e r e n of diafysen (fig. 15 e n

1 6 ) . D e eerste d r i e g r a v e n (A, B, C ) h e b b e n o o k enkele stukjes van d e g e w r i c h t s u i t e i n d e n of epifysen van d e lange b e e n d e r e n . E n k e l graf C v e r t o o n t de aanwezigheid van vier van de zes ske-letzones en bevat tevens een t a n d w o r t e l van een volwassen valse kies of p r e m o l a a r ( P I - 2 ) en h e t distaal u i t e i n d e van een volgroeid m i d d e l s t e v i n -g e r k o o t j e oi phalanx media. D e axiale skeletzone k o m t é é n m a a l v o o r in de v o r m van een b o r s t -wervelfacetje van een volwassen i n d i v i d u in graf B.

Alle b o t f r a g m e n t e n v e r t o n e n een k r i j t w i t t e t o t o u d w i t t e kleur, welke d e fasen 4 en 5 weer-spiegelen, en een t e m p e r a t u u r van 6 5 0 - 8 0 0oC en m e e r a a n t o n e n .

A l g e m e e n is de f r a g m e n t a t i e klein tot zelfs zeer k l e i n . H e t g r o o t s t e f r a g m e n t is een stukje s c h a c h t van Az femur m e t een lengte van 5 3 m m e n w a n d d i k t e van 6 m m uit graf A. D e b a r s t e n zijn meestal l o n g i t u d i n a a l . Bij graf A en graf F w e r d e n ellipsvormige splijtingen gezien, die voor-k w a m e n bij m e e r d e r e b o t f r a g m e n t e n v a n een

Zie Vandenbruaene (in voorb.).

Tabel 3

Basisgegevens van de menselijke crematieresten. Basic data of the human cremated remains.

Graf nr. Aanwezige skeletzones

Tomb no. Present skeletal zones

Totaal Fase van gewicht verbranding Total Degree of Weight combustion Fragmentatie Fragmentation Schachtfragment max. lengte/dikte Shafifragment Sex max. length/thickness

Geslacht Leeftijd Beschrijving Age Description

DF, EP 84 4-5 1-3 2 8 / 5 mm M?? Adult >20 Femur -

uitgesproken-linea aspera Robuust B C D E F AX, DF, VC, DF, EP, AC DF DF DF EP 29 g 25 g 1 g 3 g 50 g 4-5 4-5 4-5 4-5 4-5 1-2 cm 1-2 cm 0-1 cm 1-2 cm 1-3 cm 22 / 4 mm 22 / 2 mm 7 1- mm 12 / 5 m m 40 / 6 mm -M?? Adult >20 Adult >20 -Adult >20 Adult >20 Thoracale wervel -artrose afwezig Premolaar - wortel PI Phalanx hand compleet

-Robuust VC viscerocranium — aangezichtsschedel en tanden / facial bones and teeth

AX axiaal skelet - romp en bekken / trunk and pelvis

DF diafyse - schachtfragmenten van lange beenderen / shaf fragments of long bones EP epifyse - gewrichtsuiteinden / epiphyses of long bones

AC acra — hand-en voetbeenderen / hand and foot bones M masculinus - mannelijk / male

(15)

i 8 s ;o Ü ]s s VA is is n is is eo ei ee es as' es as .?? e's es se 15 GrafA: gecremeerde menselijke botresten van de lange beenderen of diafysen.

Grave A: cremated human bone remains from the long bones or diaphyses.

zelfde b e e n s t u k en v e r m o e d e l i j k t o t de femur b e h o r e n (fig. 17).

D e w e i n i g e h o e v e e l h e i d m a t e r i a a l p e r graf geeft o p zijn m i n s t één i n d i v i d u p e r c o n t e x t aan. Bij vier graven (B, C , D , E) is er geen e n k e l e i n d i c a t i e a a n w e z i g v o o r h e t b e p a l e n v a n h e t g e s l a c h t . E n k e l o p basis van h e t r o b u u s t e r en z w a a r d e r aspect van d e s c h a c h t f r a g m e n t e n uit graf A en graf F zou m e n k u n n e n v e r m o e d e n d a t h e t o m m a n n e n gaat.

O p basis van de w a n d d i k t e van de s c h a c h t -f r a g m e n t e n , h e t wervel-facetje (gra-f B) e n de t a n d w o r t e l (graf C) zou m e n k u n n e n a a n n e m e n d a t alle graven, behalve graf D , een volwassen i n d i v i d u o u d e r d a n 20 jaar b e v a t t e n .

Wegens de sterke f r a g m e n t e r i n g k o n d e n geen m e t i n g e n v o o r r e c o n s t r u c t i e v a n d e l i c h a a m s lengte g e n o m e n w o r d e n . P a t h o l o g i s c h e k e n m e r -ken en a n a t o m i s c h e v a r i a n t e n zijn n i e t o p g e m e r k t . 4.5.3 Discussie

aiiièiiiilioiiiiiibiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiikiiiiiiiii

i f Pr

16 Graf F: gecremeerde menselijke botresten van de lange beenderen of diafysen. Grave F: cremated human bone remains from the long bones or diaphyses.

17 Graf A: U-vormige of ellipsvormige breuken van eenzelfde botfragment, binnenzijde.

Grave A: U-form or elliptic fissures belonging to one bone fragmenr, view of the inner side.

D e schaarse gegevens v a n d e zes g r a v e n m a k e n een demografische s t u d i e o n m o g e l i j k . Ze laten wel enkele interpretaties m o g e l i j k o m t r e n t h e t t e c h n i s c h - r i t u e l e g e b e u r e n4 6.

Er m o e t w o r d e n o p g e m e r k t d a t elk graf, hoe m i n i e m o o k , m e n s e l i j k g e c r e m e e r d b o t b e v a t , hoofdzakelijk in de v o r m van s c h a c h t f r a g m e n t e n van de lange b e e n d e r e n . D e z e laatste zijn juist die b e e n d e r e n m e t de zwaarste en stevigste s t r u c -t u u r m e -t de mees-te kans o p b e w a r i n g . H e -t is d a n o o k " n o r m a a l " d a t d e z e f r a g m e n t e n a a n w e z i g zijn, alleen zijn ze bij deze zes graven niet repre-sentatief; er is lang niet v o l d o e n d e o m e e n cre-m a t i e van een v o l w a s s e n e a a n te t o n e n . O p v a l l e n d is d a t a n d e r e stevige b e e n d e r e n zoals die van h e t schedeldak o n t b r e k e n . A l g e m e e n zijn alle a n d e r e skeletzones d a n d e lange b e e n d e r e n sterk o n d e r v e r t e g e n w o o r d i g d . N a a s t d e w e i n i g e f r a g m e n t e n s c h a c h t en u i t e i n d e n zijn slechts één t a n d w o r t e l en één vingerkootje a a n g e t r o f f e n in graf C en slechts één b o r s t w e r v e l f r a g m e n t in graf B. H e t t o t a a l g e w i c h t aan b o t is bij d e zes gra-ven n o g geen t i e n d e v a n w a t er in é é n e n k e l graf zou m o e t e n zijn.

D e vraag stelde zich of deze kleine hoeveel-heid een weerspiegeling is van k i n d e r g r a v e n , daar bij crematie van volwassenen m e e r skeletzones en g r o t e r e b o t s t u k k e n a a n w e z i g zijn. Vergelijkend o n d e r z o e k u i t g e v o e r d in een m o d e r n c r e m a t o -r i u m t o o n de aan d a t na c r e m a t i e van kinde

4 6 Zie verder § 4.8 De grafgebruiken.

Met dank aan de heer Kris Coenegrachts, dir. van de Intercommunale Vereniging voor Crematori-umbeheer in de Provincie Oost-Vlaanderen te Lo-christi. De ovens brandden gemiddeld voor 70 min. aan een temperatuur van 900°.

(16)

K. DE GROOTE, J. BASTIAENS, W. DE CLERCQ, K. DEFORCE & M. VANDENBRUAENE

i i i m m m i i m m i n m m i i n

18 Slak van silica afkomstig van zand dat mee verbrand

is tijdens het crematieproces.

Clinker of silica from the sand combusted during the cremation process.

ren alle zones aanwezig zijn, zij het met een klei-ner gewicht maar met duidelijk herkenbare schachtfragmenten tot 4 cm lang. Na crematie van volwassenen bleek dat de meeste schacht-fragmenten van vooral femur en humerus een wanddikte hadden van minstens 4 mm. Hier-uit kon worden afgeleid dat alle graven (behalve graf D) waarschijnlijk de resten van volwassenen (20+) voorstellen. Het is dan ook niet uitgeslo-ten dat de hottesuitgeslo-ten uit graf D een kind voor-stellen, er is echter niet voldoende materiaal aanwezig om dit te bewijzen. Het is ook niet mogelijk om de leeftijdsklasse nauwkeuriger te bepalen. Het optreden van slijtage aan de wer-vels wordt als een kenmerk van veroudering

beschouwd48, zodat in omgekeerde richting

ver-ondersteld kan worden dat het ontbreken van die slijtage (of artrose) aan het borstwervelgewricht uit graf B een aanwijzing is dat de persoon niet ouder dan 40 jaar is geworden.

Niet alleen de geringe hoeveelheid bot maar ook de sterke fragmentatie is hier opvallend. Zijn die kleine stukjes het resultaat van depositio-nele processen of eerder een bewijs van een

bepaald ritueel (zoals "verbrijzelen"49) door de

nabestaanden zelf? Hoe hoger de temperatuur en hoe langer de tijdsduur is geweest, hoe meer krimping optrad en hoe sterker de fragmenta-tie is geweest. De witte botkleur verwijst naar

temperaturen boven 800oC en betekent dat het

bot volledig is geoxideerd en dus de crematie zorgvuldig en volledig is uitgevoerd. Ook wer-den bij alle graven slakken {clinkers) gevonwer-den. Deze zouden het resultaat zijn van een combi-natie van kiezelaarde of silica in de bodem en materiaal van de brandstapel tijdens verbranding (fig. 18). De vorming van deze silicaslakken zou

pas gebeuren bij temperaturen boven 900oC5 0.

Gecremeerd bot is zeer broos en breekt heel gemakkelijk bij onmiddellijke aanraking, zoals door blussen van de brandstapel met water of

zand of door het inzamelen voor het afkoelen51.

4.5.4 Besluit

Het fysisch-antropologisch onderzoek van de zes graven te Huise 't Peerdeken bracht op het vlak van demografische en sociale studie geen gege-vens op. Alle crematies zijn onvolledig en niet representatief en bestaan vootal uit zeer kleine hoeveelheden (maximum 84 gram) schachtftag-menten van de lange beenderen. Alle graven (behalve graf D) schijnen van volwassen perso-nen te zijn geweest, waarbij de resten uit graf A en F mogelijk mannen voorstelden.

Het onderzoek is echter wel interessant in het kader van de technisch-rituele kennis, waarbij zich moet worden afgevraagd in hoeverre die minuscule hottesten een betekenis hebben tussen de grote pakketten houtskool en wat er gebeurd is met het merendeel van het gecremeerde skelet, dat niet in de graven aangetroffen is.

4.6 ZADEN EN VRUCHTEN

4.6.1 Materiaal en methode

De verschillende zeeffracties werden onder-zocht met een stereomicroscoop; met uitpikken werd doorgegaan tot een representatief beeld bekomen was (tot een tijdlang nauwelijks of geen nieuwe soorten meer gevonden werden). In de praktijk betekent dit vooral voor de kleinere frac-ties dat slechts een deeltje van de totale fractie onderzocht werd. In die gevallen gebeurde een omrekening naar het totale volume van de laag. De resultaten worden per graf weergegeven en niet per laag, omdat de verschillen tussen de lagen beperkt zijn. O m de graven beter te kun-nen vergelijken wordt ook de dichtheid weer-gegeven (aantal zaden en vruchten per liter sediment).

4.6.2 Resultaten

In alle brandrestengraven werden zaden en vruchten aangetroffen, zowel verkoolde als onver-kooide (zie tabel 4). De onverkoolde zaden en vruchten zijn recent en intrusief. In droge gron-den zoals te Huise 't Peerdeken blijven in ondiepe structuren als brandrestengraven immers alleen verkoolde zaden en vruchten bewaard. Opvallend is het voorkomen van recente zaden van viool-tje {Viola sp.), klimopereprijs {Veronica

hederifo-lia) en centaurie {Centaurea sp.). Van deze

plantensoorten is geweten dat de zaden en vruch-ten door mieren verspreid worden (myrmeco-chorie). Het ligt dan ook voor de hand de aanwezigheid van de grote aantallen myrmechore diasporen te verklaren door de activiteiten van mieren, die blijkbaar hun nest hadden in de gra-ven. Misschien speelt de houtskool een rol in

48 De Mulder & Smits

1999, 147.

49 Dopplerrt<j/.,

184-185.

50 Mays 1998, 218.

51 Smits & Hiddink

(17)

de keuze van de nestplaats. Er dient nog vermeld dat mogelijk ook één mierenkop werd gevonden. Voor de verdere bespreking worden de recente zaden en vruchten buiten beschouwing gelaten. Verkoolde zaden en vruchten komen in alle zes de brandrestengraven voor. Als

cultuurge-wassen zijn alleen gerst {Hordeum sp.52) en

moge-lijk haver {Avena sp.53) in redelijke aantallen

aangetroffen. Ook spelt {Triticum speltd), tarwe

{Triticum sp.) en pluimgierst [Panicum miliaceum)

zijn vastgesteld. Spurrie {Spergula arvensis) en

vin-gergras (Digitaria sp.54) zijn twee algemene

onkruiden van de actuele Vlaamse flora, maar gezien hun grote aantallen moet de vraag gesteld worden of ze in de brandrestengraven van Huise wel te interpreteren zijn als wilde planten (zie verder). Hoe dan ook, het aantal zaden en vruch-ten van de klassieke cultuurgewassen maakt slechts een fractie uit van het totale aantal zaden en vruchten. Zelfs zonder gewone spurrie en vin-gergras nemen de wilde planten een zeer belang-rijke plaats in. Algemeen gesteld vallen gewone spurrie, vingergras en de (overige) wilde plan-ten groplan-tendeels te karakteriseren als planplan-ten van pioniervegetaties van vochtige tot droge en matig

tot zeer voedselrijke bodems55: recent bewerkte

of omgewoelde gronden, zoals bijvoorbeeld akkers met zomergraan en hakvruchten, maar ook

grondhopen, wegbermen, ...56. De meeste

soor-ten kiemen in het voorjaar en zijn eenjarig. De verspreidingsperiode van de zaden valt doorgaans

in de zomer en de herfst57.

Wat de soortensamenstelling betreft, verto-nen de brandrestengraven onderling een relatief homogeen beeld. Toch kan op basis van de soor-tensamenstelling, de procentuele aantallen en de dichtheid gepoogd worden de graven te groe-peren. Graven A en C horen bij elkaar: ze heb-ben een hoge dichtheid aan zaden en vruchten, bevatten zeer veel vingergras en onderscheiden zich van de andere brandrestengraven onder andere door het voorkomen van blauw/rood gui-chelheil {Anagallis arvensis subsp.). Graven B en

52 Hoewei waarschijnlijk naakte gerst kon herkend worden, leek het toch

aangewe-zen de gerstkorrels niet verder te benoemen.

Haversoorten (Avena spp.) zijn alleen tot op de soort te determineren met behulp van de kafbasissen; deze werden niet aangetroffen. Vandaar de vermeldingen 'moge-lijk' en 'sp.'. Het is immers niet uit te sluiten dat de korrels afkomstig zijn van b.v. oot (Avenafatua), een wilde haversoort.

Op basis van de morfologische kenmerken gaat het vermoedelijk om glad vinger-gras (Digitaria ischaemum).

Ecologische typering volgens Runhaar ^ fl/. 1987.

56 Schaminée et al. 1998, 199-205 en 238-244.

57 van Duuren 1997 en Bouman et al. 2000.

58 Met dank aan André Van Peteghem (PAM-Velzeke) en Jan Moens (I.A.P.) voor de

discussie.

Zie voor algemene en specifieke literatuur rond brandrestengraven Kreuz 2000, 90-92, Jacomet & Kreuz 1999, Petrucci-Bavaud & Jacomet 1997 en Marinval 1993.

60 Weedarta/. 1985, 199-200.

61 Zie b.v. Lindemans 1994, 426-428, Bieleman 1992, 93, 97, 204-205 en Burny

1999, 82-83.

F horen mogelijk ook bij elkaar (veel gewone spurrie, geen knopherik [Raphanus raphanistrum)), terwijl D en E elk apart lijken te staan. Wel dient gezegd dat het aantal zaden en vruchten in graf D zeer laag is. Dit bemoeilijkt de vergelijking met de andere brandrestengraven. In E duiken enkele soorten op die elders niet voorkomen (klein bronkruid (Montia minor), echte koe-koeksbloem (Lychnisflos-cuculi), . . . ) . Toch dient benadrukt dat de verschillen al bij al beperkt zijn.

4.6.3 Interpretatie^

Van fundamenteel belang voor de interpre-tatie van brandrestengraven is inzicht in een aan-tal selectieprocessen: van de grafgiften is slechts

een deel bewaard, en dit om diverse redenen59.

Een brandstapel is een ideaal milieu voor ver-koling van plantaardige primaire grafgiften, maar dit betekent uiteraard niet dat alles wat op de brandstapel werd bijgezet ook effectief kan terug-gevonden worden. De aard van de grafgiften en de positie op de brandstapel bepalen mee de verkolings- en bewaringskansen. Andere ver-koolde plantenresten zijn afkomstig van de brand-stapel zelf (inclusief aanmaakmateriaal) en van de vegetatie ter plekke, die mee verbrand raakt. Een tweede selectie treedt op wanneer van de brand-stapel materiaal wordt ingezameld om in het brandrestengraf gedeponeerd te worden. Een derde selectie betreft de secundaire grafgiften. In ondiepe structuren in droge gronden, zoals de brandrestengraven van Huise 't Peerdeken, blij-ven alleen verkoolde plantenresten bewaard. Boven de grondwatertafel rot immers alle niet verkoold plantenmateriaal weg. Dit betekent meteen dat op botanisch vlak enkel primaire graf-giften kunnen aangetroffen worden, die mee op de brandstapel gelegen hebben. Secundaire graf-giften kunnen niet teruggevonden worden, omdat ze niet in contact gestaan hebben met vuur en dus niet de kans hebben gehad verkoold te raken. Er kunnen verscheidene archeobotanische scenario's uitgetekend worden voor de brandres-tengraven van Huise 't Peerdeken. In een eerste scenario wordt stilgestaan bij de grote aantal-len gewone spurrie en vingergras als mogelijke aanwijzing voor de teelt van één van de soor-ten of beide. De geschiedenis van gewone spur-rie laat zich als volgt samenvatten. Gewone spurrie is een algemeen voorkomende wilde plant, ook in de Romeinse tijd, maar tevens is het één van de weinige inheemse planten die

het tot cultuurgewas geschopt hebben60: van de

postmiddeleeuwse spurrieteelt bestaan er heel wat

beschrijvingen61. Gewone spurrie wordt vermeld

als veevoeder (vers en onder de vorm van hooi) en als groenbemesting (braakvrucht). Gewone spurrie is bij uitstek geschikt voor arme gronden, vraagt weinig bemesting en is zeer gemakkelijk en meerdere malen per jaar te telen. Verder terug

(18)

1 K. D E G R O O T E , J. BASTIAENS, W. D E C L E R C Q ,

T^bel 4

Zaden en vruchten (bere Seeds and fruits (calculated Graf

j Bemonstetd volume

kende aantallen). Nomenclatuur numbers). Nomenclature according

K. D E F O R C E & M. V A N D E N B R U A E N E

volgens Lambinon et al. 1998. to Lambinon et al. 1 998. A 100 1 aantal

%

dichtheid B 130 1 aantal

%

dichtheid FOSSIELE ZADEN EN VRUCHTEN (VERKOOLD)

CULTUURGEWASSEN Avena sp. Avena sp./Hordeum sp. Hordeum sp. Hordeum sp.lTriticum sp. Panicum miliaceum Triticum spelta Triticum sp. Cerealia haver haver/gerst gerst gerst/tarwe pluimgierst spelt tarwe graangewassen CULTUURGEWASSEN of WILDE PLANTEN Digitaria sp.

Spergula arvensis

WILDE PLANTEN Anagallis arvensis subsp. Anagallis sp.lLysimachia sp. Asteraceae sp. Brassicaceae sp. Brassicaeae sp./Fabaceae sp. Caryophyllaceae sp. cf. Galium sp. Chenopodium album Chenopodium ficifolium Chenopodium ficifolium/ polyspermum Chenopodium sp. Fallopia convolvulus Galeopsis sp. Lathyrus sp./Raphanus rapahanistruml Vicia sp. Lathyrus sp./ Vicia sp. vingergras gewone spurrie blauw/rood guichelheil guichelheil/wederik composietenfamilie kruisbloemenfamilie kruisbloemenfamilie/ vlinderbloemenfamilie anjerfamilie walstro tnelganzevoet stippelganzevoet stippelganzevoet/ korrelganzevoet ganzevoet zwaluwtong hennepnetel lathyrus/knopherik/wikke lathyrus/wikke heel ftagment kafnaald fragment heel fragment heel ftagment heel kafbasis heel half fragment heel helft fragment heel klep fragment heel helft fragment heel helft 10

5

-2 29 1 l

-1 16 7463 470 192 8 61 47

-28

-625 139 182

-154 \ll

-8 8 7 244 47 73

-0,10 0,05

-0,02 0,27 0,01 0,01

-0,01 0,14 68,94 4,34 1,78 0,08 0,57 0,43

-0,26

-5,77 1,29 1,68

-1,42 1,12

-0,08 0,08 0,07 2,25 0,43 0,67

-0,10 0,05

-0,02 0,29 0,01 0,01

-0,01 0,16 74,63 4,70 1,92 0,08 0,61 0,47

-0,28

-6,25 1,39 1,82

-1,54 1,22

-0,08 0,08 0,07 2,44 0,47 0,73

-68 23 21

-1 1

-15

-9 148 924 170

-21 307 2-3 306

-is

-i

-28 22

-15 15 2,40 0,81 0,73

-0,04 0,04

-0,54

-0,32 5,24 32,67 6,01

-0,73 10,84 9,64 10,82

-0,54

-0,04

-0,99 0,77

-0,54 0,54 0,52 0,18 0,16

-0,01 0,01

-0,12

-0,07 1,14 7,11 1,31

-0,16 2,36 2,10 2,35

-0,12

-0,01

-0,22 0,17

-0,12 0,12

(19)

c

70 1 aantal 108 1 -1 21 -2 5218 1249 -41 238 14 -1654 281 238 52 14 14 -1 93 3 14 % 0,98 0,01 . 0,01 0,19 -0,02 47,54 11,38 -0,37 2,17 0,12 -15,07 2,56 2,17 0,48 0,12 0,12 -0,01 0,85 0,03 0,12 dichtheid 1,54 0,01 -0,01 0,30 -0,03 74,55 17,85 -0,58 3,40 0,19 -23,64 4,01 3,40 0,75 0,19 0,19 -0,01 1,33 0,04 0,19 D 120 1 aantal -46 -8 46 92 46 -46 -1 -% -_ -13,60 -2,26 13,60 27,19 13,60 -13,60 -0,30 -dichtheid -_ -0,38 -0,06 0,38 0,76 0,38 -0,38 -0,01 -E 125 1 aantal -. -18 -4 -223 14 250 4 -237 141 216 -14 „ -37 38 % -_ -1,19 -0,25 -14,72 0,92 16,56 0,25 -15,70 9,29 14,31 -0,92 . -2,41 2,54 dichtheid -. -0,14 -0,03 -1,78 0,11 2,00 0,03 -1,90 1,12 1,73 -0,11 . -0,29 0,31 F 130 1 aantal 63 SO 7 -10 3 -3 651 2653 150 -901 501 50 -3 -3 -50 -% 1,23 0,97 0,13 -0,19 0,06 -0,06 12,63 51,50 2,92 -17,49 9,72 0,97 -0,06 -0,06 -0,97 -dichtheid 0,49 0,39 0.05 -0,08 0,03 -0,03 5,01 20,41 1,16 -6,93 3,85 0,39 -0,03 -0,03 -0,39

(20)

-K. DE G R O O T E , J. BASTIAENS, W. DE C L E R C Q , Graf Bemonsterd volume Lychnis flos-cuculi Montia minor Poaceae sp. cf Poaceae sp.

Polygonum avicukre subsp.

Polygonum hydropiper/mite Polygonum lapathifolium subsp. Polygonum lapathifolium suhsp.lpersicaria Polygonum persicaria Polygonum sp. Ranunculus sp. Raphanus raphanistrum Rumex sp. Sambucus sp. Stellaria media subsp.

Stengelbasis met wortelaanzet Indeterminata Totaal/Gemiddelde echte koekoeksbloem klein bronkruid grassenfamilie grassenfamilie varkensgras waterpeper/ zachte duizenknoop beklierde duizendknoop beklierde duizendknoop/ perzikkruid perzikkruid Polygonum sp. boterbloem knopherik zuring vlier vogelmuur K. D E F O R C E & M. VANDENBRUAENE knoop heel fragment heel fragment heel half fragment heel fragment lid van bauw helft fragment zaad fragment

-RECENTE ZADEN EN VRUCHTEN (NIET VERKOOLD)

Asteraceae sp. Brassica ip.1 Raphanus raphanistrumlSinapis sp. Brassicaeae sp. Centaurea sp. Chenopodium album Fallopia convolvulus Poaceae sp. Sambucus sp. Sonchus asper Stellaria media subsp.

Veronica hederifolia subsp. Viola sp. Indeterminata composietenfamilie kool/knopherik/mosterd kruisbloemenfamilie centaurie melganzevoet zwaluwtong grassenfamilie vlier gekroesde melkdistel vogelmuur klimopereprijs viooltje fragment heel half fragment A 100 1 aantal -47 80 47 28 -183 8 28 47 -58 32 265 7 33 8 -4 10825 -8 -8 . -8 1 8 8 % -0,43 0,74 0,43 0,26 -1,69 0,08 0,26 0,43 -0,53 0,29 2,45 0,07 0,31 0,08 -0,04 100,00 dichtheid -0,47 0,80 0,47 0,28 -1,83 0,08 0,28 0,47 -0,58 0,32 2,65 0,07 0,33 0,08 -0,04 108,25 B 130 1 aantal -51 1 51 -21 -1 15 -291 -16 2828 1 -81 1 -15 -297 11 1 60 -% -1,79 0,04 1,81 -0,73 -0,04 0,53 10,27 -0,56 100,00 dichtheid -0,39 0,01 0,39 -• -0,16 -0,01 0,11 -2,24 -0,12 21,76

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit rassenbulletin geeft de gemiddelde resultaten weer van het Cultuur- en Gebruikswaarde Onderzoek van snijmaïs. In de waarderings- en opbrengstcijfers zijn de resultaten van het

Grote vraag naar lokstof Tuta absoluta Frans Griepink, de manager van Pherobank,.. promoveerde ooit op een onderzoek naar de mot die destijds alleen een probleem vormde

momentele status niet voldoet aan de criteria (-) en er geen mogelijkheden zijn voor conversie (-) wordt dit genoteerd als knelpunt. Daarnaast is de momentele status voor een

De botanische samenstelling van een grasvegetatie onder walnoten kan worden beïnvloed door licht-, vocht- en voedingsstoffenconcurrentie van de noten, maar ook door juglon, een

Als verklaring kan worden aangevoerd dat de hoeveelheid fosfaat die door middel van het 1:2 extract wordt bepaald slechts een klein deel van de hoeveelheid is, die in de grond voor

● Je krijgt dan elke maand een nieuwe tool in de

Gezien het feit dat de DIS-data voor 2014 nog niet volledig zijn, is het totaal aantal patiënten voor deze ZA in het laatste jaar naar verwachting hoger?. Waar het aantal

Voor alle andere personen die Herstel en Balans volgen zonder aandoening die op de ‘chronische lijst fysiotherapie’ staat, is het CVZ van oordeel dat de fysieke onderdelen van