• No results found

Over het vitamine C in ingekuild gras

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over het vitamine C in ingekuild gras"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over het vitamine C in ingekuild gras

DOOR

E. BROUWER. (Ingezonden 9 Mei 1928).

Met de proeven, w a a r v a n in h e t onderstaande verslag wordt uit-gebracht, werd reeds in d e n winter v a n 1923—'24 een aanvang gemaakt. 1)

H e t was reeds lang bekend, d a t hooi, in tegenstelling m e t versch groenvoer, a r m is a a n vitamine C. Eigen proeven bevestigden dit volkomen, w a n t een rantsoen, bestaande uit hooi, haver en autoclaaf-melk (één u u r op 120° C.) deed de proefdieren (marmotjes) bijna zonder uitzondering na 3 à 4 weken aan scheurbuik bezwijken. Voegden wij aan dezen kost per dag en. per dier één of twee G r a m versch gras toe, d a n bleven de dieren volmaakt gezond.

H e t scheen v a n veel belang t e onderzoeken, hoe h e t s t a a t m e t h e t gehalte a a n vitamine C v a n ingekuild gras en wel o m d a t onze winterrantsoenen veelal weinig v a n deze onbekende stof b e v a t t e n , indien geen wortelen, bieten en dergelijke worden gevoederd. Boven-dien m e e n d e m e n indertijd als v a s t s t a a n d t e m o e t e n a a n n e m e n , d a t dit vitamine voor onze huisdieren, in h e t bijzonder voor varkens, v a n beteekenis is t e achten, zulks op grond van d e beroemde proeven van H O L S T en FRÖLICH 2) , alsmede op grond v a n een w a a r n e m i n g v a n PLIMMER 3) . N a d e r h a n d v e r m e l d d e n ook ZILVA, GOLDIXG, DRUMMOND

en KORENCHEVSKY 4) , d a t bij h u n proeven m e t varkens zich gevallen

van scheurbuik h a d d e n voorgedaan.

li) E. BROUWER, Verslag Proef zuivelboerderij, 1934, b l z . 57 (Voorloopige mede-deeling).

E. BROUWER, V e r s l a g Proefzuivelboerderij, 1926, b l z . 1 9 ; V e r s l a g e n L a n d b o u w -k u n d i g e Onderzoe-kingen, n ° . 32, 1927, blz. 47.

E. BROUWER, Bioch, Zeitschr., B d . 187, 1927, b l z . 183, B d . 190, 1927, b l z . 402. 2) H O L S T e n F R Ö L I C H , Z . f. H y g . , B d . 72, 1912, b l z . 1.

3) PLIMMER, Bioch. J o u r n . , B d . 14, 1920, blz. 570.

4) ZILVA, GOLDING, DRUMMOND en KORENCHEVSKY, Bioch. J o u r n . , B d . 18, 1924, blz. 872.

(2)

W a t h e t rund betreft, heeft de practijk in ons land voldoende geleerd, dat zijn behoefte aan vitamine C zeker zeer gering is, althans veel geringer d a n die v a n marmotjes. I m m e r s in vele streken was of is h e t regel de koeien in don winter niet anders d a n hooi en kracht-voeder t e geven, een rantsoen, dat marmotjes binnen 4 weken a a n scheurbuik doet sterven. Opzettelijke proefnemingen, o.a. die v a n

H A R T , STEENBOCK en E L L I S 1) , zoowel als die v a n H U G H E S , F I T C H ,

CAVE en RIDDEL 2) , hebben zelfs geleerd, dat een dergelijk droog

rantsoen jaren achtereen k a n worden gegeven, zonder d a t zich scheur-buikverschijnselen voordoen. Toch zijn er ziekten bij r u n d e r e n be-schreven, welke veel op scheurbuik geleken en blijkbaar werden veroorzaakt door ondoelmatige voeding; in Australië werden dergelijke waarnemingen gedaan door PLACE 3) en in Engeland door L I T T L E 4) .

Gedurende de laatste jaren zijn de inzichten op dit gebied ietwat

gewijzigd. THURSTOX, E C K L E S en PALMEK 5) voedden t w e e k a l v e r e n

van af een leeftijd v a n 100 dagen, twee andere v a n af een leeftijd v a n 14 dagen m e t een rantsoen, d a t zóó weinig vitamine C bevatte, d a t dit m e t behulp v a n marmotjes niet kon worden aangetoond (het rantsoen bestond u i t : hooi, stroo, „geoxydeerde m e l k " , maïs, haver, lijnmeel en levertraan). D e dieren groeiden even snel als d e contrôle-dieren, welke bovendien t o m a t e n s a p ontvingen. Ook kalveren hebben

dus zeer weinig behoefte a a n vitamine C. Evenzeer is m e n eraan

gaan twijfelen of datgene, w a t H O L S T , FRÖLICH, PLIMMER, enz., bij

varkens voor scheurbuik hielden, inderdaad wel scorbut is geweest ; zij zouden, zoo m e e n t m e n , veeleer een rachitis-achtige aandoening hebben gezien. ORR en. CRICHTON 6) b . v . n a m e n proeven, op grond

w a a r v a n zij besloten, dat bij h e t varken de behoefte a a n vitamine C zóó gering is, d a t er weinig kans bestaat, d a t m e s t v a r k e n s a a n scheur-buik gaan lijden. Ook de uitvoerige proeven v a n BOHSTEDT 7) en zijn

medewerkers wijzen geheel in dezelfde richting.

Ongetwijfeld hebben kalveren, volwassen runderen e n varkens d u s zeer weinig behoefte a a n vitamine C, evenals m e n dit voor kippen, konijnen (en r a t t e n ) heeft k u n n e n aantoonen. Of al deze dieren (in tegenstelling m e t menschen, apen en marmotjes) dit vitamine zonder eenig nadeel geheel en al k u n n e n ontberen, zooals m e n af en toe m e e n t , is o.i. nog niet voldoende vastgesteld; reeds h e t feit, dat h e t vitamine C regelmatig in versehe koemelk voorkomt, m a a k t h e t waarschijnlijk, d a t h e t toch wel op een of andere wijze voor h e t jonge dier v a n n u t zal zijn. Verder bleek b.v. a a n EVVARD, WALLACE en

1) H A R T , STEENBOCK en E L L I S , J o u r n . biol. ehem., B d . 42, 1930, biz. 383. 2) H U G H E S , F I T C H , CAVE en R I D D E L , J o u r n . biol. e h e m . , B d . 7 1 , 1927, biz. 309. 3) P L A C E , Am. V e t . R e v . , B d . 4 3 , 1913, biz. 46.

4) L I T T L E , V e t . Record, B d . 5, 1925, biz. 421.

5) THURSTON, ECKT.ES en PALMER, J o u r n . D a i r y Science, B d . 9, 1936, biz. 37. 6) ORR en CRICHTON, J o u r n . Agr. Res., B d . 14, 1024, biz. 114.

(3)

GLATFELTEK l), dat de groei v a n zeer jonge biggen, gevoed m e t

ge-pasteuriseerde koemelk, maïs, tankage (een soort diermeel) en keuken-zout, sterk wordt bevorderd, indien sinaasappelsap a a n h e t rantsoen wordt toegevoegd; of dit door h e t in sinaasappelen zoo rijkelijk voor-komende vitamine C werd veroorzaakt, is nog niet nader onderzocht.

H o e h e t ook zij, volgens den tegen woord igen stand onzer kennis k a n worden gezegd, d a t de onderstaande onderzoekingen o m t r e n t h e t vitamine C, uit een zuiver practisch oogpunt beschouwd, v a n niet zooveel belang zijn voor de dieren zelf als wel voor d e melk, welke voor menschelijk gebruik wordt geproduceerd. W a n t d a t h e t gehalte a a n vitamine C der melk afhankelijk is v a n h e t voedsel k a n nauwelijks

worden betwijfeld, ofschoon H U G H E S , F I T C H , CAVE en E I D D E L 2) h e t

tegendeel hebben betoogd.

H e t ligt in onze bedoeling, n u wij daartoe door een in den winter van 1927—'28 ingericht stalletje in s t a a t zijn gesteld, ook h e t gehalte v a n gras, hooi en ingekuild gras a a n de andere vitaminen t e bestu-deeren, in h e t bijzonder de stoffen A en D , die beide voor onze huisdieren v a n beteekenis zijn t e achten.

Techniek

De inrichting der proeven was dezelfde als vroeger uitvoerig werd beschreven. E l k der proefdieren (marmotjes) bevond zich dus in een afzonderlijke kooi m e t gaasbodem, zoodat h e t eten van faecaliën werd voorkomen.

Aanvankelijk werden weer vergelijkende proeven genomen. Telkens werden m e t dit doel twee, zooveel mogelijk gelijkwaardige proefdieren (bijna steeds uit één worp afkomstig) genomen, waarvan h e t eene, behalve h e t grondrantsoen, ingekuild gras, h e t andere in plaats daarvan hooi ontving. Natuurlijk moesten de proeven m e t meerdere p a r e n worden aangezet om v a s t s t a a n d e conclusies te k u n n e n trekken. D a a r het bleek, dat de dieren m e t groote regelmatigheid n a drie à vier weken aan scheurbuik stierven, werden de latere proeven zonder contrôle-dieren aangezet.

Dikwijls werd h e t ingekuilde gras bij h e t aanvangen der proeven

slecht gegeten, welke ervaring ook door SCHEUNERT 3) werd opgedaan.

Deze m e r k t o p : „die Meerschweinchen sind auszerordentlich heikle

1) EvvARD, WALLACE en GLATTELTER, Iowa R e s . Bull 83, 1925.

2) H U G H E S , F I T C H , CAVE en R I D D E L , 1. c.

(4)

Versuchstiere, m a n findet sehr selten solche, die eingesäuerte Grün-futter freiwillig und vor allem in der notwendigen Menge a u f n e h m e n " . Volgens onze ervaring is het echter wel mogelijk de dieren langzamer-h a n d aan langzamer-het ingekuilde gras t e doen gewennen in een „ v o o r p e r i o d e " , waarin natuurlijk een toelage van vitamine-C-houdend materiaal (b.v. versch gras) moet worden verstrekt. Berst wanneer' een voldoende hoeveelheid ingekuild gras werd gegeten, werd m e t de eigenlijke proeven een aanvang gemaakt.

Wij overtuigden ons ervan, dat de dieren na de voedering dadelijk v a n h e t kuilgras begonnen t e eten, zoodat een groot gedeelte vol-k o m e n versch werd verorberd. Bij de latere proeven, waarbij hoeveel-heden van 50 à 60 Gr. ingekuild gras per dag en per dier werden opgenomen, ontvingen de marmotjes zelfs twee m a l e n per dag een versehe hoeveelheid. Zooals in h e t o n d e r s t a a n d e zal blijken, kon d i t alles (behoudens in het geval, dat opzettelijk een antiscorbuticum, b.v. sinaasappelsap, extra werd toegediend) niet verhinderen, dat de dieren ziek werden. I n dit s t a d i u m werd de eetlust natuurlijk geringer en bleven er resten ingekuild gras achter.

H e t ingekuilde gras was afkomstig uit het bedrijf der proef z ui vel -boerdërij. H e t was in het voorjaar of in den herfst gemaaid en werd in den daaropvolgenden winter onderzocht. Regelmatig werden vrij groote hoeveelheden gras voor de voedering van het vee van de hoopen weggenomen, zoodat telkens versehe lagen bloot k w a m e n . Nu vond het wegnemen v a n het gras voor het vee en voor de proefdieren niet steeds op hetzelfde uur plaats, zoodat de lucht veelal eenigen tijd op de versch blootgekomen laag kon inwerken, vóórdat het materiaal t e n behoeve van de proeven werd weggenomen. Met het oog op de gevoelig-heid van het vitamine C voor zuurstof inwerking verwijderden wij d a a r o m zekerheidshalve eerst nog dit oppervlakkig liggende gras en eerst daarna werd h e t materiaal voor de proeven genomen, dat direct aan de dieren werd voorgezet.

Proef verslagen.

Eerste -proef. H e t gras was van 22 tot 24 Mei 1923 gemaaid m e t

de bedoeling er hooi van t e m a k e n . Wegens den invallenden regen werd het op 31 Mei, 4 J u n i en 5 J u n i méér of m i n d e r n a t op een hoop in een ondiepen, onbekleeden kuil gereden en op 7 en 8 J u n i werden bovenvlakte en zijvlakken, m e t aarde afgedekt. D e conservatie gelukte, de ongunstige omstandigheden in aanmerking genomen, boven ver-w a c h t i n g ; in d e n ver-winter k ver-w a m namelijk een vrij droog, nagenoeg , , z o e t " kuilvoeder t e voorschijn, dat in December en J a n u a r i werd onderzocht.

(5)

w>

1

<

W .

K ^ «

]wt

^

*yo

v'yji

'/. ^

S

s^

• *

i

7v

vS

*r

» * ;

S

j ^

,1

«

6

„ ^

• • ^ Fig. 1. Gewichtscurven. C 1, C 3 en C 6 (ingekuild gras). C 2, C t en C 5 (hooi).

Hiervoor werd het in een proef m e t zes marmotjes vergeleken m e t ietwat gebroeid hooi; drie dieren ontvingen naast het grondrantsoen per dag en per dier 20 à 30 Gr. ingekuild gras, de drie andere 10 à 15 Gr. hooi. Uit vochtbepalingen was ons namelijk gebleken, dat de hoeveelheid droge stof, welke aldus i n het proefvoeder werd toe-gediend, voor beide voedermiddelen ongeveer dezelfde was.

H e t grondrantsoen bestond uit :

gemalen geslepen rijst 77.—

saccharose 10.— caseïne (gereinigd volgens MCCOLLÜM) 10.—

C a H P 04 2 . —

NaCl 1.— Zooals m e n ziet, zijn in dit grondrantsoen uitsluitend stoffen

opge-nomen, welke zeer arm aan vitaminen zijn. Voor elk dier werd per dag 15 à 20 Gr. in een vlak schaaltje m e t een weinig water gemengd. Aanvankelijk werd het goed, later, toen de gevolgen van een ondoel-matige voeding zich deden gelden, minder goed gegeten.

De op bovenstaande wijze m e t grondrantsoen + proefrantsoen ge-voede dieren hebben het niet lang k u n n e n uithouden. De hooi-dieren

(O 2, C 4 en C 5) stierven na 26, 21 en 20 dagen, de kuilgras-dieren (C 1, C 3 en C 6) na 27, 21 en 23 dagen. (Zie fig. 1.)

Gelijk gezegd was het grondrantsoen opzettelijk zóó gekozen, dat zooveel mogelijk alle bekende v i t a m i n e n o n t b r a k e n ; het was dus wel zaak nauwkeurig vast t e stellen, welke de doodsoorzaak was. D i t bleek niet moeilijk t e zijn; zoowel het gedrag gedurende het leven als het macroscopisch en vooral ook het microscopisch onderzoek na lijk-opening toonden een hoogen graad van scheurbuik aan.

(6)

Hieruit bleek, dat er voor marmotjes in beide gevallen in de eerste plaats een tekort was aan vitamine C. V a n h e t ingekuilde gras h a d d e n wij dit, in tegenstelling m e t h e t hooi, niet verwacht, daar reeds enkele m a l e n de meening was geuit, dat h e t ingekuilde gras rijk a a n vita-mine C zou zijn. H e t lag dus voor de h a n d te vermoeden, dat de omstandigheid, dat h e t gras eenigen tijd op het land h a d liggen drogen om het tot hooi te maken, oorzaak v a n de ongunstige uitkomst was. Dit gaf aanleiding tot h e t onderzoek van gras, dat niet bij wijze v a n „ n o o d m a a t r e g e l " was ingekuild, m a a r waarvan reeds bij het m a a i e n was beslist, dat het op deze wijze zou worden geconserveerd. Hierover handelen de volgende proeven.

Tweede -proef. x) H e t gras v a n dezen hoop was in den herfst van

1924 direct na h e t maaien bijeengereden in een ondiepen, onbekleeden kuil en daarna was d e grond er zoo spoedig mogelijk op gebracht (ook de zijkanten werden m e t aarde toegedekt), zoodat de t e m p e r a t u u r in het c e n t r u m tot slechts 40° C. steeg. Bij h e t openen bleek de inhoud vrij sterk zuur en onaangenaam t e rieken.

D a a r het in de bedoeling lag in het bijzonder het gehalte a a n vita-mine C vast te stellen, werd voor deze en de eerstvolgende proeven een grondrantsoen gekozen, dat bestond uit haver en gedurende één uur in d e autoclaaf op 120° C. verhitte melk, een rantsoen w a a r a a n h e t vitamine C ontbreekt, m a a r dat overigens, dus aangevuld m e t een vitamine-C-bevattend bestanddeel, voor langen tijd voldoende moet worden geacht.

Bij drie dieren (C 23, C 19 en C 18) werd het grondrantsoen aan-gevuld m e t 12 à 20 Gr. ingekuild gras, bij de drie andere (C 16, C 17 en C 21) m e t 5 à 8 Gr. hooi. Bij de eerste drie volgde de dood na 18, 28 en 25 dagen, bij de laatste drie na 19, 21 en 38 dagen.

Derde proef. Ook dit gras werd in den herfst (October) gemaaid.

H e t h a d enkele weinige dagen op h e t land gelegen om t e verwelken, gelijk in de practijk dikwijls ook dan geschiedt, wanneer m e n maait m e t de bedoeling het gemaaide in te kuilen. D e hoop stond in een ondiepen, onbekleeden kuil; boven- en zijvlakken werden zorgvuldig m e t aarde afgedekt ; de t e m p e r a t u u r (gemeten in een in den hoop gelegde m e t a l e n buis) steeg tot 53° C.

Met dit materiaal hebben wij slechts één dier (C 25) k u n n e n voederen (12 Gr. per dag). H e t stierf na 20 dagen, evenals het contrôle-dier (C 24) (5 Gr. hooi per dag).

Vierde proef. H e t gras was in h e t voorjaar in een der vierkanten

der hooischuur opgetast, n a d a t het 1 à 3 dagen op h e t veld h a d liggen verwelken. Boven- en zijkanten werden zorgvuldig m e t aarde afgedekt. De t e m p e r a t u u r in h e t c e n t r u m der bovenste laag, die het eerst werd

1) De gewichtscurven, welke op deze en de volgende proeven b e t r e k k i n g hebben, zijn a c h t e r w e g e gelaten, uitgezonderd die van proef 6 ; alle curven h a d d e n vrijwel h e t beloop van C 91 en C 92 u i t fig. 2.

(7)

vervoederd, steeg tot 50° C. ; in de tweede laag, die vervolgens aan de beurt k w a m , werd maximaal 45° C. waargenomen. H e t ingekuilde gras der bovenste laag was „ z o e t " , dat der tweede laag rook hier en daar ietwat zuur.

Twee m e t dit materiaal gevoede dieren (C 79 en C 80) (15 Gr. per dag en p e r dier) leefden respectievelijk 34 en 31 dagen; de contrôle-dieren (C 78 en C 81) (8 Gr. hooi) hielden h e t respectievelijk 30 en 32 dagen uit 1) .

Vijfde proef. Herfstgras, ingekuild in een ondiepen, onbekleeden

kuil; de hoop was boven en a a n de zijden zorgvuldig m e t aarde afge-dekt. H e t materiaal was tamelijk n a t en beslist z u u r ; rook zelfs naar boterzuur.

D a a r de dieren bij de vorige proeven m e t groote regelmatigheid n a 3 à 4 weken aan scheurbuik stierven, werden v a n n u af geen contróle-dieren genomen.

Twee dieren (C 85 en C 87) ontvingen n a a s t h e t grondrantsoen elk 15 Gr. ingekuild gras. Zij stierven respectievelijk n a 23 en 20 dagen.

Zesde proef. T h a n s k w a m een in h e t voorjaar gemaakte kuil a a n

de b e u r t . H e t gras was steeds 's ochtends gemaaid en 's middags v a n denzelfden dag in een onbekleeden, ondiepen kuil gereden. Boven- en zijvlakken werden zorgvuldig m e t aarde toegedekt. D e m a x i m u m -t e m p e r a -t u r e n op verschillende hoog-ten in he-t c e n -t r u m w a r e n : 54°, 51° en 57° C. H e t verkregen product kon , , z o e t " worden genoemd.

C 91 en C 92 werden m e t dit materiaal gevoerd. Beide ontvingen 20 Gr. ingekuild gras per dag. D e dood volgde n a 24 en 25 dagen (fig. I I ) .

Zevende proef. W e d e r o m k w a m een kuil uit h e t voorjaar aan de

beurt. Deze maal was, in tegenstelling m e t alle voorafgaande proeven, geen gat in den grond gegraven; de t h a n s onderzochte hoop stond n.1. op den vlakken bodem. D e bovenvlakte werd m e t aarde b e d e k t ; de zijden bleven onbedekt. D e m a x i m u m t e m p e r a t u r e n in de m e e s t centraal gelegen gedeelten v a n den hoop op verschillende hoogten bedroegen 49° C. (boven) en 55° C. (onder). H e t produkt was zoet of zwak zuur.

Bij deze proef werd getracht de dieren grootere hoeveelheden inge-kuild grns t e doen opnemen, hetgeen veelal gelukte, door de melk uit de grondrantsoenen weg t e laten. H a v e r kregen de dieren, evenals bij de voorafgaande proeven, n a a r believen. Aldus gelukte h e t C 95 en C 96 respectievelijk 50 à 65 en 50 à 55 Gr. ingekuild gras per dag t e doen opnemen. Ook deze hoeveelheden konden den fatalen afloop niet verhoeden, want na 24 en 23 dagen t r a d de dood in.

Achtste proef. De „ k u i l h o o p " was in h e t voorjaar gemaakt. Ook

hier was een ondiep ( + 5 0 c.M.) gat in den grond gegraven.

Boven-1) Het grondrantsoen bevatte bij deze proef, behalve haver en autoclaaf melk, ook een weinig hooi.

(8)

en zijvlakken van den hoop waren zorgvuldig m e t aarde toegedekt ; m a x i m u m t e m p e r a t u r e n in het c e n t r u m 4 6 | ° C. (boven) en 47\° C. (onder). H e t ingekuilde gras bleek zoet of zwak zuur t e zijn.

W e d e r o m bevatte het grondrantsoen geen melk, waardoor het gelukte vier dieren (C 99, C 100, C 102 en C 103) respectievelijk 50 à 65, + 30, 60 en 50 à 60 Gr. ingekuild gras per dag t e doen opnemen. Ook t h a n s werd geen betere uitkomst verkregen, w a n t de dieren stierven respectievelijk na 24, 20, 24 en 26 dagen aan scheurbuik.

I n al deze gevallen konden wij door het klinisch onderzoek, door het onderzoek bij de lijkopening en vooral ook door het microscopisch onderzoek der been-kraakbeenverbindingen der ribben, de diagnose scheurbuik vaststellen.

H i e r m e d e hebben wij ons nog niet tevreden gesteld. Men zou n.1. k u n n e n denken, dat het ingekuilde gras door vergiftiging een ziekte zou veroorzaken, welke misschien het uiterlijk van scheurbuik zou vertoonen, m a a r d a n in het wezen der zaak toch wel iets geheel anders zou zijn.

Wij hebben daarom nog een aantal parallelproeven genomen, 'waarbij vitamine-C-houdend materiaal aan de rantsoenen m e t ingekuild gras werd toegevoegd, hetzij van af het begin (preventieve werking), hetzij pas n a d a t zich een hooge graad van scheurbuik had ontwikkeld (cura-tieve werking).

I n d e r d a a d bleek van een vergiftiging, in den zin als bovenbedoeld, geen sprake t e zijn, want alle ziekteverschijnselen bleven uit of ver-dwenen, wanneer een antiscorbuticum aan de rantsoenen m e t ingekuild gras werd toegevoegd, zooals uit het volgende blijkt.

Preventieve werking van sinaasappelsap en versch gras. Bij

ge-legenheid van de zesde proef werd bij wijze van controle een proef m e t twee, aan de eigenlijke proefdieren gelijkwaardige contrôle-dieren genomen (zie fig. 2). C 90 ontving hetzelfde rantsoen als C 91, C 93 hetzelfde als C 92, slechts m e t dit onderscheid, dat C 90 en C 93 daarenboven 5 c.c. sinaasappelsap per dag ontvingen. Uit de fig. blijkt, dat hierdoor een goede groei werd verzekerd, terwijl C 91 en G 92 aan scheurbuik bezweken.

E e n dergelijke preventieve werking k w a m ook bij de vijfde proef t o t uiting. C 89 (fig. 2) bleek namelijk goed t e groeien bij toevoeging van 2 Gr. versch gras per dag aan het grondrantsoen, d a t bestond uit haver, autoclaafmelk en 20 Gr. ingekuild gras.

Curatieve werking van sinaasappelsap (zie fig. 2). H e t dier C 83

uit de vijfde proef, dat door een rantsoen, bestaande uit haver, auto-claafmelk en 15 Gr. ingekuild gras snel in gewicht achteruitging, herstelde zich dadelijk, toen per dag 5 e.c. sinaasappelsap aan dit voedsel werd toegevoegd.

(9)

il

i

z6j

ZV/

ise

<tKvk »

A

\

V

9

t

1

ft-Ü/.

*-l

1

*v

zw

310 Z9Z <93. • V « W P5^

<f

\ 520 9J.

t

1

Fig. 2. Gewichtscurven.

C 83 Grondrantsoen + ingekuild gras. Bij T hetzelfde + 5 cc. sinaas-appelsap per dag.

C 89 G-rondrantsoen + ingekuild gras + 2 Gr. versch gras (van af den aanvang der proef).

C 91 Grondrantsoen -f- ingekuild gras ; C 90 (controle) hetzelfde + 5 c.c. sinaasappelsap per dag.

C 92 Grondrantsoen + ingekuild gras ; C 93 (contrôle) hetzelfde + 5 c.c. sinaasappelsap per dag.

*.

C 94 Grondrantsoen -f- ingekuild gras. Bij I hetzelfde + 5 c.c. sinaas-appelsap per dag.

C 97 Grondrantsoen + ingekuild gras. Bij hetzelfde + 5 c.c. sinaas-appelsap per dag.

(10)

Ook de zevende proef liet niets a a n duidelijkheid te wenschen over. C 94 en C 97, waarvoor een rantsoen, bestaande uit haver en 50 à 60 Gr. ingekuild gras (per dag), onvoldoende bleek te zijn, genazen snel, toen dagelijks 5 c c . sinaasappelsap aan. het voedsel werd toegevoegd.

Literatuur.

Uit de proeven blijkt dus, dat wij het vitamine C t o t n u toe niet m e t zekerheid in h e t ingekuilde gras hebben k u n n e n aantoonen.

Onderzoekingen v a n SCHEUNERT zijn daarentegen iets gunstiger

ver-loopen. Zoo kon SCHEUNERT X) in verschillende producten

(suiker-bietenbladeren, groene maïs, gras), ingekuild in silos, merkbare hoe-veelheden vitamine C aantoonen, zelfs indien door de proefdieren hoeveelheden werden gegeten, welke kleiner waren d a n die, welke door onze marmotjes in de zevende en a c h t s t e proef werden opge-nomen, m a a r blijkbaar grooter d a n die, welke bij onze eerste zes proeven werden verorberd. Kleine hoeveelheden ingekuild m a t e r i a a l waren ook bij SCHEUNERT'S proeven zonder uitwerking. W a a r o m SCHEUNERT'S experimenten iets anders d a n de onze verliepen, zou door verder onderzoek k u n n e n worden uitgemaakt ; misschien is de oorzaak gelegen in het feit, dat zijn materiaal uit echte silos afkomstig w a s .

E L L I S , STEENBOCK en H A R T 2) d a a r e n t e g e n vermeldden, in

overeen-s t e m m i n g m e t onze proeven, dat zij h e t onderhavige vitamine in drie verschillende monsters silo-maïs niet konden aantoonen. H e t moet evenwel gezegd worden, dat de dieren slechts 20 Gr. per d a g toe-gediend kregen, hetgeen niet zooveel is als datgene, w a t door SCHEU-NERT'S proefdieren en (in proef 7 en 8) door onze proefdieren werd gegeten.

E v e n e e n s ietwat verschillend zijn de indirecte proeven verloopen, waarbij m e n niet de silage zelf onderzocht, m a a r de melk, welke d e m e t silage gevoederde dieren produceerden.

H A R T , STEENBOCK en E L L I S 3) vonden, d a t de melk, door koeien

geproduceerd op een rantsoen, bestaande uit maïssilage, hooi en graan, niet opmerkelijk meer vitamine C bevatte d a n die, geproduceerd bij een voeding, uitsluitend m e t gedroogde bestanddeelen; de silagemelk was zeker veel armer aan vitamine C dan de melk van koeien, welke een gedeelte v a n den dag in de wei liepen. M e n heeft tegen deze proeven ingebracht, dat de maïs, die werd geënsileerd, dermate w a s uitgedroogd, dat bij het vullen v a n den silo water moest worden toegevoegd, hetgeen trouwens in d e practijk wel meer gebeurt. Voor

1) SCHEUNERT, Zeitsohr. f. T i e r z ü c h t u n g , B d . 8, 1937, biz. 349.

2) E L L I S , STEENBOCK en H A R T , J o u r n . biol. ehem., B d . 46, 1921, biz. 367. 3) H A R T , STEENBOCK e n ELLIS, J o u r n . biol. ehem., B d . 42, 1920, biz. 383.

(11)

HAKT 1) is dit blijkbaar niet een steekhoudend a r g u m e n t , w a n t nog in

1925 verklaarde hij, dat geënsileerde maïs geen vitamine C bevat. E e n veel gunstiger uitkomst leverden de proeven van OLSON en COPELAND -) op, die de, melk van t w e e verschillende beslagen vee onderzochten. Beide beslagen ontvingen leguminosenhooi en een g r a a n m e n g s e l ; h e t ééne bovendien nog maïssil'age. Marmotjes, welke

de silage-melk ontvingen, bleven gezond, indien zij 20 c c . of m é é r per dag en per dier ontvingen. Zelfs 15 c c . was in één geval voldoende, in een ander geval daarentegen onvoldoende. D e melk van de andere groep kon, in een hoeveelheid v a n 15, 20, 30 en 45 c c . toegediend, de dieren niet voor scheurbuik behoeden; één der marmotjes, die 60 c c . ontving, bleef evenwel gezond. D e schrijvers m e e n e n uit deze proef te mogen besluiten, dat maïssilage, gevoederd a a n melkkoeien, de antiscorbutische werking der geproduceerde melk aanzienlijk doet t o e n e m e n . O. i. is de opzet der proef voor kritiek vatbaar, o m d a t de silagevoedering niet de éénige factor was, die bij de koeien der twee groepen verschilde. Zoo was h e t hooi van verschillende herkomst, het graanmengsel eveneens en dit bevatte bovendien niet dezelfde bestanddeelen. E n bovenal k a n worden aangevoerd, dat de koeien v a n een verschillend ras w a r e n ; de silagegroep bestond uit Friesche, de andere groep uit Jersey-koeien.

Tenslotte de proeven v a n K I E F E R L E , ZEILER en H O C H 3) . D e z e

onderzoekers k w a m e n t o t de slotsom, dat .melk, geproduceerd bij voedering m e t in silos geconserveerd gras en dito maïs, iets meer vitamine C bevat d a n melk, geproduceerd bij voedering m e t hooi (grondrantsoen gelijk) ; v a n een opmerkelijk verschil was evenwel geen sprake.

Bespreking.

Tot n u toe hebben wij h e t vitamine C in h e t ingekuilde gras niet m e t zekerheid k u n n e n aantoonen. De hoeveelheden, die p e r dag door de proefdieren (marmotjes) werden gegeten, bedroegen bij de eerste zes proeven 12 tot 20 Gr., bij de laatste twee proeven (bij gewijzigde techniek) 50 t o t 65 Gr. (met één uitzondering).

Hieruit volgt, dat het op de ten onzent gebruikelijke wijzen ingekuilde

gras arm is aan vitamine C. Of deze armoede steeds en bij elke wijze

van inkuilen zóó groot is, dat het vitamine op de beschreven wijze niet kan worden aangetoond, k a n op grond van deze proeven natuurlijk niet m e t zekerheid worden gezegd. N e e m t m e n in aanmerking, dat door anderen, in het bijzonder door SCHEÜNERT, i n geënsileerd (in silos) materiaal dit vitamine wèl werd gevonden, zij h e t ook niet in groote

1) H A R T , H o a r d ' s D a i r y m a n , B d . 70, 1925, biz. 370.

2) OLSON er, COPELAND, J o u r n . D a i r y So., B d . 7, 1924, biz. 370.

(12)

hoeveelheid, clnn m a g het niet onmogelijk worden geacht, dat bij voortzetting van het onderzoek ook door ons in een grooter of kleiner aantal gevallen een positieve uitkomst zou worden verkregen. E e n m a a l m e e n e n wij daarvoor zelfs een kleine aanwijzing te hebben gezien.

Hoe het ook zij, het staat na dit onderzoek wel vast, dat het inge-kuilde gras arm is aan vitamine C en in dit opzicht zeer ver bij het versehe gras t e n achter staat, omdat een hoeveelheid van één G r a m versch gras per dag voldoende is om marmotjes voor scheurbuik t e behoeden. Hieruit volgt dus, dat het in het versehe gras in zoo

rijkelijke hoeveelheden voorkomende vitamine C bij het inkuilen voor verreweg het grootste deel verloren gaat.

E n k e l e opmerkingen in onze landbouwbladen hebben het noodig gemaakt, hieraan uitdrukkelijk toe te voegen, dat deze conclusies niet voor de andere vitaminen behoeven te gelden; m e n bedenke hierbij, dat deze andere minder labiel zijn t e n opzichte van t e m p e r a t u u r s -verhooging en zuurstofinwerking dan het vitamine C.

Über das Vitamin C im ensilierten Gras.

(Zusammenfassung).

Acht verschiedene Sorten ensiliertes Gras w u r d e n auf ihren Gehalt an V i t a m i n C geprüft.

D a s Gras wurde m i t einer einzigen A u s n a h m e in (unbekleideten) E r d g r u b e n konserviert. Nur einmal fand die Konservierung in einem auf flachem Boden stehenden Haufen, dessen obere Fläche mit E r d e abgedeckt worden war, s t a t t . Das erhaltene Material h a t t e entweder den Typus des Süszfutters oder den des Sauerfutters.

Die Versuchstiere (Meerschweinehen) fraszen in den ersten sechs Versuchen 12 bis 20 g, in den letzten zwei Versuchen 50 bis 65 g ensiliertes Gras pro Tag und pro Tier. E s zeigte sich, dasz die Tiere fast ohne Ausnahme nach drei bis vier W o c h e n an Skorbut starben.

Das holländische ensilierte Gras ist also arm an Vitamin C.

F r ü h e r h a b e n wir zeigen können, dasz das frische Gras sehr reich an Vitamin C ist. Bei der Silagebereitung geht also weitaus der gröszte

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik ben toen wat meer gaan rond- kijken, ging ook de vallei in en vond daar een beek die nog kronkelde en heel proper water had en zo’n smal begeleidend boske met veel soorten die

Met onder andere belangenvertegenwoordigers maken we één programma waarin alle opgaven en kansen in samenhang zijn meegenomen en alle belangen zorgvuldig meegewogen..

The risk allele predicted higher transcriptional levels of PCDH17 mRNA in postmortem brain samples, which is consistent with increased gene expression in patients with bipolar

Risicobeheersing behelst de structurele aandacht voor (on)veiligheid, het voorkomen en terugdringen van onveilige situaties en de zorg voor het zoveel mogelijk beperken

Overeenkomstig de norm voor het voederverbruik van 6.3 kg por dag en een gemiddeld aantal weidedagen van + 140, betekent dit dat ge- middeld 3 koeien per ha vetgeweid kunnen

None of the systems is clear about the actual place of these “non-health” objectives, but they allow the minister (Belgium, France and the Netherlands) or the drug expert

Bewijsstukken : voor eensluidend verklaarde kopie van diploma, brevet of attest toe te

iii) Het heeft de aandacht gevestigd op participatie. Participatie en participerende ontwikkeling, participerende democratie e.d., werden ‘hoera woorden’. Met deze kwalificatie