• No results found

Drainage van een dik, homogeen doorlatend grondpakket door middel van diepe putten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Drainage van een dik, homogeen doorlatend grondpakket door middel van diepe putten"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NOTA 575 30 oktober 1970 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

ALTERM., .

Wageningen Universiteit & Research centJ Omgevingswetenschappen Centrum Water & Klimnat Team Integraal Woterhrdreer

DRAINAGE VAN EEN DIK, HOMOGEEN DOORLATEND GRONDPAKKET DOOR MIDDEL VAN DIEPE PUTTEN

dr. L.F. Ernst

Nota's van het Instituut Z1Jn in principe interne connnunicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onder-zoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor ve~spreiaing buiten het Instituut in aanmerking.

(2)

I N H 0 U D

Blz.

1 • INLEIDING 1

2. STATIONAIRE AFPOMPINGSTRECHTERS DOOR CONSTANT PO~WEN 2

3. TRECHTER ONT\HKKELING TENGEVOLGE VAN KORTE POMPPERIODES 4

!1. DE TRECHTERVORM BIJ EEN VARIABEL POMPDEBIET 5

(3)

1. INLEIDING

ALTER

RA,

Wageningen Universiteit & Research cent· Omgevingswelenschappen Centrum Water & Klimaat Team Integraal Watar!w'•

In Nederland is het gemiddelde neerslagoverschot zo groot dat een verwaarlozing van de drainage door greppels, (lloten, beken enz. bij praktische toepassingen in het algemeen niet aanvaardbaar is. Er zijn .echter .andere klimatologische en geo-hydrologische omstandigheden

denk-baar, waarbij het veel zin heeft a priori te veronderstellen dat de drainage uitsluitend plaats heeft door diepe putten. Ten behoeve van een berekening van de grondwaterstand in zijn afhankelijkheid van plaats en tijd, kan de waterbalans in een differentiaalvergelijking worden uitgedrukt. Hordt de grondtmterafvoer naar oppervlakkige drains verlfaarloosd .en bovendien verondersteld, dat er een radiale synunetrie is (dus h alleen afhankelijk van r en t), dan volgt:

2 kD(ll + 2 ar

1 ah)

=

r ar P(t) + E(t)

aw

d + __ r_

at

( 1 )

kD

=

geleidend vermogen van het homogeen doorlatende grove pakket voor horizontale grondtvaterstromingen;.

h = stijghoogte van grondvrater ~ freatisch niveau;

r = afstand tot diepe (verticale) put of tot centrum van een concen-tratie van diepe putten;

t = tijd;

~

=

bergingscoëfficiënt; P = neerslag;

E

=

verdamping;

Hrd = berging van water vanaf maaiveld tot onderkant van de wortel-zone ( rd = root depth) .

De laatste drie termen van (1) geven tezamen de stroomsterkte door de onderkant van de lfortelzone. Het neerslagoverschot N(t) kan per definitie hieraan worden gelijk gesteld:

(4)

N(t)

=

P(t) - E(t) (2) Formule ( 1 ) kan dus ook 1n de volgende kortere vorm 1mrden

ge-sch:ceven:

2

kD(U +

.1.

ah)

ar2 r ar = 11 ah - N( at t)

2. STATIONAIRE AFPOMPINGSTRECHTERS DOOR CONSTANT POMPEN

(3)

Indien de wateronttrekking door de diepe putten met constante in-tensiteit plaats vindt, dan mag met goede benadering worden verouder.:. steld, dat de grond1<aterspiegel binnen R een constante trechtervorm heeft (ERNST, 1967, 1970) of deze vorm in een zekere aanlooptijd zal benaderen en dat de tijdsafhankelijke variaties van de grondwaterspie-gel vooral bepaald worden door de bergingacoëfficiënt 11 en de af1·Tij-kingen van het neerslagoverschot ten opzichte van een langjarig gemid-delde

N.

De gezochte oplossing kan nu 1mrden vervangen door de volgende

son:

h(r, t) = h'(t) + h"(r)

ah'

11 -

=

N(t) - N

at

Uit

(5)

volgt onmiddellijk:

t

h1( t ) - h'(O)

=

~

f{N(t)-

N}

dt

0

De oplossing van

(6)

hangt af van het constante debiet Q ,

0

d.e put (r ->- 0)1<ordt onttrokken. Door de verwaarlozing van de

(4)

(5)

(6)

(7)

dat aan afvoer door oppervlakkige drains, is het nodig te veronderstellen, dat de be-trokken put door een zeker cirl(elvormig gebied met straal R wordt ge-·roed, waarbij R zo groot is, dat geldt:

(5)

2-11R N

=

Q

0 (8)

De buitenrand R ;rordt ondoorlatend verondersteld. Daar buiten

lig-. . . *)

gen weer andere c1rkelvorm1ge gebleden d1e met zwakke overlapplugen het gehele beschikbare gebied dienen te overdekken, waar op deze manier de drainage plaats vindt,

Als oplossing van

(6)

volgt nu voor een volkomen put:

h"(r) - h"(R)

Q R2 2

=

_o_{ _

_::__.r_ +

411kD R2

(9)

Door

(7)

en

(9)

is de oplossing nog niet geheel vastgelegd, daar h' (0) + h"(R) een nader te bepalen constante voorstelt. Een vast peil in de put kan niet als voorwaarde ;rorden gesteld bij gebruik van deze formules, daar

(7)

een gelijkmatige fluctuatie over het gehele gebied voorstelt. Voor een gegeven periode mag men ;rel een zeker gemiddeld peil in de put aannemen en vervolgens met behulp van (7) en (9) de bij-beborende 1raarde h' (0) + h"(R) berekenen.

Indien vanaf t

=

0 met een constante intensiteit ;rordt gepompt, maar formule (9) zou niet onmiddellijk geldig zijn ;regens een ;rille-keurige horizontale begintoestand, dan zal voor grote ;raarden van t deze formule 1rel met goede benadering geldig >rorden en daarbij voor h11

(R) een zodanige >raarde behoren, dat het gemiddelde niveau van de trechter volgens ( 9) gelijk wordt aan nul. Dan >rordt immers voldaan aan de voonraarde dat de bergingaverandering volgens ( 7) en geen berginga-verandering volgens

(9)

gelijk kan >rorden gesteld aan het verschil van het ingevoerde neerslagoverschot en het uitgevoerde pompdebiet.

waaruit volgt : Q R + 0

f

411kD 0 R2 2 2 211r {=.:__-~r- + ln ( _Rr) ) dr ·· 0 R2 h"(R) - 811kD

-~

( 10) ( 11 )

*)B. . lJVoorbee ld door plaats1ng volgenseen rooster van geliJkzijdige driehoeken . ' met een (kortste) afstand tussen de middelpunten

a =

R~21f//3 ~

1,9 R

(6)

3. TRECHTER ONTWIKKELING TENGEVOLGE

VAN

KORTE POMPPERIODES

Wordt slechts gedurende zeer korte periodes van dreigende water-overlast gepompt,dan mag worden aangenomen dat er een horizontale grond-waterspiegel is als begintoestand en dat in een pakket van homogene doorlatendheid de afpompingatrechter zich ont>rikkelt overeenkomstig de formule van Theis (TODD,

1959).

Zijn meerdere putten op relatief korte afstand van elkaar (kleine R) tegelijkertijd in werking gesteld, dan is het beter de volgende formule (MUSKAT,

1934, 1937)

te gebruiken:

2 .kDt - C l -n 11R2 Qo 3 r 1(r)2 h = - . - - + log -21TkD 4 R 2 R n=1 Q

0

=

constante wateronttrekking vanaf het tijdstip t

=

0; J = Bessel-functie van de orde nul;

0

an

=

volgt uit J

1(an) = 0;

a

1 = eerste positieve wortel;

a

2 = tweede positieve wortel enz.

Formule (12) is in fig. I grafisch afgebeeld en daaruit blijkt, dat voor r

=

kDt/11R2 < 0,1 de formule van Theis met zeer goede bena-dering geldig is, terwijl voor r > 0,3 er een eenparig dalende trech-ter is van constante vorm. Bovendien laat deze figuur zien, dat de logarithmische vorm van de trechter (ah

=

log br) alleen voor een be-trekkelijk klein binnengebied opgaat.

Het verloop van de grondwaterstand volgens formule ( 12) is voor enkele bijzondere waarden van r/R nogmaals afgebeeld in fig. 2. In deze figuur is zeer goed af te lezen met welk een goede benadering voor de buitenrand bij .r > 0,3 de volgende lineaire formule geldt:

h(R)

( 13)

Wil men >reten aan welke voorwaarden een stelsel diepe putten moet voldoen om ne een pompduur ót minstens een grondwaterstandsdaling óh . ·., . te verkrijgen (dus aan de rand van het gebied voor r = R), dan heeft

(7)

het zin formule (13) op de volgende manier te herschrijven en daarmee de voor~aarde te geven ~aaraan het debiet Q van elke put moet

vol-o doen:

Q >

0 ( 14)

Evenals formule ( 13) is· ( 14) ·niet bruikbaar bij kleine ~aarden

van T. In de praktijk zal mert daar ook geen toepassing verlangen '~egens

de ongunstige verhouding van de verkregen grondwaterstandsdaling langs de bu:Î.tertrand en de hoe.veelheid opgepompt water. Voor T = 0,3 is deze

verhouding nog niet meer dan 59

%

van de meest gunstige waarde, welke benaderd wordt voor T + oo (zie verhouding cot (3/cot a in fig. 2). Zeer

grote waarden van T zullen in de praktijk ook niet worden gebruikt we-ge~s de daarbij behorende kleine waarden van R.

4.

DE TRECHTERVORM BIJ EEN VARIABEL POMPDEBIET

Het verloop van de grondwaterstand te berekenen bij gecompliceerde variatie in het.pompdebiet kan aileen gebeuren met minder eenvoudige formules dan te voren werden gebruikt. Voorgaande formules blijven· echter zeer goed bruikbaar, indien men zich beperkt tot onttrekkinga-programma's bestaande uit intervallen van willekeurige maar niet te· korte duur (bij ·voorkeur T > 0, 3) met voor het debiet in elk van deze perioden een constante waarde. Een dergelijke bedrijfsvoering kan bij-voorbeeld bestaan uit een meer of minder sterke vlateronttrekking gedu-rende het regenseizoen of bij wateroverlast en geen of een zeer matige wateronttrekking in de rest van het jaar.

Als voorbeeld kan worden genomen een wateronttrekking Q over de

n

natte periode Tn en een wateronttrekking Qd ov~r de rest van het jaar Td, waarna alles zich. periodiek· herhaalt; ··Daar er geen afvoer is ''door oppervlakkige drains,· .moet hiervoor gelden: ·'

•. i .

(15)

met T + Td = T. = 365 dagen

n J ( 16)

(8)

De grootte van de grondwaterstandsdaling is te vinden door de op-lossing uit twee delen samen te stellen, te weten een stationair deel met Q'

=

TIR2

N

en een niet-stationair deel met afwisselend

Q"

=

n

Voor

2- .

2-Qn- TIR N > 0 (discharge well) en Q~ = Qd- TIR N < 0 (recharge well). de eerste deeloplossing kan onmiddellijk formule

(9)

worden

ge-bruikt. Voor de tweede deeloplossing dient men een aantal oplossingen overeenkomstig formule

(12)

te sommeren.

Voor een berekening van de grondwaterstandsverlaging op de rand van een van de cirkelvormige voedingsgebieden, die ook hier •·reer aan elk van de pompputten worden toegekend, kan eveneens formule

(12)

worden gebruikt, maar ook de grafische voorstelling getoond in fig. 2 of de ITat minder nauwkeurige formule

(13).

Vari fig.· 2 is gebruik gemaaRt om voor twee nader te omschrijven gevallen ·het grondwaterstandsverloop weer te geven, zoals dat tenge.vol-ge van Q" aan de buitenrand van het tenge.vol-gebied (r = 'R) zal ontstaan ..

. 1 .

Voor be1de gevallen geldt: Tn =

3

Jaar 2 . Td =

3

Jaar

Voor meerdere duidelijkheid is in fig. 3 nog aangegeven,hoe het werkelijke verloop van Q in verschillende termen kan worden ontleed.

0

In de onderste helft van deze figuur is duidelijk te zien dat de tweede deeloplossing kan worden gevormd door optelling van een aantal malen de rechterzijde van formule

(12)

telkens met Q -waarden en

tijdsversehui-a

vingen, welke onmiddellijk uit deze figuur kunnen worden afgelezen. Fig. 4 geeft de invloed van Q" op de grondwaterstand aan de buiten-rand van een relatief klein gebied, waarbij T·

=

kDT./pR2

=

3. Aan het

J J

einde van het vorige hoofdstuk werd reeds opgemerkt dat bij (T - T )

-o

waarden kleiner dan 0,3 nog geen redelijke grondwaterstandsverlaging aan de buitenrand van het gebied is ontstaan. Om een voldoend drainage-effect te bereiken door middel van diepe putten, zal men in het algemeen dus geen klárere R-waarden kunnen nemen dan hiermee overeen komt.

'Fig. 5 geeft het resultaat bij genoemde grenswaarde:

2

T

=

kDT./pR = 0,3. Aan de buitenrand wordt

it1

dit geval het grootste

J

effect bereikt (zie laagste punten van de golflijn) in het midden van de periode dat er het minste wordt gepompt. Bij jaarlijkse fluctuaties wordt een dergelijke sterke naijling echter zelfs bij relatief kleine kD-waarden slechts bereikt bij vrij grote putafstanden. Bijvoorbeeld

(9)

als kD = R = 1900

2

300 m

/dag, T.=

365

J

m, wat dus neerkomt

dagen, ~

=

0,1 en 'j

=

0,3 dan volgt op putafstanden van 3500 m of meer.

Tenslotte moet nog worden opgemerkt, dat aan de uitkomsten voor de aanlooptijd (duur

~ ~R

2

/SkD),

hoewel hiermee enige indruk wordt

verkregen omtrent de instelsnelheid of de uitdemping van evenwichts-verstoringen, nie..t al te veel betekenis. moet worden gehecht. De moeilijk-heid, die in vele praktijk gevallen aanwezig is, namelijk dat er over de oorspronkelijke drainagetoestand weinig of niets is bekend, is in de voorgaande behandeling ontweken door enkele veronderstellingen in te voeren, die een zo eenvoudig mogelijke berekening toelaten. Er is aan-genomen dat de oorspronkelijke toestand ver terug ligt en dat voor T

0

reeds voldoende lang met een constante intensiteit

Q

is gepompt 0

(zie 2e grafiek van fig. 3) om de invloed· daarvan te doen verdwijnen. Dit houdt dus in dat op de tijd t de grondwaterspiegel een trechter-a . vorm vertoont overeenkomstig formule (9) dus een stationaire toestand -en dat betrekkelijke korte tijd daarna over het gehele gebied de ge-vraagde periodieke beweging reeds zeer dicht wordt benaderd.

LITERATUUR

ERNST, L.F. Wateronttrekking door diepe putten,I.C.W.-Nota 353, IS juni 1967.

Analysis of groundwater flow to deep wells in areas with a non-linear drainage function (in druk: Journat of Hydrology, 197è). MUSKAT, M, The flow of compressible fluids through porous media and

some problems in heat conduction.Physics, 5, 1934, 71-94. The flow of homogeneaus fluids through porous media. Me Graw-Hill Book Co, New York, 1937.

TODD, D.K. Groundwater hydrology, Wiley, New York, 1950.

(10)

0.0001

r--1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10

l

2Trk0h Q 0.001 1: =0.0003 0.001 0.003 0.01 0.03 0.1 0.3 0.5 1.0 1.5 2.0 0.01 1: = kOt )JR2 0.1 - R r h = grondwaterstandsdaling 1.0 --fig.1

(11)

.; 0,5 -0,5 -1 -1,5

1

..

0.2 0,4

.r.o,3

R 0,6 fig. 2 ----<~ t=~ ILR2 0,8

(12)

fig.3 1°deeloplosslng --,

1

---,----,~---Öo :---~36~6~d~a~g~e~n~---~ nR2N I 2°deeloplosslng Q"(t)

de randvoorwaarde Q"(t) kan worden vervangen door de som van de volgende randvoorwaarden, waarmee onmiddelljke toepassing van for-mule (11) mogeliJk wordt.

!On"

to

to +Tn

(13)

2-n:kDh(R)

o:..

-10 n 5

o:..o ..

~ n

a·-o ·

~ n 0

I

I I z . -~ ' ...< - ' t .3T. """' --- """" ....

---

-~

..

_ . /

...

o,

,

J t" ...

---5

-1p

-1,5 1 Tn = 3Ti 2 Td = 3Tj kOT, 'tj =--J =3 v.R2

--...

...

...

·--o~-o; fig.4

a ':.a ..

~ n .· o~-od· a~-ad·

(14)

2ttkDh(R) a~· 1 0,5 O"...Q .. ä n ? / fig.5

a;;

-On"

o.;-o,.;·

I

to to•T~ / télj ~/ t0+21j ___...,// _ ___...-/ I ~ / t I ;' I ~ 0~ ~ <, ~ <, :=:::::;;;:: <.._ -0,5 -1 -1,5 Tn =tTj Td

=tlj

~--kDlj -~ r 1>R2 -10 On" .Q~-Od" 0"-Q. n d

o:.o.

n d

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onderling vertrouwen behoeft aandacht, gegeven het feit dat steeds meer burgers zich zorgen maken over de toekomst van zorg en hulp in Nederland.. De RVS neemt in De Zorgagenda

Opvoeding, en in die besonder die onderwysdoelstellings, is ook gerig op die beroepsvolwassenheid van leerlinge. Die mate van volwassenheid wat hulle bereik het,

De in deze evaluatie gepresenteerde bevindingen bevestigen ook dat het structureel verbinden van waterveiligheidsopgaven met ruimtelijke opgaven in een gebied alleen mogelijk is

1. Gem i Achillea millefolium Aethusa cynapium Agropyron repens Agrostis stolonifera Ânagallis arvensis Apera spica-venti Aphanes arvensis Atriplex patula Avena fatua 8 Mei

Gewenst resultaat De schoenconsulent/ondernemer weet of hij klant van schoenen kan voorzien, of de klant een voetonderzoek nodig heeft of dat hij de klant moet adviseren naar

Indien na de facetinfiltratie duidelijk is dat de rug- of nekpijn effectief afkomstig is van de facetgewrichten en de cortisone-oplossing slechts een tijdelijk of geen

De Informacie van 1514 schetst het beeld van een omvangrijke publieke schuld die door een groot deel van de publieke sector werd gedragen; deze werd, voor zover wij kunnen

Mensen die naar de dagopvang van het woonzorgcentrum komen, hebben vaak al zware problemen en moeten bovendien op een goede manier kunnen omgaan met de combinatie thuis wonen