• No results found

Superhelden versus superschurken : een inhoudsanalyse van de mate van dodelijk geweld in superheldenfilms

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Superhelden versus superschurken : een inhoudsanalyse van de mate van dodelijk geweld in superheldenfilms"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2

Superhelden versus Superschurken:

Een inhoudsanalyse van de mate van dodelijk geweld in superheldenfilms.

Bachelor Thesis

Auteur: Marieke Walet Studentennummer: 10745408 Begeleider: J. Lemmens

Datum: 6 juni 2016

Universiteit: Universiteit van Amsterdam

Faculteit: Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Studie: Communicatiewetenschap

(2)

2

Abstract

Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatieve inhoudsanalyse van dodelijk geweld in

superheldenfilms. In het bijzonder zijn de verschillen in dodelijk geweld tussen superhelden en superschurken onderzocht. Hierbij is er gefocust op het aantal moorden dat zij plegen, de

verschillende slachtoffers die zij maken en de verschillende moordwapens die zij gebruiken. Tot slot is er onderzocht of de mate van dodelijk geweld in superheldenfilms toeneemt door de jaren heen. De steekproef voor dit onderzoek bestaat uit 94 Amerikaanse superheldenfilms. De resultaten tonen aan dat er grote verschillen bestaan in het dodelijk geweld van superhelden en superschurken. Superhelden plegen meer dodelijk geweld dan superschurken. Hoewel de gevonden hoeveelheid dodelijk geweld van superhelden zorgelijk lijkt, zijn de daden van superhelden zijn wel moreel gegrond. Superhelden doden vooral de slechte personages, die op hun beurt veelal burgerslachtoffers maken. De gevonden toename in dodelijk geweld in PG-13-rated films baren daarentegen wel grote zorgen.

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

Theoretisch Kader ... 6

Superheld versus Superschurk ... 6

Slachtoffers van Superhelden en Superschurken ... 7

Verandering binnen Superheldenfilms ... 8

Wapengebruik ... 9 Methode ... 10 Steekproef ... 10 Procedure ... 11 Pretest ... 12 Metingen ... 13 Resultaten ... 14

Hoeveelheid Dodelijk Geweld in Superheldenfilms ... 15

Dodelijk Geweld van Superhelden en Superschurken ... 17

Slachtoffers van Superhelden en Superschurken ... 18

Toename in Dodelijk Geweld in Superheldenfilms ... 19

Wapengebruik van Superhelden en Superschurken ... 20

Discussie ... 22

Conclusie ... 25

Literatuurlijst ... 26

Appendix A ... 34

(4)

4

Inleiding

Films worden steeds gewelddadiger. Niet alleen is de mate van getoond fysiek geweld enorm toegenomen, ook lijkt de ernst van het geweld steeds groter te worden (Bushman, Jamieson, Weitz & Romer, 2013). De ernst van fysiek geweld kan variëren van kleine mishandelingen tot moord. Een belangrijk discussiepunt hierbij, is dat de regels voor het toegestane geweld

vervagen. De leeftijdsrating die aan films worden toegewezen komen namelijk steeds dichter bij elkaar te liggen (Bushman et al., 2013). Met leeftijdsratings worden de ‘Motion Picture

Association of America’ ratings (MPAA-ratings) en de Kijkwijzer-ratings bedoelt. Bushman en collega’s (2013) hebben aangetoond dat PG-13-rated films (13+ jaar) sinds 2009 evenveel geweld bevatten als R-rated films (16+ jaar). De vraag is of deze verschuiving in leeftijdsratings ook geldt voor superheldenfilms. The Wolverine (2013) kreeg bijvoorbeeld een PG-13-rating toegewezen voor de ‘theatrical cut’, ook wel de bioscoopversie. Echter, sloot de mate van geweld in de ‘director’s cut’, zoals de regisseur de film had willen hebben, beter aan bij een R-rating. Volgens IMDb (z.d.) worden er in deze versie veel bloederige details van moorden getoond: wapens die lichamen doorboren, pijlen die door hoofden worden geschoten en ledematen die worden afgehakt. Daarom is de film aangepast voor de toewijzing van een PG-13-rating. Mogelijk ook om het feit dat PG-13-films een breder publiek bereiken en meer winst opleveren dan een R-rated film (Salgado, 1989). Het succes van de R-rated film Deadpool (2016) heeft echter aangetoond dat niet alleen PG-13-rated films een hoge omzet halen. De opbrengst van het openingsweekend in de Verenigde Staten bedroeg maar liefst 132,5 miljoen dollar; een

openingsrecord voor deze leeftijdscategorie. Deze hoge opbrengst heeft gevolgen voor toekomstige Amerikaanse superheldenfilms. Zo krijgt de komende Wolverine-film Untitled

Wolverine Sequel (2017) ook een R-rating. Bovendien krijgt Batman vs Superman: Dawn of Justice (2016) een R-rated versie op Blu-Ray, terwijl de bioscoopversie een PG-13-rating kreeg

(Filmratings, z.d.). Gezien het succes van R-rated superheldenfilms lijkt het aannemelijk dat dit populaire genre de komende jaren meer moorden zal gaan bevatten.

Superheldenfilms zijn verfilmingen van comics en andere media waarin superhelden centraal staan (Gray II & Kaklamanidou, 2011). Superhelden worden gedefinieerd als heroïsche personages die over buitengewone capaciteiten, geavanceerde technologieën, of hoogontwikkelde fysieke, mentale of verborgen vaardigheden beschikken. Deze eigenschappen passen zij toe in hun onbaatzuchtige en pro-sociale missie om het kwaad te bestrijden en onschuldigen te

(5)

5

beschermen (Coogan, 2009; Klapp, 1954; Southgate, 2015). Superschurken ondernemen daarentegen immorele acties als gevolg van een kwaadaardige wil en puur uit eigenbelang, die regelmatig resulteren in moord (Coogan, 2009; Southgate, 2015). Binnen superschurken kan er onderscheid worden gemaakt tussen twee typen superschurken: superschurken die dezelfde herkomst hebben als de superheld maar een alternatief pad hebben gekozen, waardoor zij zich tegen de superheld hebben gekeerd en superschurken die van nature tegenpolen zijn van datgene waar de superheld voor staat (Burke, 2012; Gordon, Jancovich & McAllister, 2010; Klapp, 1954). Het is de vraag in hoeverre superschurken daadwerkelijk tegenpolen zijn van superhelden wat betreft hun moordacties.

Uit eerdere studies is gebleken dat geweld in films grote invloed kan hebben op het publiek (Anderson et al., 2003; Bandura, 1986; Boyatzis, 1997; Bushman & Anderson, 2015; Huesmann & Miller, 1994; Huesmann, & Taylor, 2006). Blootstelling aan mediageweld kan attitudes ten aanzien van geweld of agressie doen versoepelen. Bovendien kan mediageweld resulteren in gewelddadige gedachtes, gewelddadige emoties en zelfs gewelddadig gedrag. Volgens de social-learning theory van Bandura (1986) leren jongeren van waargenomen gewelddadig gedrag van rolmodellen en van de consequenties van dat gedrag. Jongeren identificeren zich met rolmodellen, omdat zij bepaalde attituden, gedragingen, doelen of

verlangens delen (Gibson, 2004). Gezien het feit dat superhelden rolmodellen zijn (Wilson et al., 2002) en superheldenfilms populair zijn onder jongeren (Martin, 2007), is het waarschijnlijk dat jongeren zich identificeren met superhelden, waardoor hun gedrag ook eerder overgenomen zal worden. Daarom is het van belang om het gewelddadige gedrag van superhelden te analyseren. In het bijzonder zal gekeken worden naar de meest extreme vorm van geweld: dodelijk geweld.

Hoewel superheldenfilms populair en gewelddadig zijn, zijn er relatief weinig inhoudsanalyses uitgevoerd naar het verschil in dodelijk geweld van superhelden en superschurken. Daarom zullen er in het huidige onderzoek 93 superheldenfilms aan een

inhoudsanalyse onderworpen worden, waarin het dodelijk geweld van superhelden wordt afgezet tegen dat van superschurken. Uiteindelijk zal er een overzicht ontstaan van de verschillen tussen superhelden en superschurken en de eventuele verschoven geweldsgrenzen binnen

superheldenfilms, waarmee de volgende hoofdvraag beantwoord zal worden:

RQ: Zijn er verschillen waarneembaar in de mate van dodelijk geweld tussen superhelden en superschurken in superheldenfilms?

(6)

6

Theoretisch Kader Superheld versus Superschurk

Het is een gegeven dat zowel superschurken als superhelden fysiek geweld plegen (Cox, Garrett, & Graham, 2005; Ryan & Hoerrner, 2004; Southgate, 2015). Fysiek geweld is het toebrengen van verwondingen of fysiek letsel aan andere wezens en kan variëren van kleine mishandelingen tot moord (Anderson et al., 2003; Bushman et al., 2013; Huesmann & Taylor, 2006). Het huidige onderzoek richt zich op de meest extreme vorm van fysiek geweld, namelijk dodelijk geweld: een agressieve actie met de dood als gevolg. Aangezien dodelijk geweld de meest extreme vorm van geweld is, brengt dit wellicht ook de grootste consequenties met zich mee. Daarbij is het principe dat superhelden moorden plegen wellicht problematisch, gezien het feit verschillende

onderzoekers hebben aangetoond dat superhelden als rolmodellen worden beschouwd

(Huesmann, Moise-Titus, Podolski & Eron, 2003; Wilson et al., 2002; Zehnder & Calvert, 2004). Volgens de ‘social-learning theory’ van Bandura (1986) leidt gewelddadig gedrag van

rolmodellen op korte termijn tot meer agressie en versoepeling van de attituden ten aanzien van geweld. Op lange termijn kan blootstelling aan mediageweld zelfs resulteren in sociale

leereffecten, waarbij het gedrag van superhelden overgenomen wordt.

Hoewel de helden van superheldenfilms waarschijnlijk het gedrag van kijkers zullen beïnvloeden, is er nog geen onderzoek gedaan naar de mate van dodelijk geweld van superhelden en superschurken in superheldenfilms. Wel zijn er enkele inhoudsanalyses uitgevoerd die

verschillen in gewelddadig gedrag van helden en schurken aantonen. Yokota en Thompson (2000) bestudeerden bijvoorbeeld de hoeveelheid geweld in 74 G-rated animatiefilms en

concludeerden dat zowel schurken als helden gewelddadige handelingen verrichten. In 99% van de geanalyseerde films paste de held geweld toe om het conflict met de schurk op te lossen. Hieruit blijkt dat zowel helden als schurken in vrijwel alle G-rated animatiefilms gewelddadig gedrag vertonen. Sommigen suggereren zelfs dat helden gewelddadiger zijn dan schurken (Coogan, 2009; Southgate, 2015). Echter, is dit niet in voorgaand onderzoek aangetoond. Zo bleek uit een onderzoek naar 24 kindercartoons dat schurken vaker agressief gedrag vertonen dan helden (Liss & Reinhardt, 1980).

Ondanks het feit dat in voorgaand onderzoek is aangetoond dat schurken meer geweld plegen dan helden, is het niet vanzelfsprekend dat deze uitkomsten generaliseerbaar zijn naar superheldenfilms. Hier zijn verschillende verklaringen voor. Allereerst halen de voorgaande

(7)

7

onderzoeken verschillende definities van geweld aan. Dodelijk geweld is slechts een klein onderdeel binnen die definities. Daarnaast zijn de getrokken conclusies gebaseerd op G-rated animatiefilms en kindercartoons. Dit is moeilijk te generaliseren naar superheldenfilms, omdat de meeste superheldenfilms geen animatiefilms zijn en veelal een andere leeftijdskeuring hebben (PG-13). Bovendien werd in voorgaande onderzoeken onderscheid gemaakt tussen helden en schurken in het algemeen, niet specifiek tussen superhelden en superschurken. Daarom zal in dit onderzoek het dodelijk geweld van superhelden worden afgezet tegen het dodelijk geweld van superschurken in superheldenfilms. De deelvragen die hierbij zijn opgesteld, luiden als volgt:

V1: In hoeverre wordt er dodelijk geweld gepleegd in superheldenfilms? V2: Plegen superschurken vaker dodelijk geweld dan superhelden?

Slachtoffers van Superhelden en Superschurken

Volgens de affective disposition theory maakt het publiek tijdens de film morele afwegingen van de daden van personages (Raney, 2004; Zillmann & Cantor, 1977). Het publiek waardeert de inhoud van een verhaal positiever wanneer de personages hun verdiende straf of beloning krijgen. Goede personages horen beloond te worden voor hun weldaden, terwijl slechte personages geacht worden te falen en bovendien gestraft worden voor hun immorele acties. Het is voor goede personages dan ook gerechtvaardigd om slechte personages te straffen voor hun daden. Een superheld mag bijvoorbeeld een superschurk en zijn/haar handlangers doden als de superheld hiermee voorkomt dat er grote aantallen onschuldige slachtoffers vallen. Superhelden worden daarentegen minder gewaardeerd wanneer zij burgerslachtoffers maken. Dit valt te verklaren door het feit dat superhelden geassocieerd worden met ‘goede’, behulpzame personages (Burke, 2012; Feng & Park, 2015; Southgate, 2015). Op basis van het aantal moordacties in een film stelt het publiek verwachtingen op van het verloop van de verhaallijn (Raney, 2004; Zillmann & Cantor, 1977). Als de verhaallijn niet aansluit bij de verwachtingen, ervaart het publiek negatieve gevoelens, vanwege teleurstelling of woede. Bijvoorbeeld als superhelden onnodige slachtoffers maken. Het is de vraag in hoeverre deze affective disposition theory terugkomt in

superheldenfilms. Als ervan wordt uitgegaan dat de affective disposition theory resulteert in positieve gevoelens (Zillmann & Cantor, 1977), is de verwachting dat superhelden vaker slechte personages zullen vermoorden, zoals superschurken en handlangers van superschurken, dan dat

(8)

8

superschurken onschuldige slachtoffers maken. Om dit te controleren is de volgende deelvraag opgesteld:

V3: In hoeverre zijn er verschillen op te merken tussen de typen slachtoffers van superhelden en superschurken?

Verandering binnen Superheldenfilms

Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat de hoeveelheid geweld in films enorm is toegenomen de afgelopen 30 jaar (Bushman et al., 2013; Coyne, Callister & Robinson, 2010; Markey, French & Markey, 2015; Monk‐Turner, Ciba, Cunningham, McIntire, Pollard, & Turner, 2004; Yokota & Thompson, 2000). De hoeveelheid geweld in superheldenverhalen is altijd al een issue geweest (Coogan, 2009; Liss & Reinhardt, 1980; Feng en Park, 2015; Southgate, 2015). In een onderzoek naar geweld in superheldenstripverhalen, vond Coogan (2009) op elke pagina een verheerlijking van geweld, oorlog, spionage, banditisme, maar ook moord. Dit vindt men

zorgelijk, omdat superheldenverhalen op kinderen gericht zijn en bovendien erg populair zijn (Groensteen, 2000; Martin, 2007). Deze populariteit van superheldenverhalen is te herleiden uit de top tien meest winstgevende films in de geschiedenis van de Verenigde Staten. In deze top tien films zijn vier superheldenfilms terug te vinden, die een PG-13-rating hebben (Box Office Mojo, 2016). Bushman en collega’s (2013) hebben aangetoond dat de totale hoeveelheid geweld in PG-13-rated films sinds 2009 enorm is toegenomen. Tegenwoordig bevatten sommige PG-PG-13-rated films zelfs meer geweld dan R-rated films. Volgens Rule en Ferguson (1986) is deze toename in geweld problematisch, omdat er een desensibilization effect kan optreden, waarbij langdurige blootstelling in media ervoor zorgt dat het publiek ongevoelig wordt voor mediageweld. Tegelijkertijd blijft het publiek wel verlangen om entertaint te worden. Als het publiek ongevoeliger wordt voor mediageweld, zal de mate van geweld ernstiger moeten worden en frequenter moeten voorkomen nieuwe films, om dezelfde emoties tot stand te brengen bij het publiek. De vraag is of de toename van geweld die Bushman en collega’s (2013) in PG-13-rated films hebben gevonden, ook geldt voor dodelijk geweld in PG-13-rated superheldenfilms. Als dit het geval is, zou dat betekenen dat de hoeveelheid dodelijk geweld toeneemt door de jaren heen, gezien het feit dat merendeel superheldenfilms PG-13-rated zijn (Box Office Mojo, 2016). Bij deze veronderstelling is de volgende hypothese opgesteld:

(9)

9

Wapengebruik

In de discussie rondom geweld in films komt het wapengebruik regelmatig naar voren. Coyne en collega’s (2010) hebben in hun onderzoek naar wapengeweld in jongerenfilms aangetoond dat wapengeweld regelmatig voorkomt. Van de totale hoeveelheid geweld (fysiek geweld, indirect fysiek geweld, wapengeweld en seksueel geweld), was 39% wapengeweld. In driekwart van de gevallen waren pistolen de meest voorkomende wapens. Volgens het weapons effect kan de aanwezigheid van een wapen, een afbeelding van een wapen en zelfs de gedachte aan een wapen, agressief gedrag bij mensen stimuleren (Bushman, 2013). Daarnaast kunnen beelden van wapens ook de attitude ten aanzien van wapengeweld versoepelen, waardoor wapengebruik steeds normaler en meer geaccepteerd wordt. Dit is een actueel probleem, omdat wapengeweld in films sinds 1950 meer dan verdubbeld is en in PG-13-rated films zelfs verdrievoudigd is sinds 1985 (Bushman et al., 2013; Markey et al., 2015). Tegenwoordig bevatten PG-13-films evenveel wapengeweld als R-rated films, wat problematisch kan zijn omdat de populariteit van PG-13-rated films onder jongeren is toegenomen (Bushman et al., 2013; Markey et al., 2015).

Ondanks het feit dat wapengeweld in 1980 de meest voorkomende vorm van geweld was, is fysiek geweld volgens Coyne en collega’s (2010) tegenwoordig de meest voorkomende vorm van geweld (46%), gevolgd door wapengeweld (39%), indirect fysiek geweld (13%) en seksueel geweld (0.01%). Wellicht zullen fysieke moorden minder agressieve gevoelens oproepen bij jongeren dan moorden door vuurwapens, maar fysieke moorden kunnen wellicht wel makkelijker geïmiteerd worden. Bandura (1978) stelt namelijk in zijn social-learning theory dat eenvoudige vormen van geweld nagedaan kunnen worden, zonder enige vorm van oefening. Een fysieke vechtpartij vereist vrijwel geen oefening. Daarentegen eisen zwaardere vormen van geweld, zoals een militaire vuurwapenstrijd, ingewikkelde vaardigheden en handelingen, die ontwikkeld

moeten worden Bandura (1978). Gewelddadig gedrag zal dus eerder geïmiteerd worden naarmate het gedrag minder oefening vereist. Gezien het feit dat verschillende typen wapens wellicht resulteren in verschillende effecten, zullen de typen moordwapens van superhelden en superschurken tegen elkaar afgezet worden. Dit resulteert in de laatste deelvraag:

V5: In hoeverre zijn er verschillen op te merken tussen superhelden en superschurken in de manieren waarop ze dodelijk geweld plegen?

(10)

10

Methode Steekproef

De data in dit onderzoek bestaat uit superheldenfilms. In totaal zijn er 106 superheldenfilms verschenen in Amerikaanse bioscopen tot en met 2015 (Box Office Mojo, 2016). De steekproef van dit onderzoek omvat 94 van deze superheldenfilms (N = 94). Er is besloten een aantal films uit de steekproef te halen. Allereerst zijn de vijf pure komedies uit de steekproef gehaald, omdat gewelddadige gebeurtenissen in komedies gecamoufleerd worden door humor, waardoor de ernst van geweld teniet wordt gedaan (King, 2000; Kirsh, 2006; Potter & Warren, 1998). Dit geeft een vertekent beeld. Daarnaast werden de vijf pure animatiefilms uitgesloten van de steekproef, omdat gewelddadige elementen in animatiefilms als minder gewelddadig worden beschouwd dan gewelddadige acties van live acteurs (Howitt & Cumberbatch, 1975). Dit komt door het feit dat geweld in animatiefilms onrealistisch is en niet grafisch wordt weergegeven (Kirsh, 2006). Ten slotte zijn twee Aziatische films Iron Monkey (2001) en Black Mask (1999) uit de steekproef gelaten, zodat er alleen Hollywoodfilms geïncludeerd werden. Appendix A geeft een overzicht van de volledige steekproef.

De films die wel in de steekproef zijn opgenomen zijn verschenen tussen 1978

(Superman) en 2015 (Fantastic Four). De Amerikaanse MPAA heeft 21 superheldenfilms een PG-rating gegeven (22.34%). Deze films worden afgeraden voor kinderen jonger dan 6 jaar, omdat deze mogelijk schadelijke elementen bevatten. 57 films hebben een PG-13-rating

(60.64%), wat inhoudt dat de film wordt afgeraden voor kinderen jonger dan 13 jaar. Ten slotte hebben 16 films een R-rating (17.02%). Hier wordt de film afgeraden voor kinderen jonger dan 16 jaar. De tweede leeftijdskeuring is de Kijkwijzer-rating, die twee categorieën meer heeft dan de MPAA-rating. Er is slechts 1 film voor alle leeftijden (1.06%), 17 films voor 6+ jaar

(18.09%), 1 film voor 9+ jaar (1.06%), 50 films voor 12+ jaar (53.19%) en 22 films voor 16+ jaar (23.40%). Voor de overige 20 films (21.28%) is er geen Kijkwijzer-rating bekend. De lengte van de films varieert. De kortste films zijn Chronicle (2012) en Zoom (2006), die 83 minuten duren. De langste film is The Dark Knight Rises (2012) die 165 minuten duurt. De gemiddelde lengte van de superheldenfilms is 115 minuten (M = 114.55, SD = 18,29). In totaal zijn er 78311295 tickets verkocht voor alle superheldenfilms samen (M = 20852908.39, SD = 18293258.74). The

Specials (2000) heeft de laagste ticketverkoop, met 2463 tickets. Daarentegen is de hoogste

(11)

11

Procedure

In deze studie is een kwantitatieve inhoudsanalyse toegepast. Een kwantitatieve inhoudsanalyse is een onderzoekstechniek voor een objectieve, systematische en kwantitatieve beschrijving van de manifeste inhoud van communicatie (Berelson, 1952). Om de films systematisch te kunnen analyseren, is zowel een codeboek als een codeerschema opgesteld, zie Appendix B. Het codeboek bestaat uit zes delen, waarvan vier delen relevant zijn voor dit onderzoek. Het begint met identificatie items. In dit deel van het codeboek staat beschreven welke algemene informatie van de films gecodeerd moeten worden, zoals de titel, verschijningsdatum, naam van de studio die de film produceerde, lengte van de film, MPAA-rating, Kijkwijzer-rating en het genre. Bovendien wordt in dit deel het aantal superhelden, het aantal schurken, het aantal grote mannelijke rollen en het aantal grote vrouwelijke rollen in de film genoteerd. Deze algemene informatie werd verzameld van de International Movie Database (IMDb, z.d.) en van Box Office Mojo (2016). Het tweede deel van het codeboek is de kill-count. Hierin staat een uitgebreide beschrijving van wat er precies wordt verstaan onder moord. Een van de belangrijkste punten is dat in dit onderzoek specifiek de frequentie van de kill-count gecodeerd werd en dus niet de body-count. Het derde onderdeel is de identiteit van de geweldpleger, ofwel de moordenaar. De identiteit kan per moord verschillen en werd dus per moord gecodeerd. Er werd gekeken naar het geslacht van het personage en het type personage

(superheld/superschurk/handlangers/criminelen/burgers/onduidelijk/overig). Ook van het slachtoffer werden deze eigenschappen gecodeerd, welke het vierde deel van het codeboek vormen. Het vijfde deel van het codeboek bestaat uit het type moordwapen. Hierin staat de vraag centraal op welke manier slachtoffers om het leven komen. Ten slotte wordt het codeboek

afgesloten met het onderdeel ‘grof taalgebruik’.

Naast het codeboek is er ook een codeerschema opgesteld, waarmee de 94 films

gecodeerd werden. De 94 superheldenfilms werden op voorhand in SPSS gezet op alfabetische volgorde. Zo kreeg elke film een getal toegewezen. Ant-Man (2015) kreeg bijvoorbeeld nummer 1, Avengers: Age of Ultron (2015) nummer 2, enzovoorts. Vervolgens zijn de films door middel van een online randomizer in drie groepen verdeeld. Op die manier kregen de drie codeurs elk een aselecte sample toebedeeld van 31 of 32 films en had de voorkeur van de codeurs geen invloed op deze verdeling. Het codeerschema werd per film geprint en met de hand ingevuld. Bij elke moord die gepleegd werd, werd de film gepauzeerd om de relevante informatie te turven. Zo

(12)

12

werd bijvoorbeeld de identiteit van de dader en het geslacht van de dader gekoppeld aan een moordwapen. Om volledige toegang te hebben tot alle superheldenfilms is ervoor gekozen om de films online op te zoeken en te streamen op een laptop. Indien de codeur in het bezit was van een dvd, werd de film op dvd afgespeeld. Na afloop werd de verzamelde data ingevoerd in SPSS.

Pretest

De meting van de variabelen is zo veel mogelijk gebaseerd op eerder onderzoek, om de validiteit van de meting te waarborgen. Om de betrouwbaarheid van de inhoudsanalyse te waarborgen is het codeboek en het codeerschema drie keer getest door de drie codeurs, waarbij de

intercodeursbetrouwbaarheid werd berekend aan de hand van Krippendorff’s Alpha (Kalpha/κα). Voor deze maat is het aantal codeurs, de analyse-eenheid, de grootte van de steekproef en de hoeveelheid ontbrekende gegevens niet van belang (Hayes & Krippendorff, 2007). De Kalpha dient een waarde van 0.70 te hebben om betrouwbaar gevonden te worden. Allereerst werd

Spider-Man 2 (2004) gekeken om de intercodeursbetrouwbaarheid te berekenen. In deze test

bleek alleen het geslacht van het slachtoffer (man/vrouw) onbetrouwbaar, zie Appendix C, Tabel 1. Dit was te verklaren door het feit dat er zelfmoord in de film voorkwam, wat nog niet duidelijk beschreven stond in het codeboek. Er is gekozen om zelfmoord in het codeboek op te nemen, met een beschrijving hoe dit gecodeerd moet worden. Daarnaast was er onduidelijkheid omtrent het geslacht van het personage in het voertuig dat vernietigd werd. Ook hierover zijn nog duidelijke regels opgesteld in het codeboek. Het geslacht werd onduidelijk gecodeerd tenzij op voorhand werd waargenomen dat een man of vrouw het voertuig instapt. De overige variabelen waren wel betrouwbaar. Desondanks is er toch nog gekozen om kleine aanpassingen te maken in het

codeerschema. Tijdens het coderen bleek dat de categorieën van de variabele ‘type moordwapen’ (fysiek/vuurwapens/explosieven/superkracht/overig/onduidelijk) niet alle typen moordwapens uitsloten. Daarom zijn de categorieën ‘moord door bogen’ en ‘moord door vliegende objecten’ toegevoegd. Ook is de categorie ‘overig’ toegevoegd voor het geval er een moord wordt gepleegd die niet onder de andere categorieën valt. Daarbij is afgesproken de overige moord te beschrijven naast het codeerschema, om later eventueel een nieuwe categorie samen te stellen. Ten slotte is de categorie explosieven veranderd naar explosies, omdat er niet per definitie explosieven gegooid moeten worden om een explosie tot stand te brengen waardoor mensen sterven.

(13)

13

In de tweede pretest is Daredevil (2003) gecodeerd. Ook in deze film waren bijna alle variabelen betrouwbaar, met uitzondering van het type personage slachtoffer, zie Appendix C, Tabel 2. De omschrijving van de personages was nog niet specifiek genoeg, waardoor dezelfde personages soms in meerdere categorieën vielen. Zo kon een handlanger van de superheld tegelijkertijd ook een onschuldige burger zijn. Deze uitleg is gespecificeerd. Bovendien is de uitleg van type moordwapen nog aangepast in het codeboek, omdat er over bepaalde typen moordwapens nog onduidelijkheid was. Voorafgaand aan de derde meting heeft ook het codeerschema een kleine verandering doorgaan. Er zijn twee tabellen uit het codeerschema gehaald, waardoor er minder fouten konden ontstaan bij de codeurs zelf of tussen de codeurs. Vervolgens is Darkman (1990) gecodeerd. Uit deze laatste pretest bleken alle variabelen betrouwbaar te zijn, zie Appendix C, Tabel 3.

Metingen

Kill-count. De kill-count, ofwel het aantal moorden, is gelijk aan het aantal moorden in

de film en is op ratio-niveau gemeten. Volgens Bushman en collega’s (2013) houdt kill-count in dat een levend wezen wordt vermoord tijdens de film. Dode lichamen, die niet zichtbaar

vermoord werden, zijn niet meegeteld omdat dit een body-count is in plaats van een kill-count. Wel werden geïmpliceerde moorden geïncludeerd, wat inhield dat de moord-scène net voor de fatale slag werd beëindigd, zoals de moord op Natasha in Blade Trinity (2004). Drake, een moordlustige vampier, komt op haar af, waarna het shot beëindigd wordt. Ook moorden in flashbacks worden meegeteld, zoals de flashbacks van Elektra in Elektra (2005) waarin zij haar moeder vermoord ziet worden. Natuurrampen en ongelukken werden daarentegen niet

meegerekend in de kill-count, omdat Bushman en collega’s (2013) dit ook uitsloten. Ook instortende gebouwen werden niet meegerekend, tenzij voorafgaand opgemerkt kon worden dat een aantal mensen het gebouw binnenging. Ten slotte werden moorden in extreme wide shots, zoals massamoord, buiten beschouwing gelaten. In extreme wide shots is het zicht zodanig breed dat de personen vrijwel niet meer zichtbaar of herkenbaar zijn.

Type moordwapen. In het codeboek verwoord als type kill. Voor elke moord werd

vastgelegd hoe de slachtoffers om het leven kwamen. Dit is gemeten op nominaal meetniveau, met zeven antwoordcategorieën: fysiek, vliegende objecten, vuurwapens, explosies, bogen, onduidelijk en overig. Er zijn verschillende categorieën ontstaan, om alle soorten moordwapens

(14)

14

te kunnen uitsluiten. Coyne en collega’s (2010) maken in hun onderzoek reeds onderscheid tussen vuurwapengeweld en fysiek geweld. Echter, zijn niet alle typen moordwapens binnen vuurwapens en fysiek te categoriseren. Daarom zijn er zeven categorieën gemaakt, om alle typen moordwapens te includeren. Op basis van het onderzoek van Busman (2013) is hierbij

onderscheid gemaakt tussen lichte en zware vormen van dodelijk geweld. Zo valt een moord door fysiek contact onder de lichte vormen van geweld en vuurwapengeweld onder de zware vormen van geweld. Slachtoffers die omkomen door vuurwapens, worden direct geraakt door kogels waardoor ze sterven. Echter, kogels die een explosie veroorzaken omdat ze bijvoorbeeld door een olievat vliegen, zorgen ervoor dat de moord onder explosies valt. Een soortgelijke moord vindt plaats in Darkman (1990) als Durant een helikopter neerschiet, waarbij een explosie ontstaat en de piloot omkomt. Ook zijn de categorieën overig en onduidelijk opgenomen. Een onduidelijk moordwapen werd gecodeerd bij geïmpliceerde moorden, waarbij niet precies duidelijk was hoe een wezen vermoord werd. Daarentegen werden overige moordwapens gecodeerd bij moorden die niet binnen een andere categorie te plaatsen waren, zoals elektrocuties.

Type personage. In de film kunnen zes typen personages voorkomen: superheld,

superschurk, handlangers van de superheld, handlangers van de superschurk, criminelen, burgers, onduidelijk en overige personages. Deze variabele is dus op nominaal niveau gemeten. Er is besloten dat de codeurs eerst aan de hand van een synopsis van IMDb (z.d.) moesten uitzoeken wie de superheld en de superschurk waren in de film. Op die manier werden personages die pas later in de film slecht bleken te zijn, vanaf het begin gecodeerd als superschurk of crimineel. Een voorbeeld hiervan is Poison Ivy in Batman and Robin (1997). Zij is een onschuldige botanicus, als zij wordt vergiftigd. Hierdoor transformeert zij in een superschurk die planten kan

manipuleren en dodelijk gif kan verspreiden. Gemiddeld komen er 2 superhelden (M = 2.40, SD = 2.31) en 1 superschurk (M = 1.13, SD = 0.53) voor in een superhelden film. Avengers: Age of

Ultron (2015), Kick-Ass 2 (2013) en X-Men Origins: Wolverine (2009) bevatten het grootste

aantal superhelden, namelijk tien in totaal. Kick-Ass 2 (2013) bevat ook de meeste superschurken, in totaal 5.

Resultaten

Om statistische analyses te kunnen uitvoeren is de data ingevoerd in SPSS. Allereerst is er een frequentietabel uitgedraaid voor de afhankelijke variabele kill-count. De frequentietabel wijst uit dat er in totaal 2962 kills worden gemaakt in superheldenfilms (M = 31.51, SD = 36.50).

(15)

15

Vervolgens is gecontroleerd of de lengte van de film bepalend is voor de kill-count, aan de hand van een correlatie. Uit de analyse bleek dat de lengte van de film correleert met de kill-count, r = 0.22, p = 0.038. Films die langer duren, bevatten meer moorden. Voor dit significante resultaat is in de rest van dit onderzoek gecorrigeerd door een nieuwe afhankelijke variabele te maken: kill-count per minuut (M = 0.27, SD = 0.29). Hiervoor is de totale kill-kill-count per film gedeeld door het aantal minuten van de film. Het maximum ligt op 1.62 moorden per minuut (M = 0.27, SD = 0.29) in Avengers: Age of Ultron (2015). Er zijn slechts vier films die geen enkele moorden bevatten: Zoom (2006), Teenage Mutant Ninja Turtles II: The Secret of the Ooze (1991), The

Meteor Man (1993) en The Specials (2000). Vervolgens is er nog een correlatiecoëfficiënt

uitgedraaid voor de lengte van de film en de verschijningsdatum. Het is gebleken dat films die later zijn verschenen, gemiddeld langer duren r = 0.24, p = 0.02. Bovendien is gebleken films die later verschenen zijn, over het algemeen een hogere kill-count per minuut bevatten, r = 0.38, p < 0.001. Films die later zijn verschenen, duren gemiddeld dus langer en bevatten gemiddeld meer moorden.

Hoeveelheid Dodelijk Geweld in Superheldenfilms

Om de eerste deelvraag te kunnen beantwoorden, namelijk in hoeverre dodelijk geweld voorkomt in superheldenfilms, is een frequentietabel uitgedraaid voor de nieuwe afhankelijke variabele kill-count per minuut. Er komen totaal 25.35 moorden per minuut voor in superheldenfilms (M = 0.27, SD = 0.29). Om erachter te komen of er tussenkomende variabelen zijn, die bepalend zijn voor de kill-count, is voor alle informatieve variabelen een analyse uitgevoerd. Allereerst is er gecontroleerd of er significante correlaties bestaan tussen de kill-count en alle informatieve numerieke variabelen: het aantal verkochte tickets, de opbrengst van de film, het aantal superhelden en het aantal superschurken in de film. Echter, zijn er geen correlaties gevonden.

Ook voor categorische informatieve variabelen is gekeken of er groepen significante verschillen vertonen in de kill-count per minuut. Hiervoor zijn er ANOVA’s uitgevoerd. De variabelen MPAA-rating en kijkwijzer zijn als onafhankelijke variabelen gebruikt, om te controleren de leeftijdskeuringen significante verschillen in kill-count per minuut vertonen. Aangezien de kijkwijzer twee categorieën bevatte waarbinnen slechts één film viel (alle leeftijden en 9+), is ervoor gekozen om deze categorieën samen te voegen. Dit resulteerde in een nieuwe variabele met drie categorieën: <12, 12+ en 16+. Deze categorieën zijn vergelijkbaar met de

(16)

16

MPAA-ratings. Vervolgens is er een ANOVA uitgevoerd. Uit de eenweg-variantieanalyse voor onafhankelijke waarnemingen blijkt dat er kleine verschillen bestaan tussen verschillende leeftijdskeuringen en de kill-count per minuut, F(2, 89) = 7.89, p = 0,001, 𝜂2 = 0,15. Films met

een <12-rating bevatten de minste moorden per minuut en 16+ films de meeste, zie Tabel 1. Er is enkel een significant verschil gevonden tussen films met een <12 rating en films met een 12+ rating of een 16+ rating. Deze verschillen komen ook terug in de ratings. De MPAA-ratings vertonen ook kleine verschillen in kill-count per minuut, F(2, 91) = 8.14, p = 0,001, 𝜂2 =

0,15. PG-films bevatten gemiddeld de minste moorden per minuut en R-rated films de meeste, zie Tabel 2. Uit een post-hoc meervoudige-vergelijkingentoets blijkt een significant verschil tussen PG-rated films en films die een PG-13-rating of een R-rating hebben. Uit deze resultaten blijkt dat voor zowel MPAA-rating als voor Kijkwijzer-rating dezelfde verschillen bestaan.

Tabel 1: Frequentietabel voor de kill-count per minuut in Superheldenfilms (SHF) per onafhankelijke variabele: ‘MPAA’, ‘Kijkwijzer’ en ‘Genre’

Noot. *Gemiddelden met identieke superscripts (a, b, c, x, y, z) verschillen significant, tenminste p < 0.05.

Om te controleren of het genre van de film resulteert in verschillende kill-count per minuut, is deze variabele opgedeeld in twee groepen: actiefilms en niet-actiefilms. In totaal zijn er 73 actiefilms (77.66%) en 21 overige films (22.34%). Er is een t-toets uitgevoerd voor het verschil tussen de gemiddelde kill-count per minuut van deze twee categorieën. Hieruit bleek dat

actiefilms significant meer moorden per minuut bevatten dan overige genres, t(77) = -4.24, p < 0.001, CI[-0.29,-0.11], zie Tabel 1. De kill-count per minuut in superheldenfilms hangt dus af van

Kill-count per minuut binnen SHF Kill-count SHF

(Niet gecorrigeerd voor lengte film)

Variabele M (SD) Totaal % M (SD) Totaal %

MPAA PG 0.09a,b 0.11 1.85 7.30% 9.14 11.12 192 6.48% PG-13 0.29a 0.31 16.32 64.38% 34.65 40.36 1975 66.68% R 0.45b 0.28 7.18 28.32% 49.69 30.37 795 26.84% Kijkwijzer <12 0.07xy 0.08 1.26 5.04% 6.68 7.50 127 4.34% 12 + 0.29x 0.32 14.84 59.38% 35.39 41.81 1805 61.67% 16+ 0.40y 0.26 8.89 35.57% 45.23 29.28 995 34.00% Genre Niet-actie 0.11z 0.14 2.40 9.47% 11.57 13.90 243 8.20% Actie 0.31z 0.31 22.95 90.53% 37.25 38.96 2719 91.80%

(17)

17

het genre, de verschijningsdatum en de leeftijdscategorie waarin de film geplaatst is. Hierbij zijn geen interactie-effecten gevonden.

Dodelijk Geweld van Superhelden en Superschurken

Om de vraag te kunnen beantwoorden welk type personage het vaakst dodelijk geweld pleegt, is er een variantieanalyse uitgevoerd. Allereerst is er gekeken naar het hoofdeffect van het type personage (superheld, superschurk, handlanger van de superheld, handlanger van de superschurk, burgers, criminelen en overig) op het aantal kills per minuut. Er blijken kleine significante

verschillen te zijn tussen de typen personages in de kill-count per minuut, F(7, 725) = 18.34, p < 0.001, 𝜂2 = 0.15, zie Tabel 2. Opvallend is dat superhelden verreweg de meeste moorden per

minuut plegen ten opzichte van de overige typen personages. Zij worden gevolgd door

superschurken en handlangers van de superschurk, die ongeveer dezelfde hoeveelheid moorden plegen per minuut.

Tabel 2: Significante verschillen in kill-count per minuut tussen typen personages

Noot. *Gemiddelden met identieke superscripts (a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k) verschillen significant,

tenminste p < 0.05.

Wanneer binnen deze analyse gecontroleerd wordt voor MPAA-rating, Kijkwijzer-rating en genre in een meerweg-variantieanalyse, blijkt dat enkel MPAA-rating een significant, zwak interactie-effect vertoont met het type personage, F(14, 728) = 4.56, p < 0.001, 𝜂2 = 0.03, zie

Tabel 3. Superhelden in R-rated films plegen meer moorden (M = 0.26, SD = 0.23) dan in PG-13-rated films (M = 0.12, SD = 0.23) en PG-films (M = 0.02, SD = 0.04). De verschillen in kill-count per minuut in typen personages zijn het grootst in R-rated films. Superhelden in R-rated

Kill-count per minuut

M (SD) Totaal %

Superheld (a) 0.12 a,b,c,d,e,f,g 0.21 11.35 44.77%

Superschurk (b) 0.05 a,h,i 0.06 4.39 17.32% Handlanger superheld (c) 0.03 b 0.08 2.62 10.34% Handlanger superschurk (d) 0.05 c,j,k 0.07 4.25 16.77% Burgers (e) 0.02 d 0.05 1.62 6.39% Criminelen (f) 0.01 e 0.03 0.75 2.96% Onduidelijk (g) 0.00 f,h,j 0.02 0.28 1.10% Overig (h) 0.00 g,i,k 0.00 0.10 0.39% Totaal (i) 0.03 0.10 25.35 100%

(18)

18 0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 Su p e rh e ld Su p e rs ch u rk H an d lan ge r su p e rh eld H an d lan ge r su p e rs ch u rk Bur ge rs Cri mi n ele n Aan ta l kills p er m inu u t Type personage

MPAA*Type personage

PG PG-13 R 0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 Su p e rh e ld Su p e rs ch u rk H an d lan ge r su p e rh eld H an d lan ge r su p e rs ch u rk Bur ge rs Cri mi n ele n Aan ta l k ill s p er m in u u t Type personage PG PG-13 R

films plegen verreweg de meeste kills vergeleken met elk ander personage, in elke andere leeftijdscategorie film.

Hierop aansluitend, kon de kill-count per individuele superheld worden afgezet tegen de kill-count van een individuele superschurk, door de kill-count per minuut van beide personages te delen door het totale aantal superhelden en superschurken in de film. Vervolgens kon er een t-toets worden uitgevoerd om de individuele verschillen van superhelden en superschurken tegen elkaar af te zetten. Een individueel superheld pleegt meer moorden per minuut in een

superheldenfilm (M = 0.08, SD = 0.13) dan individuele superschurk (M = 0.04, SD = 0.05),

t(123) = 2.48, p = 0.02, CI[0.01, 0.07].

Tabel 3: Interactie-effect MPAA-rating en type personage op de kill-count per minuut

Slachtoffers van Superhelden en Superschurken

De volgende vraag is of superhelden en superschurken ook verschillende typen slachtoffers maken. Daarom is er nog een meervoudige-variantieanalyse uitgevoerd met MPAA-rating, typen slachtoffers en genre als onafhankelijke variabelen. Uit de meerweg-variantieanalyse bleek dat er zwakke, significante verschillen zijn tussen enerzijds het aantal slachtoffers per minuut en

anderzijds de typen slachtoffers van superhelden F(7, 728) = 6.84, p < 0.001, 𝜂2 = 0,05, en de

typen slachtoffers van superschurken F(7, 728) = 5.64, p < 0.001, 𝜂2 = 0,04. Tabel 4 toont een

overzicht van alle verschillen. Superhelden vermoorden handlangers van de superschurk significant vaker dan elk ander type personage. Daarentegen zorgen superschurken voor de

(19)

19

meeste burgerslachtoffers. Dit geldt ook voor individuele superhelden en superschurken. Superhelden en superschurken maken dus andere slachtoffers. Echter, moet er ook rekening worden gehouden met de MPAA-rating bij de slachtoffers van de superhelden, F(2, 704) = 3.27,

p = 0.039, 𝜂2 = 0,01. Voor elke MPAA-rating bij superhelden geldt dat van alle wezens die zij doden, handlangers van superschurken het vaakst slachtoffer worden. Hierbij bestaat een

interactie-effect, F(14, 2) = 1.83, p = 0.03, 𝜂2 = 0,03. In R-rated films worden superschurken het

vaakst slachtoffer van superhelden (M = 22.02, SD = 26.01) en in PG-rated films het minst (M = 1.48, SD = 3.22). Voor de slachtoffers van superschurken zijn er geen significante resultaten gevonden met MPAA-rating.

Tabel 4: Typen slachtoffers per minuut van superhelden en superschurken

Type slachtoffer Slachtoffers per minuut

M (SD) Totaal %

Dader: superheld

Superheld 0.08a 0.26 7 0.52% Superschurk 0.49b 0.63 46 3.43% Handlanger superheld 0.02c 0.15 2 0.15% Handlanger superschurk 10.47a,b,c,d,e,f,g 22.02 984 73.32%

Burgers 0.54d 1.41 51 3.80% Criminelen 2.02e 7.29 190 14.16% Onduidelijk 0.06f 0.38 6 0.45% Overig 0.60g 3.35 56 4.17% Totaal 1.78 8.92 1342 100% Dader: superschurk Superheld (a) 0.11t 0.31 10 1.94 Superschurk (b) 0.02u 0.15 2 0.39 Handlanger superheld (c) 0.32v 1.31 30 5.85 Handlanger superschurk (d) 0.81w 1.78 76 14.82 Burgers (e) 3.86t,u,v,w,x,y,z 5.98 363 70.76 Criminelen (f) 0.27x 1.27 25 4.87 Onduidelijk (g) 0.00y 0.00 0 0

Overig (h) 0.07z 0.34 7 1.36

Totaal 0.68 2.60 513 100

Noot. *Gemiddelden met identieke superscripts (a, b, c, d, e, f, g, t, u, v, w, x, y, z) verschillen

significant, tenminste p < 0.05.

Toename in Dodelijk Geweld in Superheldenfilms

De derde deelvraag heeft betrekking op de vraag in hoeverre er sprake is van een toename van dodelijk geweld in superheldenfilms. Eerder is reeds aangetoond dat MPAA-rating,

(20)

Kijkwijzer-20

rating en genre resulteren in significante verschillen wat betreft de kill-count per minuut. Daarom is er voor elk van deze variabelen een correlatiecoëfficiënt berekend met de verschijningsdatum van de film. Uit de resultaten bleek alleen een toename in dodelijk geweld in PG-13-rated films en 12+ films. Bovendien vindt er een toename van dodelijk geweld plaats in actiefilms, maar niet in de overige genres, zie Tabel 5.

Tabel 5: Correlatie van PMAA-rating, Kijkwijzer-rating en genre met verschijningsdatum van de film

Variabele Aantal kills per minuut Correlatie met

verschijningsdatum M (SD) Totaal % r MPAA PG 0.09 0.11 1.85 7.30% -.19 PG-13 0.29 0.31 16.32 64.38% .43** R 0.45 0.28 7.18 28.32% .30 Kijkwijzer <12 0.07 0.08 1.26 5.04% .27 12+ 0.29 0.32 14.84 59.38% .34* 16+ 0.40 0.26 8.89 35.58% .23 Genre Actie 0.31 0.31 2.40 9.47% .41*** Geen actie 0.11 0.14 22.95 90.53% -.34 Noot. * p < 0.05, ** p < 0.01, *** p < 0.001.

Wapengebruik van Superhelden en Superschurken

De laatste deelvraag gaat in op de verschillen tussen superhelden en superschurken in hun wapengebruik. De vraag is in hoeverre er verschillende typen wapens worden gebruikt bij de moorden die gepleegd worden en of dat verschilt voor het type personage en de leeftijdskeuring van de film. Er is een meerweg-variantieanalyse uitgevoerd voor elk type moordwapen. Echter, zijn de typen moordwapens die gebruikt worden in deze analyse niet per minuut gerekend, omdat de verschillen erg klein bleken. Om deze kleine verschillen overzichtelijk te maken, is in Tabel 6 de kill-count per uur weergegeven. Uit de meerweg-variantieanalyse bleek dat fysieke moorden het vaakst voorkomen, gevolgd door moorden door vuurwapens, zie Tabel 6.

Tabel 6: Meerweg-variantieanalyse van type personage en MPAA-rating op de typen vuurwapens die per uur gebruikt worden

Variantie-analyse Totaal

(21)

21 Fysiek 0.68 2.52 511.05 Type personage 8.83*** 7, 728 0.07 MPAA-rating 4.94** 2, 728 0.01 Personage*MPAA 1.76* 14, 728 0.03 Vliegend 0.09 0.51 66.17 Type personage 4.35*** 7, 728 0.04 MPAA-rating 2.04 2, 728 - Personage*MPAA 1.16 14, 728 - Vuurwapens 0.60 2.49 452.37 Type personage 13.92*** 7, 728 0.10 MPAA-rating 16.64*** 2, 728 0.03 Personage*MPAA 9.36*** 14, 728 0.14 Explosie 0.31 1.14 231.11 Type personage 9.10* 7, 728 0.08 MPAA-rating 2.93 2, 728 - Personage*MPAA 1.21 14, 728 - Bogen 0.03 0.31 20.07 Type personage 1.08 7, 728 - MPAA-rating 0.50 2, 728 - Personage*MPAA 0.51 14, 728 - Onduidelijk 0.00 0.04 2.59 Type personage 1.26 7, 728 - MPAA-rating 0.64 2, 728 - Personage*MPAA 0.75 14, 728 - Overig 0.32 1.73 237.74 Type personage 3.66* 7, 728 0.03 MPAA-rating 1.13 2, 728 - Personage*MPAA 1.00 14, 728 - Noot. * p < 0.05, ** p < 0.01, *** p < 0.001.

Hierbij kunnen de typen moordwapens per individuele superheld en superschurk nog tegen elkaar worden afgezet, door een t-toets uit te voeren. Een individuele superheld maakt vaker fysieke moorden per minuut dan een individuele superschurk, t(126) = 2.83, p = 0.005, CI[0.00, 0.03], zie Tabel 7. Ook vuurwapens worden aanzienlijk vaker gebruikt door superhelden om een moord mee te plegen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met een mogelijk interactie-effect van de MPAA-rating en Kijkwijzerrating op het gebruik van vuurwapens, F(2, 180) = 20.28, p < 0.001, η2 = 0,15. In R-rated films (16+) komen de meeste vuurwapens voor, die in handen zijn

(22)

22

Tabel 7: T-toets voor verschil tussen superhelden en superschurken in typen moordwapens per minuut

Superheld Superschurk T-waarde

M (SD) Totaal % M (SD) Totaal % T (df) Fysiek 0.03 0.05 2.56 34.32% 0.01 0.02 1.04 26.60% 2.83** 126 Vliegend 0.00 0.01 0.42 5.63% 0.00 0.003 0.08 2.05% 2.44* 101 Vuurwapen 0.02 0.07 2.27 30.43% 0.01 0.01 0.51 13.04% 2.37* 100 Explosie 0.02 0.03 1.47 19.71% 0.01 0.02 0.69 17.65% 2.16* 169 Bogen 0.00 0.00 0.06 0.80% 0.00 0.00 0.00 0% 2.43* 93 Onduidelijk 0.00 0.00 0.00 0% 0.00 0.00 0.00 0% 1.00 93 Overig 0.01 0.04 0.68 9.12% 0.02 0.05 1.59 40.66% -1.61 177 Totaal 0.12 0.21 7.46 100% 0.05 0.06 3.91 100% 3.22** 107 Noot. * p < 0.05, ** p < 0.01, *** p < 0.001. Discussie

Het doel van het onderzoek was om het dodelijk geweld van superhelden en superschurken tegen elkaar af te zetten binnen superheldenfilms. Aan de hand van de gevonden resultaten kunnen de deelvragen beantwoord worden. Allereerst werd de vraag gesteld in hoeverre er dodelijk geweld wordt gepleegd in superheldenfilms. Het is gebleken dat er een aantal tussenkomende variabelen bepalend zijn voor de gevonden verschillen in dodelijk geweld: Kijkwijzer-rating, MPAA-rating, lengte en genre van de film. Hoe langer de film en hoe hoger de leeftijdskeuring, hoe meer dodelijk geweld een superheldenfilm bevat. Er kan dus gesteld worden dat bij de toewijzing van een leeftijdskeuring en het genre aan de film wel degelijk rekening wordt gehouden met de hoeveelheid dodelijk geweld. Hier haakte de tweede deelvraag in hoeverre superschurken en superhelden dodelijk geweld plegen, op in. Ondanks het feit dat Liss en Reinhardt (1980) hebben aangetoond dat schurken vaker agressief gedrag vertonen dan helden, is het tegendeel gebleken. De resultaten van deze inhoudsanalyse bevestigen de verwachting van Coogan (2009) en

Southgate (2015) dat superhelden gewelddadiger zijn dan superschurken. Superhelden plegen per gemiddeld twee keer zo veel moorden per minuut als superschurken. Aan de ene kant zou dit volgens social learning theory (Bandura, 1986) een probleem kunnen zijn, omdat superhelden rolmodellen zijn voor jongeren en jongeren leren van het gedrag van superhelden. Aan de andere kant maken superhelden andere typen slachtoffers dan superschurken, wat antwoord geeft op de vraag in hoeverre er verschillen op te merken zijn tussen de slachtoffers van superhelden en superschurken. Superhelden vermoorden handlangers van de superschurk vaker dan elk ander personage, terwijl superschurken de meeste burgerslachtoffers maken. Dit resultaat sluit aan bij

(23)

23

de verwachting die gebaseerd was op de affective disposition theory (Zillmann & Cantor, 1977): superhelden vermoorden vaker slechte personages. Daarentegen doden superschurken vaker onschuldige burgers of hun eigen handlangers. De kans bestaat dat dit gedrag als moreel aanvaardbaar wordt gezien. Echter, om dat te concluderen zal er een vragenlijst afgenomen moeten worden onder de kijkers. De vierde hypothese die stelde dat de mate van dodelijk geweld in PG-13-rated superheldenfilms over de tijd toeneemt, wordt bevestigd. Er is enkel een toename in dodelijk geweld gevonden in actiefilms en PG-13-rated films (12+ jaar voor de kijkwijzer). Dit sluit aan bij de bevindingen van Bushman en collega’s (2013), die enkel een toename van geweld in PG-13-rated films ontdekten. Er kan gesteld worden dat de hoeveelheid dodelijk geweld in PG-13-films dichter bij de hoeveelheid dodelijk geweld in R-rated superheldenfilms komt te liggen, omdat er geen toename in dodelijk geweld is gevonden voor R-rated-films. Ten slotte kan de laatste deelvraag worden beantwoord, in hoeverre er verschillen zijn op te merken tussen superhelden en superschurken in hun wapengebruik, ten opzichte van andere vormen van

dodelijk geweld. Uit de resultaten blijkt dat fysieke moorden het meeste voorkomen, voor zowel superhelden als superschurken. Fysieke moorden worden bij superhelden gevolgd door

vuurwapens en bij superschurken door explosies. De vraag is of deze resultaten problematisch zijn. Volgens het weapons effect roepen vuurwapens agressieve gevoelens op (Bushman, 2013). In combinatie met het feit dat moorden door vuurwapens vooral door superhelden worden gepleegd, die rolmodellen zijn volgens de social learning theory (Bandura, 1986), zou dit mogelijk kunnen leiden tot agressief gedrag van kijkers. Om hierachter te komen kan er een experiment opgezet worden, om te controleren of de hoeveelheid dodelijk geweld wel degelijk leidt tot agressief gedrag.

Er zijn een aantal beperkingen verbonden aan het huidige onderzoek. Allereerst omvatte het huidige onderzoek een kwantitatieve inhoudsanalyse. Volgens Kracauer (1952) wordt er in kwantitatieve onderzoeken te veel nadruk gelegd op het voorkomende en wordt er te weinig aandacht besteed aan datgene dat niet voorkomt. Ook in het huidige onderzoek zijn er een aantal tekortkomingen. Zo is er bij de definities van superhelden en superschurken een kanttekening te plaatsen. In sommige films was het onderscheid tussen beide personages moeilijk te maken. Vooral als de hoofdrolspelers in de film antihelden waren: helden met een mengeling van goede en slechte eigenschappen. Bepaalde heroïsche karaktertrekken zoals idealisme, zelfopoffering en moed ontbreekt bij hun. Antihelden hebben dus kenmerken van zowel superhelden als

(24)

24

superschurken, waardoor ze moeilijk te categoriseren zijn. In huidig onderzoek is besloten de antihelden onder superhelden te categoriseren, wat wellicht een vertekent beeld gaf voor de mate van dodelijk geweld van superhelden. De social-learning theory (Bandura, 1978) stelt dat

rolmodellen (superhelden) bepalend zijn voor de mate waarin gedrag over wordt genomen. Echter, identificeert het publiek zich eerder met superhelden dan met antihelden. Daarom zouden deze antihelden in vervolgonderzoek wellicht een eigen categorie kunnen krijgen. De definities van de personages kunnen zo meer gespecificeerd worden, waardoor de uitkomsten ook

specifieker toegeschreven kunnen worden aan de personages.

In het huidige onderzoek zijn er een aantal stappen ondernomen om de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen. Om de externe validiteit te waarborgen is er een grote steekproef getrokken uit de superheldenfilms, die vrijwel de gehele populatie

superheldenfilms omvat. Er kan dus gesteld worden dat de resultaten ook daadwerkelijk gelden voor de gehele populatie. Echter, moet er wel een kanttekening geplaatst worden bij de gevonden verschillen. Aan enkele analyses die zijn uitgevoerd waren voorwaarden verbonden, waar niet aan werd voldaan. Om een ANOVA uit te mogen voeren, moeten groepen gelijke aantallen bevatten of gelijke varianties hebben (Kinnear & Gray, 2006). De variantieanalyses in huidig onderzoek voldeden niet allemaal aan beide voorwaarden. Dit valt te verklaren door het feit dat de steekproef uit 94 films bestond. Wanneer dit relatief kleine aantal werd verdeeld over

verschillende groepen binnen een variabele, ontstonden er al snel ongelijke groepen. Ondanks de relatief kleine groepen binnen variabelen, zijn er toch significante verschillen gevonden.

Om de interne validiteit van het onderzoek te bevorderen, is geprobeerd om het meetinstrument te baseren op meetinstrumenten van bestaande studies. Zo is er voor de afhankelijke variabele kill-count gezocht naar bestaande definities. Echter, was er weinig consistentie in voorgaande onderzoeken. Dit leidde tot onzekerheid wat er nu wel of niet

uitgesloten moest worden, wat een bedreiging vormde voor de constructvaliditeit. Zo bestaan er bijvoorbeeld legervoertuigen die door minimaal drie personen moet worden bestuurd. Het is de vraag of een stilstaand legervoertuig ook werkelijk drie inzittenden heeft als het ontploft. Bovendien is het niet van alle voertuigen bekend wat het minimale aantal passagiers is. Om een consistente lijn in het aantal moorden in voertuigen te trekken, is er besloten om alle vernietigde voertuigen te rekenen als één moord, tenzij duidelijk het aantal inzittenden geteld kon worden. De onderzoekers hebben dus invloed gehad op het codeboek. Ondanks het feit dat het

(25)

25

codeerschema en het codeboek dus niet volledig gebaseerd zijn op een gevalideerd

meetinstrument, is de constructvaliditeit toch respectabel. De onderzoekers hebben namelijk wel een gemeenschappelijk referentiekader ontwikkeld, wat als context diende tijdens het coderen van de films. Hiermee is de interpretatieruimte van de onderzoekers op dezelfde manier

ingeperkt. De constructvaliditeit kan in vervolgonderzoek nog verbeteren door van tevoren een uitputtend onderzoek te doen naar alle mogelijke meetinstrumenten omtrent het aantal moorden, typen moorden en overige bijkomende variabelen zoals typen personages. Door alle

meetinstrumenten en definities tegen elkaar af te zetten, kunnen het huidige codeboek en codeerschema wellicht aangevuld of aangepast worden.

Ten slotte zijn er maatregelen genomen om de betrouwbaarheid te bevorderen. De

onderzoekers hebben samen het codeboek opgesteld, wat een gemeenschappelijk referentiekader bood. Hierdoor hadden de codeurs dezelfde interpretatie. Om de betrouwbaarheid van het

codeboek te achterhalen, is drie keer een intercodeursbetrouwbaarheid (kalpha) berekend. De eerste twee keren bleek het codeboek nog niet alles omvattend. Bepaalde typen moordwapens konden bijvoorbeeld in meerdere categorieën worden geplaatst. Hierover zijn duidelijke regels opgesteld in het codeboek. Na het codeboek twee keer verbeterd te hebben, waren alle variabelen bij het derde meetmoment zeer betrouwbaar gecodeerd. De onderzoekers kwamen dus tot

dezelfde resultaten, onder dezelfde condities, zonder willekeurige meetfouten.

Conclusie

Dit onderzoek was gericht op de gewelddadige inhoud van superheldenfilms. In het specifiek is er gefocust op dodelijk geweld, dat werd gemeten aan de hand van de kill-count. Aan de hand van de vijf deelvragen kan een antwoord geformuleerd worden op de hoofdvraag, in hoeverre er een verschil waarneembaar is in de mate van dodelijk geweld van superhelden en superschurken in superheldenfilms. Er kan geconcludeerd worden dat er grote verschillen bestaan in het dodelijk geweld van superhelden en superschurken. Superhelden plegen twee keer meer dodelijk geweld dan superschurken. Hierbij maken zij vaker gebruik van vuurwapens dan superschurken, wat volgens het weapons effect (Bushman, 2013) leidt tot agressieve gevoelens onder het publiek. Bovendien zouden deze resultaten volgens de social-learning theory (Bandura, 1986) zorgelijk zijn, omdat superhelden rolmodellen zijn en hun gedrag dus snel geïmiteerd zal worden. Hoewel de gevonden hoeveelheid dodelijk geweld van superhelden een verkeerde afschildering lijkt van

(26)

26

hun pro-sociale aard, doden superhelden vooral de slechte personages, die op hun beurt veelal burgerslachtoffers maken. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de daden van superhelden moreel gegrond zijn. De vraag is dus of dit reden zijn om ons zorgen te maken. Wat wellicht meer zorgen baart, is de gevonden toename in dodelijk geweld in PG-13 superheldenfilms, wat kan resulteren in het desensibilization effect (Rule & Ferguson, 1986). Het desensibilization effect stelt dat langdurige blootstelling aan geweld in media een verdovende werking heeft; men wordt ongevoelig voor mediageweld. Als men ongevoelig wordt voor mediageweld, zullen filmmakers er een schepje bovenop moeten doen, om het publiek te blijven entertainen. Hierdoor zullen superheldenfilms nog meer geweld gaan bevatten om dezelfde gevoelens te blijven oproepen. Hoewel deze trend onwenselijk is, is het waarschijnlijk dat de mate van dodelijk geweld door de jaren heen zal blijven toenemen in PG-13-rated films, want zoals Ralph Waldo Emerson (in Landman, 2014) stelde: “Uiteindelijk gaat iedere held vervelen”.

Literatuurlijst

Altman, M. A. (Producent), Bates, D. (Producent), Mischel, R. (Producent), & Mazin, C. (Regisseur). (2000). The Specials [Film]. Verenigde Staten: Regent Entertainment.

(27)

27

Anderson, C. A., Berkowitz, L., Donnerstein, E., Huesmann, L. R., Johnson, J. D., Linz, D., . . . & Wartella, E. (2003). The influence of media violence on youth. Psychological science

in the public interest, 4(3), 81-110. doi: 10.1111/j.1529-1006.2003.pspi_1433.x

Arad, A. (Producent), Foster, G. (Producent), Milchan, A. (Producent), & Bowman, R. (Regisseur). Elektra [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

Arad, A. (Producent), Foster, G. (Producent), Milchan, A. (Producent), & Johnson, M. S. (Regisseur). (2003). Daredevil [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

Arad, A. (Producent), Orleans, L. (Producent), Ziskin, L. (Producent), & Raimi, S. (Regisseur). (2004). Spider-Man 2 [Film]. Verenigde Staten: Colombia Pictures.

Bandura, A. (1978). Social learning theory of aggression. Journal of communication, 28(3), 12-29. doi: 10.1111/j.1460-2466.1978.tb01621.x

Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Prentice-Hall, Inc.

Berelson, B. (1952). Content analysis in communication research.

Bohling, A. (Producent), Pack, T. (Producent), Pitt, B. (Producent), Reid, D. (Producent), Vaughn, M. (Producent), & Jeff Wadlow (Regisseur). (2013). Kick-Ass 2 [Film]. Verenigde Staten: Universal Pictures

Box Office Mojo (2016). Geraadpleegd op 17 maart 2016, van

http://www.boxofficemojo.com/alltime/world/?pagenum=1&sort=domgross&order=DES C&p=.htm

Boyatzis, C. J. (1997). Of Power Rangers and V-Chips. Young Children, 52(7), 74-79. Burke, L. (2012). Superhero movies. Oldcastle Books.

Bushman, B. J. (2013). The weapons effect. JAMA pediatrics, 167(12), 1094-1095. doi:10.1001/jamapediatrics.2013.3824

Bushman, B. J., & Anderson, C. A. (2015). Understanding causality in the effects of media violence. American Behavioral Scientist, 59(14), 1807–1821.

(28)

28

Bushman, B. J., Jamieson, P. E., Weitz, I., & Romer, D. (2013). Gun violence trends in movies.

Pediatrics, 132(6), 1014-1018. doi: 10.1542/peds.2013-1600

Chan, D. (Producent), Dawson, K. (Producent), & Pressman, M. (Regisseur). (1991). Teenage

Mutant Ninja Turtles II: The Secret of the Ooze [Film]. Verenigde Staten: New Line.

Coogan, P. (2009). The definition of the superhero. A comics studies reader, 77.

Cox, M., Garrett, E., & Graham, J. A. (2005). Death in Disney films: Implications for children's understanding of death. Omega-journal of Death and Dying, 50(4), 267-280.

doi: 10.2190/Q5VL-KLF7-060F-W69V

Coyne, S. M., Callister, M., & Robinson, T. (2010). Yes, another teen movie: Three decades of physical violence in films aimed at adolescents. Journal of Children and Media, 4(4), 387-401. doi: 10.1080/17482798.2010.510006

Davis, J. (Producent), Schroeder, A. (Producent), & Trank, J. (Regisseur). (2012). Chronicle [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

Feige, K. (Producent), & Branagh, K. (Producent). (2011). Thor [Film]. Verenigde Staten: Paramount.

Feige, K. (Producent), & Reed, P. (Regisseur). (2015). Ant-Man [Film]. Verenigde Staten: Buena Vista.

Feige, K. (Producent), & Whedon, J. (Regisseur). (2015). Avengers: Age of Ultron [Film]. Verenigde Staten: Buena Vista

Feige, K. (Producent), & Whedon, J. (Regisseur). (2012). Marvel’s The Avengers [Film]. Verenigde Staten: Warner Bros.

Feng, Y., & Park, J. (2015). Bad Seed or Good Seed? A Content Analysis of the Main

Antagonists in Walt Disney- and Studio Ghibli-Animated Films. Journal of Children and

Media, 9(3), 368–385. doi:10.1080/17482798.2015.1058279

Filmratings: The classification and rating administration (z.d.). Geraadpleegd op 21 mei 2016,

(29)

29

Frankfurt, P. (Producent), Goyer, D. S. (Producent), Harris, L. (Producent), Snipes, W.

(Producent), & Goyer, D. S. (Regisseur). (2004). Blade: Trinity [Film]. Verenigde Staten: New Line.

Garner, T. (Producent), Todd, J. (Producent), Todd, S. (Producent), & Hewitt, P. (Regisseur). (2006). Zoom [Film]. Verenigde Staten: Sony (Revolution).

Gibson, D. E. (2004). Role models in career development: New directions for theory and research. Journal of Vocational Behavior, 65(1), 134-156. doi:10.1016/S0001-8791(03)00051-4

Goodman, G. (Producent), Kinberg, S. (Producent), Kulzer, R. (Producent), Parker, H.

(Producent), Vaughn, M. (Producent), & Trank, J. (Regisseur). (2015). Fantastic Four [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

Gordon, I., Jancovich, M., & McAllister, M. P. (Eds.). (2010). Film and comic books. Univ. Press of Mississippi.

Gray II, R. J., & Kaklamanidou, B. (Eds.). (2011). The 21st century superhero: essays on gender,

genre and globalization in film. McFarland.

Groensteen, T. (2000). Why are comics still in search of cultural legitimization. Comics and

culture: Analytical and theoretical approaches to comics, 29-42.

Hark, T. (Producent), & Lee, D. (Regisseur). (1999). Black Mask [Film]. Verenigde Staten: Artisan Entertainment.

Hayes, A. F., & Krippendorff, K. (2007). Answering the call for a standard reliability measure for coding data. Communication methods and measures,1(1), 77-89. doi:10.1080/19312450709336664

Homes, C. (Producent), Jones, L. C. (Producent), & Townsend, R. (Regisseur). (1993). The

Meteor Man [Film]. Verenigde Staten: Metro-Goldwyn-Mayer

(30)

30

Huesmann, L. R., & Miller, L. S. (1994). Long-term effects of repeated exposure to media violence in childhood. In Aggressive behavior (pp. 153-186). Springer US.

doi:10.1007/978-1-4757-9116-7_7

Huesmann, L. R., Moise-Titus, J., Podolski, C. L., & Eron, L. D. (2003). Longitudinal relations between children's exposure to tv violence and their aggressive and violent behavior in young adulthood: 1977-1992. Developmental psychology, 39(2), 201.

doi:10.1037/0012-1649.39.2.201

Huesmann, L. R., & Taylor, L. D. (2006). The role of media violence in violent behavior. Annu.

Rev. Public Health, 27, 393-415. doi:10.1146/annurev.publhealth.26.021304.144640 IMDb. (z.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2016, van http://www.imdb.com/

IMDb. (z.d.) Parents Guide for The Wolverine. Geraadpleegd op 24 februari 2016, van http://www.imdb.com/title/tt1430132/parentalguide?ref_=tt_ql_stry_5

Jackman, H. (Producent), Palermo, J. (Producent), Shuler Donner, L. (Producent), Winter, R. (Producent), & Hood, G. (Regisseur). (2009). X-Men Origins: Wolverine [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

Katzman, S. (Producent), & Bennet, S. G. (Regisseur). (1949). Batman and Robin [Film]. Verenigde Staten: Warner Bros.

Kinberg, S. (Producent), Parker, P. (Producent), Shuler Donner, L. (Producent), & Mangold, J. (Regisseur). (2017). Untitled Wolverine Sequel [Film]. Verenigde Staten: Twentieth Century Fox.

Kinberg, S. (Producent), Reynolds, R. (Producent), Shuler Donner, L. (Producent), & Miller, T. (Regisseur). (2016). Deadpool [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

King, C. M. (2000). Effects of humorous heroes and villains in violent action films. Journal of

Communication, 50(1), 5-24. doi: 10.1111/j.1460-2466.2000.tb02831.x

Kinnear, P., & Gray, C. (2006). SPSS 12 made simple. Psychology Press.

Kirsh, S. J. (2006). Cartoon violence and aggression in youth. Aggression and Violent Behavior,

(31)

31

Klapp, O. E. (1954). Heroes, villains and fools, as agents of social control. American Sociological

Review, 19(1), 56-62.

Kracauer, S. (1952). The challenge of qualitative content analysis. Public opinion quarterly, 631-642. http://www.jstor.org/stable/2746123

Landman, A. (2014). Korte inspirerende wijsheden voor levenskunst. Gedownload op 4 juni 2016, van http://cdn4.arendlandman.nl/wp-content/uploads/2014/02/1-Arend-Landman-citatenboek-korte-inspirerende-wijsheden-voor-levenskunst.pdf

Liss, M. B., & Reinhardt, L. C. (1980). Aggression on prosocial television programs.

Psychological Reports, 46(3c), 1065-1066. http://dx.doi.org/10.2466/pr0.1980.46.3c.1065

Markey, P. M., French, J. E., & Markey, C. N. (2015). Violent movies and severe acts of violence: Sensationalism versus science. Human Communication Research, 41(2), 155-173. doi: 10.1111/hcre.12046

Martin, J. F. (2007). Children's attitudes toward superheroes as a potential indicator of their moral understanding. Journal of Moral Education, 36(2), 239-250.

doi:10.1080/03057240701325381

Monk‐Turner, E., Ciba, P., Cunningham, M., McIntire, P. G., Pollard, M., & Turner, R. (2004). A content analysis of violence in American war movies. Analyses of social issues and public

policy, 4(1), 1-11. doi: 10.1111/j.1530-2415.2004.00031.x

Parker, H. (Producent), Shuler Donner, L. (Producent), Mangold, J. (Regisseur). (2013). The

Wolverine [Film]. Verenigde Staten: 20th Century Fox.

Potter, W. J. (2002). The 11 myths of media violence. Sage publications.

Potter, W. J., & Warren, R. (1998). Humor as camouflage of televised violence. Journal of

Communication, 48(2), 40-57. doi: 10.1111/j.1460-2466.1998.tb02747.x

Raney, A. A. (2004). Expanding disposition theory: Reconsidering character liking, moral evaluations, and enjoyment. Communication Theory, 14(4), 348-369. doi:10.1111/j.1468-2885.2004.tb00319.x

(32)

32

Roven, C. (Producent), Snyder, Z. (Regisseur). (2016). Batman v Superman: Dawn of Justice [Film]. Verenigde Staten: Warner Bros.

Roven, C. (Producent), Thomas, E. (Producent), & Nolan, C (Regisseur). (2012). The Dark night

Rises [Film]. Verenigde Staten: Warner Bros.

Rule, B. G., & Ferguson, T. J. (1986). The effects of media violence on attitudes, emotions, and cognitions. Journal of Social Issues, 42(3), 29-50. doi:

10.1111/j.1540-4560.1986.tb00241.x

Ryan, E. L., & Hoerrner, K. L. (2004). Let your conscience be your guide: Smoking and drinking in Disney's animated classics. Mass Communication & Society, 7(3), 261-278.

doi:10.1207/s15327825mcs0703_1

Salgado, R. P. (1989). Regulating a Video Revolution. Yale Law & Policy Review, 7(2), 516-537. Southgate, B. (2015). “I didn’t come here for a whisper”: Monsters, violence and heroes in

World War Hulk and post–9/11 America. The Ages of the Incredible Hulk: Essays on the

Green Goliath in Changing Times, 193.

Spengler, P. (Producent), & Donner, R. (Regisseur). (1978). Superman [Film]. Verenigde Staten: Warner Bros.

Tannenbaum, P. H., & Zillmann, D. (1975). Emotional arousal in the facilitation of aggression through communication. Advances in experimental social psychology, 8, 149-192. doi:10.1016/S0065-2601(08)60250-6

Tapert, R. (Producent), & Raimi, S. (Regisseur). (1990). Darkman [Film]. Verenigde Staten: Universal Pictures.

Tarantino, Q. (Producent), & Yuen, W. (Regisseur). (2001). Iron Monkey [Film]. Verenigde Staten: Miramax Films.

Wilson, B. J., Smith, S. L., Potter, W. J., Kunkel, D., Linz, D., Colvin, C. M., & Donnerstein, E. (2002). Violence in children's television programming: Assessing the risks. Journal of

(33)

33

Yokota, F., & Thompson, K. M. (2000). Violence in G-rated animated films. Jama, 283(20), 2716-2720. doi:10.1001/jama.283.20.2716

Zehnder, S. M., & Calvert, S. L. (2004). Between the hero and the shadow: Developmental differences in adolescents’ perceptions and understanding of mythic themes in film.

Journal of Communication Inquiry, 28(2), 122-137. doi:10.1177/0196859903261797

Zillman, D., & Cantor, J. R. (1977). Affective responses to the emotions of a protagonist. Journal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kleur groen in, wat je echt goed kunt en kleur geel, wat je nog

Door de aanzienlijke verschillen tussen de locaties in de samenstelling van de bewo- nersgroep, is het niet mogelijk om de effecten van de pilot op de uitstroom te meten

Toen aan hem te Innsbruck een heerlijk paleis vertoond werd, dat pas voor hem gebouwd was, fluisterde hij zijn oudste kamerling deze woorden in het oor: 'Wat

Dat sociale media het recht- streekse sociaal contact onder jongeren doen afnemen, blijkt overigens niet te kloppen.. „On- derzoek wijst erop dat online ge- sprekken

Several items in the English version of the MoCA might render it an invalid screening tool when used unconditionally to screen for mild cognitive impairment in the Sesotho-speaking

De burgers kunnen hun rechten als Unie- burger niet alleen afdwingen tegenover de autori- teiten van het eigen land, maar in voorkomende gevallen ook tegenover die van de

Enkele minuten later staat wel de 0-2 op het score bord Rinagel Ogenio passeert zijn direc- te tegenstander schuift de bal door naar de weer mee opgekomen Ste- fan Tichelaar en

Laat mij Jezus, nooit vergeten zijn.. Laat mij Jezus, nooit