Uitwerkingen MULO-A Meetkunde RK 1934
Opgave 1
De constructie zou als volgt kunnen verlopen.
1) Teken een willekeurige lijn m met daarop een punt A.
2) Construeer in A een hoek gelijk aan het complement van de gegeven hoek B. 3) Pas op het tweede been van deze hoek het lijnstuk AD af.
4) Construeer in D een loodlijn op AD die m snijdt in B. 5) Construeer het midden M van lijnstuk AB.
6) Cirkel vanuit M het lijnstuk MC om waarbij het verlengde van BD in C gesneden wordt. 7) Verbind de punten A en C.
Opgave 2
Op grond van het gegeven dat A 600 en CDAB, volgt dat driehoek ACD een zogeheten 300- 600- 900
driehoek is. Hieruit volgt direct dat 6 2 3 3 3
CD
AD en AC 2 AD4 3.
Daar B 450 en CDAB, is driehoek BCD rechthoekig gelijkbenig zodat BD CD en6
2 6 2
BC BD .
De oppervlakte van driehoek ABC is dan gelijk aan 1 1 (2 3 6) 6 6 3 18 2AB CD 2
Daar CAE300 en ACE300450750, is ook AEC750 (hoeksom in driehoek ACE). De twee gelijke hoeken in driehoek ACE leiden tot de gelijkbenigheid van deze driehoek.
Opgave 3
Uit de gelijkbenigheid van het trapezium volgt dat BC’ = 2 en dit tezamen met BC = 4 impliceert dat
0
60
A B
.
Daar AE bissectrice is van A , is EAB300 en dus is AEB900 (hoekensom in driehoek ABE).
Driehoek ABE is dus van het type 300 - 600 - 900 wat leidt tot 1 3
2
BE AB en dus CE . 1