Opgaven examen Algebra MULO-A 1937 Algemeen
(Tijd 1 uur)
Opgave 1
Vereenvoudig: 222 3 4 12 9 x x x x Opgave 2
Herleid: 1 15 2 3 2 2 3 6 5 =Opgave 3
Een jongen heeft een aantal guldens en rijksdaalders. Wisselt hij alles om in kwartjes, dan wordt het aantal geldstukken vermeerderd met 102. Wisselt hij alles om in gouden tientjes, dan wordt het oorspronkelijke aantal geldstukken verminderd met 15.
Hoeveel guldens en hoeveel rijksdaalders had hij?
Opgave 4
Telt men bij een breuk, waarvan de teller 3 kleiner is dan de noemer, het omgekeerde van de teller op, dan verkrijgt men 33
40.
Welke is die breuk?