• No results found

Het verbeelde samenleven : een sociologische studie naar de functies van familiefotografie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verbeelde samenleven : een sociologische studie naar de functies van familiefotografie"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

tv r

ld

DU:-:i!IUIS ölDllotneek

ROT NIET UITGELEEND

s

SCR 9257

nl v n

(2)

'Recently, photography has become almost as widely practiced an amusement as sex and dancing - which means that, like every mass art form, photography îs not practiced by most people as an

art. It is mainly a social rite, a defense against anxiety, and a tool of power'. Susan Sontag, 1973.

(3)

Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1: Inleiding 5 Inleiding 5 Achtergronden 5 1.1 Familiefoto's 5

1.2 Onderwerp van sociologisch onderzoek 6

1.3 Bewegende beelden 7

1.4 Eerder gedaan onderzoek 8

Dit onderzoek 9

1.5 Functies 9

1.6 Veranderingen in tijd en regionale verschillen 9

1.7 Centrale vraagstelling 10

1.8 Empirie 10

1.9 Theorie 11

1.10 Doelstelling 13

1.11 Opbouw 13

Hoofdstuk 2: Achtergronden fotografie en fotografeergedrag 15

Inleiding 15

Technologische en sociale ontwikkelingen in de 19° eeuw 15

2.1 Ontstaansgeschiedenis 15

2.2 Portretfotografie 16

2.3 Een camera voor de massa 18

2.4 Weerstand 20

Technologische en sociale ontwikkelingen tot op heden 20

2.5 Uitbreiding mogelijkheden 20

2.6 Digitale fotografie 21

2.7 'Fotografiecultuur' 23

Samenvatting 25

Hoofdstuk 3: Foto's maken 27

Inleiding 27

3.1 Type fotocamera 27

3.2 Wie fotografeert? 28

3.3 Fotogenieke gelegenheden 29

3.4 Fotogenieke onderwerpen 31

3.5 Motieven voor fotograferen 32

3.6 Wat niét gefotografeerd wordt 32

3.7 Dodenfotografie 34

3.8 Geboortefotografie 36

3.9 Digitaal fotograferen 37

3.10 Professionele foto's 38

Samenvatting 40

Hoofdstuk 4: Foto's bewaren en koesteren 42

Inleiding 42

4.1 Dozen, albums en mapjes 42

4.2 Speciale albums 43

4.3 Foto's weggooien 43

4.4 Betekenis 44

4.5 Mooist of meest waardevol 45

4.6 Beeld van je leven 46

(4)

Hoofdstuk 5: Foto's bekijken en presenteren Inleiding 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 Foto's bekijken Foto's uitwisselen Foto's als talisman Vergroten en inlijsten Speciale plek

Openlijk gepresenteerde foto's in huis Eigen kinderen

Zelf en/ of partner Gezin en familie Overige 5.7 Fotowanden 5.8 Fotocollages Samenvatting Hoofdstuk 6: Conclusies 6.1 6.2 6.3 6.4 Besluit Literatuuroverzicht Terugblik Informalisering en individualisering Verschillen tussen Zeeland en Amsterdam Functies van familiefotografie

Illustraties en verantwoording

Bijlage: Fotoserie van respondenten met familiefoto's

49 49 49 50 52 53 53 55 55 56 56 57 58 58 59 61 61 62 63 64 65

(5)

Voorwoord

Als tiener leende ik het fototoestel van mijn moeder en fotografeerde mijn broertje en zusjes, de kinderen uit de straat, mijn slaapkamer, de katten, de kippen en het avondeten met het hele gezin. Ik legde mijn leefomgeving vast door middel van foto's. De behoefte aan het documenteren van mijn leven in fotobeelden is nooit verdwenen. Een kast vol fotoalbums is het resultaat. Ik haal mijn fotoalbums maar zelden uit de kast. Toch zijn ze me heel dierbaar.

Wat betekenen familiefoto's voor mensen? Geïnteresseerd in wat mensen op foto's vastleggen, waarom bepaalde foto's worden bewaard en andere weggegooid, welke foto's men graag aan anderen laat zien en naar welke men zelf graag kijkt, besloot ik

familiefoto's tot onderwerp van mijn doctoraalscriptie te maken. De samenvatting van Bourdieu's studie naar familiefotografie1

zorgde voor een gemotiveerde start. Hoewel ik in de veronderstelling was dat de familiefotografie als onderwerp van sociologische studie nieuw was, realiseerde ik me al gauw dat ik me op een gevarieerd en levendig onderzoeksterrein bevond. Veel artikelen inspireerden mij, met name de scriptie van Boerdam en Oosterbaan Martinius.2

In de zomer van 2004 begon ik aan mijn veldwerk. Bij tien Zeeuwse en tien

Amsterdamse huishoudens werd ik hartelijk ontvangen. De interviews waren iedere keer een belevenis. Soms waren mensen aanvankelijk terughoudend, tot de fotoalbums op tafel kwamen. Al bladerend in hun verleden kwamen talloze anekdotes naar boven, waardoor het onderwerp voor mij sterk ging leven.

Met veel plezier heb ik aan deze scriptie gewerkt. Ik had mijn scriptie echter niet kunnen voltooien zonder de hulp van een aantal mensen. In eerste instantie gaat mijn dank uit naar Olga en Jan: mijn ouders die deze studie voor mij mogelijk maakten. Mijn dank is groot aan mijn begeleiders: Nico Wilterdink voor zijn kritische en scherpe feedback en Bart van Heerikhuizen voor zijn aanstekelijke enthousiasme. Ik dank alle respondenten voor het beschikbaar stellen van hun tijd en familiefoto's: zonder mij te kennen gaven ze mij toegang tot hun geschiedenis in beelden. Ik dank mijn studiegenoten Alexandra, Simone, Marjolijn, Marjon en Lidwien, met wie het studieavontuur begon en met wie ik na het afsluiten ervan altijd contact wil blijven houden. Vervolgens dank aan mijn 'redactie', bestaande uit Jan en Erik, voor het lezen en becommentariëren van de conceptversie. Ten slotte speciale dank aan Erik voor zijn steun, feedback en de grafische vormgeving van de eindversie. Zonder hem zou de scriptie wellicht eerder afgerond zijn, maar zijn aanwezigheid was een goede reden er wat langer over te doen.

Emilie Franse, 21 mei 2005 (contact: emiliefranse@hotmail.com).

1 De fotografie, teken en middel van integratie in Hoofdstukken uit de sociologie. 2

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Inleiding

Fotograferen was aanvankelijk alleen weggelegd voor professionele fotografen. Het procédé was ingewikkeld, tijdrovend en duur. In de negentiende eeuw waren het

voornamelijk rijke mensen die de mogelijkheid hadden een fotoportret te laten maken in een atelier van een fotograaf. Het gebruik van de fotocamera door een breder publiek werd pas ruim zestig jaar na de uitvinding van de fotocamera mogelijk. Technische verbeteringen zorgden ervoor dat méér mensen méér facetten van hun leven in fotobeelden konden vastleggen. Vanaf dat moment is er een ontwikkeling op gang gekomen die het tegenwoordig, een eeuw later, haast ondenkbaar maakt dat een Nederlands gezin geen foto- of filmcamera bezit, of op z'n minst een fotoalbum of schoenendoos met familiefoto's.

Voor de betrokkenen vormen de beelden een visualisering van hun herinneringen. Voor buitenstaanders vormen ze een beeldarchief waarin geschiedenis is vastgelegd.

Familiebeelden zijn een interessante bron voor sociologisch onderzoek geworden. In een tijd waarin nog maar weinig geschreven biografisch materiaal - zoals brieven en

dagboeken - wordt geproduceerd, is het belang van biografisch beeldmateriaal

toegenomen. Voor veel mensen zijn fotoverzamelingen het enige biografische materiaal dat zij na hun dood achterlaten.1

Achtergronden

1.1 Familiefoto's

Deze doctoraalscriptie gaat over foto's die binnen familieverband worden gemaakt, bewaard en vertoond. Foto's van het gezin of de familie die bij de fotograaf zijn gemaakt, maar vooral ook zelfgemaakte foto's van een pasgeboren familielid, een

huwelijksjubileum van opa en oma, een dagje uit of alledaagse 'huis-tuin-en-keuken kiekjes'. Het gaat over foto's die in een album worden geplakt of ingelijst, maar ook over foto's die in een schoenendoos op zolder verdwijnen of in het geheugen van de computer worden opgeslagen. Foto's die bij bepaalde gelegenheden opnieuw worden bekeken en waarbij herinneringen worden opgehaald, maar ook foto's die altijd openlijk een

bepaalde plek in hui.s hebben gehad. Al deze foto's krijgen vorm en betekenis binnen de sociale figuratie waarbinnen ze circuleren: het gezin of de familie. Vanuit sociologisch oogpunt ben ik geïnteresseerd in de rol die familiefoto's spelen binnen ons samenleven.

(7)

1.2 Onderwerp van sociologisch onderzoek

Tot enkele decennia geleden was het gebruik van foto's een nog nauwelijks betreden terrein binnen de sociale wetenschappen.2 Binnen de sociologie, waar het gesproken en

geschreven woord altijd centraal hebben gestaan, werden visuele documenten vrijwel niet erkend als bron van sociologisch onderzoek. Zoals de interpretatie van menselijk gedrag aan twijfel onderhevig is, zo leek de interpretatie van beeldend materiaal nog minder wetenschappelijk te onderbouwen te zijn. Deze onderwaardering werd

waarschijnlijk versterkt door het alledaagse, stereotiepe karakter van de familiefotografie. Het gegeven dat iedereen op ieder moment foto's kon nemen van de minst belangrijke zaken binnen de privé-sfeer, leek weinig bij te kunnen dragen aan het bestuderen van de samenleving.

Pas eind jaren '70 van de twintigste eeuw werd de familiefotografie vaker als onderwerp van studie beschouwd binnen de sociale wetenschappen. Foto's bleken informatie te bevatten die buiten het bereik van verbale bronnen ligt. Sociologen zoals Bourdieu en Boerdam en Oosterbaan Martinius constateerden sociale functies en processen aan de basis van het stereotiepe karakter van familiefoto's, die wijzen op sociale factoren en conventies rondom het maken en het gebruik van foto's in de privé-sfeer. De sociale figuratie waarbinnen deze praktijk functioneert - het gezin of de familie - is in veel gevallen de meest naaste kring in de eerste jaren van ons leven. Het opsporen en verklaren van regelmatigheden binnen deze sociale figuratie op microniveau, maakt deel uit van de sociologische zoektocht naar regelmatigheden in menselijke gedragingen op macroniveau. Het streven is het beter begrijpen van het functioneren van de

maatschappij. Naast sociologen zijn ook psychologen, antropologen, opvoedkundigen en historici actief geworden op dit levendige terrein van onderzoek. 3

Familiefoto's zijn producten die binnen gezinsverband tot stand komen; in de meeste gevallen door, voor en over het gezin. Het gaat om gebeurtenissen uit het leven van het gezin die worden vastgelegd met een fotocamera, met als primair doel het bewaren en vertonen van de resulterende foto's. Vanuit een ruimer perspectief kan dit proces worden gezien als het werken aan een beelddocument van het gezinsleven, in een poging een gezamenlijk geheugen op te bouwen.

In deze scriptie zal ik de familiefotografie als sociaal verschijnsel benaderen. Zoals kenmerkend voor sociale verschijnselen in het algemeen, gaat het ook bij

familiefotografie om een sociaal veranderlijk proces, dat wordt beïnvloed door zowel tijd als plaats. Het begrip is daarom niet eenvoudig te definiëren. De woorden

'familiefotografie' en 'familiefoto' zijn niet opgenomen in het Woordenboek der

2

Hoewel fotografie in de 19e eeuw al werd toegepast in dienst van het sociale onderzoek en protest tegen maatschappelijk onrecht - zoals blijkt uit Mayhew's studie 'London Labour and the London poor', 1851 (De Haas:1975) - is de intertesse in de functie van beeldmateriaal onder sociologen pas opgeleefd in het midden van de jaren '70 van de twintigste eeuw (Henny:1986). :i Pauwels, 1994:20.

(8)

Nederlandsche Taal.4 Toch is het een begrip dat veelvuldig wordt gebruikt, ook in

wetenschappelijke verhandelingen. Ik interpreteer het begrip 'familiefoto' als een foto die is opgenomen in een huishouden met meer personen, die een gedeeld bezit vormt en gedeelde betekenis heeft. Daarbij zijn zowel onderwerp als sociale omgeving van belang. Het onderwerp kan één of meer familieleden betreffen, maar ook een object of omgeving die van betekenis is voor de familie. Met familieleden bedoel ik leden van een gezin of familie, in de sociologische betekenis van nuclear family en extended family.5

Naar aanleiding van Engelstalige verhandelingen zal ik een enkele keer het begrip 'snapshot'

gebruiken.

Met deze omschrijving reken ik foto's die niet door familieleden zijn gemaakt (maar bijvoorbeeld door een fotograaf), maar waar wel familieleden op staan ook tot

familiefoto's. Ook foto's die wel door familieleden zijn gemaakt, maar waar geen familieleden op staan (maar bijvoorbeeld een landschap of huisdier) reken ik tot

familiefoto's. Foto's die ik buiten beschouwing laat, zijn die van amateur-fotografen die hun hobby heel serieus beoefenen. In tegenstelling tot de 'naïeve' praktijk van de

kiekjesmaker, streeft de serieuze amateur-fotograaf een hoger niveau na. Omdat de -vaak meer esthetische - doeleinden verschillen van die van de kiekjesmaker, en omdat foto's van de serieuze amateur-fotograaf geen gedeeld bezit vormen of gedeelde betekenis hebben, reken ik zijn foto's niet tot familiefoto's. Met het begrip 'familiefotografie' doel ik op het maken van familiefoto's in bovenstaande omschrijving.

1.3 Bewegende beelden

De modernisering heeft ervoor gezorgd dat mensen naast statische fotobeelden steeds meer bewegende beelden van het familieleven kunnen produceren, zoals op film en video. Recente technologische ontwikkelingen hebben gezorgd voor camera's op de markt waarmee zowel stilstaande als bewegende beelden kunnen worden vastgelegd: met

moderne videocamera's kan men fotobeelden maken en met steeds meer digitale fotocamera's en mobiele telefoons kan men filmpjes maken. Ook deze bewegende beelden zijn een interessante bron van onderzoek. Op bepaalde fronten bieden ze meer informatie dan stilstaande beelden, zoals geluiden, motoriek, en een ruimer zicht op de omgeving. Fotobeelden daarentegen maken een bondige formulering van de

beeldboodschap noodzakelijk. Bewegende beelden zijn altijd geprojecteerde beelden en kunnen daarom alleen in speciale omstandigheden zichtbaar worden gemaakt. Ze zijn minder toegankelijk, en vormen duidelijk een aparte categorie.0

Om die reden komen ze in deze scriptie niet (of slechts zijdelings) aan de orde. Voor meer informatie over het

4

Digitale versie WNT 2003. 5

Wilterdink en Van Heerikhuizen 1999:213. 6

(9)

familieleven op bewegende beelden verwijs ik naar het recente proefschrift van de cultuurhistoricus Aasman.7

1.4 Eerder gedaan onderzoek

In 1977 studeerden Jaap Boerdam en Warna Oosterbaan Martinius af aan de Universiteit van Amsterdam met hun doctoraalscriptie 'Het fotogenieke van het samenleven'; een sociologische beschouwing over familiefotografie. Dit werk was een inventarisatie en beschrijving van het schaarse materiaal dat op dit - toen nog - onontgonnen terrein bestond. Het doel van hun verkennend onderzoek was het opstellen van een aantal hypothesen betreffende de sociale betekenis die men aan de fotografie binnen gezinsverband kan toekennen. 8

Op basis van literatuuronderzoek en een eigen empirisch onderzoek, uitten zij kritiek op de conclusies van Bourdieu; een van de weinige

sociologen die zich eerder op het terrein van de familiefotografie had begeven. In zijn studie 'Un artMoyen' (1965) schreef Bourdieu: "(".)la pratique photographique n'existe et ne subsiste la plu part du temps que par sa fonction familiale ou mieux, par la fonction que lui confère Je groupe familial, à savoir de solenniser et d'éterniser les grands

moments de la vie familiale, bref, de renforcer l'intégration du groupe familial en réaffirmant Je sentiment qu'il a de lui-même et de son unité".9 De traditionele

familiefeesten als bruiloften en communies waar Bourdieu hoofdzakelijk op doelde -en andere rituele gebeurt-eniss-en, war-en volg-ens Boerdam -en Oosterbaan Martinius sterk in aantal afgenomen in de tijd waarin zij hun onderzoek deden. Ondanks die afname constateerden zij tegelijkertijd een toename van het fotografeergedrag in familielevens, met name door de mensen zelf. Dat betekende dat een andere manier van fotograferen was ontstaan, met andere functies en andere selectiecriteria. Boerdam en Oosterbaan Martinius concludeerden dat er een selectie bestaat van meer of minder 'fotogenieke momenten', gericht op wat zij noemen het 'gezinsgeluk': het geheel van normen, waarden en gevoelens dat men met de foto's tot uitdrukking wil brengen. 1

°

Familiefoto's dragen bij aan het bereiken en vasthouden van dat gezinsgeluk. Op die manier verzekeren

mensen zich op schijnbaar objectieve wijze van het gewenste verleden, aldus Boerdam en Oosterbaan Martinius.

Naar aanleiding van hun onderzoek stellen Boerdam en Oosterbaan Martinius tenslotte enkele hypothetische functies van familiefotografie vast. Volgens de eerste hypothese reduceren familiefoto's dissonanties met betrekking tot het gezinsgeluk. Ten tweede hebben familiefoto's een instructieve functie als biografische notities. Ten derde fungeren

7 Aasman, 2004. 8

Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:7. ~ Bourdieu, 1965:39.

(10)

familiefoto's als middel van documentatie.11

De functies van familiefotografie vormen het kernbegrip van deze scriptie.

Dit onderzoek

1.5 Functies

De socioloog Gouds blom schreef in 197 4 dat in de twintigste-eeuwse sociologie de begrippen 'latente en manifeste functies' naar voren werden gebracht (door de socioloog Merton) in een poging een meer 'waardenvrij' vocabulaire te ontwikkelen.12

"Deze

begrippen dienen om die gevolgen van sociale instituties aan te duiden, die bijdragen tot de aanpassing van een gegeven sociaal systeem, en die (en daar gaat het onderscheid om) al dan niet bedoeld zijn en opgemerkt worden door de deelnemers aan dit systeem" .13

Manifeste functies zijn bedoelde functies, waarvan men zich bewust is; latente, of onbedoelde functies, komen pas door onderzoek aan het licht. Goudsblom splitste het functiebegrip op in twee gebruiksmanieren:14

Boerdam en Oosterbaan Martinius pasten deze gebruiksmanieren reeds toe op de familiefotografie in de visie van Bourdieu: de familiefotografie heeft een functie voor de integratie van het gezin en is ook een functie van een bestaand niveau van integratie.15

Het is mijn intentie om vanuit de literatuur en mijn onderzoek diverse manifeste en latente functies van familiefotografie te achterhalen. Ook laat ik ruimte voor mogelijke disfuncties van familiefoto's; functies die negatieve consequenties hebben, 16

zoals bijvoorbeeld het verstoren van de harmonie binnen het gezin. Hoewel ik deze termen ontleen aan de socioloog Merton, is een essentieel verschil dat hij ze gebruikt met het oog op sociale systemen17

, terwijl ik me hoofdzakelijk richt op

de functies voor afzonderlijke mensen binnen familieverband.

1.6 Veranderingen in tijd en regionale verschillen

Dit onderzoek ligt in het verlengde van dat van Bourdieu en dat van Boerdam en Oosterbaan Martinius. Sinds hun schrijven zijn er decennia verstreken; een periode waarin zich zowel technologische als sociale ontwikkelingen hebben voorgedaan die van invloed zijn geweest op de fotografie.

Een zeer recente technologische ontwikkeling die het fotograferen binnen familieverband beïnvloedt, is de digitalisering van de fotografie. Steeds meer

Nederlandse huishoudens zijn in het bezit van een digitale camera. Zelfs met mobiele telefoons kunnen tegenwoordig foto's worden gemaakt. In hoeverre heeft de digitalisering

11

Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:56/57. 12 Goudsblom, 1990:123.

13 Merton, 1957:51. 14

Goudsblom, 1990:124.

15 Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:13. 16

Ritzer, 2000:110.

17

(11)

van de fotografie invloed op de wijze van fotograferen binnen gezinsverband? In verschillende hoofdstukken zal ik op deze vraag ingaan.

De sociale ontwikkelingen die aan de orde zullen komen, richten zich onder meer op de veranderde inhoud en betekenis van het begrip gezinsgeluk. Boerdam en Oosterbaan Martinius constateerden uit onderzochte privé-collecties dat de normen, waarden en gevoelens binnen het gezinsleven aan verandering onderhevig zijn. Zij plaatsten die veranderingen in het licht van brede maatschappelijke processen zoals democratisering, informalisering en gezinsindividualisering. In de afgelopen decennia hebben die

processen zich verder ontwikkeld. Zouden mensen in 2004 andere selectiecriteria toepassen om het gezinsgeluk op foto's vast te leggen dan enkele decennia geleden? Ook deze vraag komt in verschillende hoofdstukken aan de orde. De veranderingen door de tijd heen zal ik toetsen door bevindingen van Bourdieu in 1965 en van Boerdarn en Oosterbaan Martinius in 1977 te spiegelen aan bevindingen uit mijn empirische onderzoek in 2004.

Naast de veranderingen in tijd, ben ik geïnteresseerd in de vraag of de functies van familiefoto's regionaal verschillen. De respondenten die Bourdieu indertijd heeft ondervraagd, kwamen van het Franse platteland. Boerdam en Oosterbaan Martinius verzamelden hun respondenten onder andere middels een oproep in Folio Civitatis, 18

waarop - vermoed ik - voornamelijk Amsterdammers reageerden. Om het verschil in woonregio in mijn onderzoek mee te nemen, heb ik respondenten geïnterviewd uit twee Nederlandse provincies: tien respondenten uit grootstedelijk Amsterdam en tien uit het meer landelijke Zeeland.

Dit kwalitatieve onderzoek is explorerend van aard, maar geïnspireerd door eerder gedaan onderzoek.

1.7 Centrale vraagstelling

De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: 'Welke functies hebben familiefoto's voor de leden van Nederlandse gezinnen aan het begin van de eenentwintigste eeuw? Welke veranderingen hebben zich sinds de jaren zestig van de vorige eeuw voorgedaan en welke regionale verschillen zijn er te constateren? Hoe zijn deze veranderingen en verschillen sociologisch te verklaren?'

1.8 Empirie

Voor mijn empirische onderzoek heb ik de bevindingen van Bourdieu en van Boerdam en Oosterbaan Martinius als uitgangspunt genomen. Die bevindingen en verschillende

maatschappelijke ontwikkelingen tijdens de afgelopen decennia heb ik verwerkt in een vragenlijst. Bij twintig huishoudens met kinderen heb ik een interview afgenomen met

18

(12)

één of beide ouders.19

De vragen richtten zich in grote lijnen op het maken van foto's, het bewaren en koesteren van foto's, en het bekijken en presenteren van foto's. Met iedere respondent heb ik vervolgens tenminste één fotoalbum bekeken en besproken. De

respondenten waren over het algemeen heel openhartig. Tijdens de interviews, maar nog meer tijdens het bekijken van de fotoalbums, kwamen veel anekdotes naar boven. Op die manier kwamen de familiefoto's als het ware tot leven: voor de respondenten in hun herinnering en voor mij als sociaal fenomeen.

Naast de interviews en het bekijken van de albums, heb ik een inventarisatie gemaakt van alle openlijk in huis gepresenteerde foto's. Op die manier heb ik informatie

verkregen over het fotografeergedrag van deze mensen en de wijze waarop zij met foto's omgaan. Ik kende de respondenten niet van tevoren. Via de zogenaamde

'sneeuwbalmethode' ben ik bij ze terecht gekomen. Om een enigszins homogene groep te creëren, heb ik respondenten geselecteerd in de leeftijd tussen de vijfenveertig en

vijfenzestig jaar. Opleiding en inkomen heb ik niet als selectiecriterium gebruikt, maar bij de analyse heb ik rekening gehouden met de mogelijke invloed van deze variabelen. De respondenten waren niet per definitie liefhebbers van fotografie; sommigen hielden zelfs helemaal niet van fotograferen.

1.9 Theorie

Aan de hand van verschillende theorieën zal ik twee elkaar overlappende

-maatschappelijke ontwikkelingen kort uiteen zetten die vermoedelijk invloed hebben gehad op het fotografeergedrag van mensen.

Ten eerste kwam ik tijdens mijn interviews regelmatig voorbeelden tegen die duiden op veranderingen als gevolg van het proces van informalisering, zoals uiteengezet door de socioloog Wouters.20

Dit proces, dat gezien kan worden als 'perioden van versoepeling van de omgangsvormen in de twintigste eeuw', maakt onderdeel uit van het door de socioloog Elias beschreven civilisatieproces. 21

Steeds meer mensen, van verschillende klasse, generatie en sekse, zijn zich informeler gaan gedragen ten opzichte van elkaar. "De omgang in het algemeen is intiemer of gemeenzamer geworden; zo is men in allerlei verhoudingen, tussen ouders en kinderen, boven- en ondergeschikten, elkaar gaan tutoyeren en werd het formele 'Hoogachtend' veelal vervangen door 'Met vriendelijke groeten'," aldus Wouters.22 Dit proces wordt gekenmerkt door een genuanceerder geworden gedrags- en affectregulering: Elias sprak in dit verband van een afname van

19

Ik heb gekozen voor respondenten met een gezin, omdat onderzoek van o.a. Bourdieu heeft uitgewezen dat er het meest wordt gefotografeerd wanneer er kinderen zijn. Bovendien hebben respondenten uit deze levensfase vaak voldoende tijd en mogelijkheden gehad om hun

familieleven in een fotoverzameling vast te leggen. 20 Wouters, 1990.

21

Elias, 1982.

(13)

contrasten en een toename van variaties.23 In mijn onderzoek is een verschuiving zichtbaar van het fotografisch vastleggen van formele gelegenheden naar informele gelegenheden binnen familieverband. Bevindingen uit mijn onderzoek die duiden op de afname van rituele gebeurtenissen en de doorbraak van bepaalde taboes kunnen ook in het licht gezien worden van de informalisering. Hoewel het civilisatieproces

schommelingen vertoont, is er op de lange termijn sprake van een algemene trend in een bepaalde richting, aldus Elias. 24

De voortgang van het proces van informalisering is in mijn onderzoek herkenbaar ten opzichte van eerder gedaan onderzoek, en in

nuanceverschillen tussen de onderzochte regio's Zeeland en Amsterdam.

Ten tweede is het proces van individualisering vermoedelijk van invloed geweest op de familiefotografie. Wouters beschrijft dit proces in het kader van de informalisering als 'toenemende maatschappelijke dwang tot zelf dwang'. 25

Boerdam en Oosterbaan

Martinius brachten de veranderingen binnen de familiefotografie reeds in verband met 'gezinsindividualisering'; moderne gezinnen hadden zich steeds meer losgemaakt van de wijdere gemeenschaps- en familieverbanden, en er bestond een ongekende vrijheid in doen en laten voor zowel het individuele gezin als voor zijn afzonderlijke leden. 26

Het concept van individualisering is gedurende de afgelopen decennia gewijzigd als gevolg van specifieke sociale veranderingen, schrijft cultuursocioloog Wilterdink in zijn artikel 'On Individualisation'. Hij onderscheidt drie aspecten van individualisering: relationeel een toenemende veranderlijkheid van sociale relaties; situationeel -toegenomen gedragsmogelijkheden voor individuen; en normatief - een toenemende normatieve nadruk op individuele autonomie. 27

In mijn onderzoek komen ook

voorbeelden naar voren die duiden op deze meer recente aspecten van individualisering.

In de hoofdstukken 3, 4 en 5 - het empirische gedeelte - zal ik vanuit mijn bevindingen regelmatig wijzen op verbanden met processen van informalisering en individualisering.

Niet alleen maatschappelijke ontwikkelingen hebben ander licht op de familiefotografie geworpen; ook literatuur op het gebied van (familie)fotografie uit de afgelopen decennia biedt nieuwe inzichten. Wat in 1965 en ook nog in 1977 een onontgonnen terrein was, is inmiddels steeds verder in kaart gebracht. Internationaal verschenen diverse

beschouwingen over familiefotografie; niet alleen vanuit de sociologische hoek, maar ook vanuit de antropologie en de geschiedenis. 28

Door middel van een literatuurstudie van het relevante materiaal uit de afgelopen kwarteeuw, spiegelend aan de bevindingen uit mijn empirische onderzoek, zal ik nagaan

23 Wouters, 1990:44. 24 Idem, 1990:28. 25 Idem, 1990:45.

26 Boerdam en Oosterbaan Martinius (in navolging van Kooy), 1977:14. 27 Wilterdink, 1995:4.

(14)

in hoeverre de door Boerdam en Oosterbaan Martinius geformuleerde 'fotogenieke momenten' - gericht op het 'gezinsgeluk' - aan verandering onderhevig zijn geweest. Jaren na zijn doctoraalscriptie, schreef Oosterbaan Martinius: "Wanneer in de loop van een ontwikkeling zaken of personen niet meer of plotseling wel, minder of juist meer worden afgebeeld, zal dat waarschijnlijk samenhangen met veranderingen in aandacht of waardering. 29

In mijn analyse tracht ik die veranderingen in aandacht of waardering aan het licht te krijgen en sociologisch te verklaren.

1.1

o

Doelstelling

De bevindingen uit mijn empirische onderzoek zullen gespiegeld aan literatuur en eerder gedaan onderzoek leiden tot de conclusies in het laatste hoofdstuk. Voorop staat dat het empirische gedeelte van deze scriptie niet representatief is voor de Nederlandse

bevolking. De keuze voor de respondenten is nogal willekeurig en vele factoren die het fotografeergedrag beïnvloeden konden niet in het interview worden opgenomen. Toch was het mogelijk regelmatigheden te constateren die zeker het beschrijven waard zijn. Deze gegevens dienen ter illustratie van de theorie, of in andere gevallen om daar vraagtekens bij te zetten. Dit onderzoek pretendeert geen harde feiten voort te brengen, maar eerder voorzichtige conclusies en hypothesen.

1.11 Opbouw

Deze scriptie bestaat uit zes delen. In dit eerste hoofdstuk - de inleiding - heb ik het onderwerp toegelicht, de voorgeschiedenis van dit onderzoeksterrein beschreven, de centrale vraagstelling geformuleerd en enkele relevante theorieën kort uiteen gezet.

Hoofdstuk twee geeft inzicht in de achtergronden van fotografie en fotografeergedrag. Aan de hand van literatuur beschrijf ik de geschiedenis van het fotografisch procédé en de wijze waarop de fotografie een vanzelfsprekende plek kreeg binnen de Nederlandse samenleving. Ik zal nagaan welke technologische en sociale ontwikkelingen van invloed zijn geweest op het fotografeergedrag van deze tijd.

De hoofdstukken drie, vier en vijf omvatten het empirische gedeelte. Ze beschrijven achtereenvolgens diverse facetten betreffende het maken van foto's, het bewaren en koesteren van foto's, en het bekijken en presenteren van foto's. Ik spiegel de gegevens uit dit veldwerk aan literatuur en eerder gedaan onderzoek.

Hoofdstuk zes bestaat uit de conclusies. Op grond van de literatuur, theorieën en mijn empirische onderzoek beschrijf ik de mogelijke functies van familiefotografie voor de leden van Nederlandse gezinnen aan het begin van de eenentwintigste eeuw, de veranderingen sinds de jaren zestig van de vorige eeuw en de regionale verschillen. In

een overzicht van de voorgaande hoofdstukken komen sociologische verklaringen naar

29

(15)

voren voor de geconstateerde veranderingen en verschillen. Theorie en empirie komen samen in het besluit.

Tijdens mijn veldwerk heb ik alle respondenten gefotografeerd met één of meer foto's uit hun eigen collectie. Ter afsluiting van deze scriptie geeft de fotoserie in de bijlage een beeld van deze mensen met hun familiefoto's.

(16)

Hoofdstuk 2: Achtergronden fotografie en fotografeergedrag

Inleiding

Halverwege de zestiende eeuw werd de camera obscura

ontwikkeld in Italië; een lichtdichte ruimte waarin via een kleine opening een beeld kon worden gevormd van een object buiten de ruimte.1 Hoewel schilders reeds in de vijftiende eeuw gebruik

maakten van dit principe om beelden uit de werkelijkheid als het Afbeelding 1 ware te kopiëren, werd pas aan het begin van de negentiende eeuw ontdekt hoe men deze beelden kon vastleggen zonder teken- of schildervaardigheden. De technologische

ontwikkeling verliep traag, maar raakte in een stroomversnelling toen de fotocamera bereikbaar werd voor de massa en de behoefte aan fotograferen en nog meer aan foto's -toenam. De fotografie bleek in toenemende mate individuele en sociale doeleinden te dienen. In de loop van de twintigste eeuw zorgde de voortgang van de technologie voor nieuwe mogelijkheden, met als 'voorlopige bekroning' de digitalisering van de fotografie.

Over de technologische en sociale ontwikkelingen op het gebied van de fotografie - en de wisselwerking daartussen - gaat dit hoofdstuk. In de laatste alinea beschrijf ik de ontstane 'fotografiecultuur'; het uitgangspunt voor het daarop volgende empirische gedeelte.

Technologische en sociale ontwikkelingen in de 19° eeuw

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Wanneer vergelijkbare uitvindingen op verschillende plaatsen op de wereld bijna

tegelijkertijd worden gedaan, wordt gesproken van 'serendipity'. Een bekend voorbeeld is de evolutietheorie door Darwin en Wallace. Ook de uitvinding van het ontwikkelen van de fotografische afbeelding is een voorbeeld van serendipity.

In 1826 maakte de Fransman Niepce de eerste foto van het uitzicht vanuit zijn

zolderkamer. Hij had acht belichtingsuren nodig om de afbeelding vast te kunnen leggen op een tinnen plaat met asfaltemulsie in zijn camera obscura. De foto was onduidelijk, maar in de ontstane lichte en donkere vlakken was het uitzicht herkenbaar.

In dezelfde periode gebruikte de Franse schilder Daguerre de camera obscura als gereedschap bij het schilderen in perspectief. Ook hij was geïnteresseerd in het

vastleggen van de beelden, en ging enkele jaren samenwerken met Niepce. Vlak na het overlijden van Niepce - in 1835 - deed Daguerre een toevallige ontdekking. Het verhaal gaat dat hij een aan het licht blootgestelde plaat in een kastje had gelegd waar - zo bleek later - oen kapotte thermometer kwik had gelekt. Tot zijn verrassing was de afbeelding op 1

Het principe was reeds aan de filosoof Aristoteles bekend, die van 384 tot 322 voor Christus leefde. Bron: Winkler Prins Encyclopedie.

(17)

de plaat in reactie op de kwikdampen in een half uur ontwikkeld. Twee jaar na deze ont-dekking bereikte hij de eerste bruikbare toepassing van de fotografie door de beelden te fixeren met een geconcentreerde keukenzoutoplossing. De 'daguerreotypie' was een feit.

Tegelijk met de ontdekking van Daguerre, vond een soortgelijke uitvinding plaats door de Engelsman Talbot. Talbot bewerkte een stuk papier met lichte zoutoplossing, liet dat drogen en voegde een lichte zilvemitraatoplossing toe, waardoor zilverchloride op het papier ontstond. Dit proces maakte het papier lichtgevoelig. Hij plaatste het papier in een camera obscura en belichtte een object gedurende dertig minuten. Tenslotte fixeerde hij de afbeelding in een sterke zoutoplossing. Tal bot noemde zijn werkwijze 'kalotypie'. De daarop volgende experimenten van Talbot resulteerden in een negatief-positief procédé, dat de grondslag vormde voor de verdere technische ontwikkeling. z Beide ontdekkingen - met een vergelijkbaar resultaat - betekenden een grote vooruitgang in de fotografische techniek. Omdat men vreesde dat de ontwikkeling zou stagneren wanneer het procédé in particuliere handen zou blijven, kocht de Franse regering in 1839 de uitvinding van de daguerreotypie op. Het procédé werd 'ten behoeve van wetenschap en kunst ter algemene beschikking gesteld'. 3

2.2 Portretfotografie

Bekend is dat de camera obscura- met een scherp werkende lens -in de 16° eeuw werd ingezet om tekenaars te helpen met perspectiefproblemen. 4 De hedendaagse Engelse schilder David Hockney kwam echter tijdens zijn ontdekkingtocht door de Europese kunstgeschiedenis tot de - onder kunstcritici omstreden - conclusie dat oude meesters in de schilderkunst reeds in de vijftiende eeuw gebruik maakten van optische instrumenten als lenzen en spiegels om voorstellingen op een doek of papier af te beelden en te

kopiëren. 5 Deze methode kan gezien worden als een overgangsfase van het geschilderde portret naar het fotografisch portret.

De reductie van acht belichtingsuren naar dertig minuten maakte het voor het eerst mogelijk geposeerde mensen te fotograferen. De sociale behoefte aan het fotografisch portret bleek zo groot dat de portretstudio's al in 1840 als paddestoelen uit de grond verrezen. 6 Om een scherpe foto te verkrijgen, moesten de poserende mensen echter stilzitten zo lang de belichting plaatsvond. Om dat te vergemakkelijken, werd een poseerapparaat uitgevonden dat de rug en het hoofd in dezelfde positie hielden. Het is niet verwonderlijk dat de resulterende portretten uit deze tijd stereotiep, karakterloos en somber waren.

2

De Haas, 1975:22/23. 3

Idem, 1975:38.

4 Coppens, Roosens en Van Deuren, 1989:41. 5 Hockney, 2002.

6

(18)

De ontwikkeling van het fotografisch procédé raakte halverwege de 19° eeuw in een stroomversnelling. Nieuwe methoden en technieken volgden elkaar snel op. In 1851 werd een ontdekking gedaan die de

poseertijd aanzienlijk reduceerde: het aanbrengen van een natte collodium-laag maakte de belichtingsplaten

vijftien maal gevoeliger dan daguerreotypieplaten. Afbeelding 2

De vervloeiende effecten van de papiervezel werden uitgeschakeld, wat ten goede kwam aan de beeldscherpte. Deze techniek werd het 'natte collodium' of 'archerotypie'

genoemd.7 Voor portretfoto's was één tot drie seconden belichting voldoende. In 1860 was de nodige belichtingstijd verder gereduceerd tot een fractie van een seconde.

Direct na de uitvinding van de fotografie was de sociale behoefte aan het fotoportret groot. In 1975 schrijft De Haas in zijn dissertatie 'De fotografie in sociologisch perspectief' dat de behoefte aan het fotoportret een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in de

ontwikkeling van de techniek. 8 Het fotoportret was een aantrekkelijk - en minder

kostbaar - alternatief voor het geschilderde portret als statussymbool voor de opkomende burgerij. Rond 1840 werd het merendeel van de portretschilders beroepsfotograaf.9 Voor een breder publiek was het fotoportret een geschikt middel om de herinnering aan afwezigen levend te houden; zoals geëmigreerde of overleden familieleden.10

Aan het eind van de jaren vijftig zette de Parijse fotograaf Disdéri de 'carte de visite' op de markt: een op karton geplakte papierafdruk van 6 x 9 cm, die bestond uit acht opnamen op één collodiumplaat. De klant kreeg de afdrukken mee in een kartonnen doosje om ze uit te delen aan vrienden en familieleden. Het uitwisselen en verzamelen van deze

visiteportretten werd een modeverschijnsel dat aanvankelijk aftrek vond bij een sociale elite, en binnen korte tijd transformeerde in een wijdverbreide rage in massale vorm. In Amerika werd de carte de visite ook wel 'social currency' genoemd. Disdéri werd veelzeggend genoeg miljonair. De Haas schrijft dat de carte de visite een belangrijke rol heeft gespeeld in de democratisering van rangen en standen"(".) omdat men voor een gering bedrag een even goedgelijkende beeltenis kan laten maken als door beroemde schilders vervaardigd van gekroonde hoofden" .11

7

Coppens, Roosens en Van Deuren, 1989:78. 8 De Haas, 1975:37. 9 Benjamin, 1985:51 (1931). 10 De Haas, 1975:64. 11 Idem, 1975:66.

(19)

2.3 Een cameravoorde massa

In 1880 werden de lichtgevoelige platen vervangen door een film. Het lichte gewicht en de flexibiliteit van de .film maakten een kleinere, beter hanteerbare camera mogelijk. In 1888 bracht de Amerikaan Eastman de eerste draagbare Kodak camera op de markt. De kern van zijn uitvinding was dat het maken van foto's volledig los kwam te staan van technische vaardigheden. De camera met belichte film kon men voortaan naar de internationale ontwikkelservice van Eastman sturen. De film werd ontwikkeld en geprint en samen met de camera voorzien van een nieuwe film -terug gestuurd naar de klant. De Kodak-slogan luidde:

'You press the button, we do the rest.'12

EASTMAN

KODAK

C0;.'5

BROWNIE Sl 00

CAMERAS .

Voor het eerst konden de niet-geposeerde momenten Afbeelding 3 van het leven worden vastgelegd. Niet alleen door fotografen, maar· door iedereen die zich de aanschaf van een camera kon veroorloven. De eerste Kodak camera's waren door hun destijds hoge prijs - 25 dollar - nog niet toegankelijk voor iedereen. Daar kwam verandering in toen Eastman in 1900 een nieuw, simpel en goedkoper model op de markt bracht. De 'Brownie Camera' kostte maar 1 dollar en werd een wereldwijd succes. Jong of oud, rijk of arm; iedereen kon in hetbezit zijn van een fotocamera. "From now on, the world had to be ready to be photographed unawares".13

In zijn boek'Snapshots versions of life' schreef Chalfen (Amerikaanse professor in de antropologie): "This access to cameras has provided us with a modern expressive form that promotes the communication of information about ourselves and future generations".14

Juist de kiekjes die de informele aspecten van het samenleven laten zien,

zijn waardevol gebleken voor onze Afbeelding 4

kennis en begrip van mensen en gebeurtenissen uit het verleden. Opgetuigde kerstbomen of verjaardagstaarten op de foto veranderen van hoofdzaak in bijzaak; de context heeft aan betekenis gewonnen. 'Irrelevante' details of zelfs 'fouten' op snapshots die een

12 Steinorth, 1988:21. 13

Ford, 1988:10. 14 Chalfen, 1987:4.

(20)

fotograaf bewust zou hebben weggelaten - zoals een openstaande deur op de achtergrond die een blik op de keuken prijsgeeft - hebben door de tijd heen historische waarde

gekregen.15 Bewegende filmbeelden dragen overigens nog meer informatie: achter de

eerste stapjes van een kind door een huiskamer, gevolgd door een filmcamera, is veel te zien van bijvoorbeeld de inrichting van de woning.

De snapshot laat voor het eerst zien hoe 'gewone' mensen aan het eind van de

negentiende eeuw leefden. Door zijn naïeve manier van fotograferen maakte de 'nieuwe fotograaf - zoals Steinorth de fotograferende massa noemde - andere foto's dan de beroepsfotograaf. De automatische boxcamera's - waarvoor geen technische expertise nodig was - maakten fotograferen tot een ongecompliceerde en snelle handeling. De informele sfeer, bekende omgeving en bekend gezelschap waren de aanleiding voor meer ontspannen poses en natuurlijke uitdrukkingen.16 Bij een professionele onbekende hield

men zich aan de sociale etiquette, terwijl zich in informele sferen een 'tendency to clown' voordeed.17 Dergelijk menselijk gedrag werd voor het eerst op foto's vastgelegd na de intrede van de snapshotcamera. Bovendien vond de opkomst en verspreiding van de fotocamera in dezelfde periode plaats als het proces van informalisering, zoals uiteengezet door Wouters.18

In de loop van de twintigste eeuw was er sprake van een algehele versoepeling van omgangsvormen, die ongetwijfeld invloed heeft gehad op de gezinscultuur en daarmee op de stijl van de foto's die binnen dat verband werden gemaakt. Later kom ik terug op het proces van informalisering.

Het gebruik van de fotocamera door de massa steeg naarmate een democratisering van het recreatiepatroon op gang kwam, aldus De Haas. De groeiende infrastructuur zorgde voor een toename van het aantal vakantiegangers buiten het eigen woon-gebied. Tijdens dag- en weekendtrips werd de fotocamera mee-genomen.19 Eastman constateerde dat het aantal camera's dat naar zijn afdruk- en ontwikkelcentrales werd gestuurd signifi-cant steeg na belangrijke gebeurtenissen en vakantieperioden. 20

Ook beroepsfotografen speelden in op de behoefte van vakantiegangers vereeuwigd te worden tegen een recreatieve achtergrond. In verschillende delen van Europa verdienden straat- en strandfotografen in die tijd een goede boterham aan

de souvenirwaarde die aan foto's werd toegekend. Afbeelding 5

15 Coe en Gates, 1977:12. 16 Steinorth, 1988:27. 17 Coe en Gates, 1977:11. 18 Wouters, 1990.

19 Voor de rol die fotografie speelt in het hedendaagse toerisme verwijs ik naar het boek 'The tourist gaze' van John Urry, dat de 'sociologie van het toerisme' beschrijft. Urry, 1990. 20 Steinorth, 1988:30.

(21)

2.4 Weerstand

De opkomst van de fotografie werd niet door iedereen toegejuicht. Vanuit religieuze hoek werd met afgunst gereageerd tegen deze hoogmoed om 'Gods evenbeeld met een machine vast te willen leggen'. 21 Ook in literaire kringen werd gevreesd voor de slechte invloed die de fotografie zou kunnen hebben op de maatschappij. De Franse dichter Baudelaire uitte zijn afkeer (in een Engelse vertaling) als volgt: "Our squalid society became narcissistically entranced by Daguerre's cheap method of disseminating a loathing for history". 22

De Duitse filosoof Benjamin schreef in zijn 'Kleine geschiedenis van de fotografie'(1931) over verval van smaak binnen de fotografie vanaf het moment dat zakenlui de stand van de beroepsfotografen binnendrongen. Het retoucheren van

negatieven kwam in zwang, waarmee de slechte schilder naar zijn mening wraak nam op de fotografie. Zijn afkeer van de fotografiestijl uit die tijd blijkt uit het volgende (in het Nederlands vertaalde) citaat:"(".) in leer gebonden pillen met afschuwelijk metalen beslag en met vingerdikke goudgerande bladen, waarop potsierlijk opgetuigde of ingesnoerde figuren - oom Alex en tante Riekje, Truitje toen ze nog klein was, papa als aankomend student - waren uitgestald (.")".23 Zowel in dit essay als in zijn volgende:

'Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid' (1935), spreekt Benjamin van het verloren gaan van de 'aura' van een foto - zoals hij het 'hier en nu van het origineel' noemt - als gevolg van de mogelijkheid tot het eindeloos vermenigvuldigen ervan.

Deze kritiek bestaat tot op heden, en is bovendien versterkt door nieuwe technologische ontwikkelingen. Als gevolg van de digitalisering van de fotografie heeft tegenwoordig niet langer iedere foto een negatief als authentiek origineel. Bovendien zijn de

mogelijkheden voor het manipuleren van foto's toegenomen. Oosterbaan Martinius uitte in 1995 zijn bezorgdheid: "De digitale fotografie stelt de fotografische waarheid ter discussie.(".) Kunnen we de fotografie nog wel vertrouwen?" 24

Technologische en sociale ontwikkelingen tot op heden

2.5 Uitbreiding mogelijkheden

Fotograferen is afhankelijk van zonlicht of een andere lichtbron. Vóór de uitvinding van het flitslicht werden amateurfoto's veelal buiten genomen. Om die reden zijn foto's van interieurs uit die tijd schaars. In 1859 ontdekte men de werking van magnesiumlicht, dat vanwege de brandbaarheid niet ongevaarlijk was bij het fotograferen. Pas zeventig jaar later - in 1929 - werd de flitslamp uitgevonden. Aanvankelijk werd de flitser met de hand bediend, maar later zorgde automatisering ervoor dat een ingebouwd flitscontact de

21 De Haas, 1975:36. 22 Sontag, 1977:69 (1973). 23 Benjamin, 1985:52 (1931). 24 Oosterbaan Martinius, 1995:199/204.

(22)

ontsteking regelde op hetzelfde moment als de opening van de sluiter. Fotograferen was nu ook binnenshuis goed mogelijk en veilig.

In de loop van de tijd werden verschillende camera's ontwikkeld met uiteenlopende mogelijkheden. Zo kreeg de automatische boxcamera modernere opvolgers die

gekenmerkt werden door grote bedieningseenvoud en een lage prijs. 25 Voor mensen die graag zelf de keuzemogelijkheid hadden over de sluitertijd en het diafragma, was er de inklapbare zoeker- of reflexcamera. Weer een ander type is de polaroidcamera, die in 1947 werd uitgevonden in Amerika. Deze kant-en-klare camera maakte ontwikkelen en afdrukken in een donkere kamer overbodig. Na een druk op de knop rolde het belichte papier uit de camera, waarop de afbeelding zichtbaar werd na 30 tot 60 seconden.

Lange tijd werden verreweg de meeste foto's in zwart/wit afgedrukt. Hoewel de basis voor de kleurenfotografie reeds in 1869 werd gelegd - een ingewikkeld proces met behulp van filters en deelnegatieven - kwamen de eerste kleurenfilms pas in 1935 op de markt.26 De kwaliteit van de kleurenfoto's liet echter lange tijd te wensen over. Van alle fotoalbums die ik van de respondenten heb bekeken, werden de foto's uit de jaren '60, '70 en '80 vaak nog gekenmerkt door een zweem van overwegend rood, groen of bruin.

2.6 Digitale fotografie

Aan het eind van de twintigste eeuw werd een nieuwe methode ontwikkeld: de digitale fotografie. De eerste digitale fotocamera's kwamen aan het begin van de jaren '90 op de markt. In een digitale camera is de film vervangen door een computerchip. Op een display kan men direct zien hoe de afbeelding geworden is. Een 'mislukte' foto kan worden gewist en eventueel opnieuw worden genomen. Ontwikkelaar en fixeer zijn overbodig; digitale foto's kunnen bij een centrale worden afgedrukt of thuis worden geprint. Bovendien kunnen digitale foto's op een beeldscherm worden getoond en worden verstuurd via digitale kanalen zoals het internet. Omdat er geen filmrolletjes nodig zijn en men kan bepalen welke foto's wel en niet worden afgedrukt, kunnen de gebruikskosten relatief laag blijven. Steeds meer mensen schaffen een digitale camera aan, met alle gemakken van dien. 27

De ontwikkelingen op het gebied van de digitale fotografie zijn nog jong, maar de markt is volwassen aan het worden. Technologische ontwikkelingen hebben het mogelijk gemaakt geavanceerde apparatuur op de markt te zetten voor een prijs die steeds lager wordt. 28

Een recente ontwikkeling is de opkomst van mobiele telefoons met een

camerafunctie. Hoewel uit onderzoek blijkt dat 40% van de ondervraagden nooit gebruik

25 De Haas vertaalt 'automatisch' als het overnemen van menselijke beslissingen door het instrumentele systeem. De Haas, 1975:62.

26 Idem, 1975:57. 27

In 2004 heeft 45% Van de Nederlandse huishoudens een digitale camera; dat is 50% meer ten opzichte van 2003. Bron: Monitor Digitale Fotografie, onderzoeksbureau Blauw Research.

28

Een eenvoudige digitale camera is verkrijgbaar vanaf 100 euro. De gemiddelde prijs ligt in 2004 echter op 348 euro; 15% lager dan in 2003. Bron: idem.

(23)

maakt van deze functie, en meer dan de helft van de gebruikers de kwaliteit van de foto's die met de mobiele telefoon genomen zijn slecht vindt,29

gaan de ontwikkelingen op dit gebied met sprongen vooruit. Steeds vaker zijn mobiele telefoons met geïntegreerde camera uitgerust met flitslicht en verbeterde resolutie. De nieuwste types hebben een resolutie van 1,3 megapixels: voldoende voor een respectabele afdruk. Met deze mobiele telefoons kan men naast foto's ook video-opnamen maken die met behulp van bluetooth (draadloos) of een MultiMediaCard kunnen worden overgebracht naar een ander digitaal station zoals een mobiele telefoon of computer. Dat maakt het op korte termijn mogelijk zowel stilstaande als bewegende beelden uit te wisselen en fotobeelden thuis of in een kiosk af te drukken. 30 Ruim een eeuw geleden zorgde Kodak voor internationale

ontwikkelcentrales; nu is Kodak een koploper in digitale service. Met 'Kodak Mobile' kan de consument digitale foto's die met een mobiele telefoon zijn gemaakt via internet bewaren, organiseren, uitwisselen en printen.31

Reeds in 1931 schreef Benjamin: "De camera wordt steeds kleiner, staat steeds meer in de aanslag om vluchtige en geheime beelden vast te leggen", 32

- niet wetende dat de ontwikkeling déze vorm zou aannemen. Het is duidelijk dat steeds méér mensen op steeds méér momenten beelden uit hun leven vast kunnen leggen.

Het is waarschijnlijk dat de digitalisering invloed heeft op het fotografeergedrag van mensen. Verklaringen daarvoor kunnen gezocht worden in het feit dat men meer foto's kan maken tegen minder hoge kosten; dat foto's gemakkelijker kunnen worden

uitgewisseld met het gebruik van digitale kanalen; en dat de selectie van digitale foto's waarschijnlijk groter is dan die van analoge foto's. Recent onderzoek toonde aan dat Nederlandse huishoudens met een digitale camera gemiddeld 580 kiekjes per jaar maken. Daarvan wordt 12% thuis uitgeprint en slechts 15% bij een afdrukservice. Dat betekent dat ongeveer 73% van de digitale foto's niet wordt afgedrukt.33

De foto's die men uitkiest om in een album te plakken, zijn dus aan een strengere selectie onderhevig.

De digitalisering heeft tevens mogelijkheden geboden om afbeeldingen met een computer te bewerken of te veranderen. Het manipuleren van foto's was al veel eerder mogelijk, maar niet zo verfijnd als tegenwoordig. Ter illustratie heb ik - met behulp van het computerprogramma Photoshop - een foto van mijn vriend en mij in een lijst

geplaatst aan de fotowand van de familie Huson. 34

De keerzijde van de mogelijkheden die de digitalisering biedt, is dat de fotografie - nog meer dan vroeger - zijn authenticiteit en geloofwaardigheid verliest.

29 Bron: onderzoeksbureau Blauw Research.

30 De Nokia 6680 maakt het zelfs mogelijk persoonlijke videogesprekken te voeren. Bron:

www.nokia.nl

31 www.kodakmobile.nl 32 Benjamin, 1985:62 (1931).

33 Monitor Digitale Fotografie, onderzoeksbureau Blauw Research. 34 Zie fotoserie van respondenten in de bijlage: foto Diny

(24)

2. 7 'Fotografiecultuur'

Wie een fotocamera hanteert, wordt- al dan niet bewust - beïnvloed door aangeleerde of algemeen gedeelde ideeën, waarden en kennis die in de loop van de tijd zijn ontstaan op het gebied van de fotografie. Boerdam en Oosterbaan Martinius legden een verband tussen fotografie en een ongepland maatschappelijk proces. Zij constateerden dat de fotografische afbeeldingstechniek een eigen gedaante, een eigen traditie en een eigen gebruik heeft gekregen, waarbij fotografische normen en gebruiksmogelijkheden zijn voortgekomen uit een ongepland maatschappelijk proces. 35

Communicatiewetenschapper Pauwels - verbonden aan de Universiteit van Antwerpen - gaat nog een stap verder wanneer hij constateert: "Vanuit sociologisch gezichtspunt kan een foto beschouwd worden als een van de meest plastische uitdrukkingen van de heersende waarden en normen in een gegeven samenleving". 36 Hoewel die uitspraak wat ver gaat, is het

waarschijnlijk dat familiefoto's worden beïnvloed door de sociale context waarbinnen ze ontstaan: zowel op microniveau (het gezin) als op macroniveau (de maatschappij). Pauwels spreekt van een langzaam gegroeide 'cameracultuur' met typisch 'fotografische' waarden en normen.37

Chalfen spreekt in zijn boek 'Snapshot Versions of life' van een 'Kodak culture' met 'Polaroid people' wanneer regelmatig specifieke mensen, plaatsen en onderwerpen terugkeren op foto's. 38 In navolging van deze benaderingen introduceer ik het begrip 'fotografiecultuur'. Men zou kunnen zeggen dat er in de loop van de tijd een 'fotografiecultuur' is ontstaan, die bestaat uit alle gedragingen met betrekking tot fotograferen, met herkenbare gedragspatronen die veranderlijk zijn in tijd en - naar ik vermoed- variëren in plaats.

Welke gedragspatronen zijn herkenbaar met betrekking tot de familiefotografie? Een voorbeeld is de keuze wat wel en niet gefotografeerd kan worden. Technisch is méér mogelijk dan sociaal. Slechts op enkele plekken wordt in de fysieke omgeving

aangegeven dat fotograferen niet wordt toegestaan. Verbodsborden op bepaalde locaties kunnen te maken hebben met privacy (naaktstrand), veiligheid (militaire objecten) of bescherming van authenticiteit (museum). Op overtreding volgen al dan niet wettelijke sancties. Over het algemeen staat echter niets aangegeven: men bepaalt intuïtief (of op basis van kennis en ervaring) of fotograferen al dan niet gepast is. Hoewel men zou kunnen vermoeden dat fotografische normen sociale conventies zijn geworden, bestaat hier geen consensus over. Dat levert situaties op waarin de sociale omgeving

fotograferende mensen terechtwijst. Denk bijvoorbeeld aan de reacties van prostituees op de Wallen van Amsterdam wanneer zij door toeristen worden gefotografeerd. Er bestaan

35 Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:16/17. 36

Pauwels, 1994:8.

37 Idem, 1994:8. 38 Chalfen, 1987:10/11.

(25)

weliswaar geen formele sancties tegen het overtreden van de informele grenzen, maar sociale controle van de medemens is groot.

Naast restricties die fotografeergedrag indammen, bestaan er ook sturende krachten van diverse aard. Degene die de camera hanteert kan bijvoorbeeld het gedrag van de mensen voor de camera regisseren of ensceneren, om de boodschap die men middels de foto wil overdragen zo duidelijk mogelijk over te laten komen. Hoewel het maken van foto's binnen familieverband vaak als vanzelfsprekend lijkt te gebeuren, is er in de meeste gevallen sprake van enscenering. Boerdam en Oosterbaan Martinius leggen het begrip enscenering uit als "sociaal proces waarbij fotograaf en gefotografeerden positie,

houdingen, achtergrond en rekwisieten kiezen". 39 In woorden van de socioloog Goffman kan het maken van familiefoto's gezien worden als een 'voorstelling' waarin mensen zichzelf en hu11 werkelijkheid prese11teren. Niet zelden streeft men naar idealisering van de voorstelling. "Wanneer eenmaal het juiste teken-overbrengend instrumentarium verworven is (in dit geval de fotocamera) en men vertrouwd is geraakt met het gebruik ervan, kan men dit instrumentarium hanteren om de dagelijkse voorstellingen met een positief gewaardeerde sociale stijl te verfraaien en te verluchten", aldus Goffman. 40

Een sturende kracht voor de 'kiekjesmaker' zijn de verschenen handleidingen met aanwijzingen voor de beste manieren van fotograferen. "Ieder zal ter gelegener tijd z'n eigen kroost en dat van familie en vrienden zó willen fotograferen als ze dagelijks zijn", staat er in de handleiding 'Fototips' van Borrebach. "In dat geval géén geposeer

-fotografeer ze bij voorkeur midden in hun spel".41

Voor snapshots wordt het over het algemeen wenselijk gevonden dat er niet wordt geposeerd: mensen worden bij voorkeur vastgelegd zoals ze in het dagelijks leven of op dat specifieke moment zijn. Omdat mensen tegenwoordig camerabewust zijn geworden, is het de vraag of 'echt spontane' foto's nog wel voorkomen. Boerdam en Oosterbaan Martinius spreken wat de

handleidingen betreft van 'gedwongen ongedwongenheid'; de ongedwongenheid van de poses wordt vaak als dwingende eis geformuleerd.42

Dat het wenselijk is doorgaans niet te poseren geldt overigens voor de Westerse fotografiecultuur. In China worden vrijwel alléén geposeerde foto's genomen, ook tijdens vakanties en in de vrije tijd. 43

Fotografieculturen verschillen dus internationaal.

Bepaalde geïnternaliseerde gedragsregels omtrent fotografie veranderen in de loop van de tijd. Binnen de Westerse fotografiecultuur zijn de pose en gezichtsuitdrukking op foto's een sprekend voorbeeld. Op oude foto's poseren mensen vaak star en kijken ernstig of streng. De glimlach deed pas in de jaren '20 en '30 zijn intrede op familiefoto's - om er

39

Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:45.

40

Goffman, 1959:39.

41 Borrebach, omstreeks jaren '60:81. 42

Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:48.

43

(26)

nooit meer uit te verdwijnen. 44

In de bundel Mensen kijken van het Amsterdams

Sociologisch Tijdschrift staat een illustratief voorbeeld. Roukens beschrijft in haar essay een oude foto van grootmoeder met kleinkind: "Ze zijn het niet gewend te poseren; stram staand en handen berustend in de schoot. Nu had de fotograaf het kind tegen de

grootmoeder aangevleid, die haar vertederd omarmd had. Er had geglimlacht moeten worden".45

Ontspannen poseren en glimlachen zijn belangrijke ingrediënten geworden voor een geslaagde foto.

Pauwels wijst op het verband tussen de informele benadering binnen de fotografie en de minder hiërarchische verhou-dingen binnen het gezin. 46

Het veranderde gedrag voor de camera illustreert het eerder genoemde proces van informali-sering. Dit voorbeeld geeft aan

dat de veranderende fotografie- Afbeelding 6

cultuur een weerspiegeling is van gelijktijdige maatschappelijke ontwikkelingen.

Samenvatting

In de afgelopen anderhalve eeuw heeft de fotografie binnen de maatschappij een plek verworven die niet meer weg te denken is. Wat kort na de uitvinding begon met behoefte aan het fotografisch portret, groeide uit tot behoefte aan het fotografisch vastleggen van uiteenlopende facetten van het leven. De fotografie bleek belangrijke individuele en sociale doeleinden te dienen. Technologische en sociale ontwikkelingen vormden een samenhang die voortvloeide uit de verwevenheid van menselijke handelingen. De digitalisering van de fotografie lijkt een invloedrijke ontwikkeling op het gebied van fotografeergedrag: er wordt meer gefotografeerd, meer uitgewisseld, meer geselecteerd en de mogelijkheden tot het manipuleren van foto's zijn vergroot. Vanaf het moment dat de fotografie zijn intrede deed in de maatschappij tot op de dag van vandaag zijn

veranderende gedragspatronen herkenbaar. Er kan worden gesproken van het ontstaan van een fotografiecultuur met veranderende gedragspatronen.

Met de technologische en sociale ontwikkelingen op de achtergrond, zal ik in de hierop volgende drie hoofdstukken de bevindingen van mijn onderzoek uiteen zetten. Mijn beschrijvingen en interpretaties richten zich op het schetsen van een beeld van de huidige Nederlandse fotografiecultuur. Door mijn bevindingen te spiegelen aan de

44

Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:26. 4

!i Roukens, in Mensen Kijken, 1998. 46 Pauwels, 1994:8.

(27)

literatuur en eerder gedaan onderzoek, komen de veranderingen naar voren die zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan. De regionale verschillen blijken uit mijn vergelijking tussen Zeeland en Amsterdam.

(28)

Hoofdstuk 3: Foto's maken

Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in het fotografeergedrag binnen familieverband. Globaal gezien ga ik in op de vragen wie, wat, waar, wanneer en waarom men fotografeert. Ook wat men niét fotografeert komt aan de orde, omdat juist het gedrag dat mensen

achterwege laten interessante informatie kan opleveren. Tezamen zullen deze onderdelen inzicht geven in de gewoonten en gebruiken rondom het fotograferen en de functies daarvan.

Door mijn bevindingen te spiegelen aan die van Bourdieu en Boerdam en Oosterbaan Martinius komen gedragsveranderingen naar voren die zich in de afgelopen decennia hebben voorgedaan op het gebied van de fotografie. In de verwachting dat fotografie-culturen niet alleen in tijd, maar ook op diverse plaatsen verschillen, vergelijk ik mijn data uit Zeeland met die uit Amsterdam. Opvallende verschillen zal ik beschrijven.

De percentages staan voor het aantal antwoorden op de open vragen van de in totaal twintig respondenten. Omdat de respondenten tijdens de interviews soms meerdere antwoorden gaven, komen de totaalpercentages soms boven de 100% uit. Een

vergelijking tussen het aantal antwoorden van Zeeuwse en Amsterdamse respondenten geef ik aan met (getal:getal).

3.1 Type fotocamera

Hoewel niet iedereen fanatiek fotografeert, is het tegenwoordig zeldzaam dat een

Nederlands huishouden - en zeker een gezin - geen fotocamera bezit. Alle huishoudens binnen mijn onderzoek zijn in het bezit zijn van tenminste één fotocamera. Daarvan is 80% in het bezit van meer camera's. In de meeste gevallen gaat het om een

(automatische) compactcamera (85%) met daarnaast een digitale camera (40%), een spiegelreflexcamera (40%) of een wegwerpcamera (10%). Niet alle camera's worden even intensief gebruikt. De voorkeuren lopen sterk uiteen. Van diegenen die maar één camera bezitten, gaat het twee keer om een automatische camera en één keer om een digitale camera. Slechts één van de respondenten bezat alleen een wegwerpcamera.

Ten opzichte van de respondenten uit Zeeland, blijken drie keer zoveel respondenten uit Amsterdam in het bezit te zijn van een spiegelreflexcamera en een digitale camera. Dit verschil zou te maken kunnen hebben met het feit dat een groter deel van de

Amsterdamse respondenten hoger is opgeleid en vermoedelijk een hoger inkomen heeft, wat de aanschaf van deze duurdere typen camera's mogelijk maakt. Dat blijft echter een vermoedelijk verband en geen verklaring, omdat ik geen gegevens heb met betrekking tot de inkomens. Een meer plausibele verklaring is het hogere aantal hobbyisten dat zich onder de Amsterdamse respondenten bevindt, die waarde hechten aan een 'goede' camera.

(29)

3.2 Wie fotografeert?

Bourdieu schreef in 1965 dat het binnen huishoudens vaak de mannen zijn die fotograferen. "Dat de man deze formaliserings-rite krijgt opgelegd, is omdat hij het gezinshoofd is", aldus Bourdieu. "Zijn vrouw kan deze rite alleen opwekken, nabootsen of herhalen" .1

De stelling van Aasman is subtieler: "Het was meestal de vader die

gewapend met de camera de alledaagse werkelijkheid van het gezinsleven omzette in een kostbare herinnering" .2

In de 19° eeuw was fotograferen hoofdzakelijk een mannelijke aangelegenheid, wat ten dele toegeschreven kan worden aan de gecompiiceeràe technische handelingen waar fotografie toen nog onlosmakelijk mee verbonden was. Echter, toen de camera goedkoper en eenvoudiger in gebruik werd, en de belichte film kon worden opgestuurd naar een ontwikkelcentrale, verspreidde het gebruik zich onder de bevolking. De Haas wijst op de samenhang tussen de opkomst van massafotografie - in de loop van de 20° eeuw- en het sterk toegenomen cameragebruik door vrouwen.3 De

behoefte aan ongecompliceerde 'snapshots' groeide, en kinderen werden steeds vaker -met name door moeders - tot foto-onderwerp gekozen.

Ook in reclamecampagnes voor fotocamera's en fotomateriaal aan het begin van de 20° eeuw is te zien dat het steeds gebruikelijker werd dat vrouwen de fotocamera hanteerden. Het beeldmerk van Kodak is daar een sprekend voorbeeld van: de Amerikaanse 'Kodak-girl' met haar blauw/wit gestreepte jurkje. 4

Haar jonge postuur en buitengewone vitaliteit

benadrukken het plezier in het nemen van snapshots.

Eastman's gedachte achter de campagne was de mannelijke consument te verleiden met haar schoonheid en de vrouwelijke consument aan te zetten tot deelname aan het 'moderne consumeren'. 5

Niet alleen de fotografie was aanvankelijk een overwegend mannelijke aangelegenheid. Aasman schrijft dat ook het vastleggen van het familieleven op

film in het verleden een typisch mannelijke hobby was, Afbeelding 7

waar vrouwen slechts bij uitzondering toegang toe kregen. 6 Tegenwoordig kijkt niemand

op wanneer een foto- of filmcamera wordt bediend door een vrouw.

1 Deze uitspraak is gericht op de gebruikelijkste rolverdeling in de lagere klassen en de kleine burgerij. Bourdieu, 1995:217.

2 Aasman, 2003:51. 3 De Haas, 1975:81.

4 Illustratie Kodak girl: uit Kodak and the lens of nostalgia plate 5/6/14 of Brian Coe p33. Al

~eïntroduceerd in 1893. West, 2000:24.

·'West, 2000:121. 6

(30)

Hoewel het fototoestel in 1965 nog altijd vaker werd gebruikt door mannen (59% tegenover 39%)/ droegen verschillende emancipatiegolven in de 20° eeuw bij aan het toenemend cameragebruik door vrouwen. In hoeverre heeft die toename zich voortgezet? Om er achter te komen wie van de gezinsleden aan het begin van de 21° eeuw het meest fotografeert, stelde ik de respondenten letterlijk die vraag. Opvallend is dat in maar 25 %

van de ondervraagde huishoudens de man degene is die het meest fotografeert; in 45 %

van de gevallen is het de vrouw. Bij 25% van de respondenten fotograferen de kinderen het meest, en in 15% alle leden van de familie ongeveer evenveel.8

Een opvallend verschil tussen de regio's is dat vrouwen in Zeeland vaker fotograferen dan mannen (6:1) en ook vaker dan vrouwen in Amsterdam (6:3). Onder de respondenten in Amsterdam fotograferen de mannen vaker, hoewel dat verschil heel klein is (4:3). Dat betekent dat het verschil dat Bourdieu aangaf niet alleen is gelijkgetrokken, maar dat het cameragebruik door vrouwen in Zeeland misschien zelfs groter is geworden dan het gebruik door mannen. Duidelijk is - met de ontwikkelingen in de vorige eeuw op de achtergrond- dat het vastleggen van het familieleven op foto's niet meer hoofdzakelijk de taak van mannen is.

3.3 Fotogenieke gelegenheden

Boerdam en Oosterbaan Martinius concludeerden op basis van onderzoek van het NIPO uit 1975 dat vakantieperioden centraal staan als gelegenheid waarbij wordt

gefotografeerd. De tabel bij deze vraag was echter nogal ongelukkig opgezet, omdat gelegenheden en onderwerpen elkaar overlapten. Om die reden heb ik beide vragen letterlijk los van elkaar gesteld (3.3 en 3.4).

In mijn onderzoek staan twee gelegenheden centraal waarbij het meest wordt

gefotografeerd: vakantieperioden - net als 28 jaar geleden - en verjaardagen (beide 70% van de ondervraagden). Op de tweede plaats fotografeert men het alledaagse leven,

wanneer zich geen speciale gelegenheden voordoen (40%). Fotograferen is een alledaagse bezigheid geworden. Op de derde en vierde plaats staan diverse vrijetijdsactiviteiten en het werk (beide 35%). Dat men foto's maakt op het werk is opmerkelijk, aangezien Boerdam en Oosterbaan Martinius constateerden dat in de meeste fotoverzamelingen maar weinig foto's te vinden zijn die het werk dat de man of vrouw verricht tot onderwerp hadden. 9

De motieven om het werk te fotograferen zijn uiteenlopend. In een aantal gevallen gaat het om investeringen in het eigen bedrijf, bijvoorbeeld een nieuwe machine of schuur. Bijzondere momenten op het werk worden vastgelegd, zoals de oogsttijd bij agrariërs. In andere gevallen worden zelfgemaakte producten of

georganiseerde evenementen gefotografeerd voor documentatie, zoals keramisch werk of 7

Bourdieu, 1995:217.

8 Het percentage fotograferende kinderen is echter niet bruikbaar in dit onderzoek, omdat die sterk

in leeftijd verschillen. 9

(31)

een festival. Maar ook worden foto's gemaakt binnen de werksituatie om technische of sociale problemen vast te leggen. Ten slotte worden op de vijfde plaats foto's gemaakt van bruiloften en speciale feestdagen (25%). Overige antwoorden waren uiteenlopend.

Het meest opvallende verschil tussen de regio's is dat speciale feestdagen als Sinterklaasavond en Kerstmis door de helft van de Zeeuwse respondenten werden genoemd, terwijl de Amsterdammers deze geen enkele keer noemden als gelegenheid waarbij men fotografeert. Uit die gegevens constateer ik dat Zeeuwen wellicht meer waarde hechten aan speciale feestdagen en het vastleggen daarvan op foto's. De respondenten uit Amsterdam fotograferen daarentegen vaker 'zomaar' (4:2).

Deze verschillen duiden op de verdergaande processen van informalisering in het algemeen, en sterker in de regio Amsterdam ten opzichte van Zeeland. Boerdam en Oosterbaan Martinius bekritiseerden Bourdieu op zijn te sterke de nadruk op de ondersteunende functie van fotografie bij de 'grands moments de la vie familiale'; de formele hoogtepunten uit het familieleven. Mijn onderzoek bevestigt deze kritiek. Niet langer zijn de formele hoogtepunten belangrijke fotogelegenheden, maar veelal de informele momenten van samenzijn. Boerdam en Oosterbaan Martinius spraken in 1977 van een soort 'deritualiseringsproces' in moderne gezinslevens; een afname van ritueel en plechtige momenten.10 Wat de formele en plechtige momenten betreft is het

deritualiseringsproces ook nu nog zichtbaar in beide regio's. De rituelen van informele aard - zoals Sinterklaasavond, Kerstmis en andere speciale feestdagen - blijken onder de Zeeuwse respondenten van meer betekenis dan in Amsterdam. Ook uit het alledaagser worden van de fotografie blijkt de verdergaande informalisering: met name

Amsterdammers fotograferen vaker 'zomaar', wanneer zich geen speciale gelegenheden voordoen.

Boerdam en Oosterbaan Martinius constateerden dat allerlei economische en politieke aspecten van het dagelijks leven buiten beschouwing bleven in familiealbums.11 Uit mijn onderzoek blijkt dat tegenwoordig vrij veel mensen het werk dat zij verrichten op foto's vastleggen. Dat zou kunnen duiden op een proces van individualisering: er ontstaat meer oog voor de maatschappelijke context van het individu buiten het gezinsleven.12

Ook kan deze ontwikkeling worden gezien in het licht van een verdergaande documentatiefunctie van de fotografie: mensen leggen steeds meer facetten van hun leven vast op foto's. Of deze foto's in gezamenlijke familiealbums verschijnen is echter de vraag; in het volgende hoofdstuk ga ik verder in op de mogelijke toename van individuele fotoalbums.

10

Boerdam en Oosterbaan Martinius, 1977:21.

11 Idem, 1977:59.

12 Deze constatering geldt overigens niet voor een aantal Zeeuwen die werken in het eigen familiebedrijf.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarbij komt nog Sony’s allereerste G Lens™ voor camera's met E-vatting: de nieuwe E PZ 18-105mm F4 G OSS (SELP18105G), een eersteklas all-rounder met Optical SteadyShot en

Kerk in Actie heeft inmid- dels voor ruim 600 plaatsen in Nederland collectecoördinatoren en collectanten geworven, maar is nog op zoek naar collectanten.. Wilt u zich inzetten

Definitie – de schfrijver geeft een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van iets Gevolg – de schrijver noemt wat er voortkomt uit een beschreven verschijnsel Hypothese – de

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

In de enquête is aan de scholen waarbij doordecentralisatie van financiële middelen voor nieuwbouw heeft plaatsgevonden (in ons onderzoek 34 PO scholen en 32 VO.. scholen) de

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

De rest – grofweg een kwart van de gemeenten – heeft ‘weet niet’ ingevuld en geeft daarmee aan op dit moment zelf geen inzicht te hebben in uitdagingen en knelpunten waar de eigen