• No results found

PPO Bloembollen zet zwaar in op mijtpreventie en -bestrijding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "PPO Bloembollen zet zwaar in op mijtpreventie en -bestrijding"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• BLOEMBOLLENVISIE • 30 december 2010 30 december 2010 • BLOEMBOLLENVISIE • • BLOEMBOLLENVISIE • 30 december 2010 30 december 2010 • BLOEMBOLLENVISIE • 22 • BLOEMBOLLENVISIE • 30 december 2010 30 december 2010 • BLOEMBOLLENVISIE • • BLOEMBOLLENVISIE • 30 december 2010 30 december 2010 • BLOEMBOLLENVISIE • 23

De ene mijt is de andere

niet

Mijten (Latijnse naam: Acariformes) is een verzamelnaam voor kleine, spin-achtige organismen, meestal met 8 poten en niet meer dan 1 mm groot. Er zijn tienduizenden soorten bekend. De ene soort mijt is de andere niet: ze verschillen in uiterlijk en levens-wijze als dag en nacht. Zo zijn er de planteneters (fytofage mijten) waar-van sommige soorten plagen veroor-zaken in de agrarische sector. Ze rich-ten directe schade aan door het erich-ten van plantencellen en kunnen indi-rect voor problemen zorgen door de overdracht van plantenziekten. Voor-beelden uit de bollenteelt: tulpengal-mijt en bollentulpengal-mijten. Dan zijn er de zogenaamde opruimers. Deze mij-ten leven voornamelijk van schim-mels en hebben geen voorkeur voor planten. Ze worden in de bloembol-lensector dan ook vooral gezien op zieke bollen. Toch moeten we er reke-ning mee houden dat ze in sommige gevallen plantenmateriaal aantas-ten en mogelijk ziekaantas-ten verspreiden. Stromijten zijn hier een goed voor-beeld van. Een andere interessante groep zijn roofmijten. Deze leven van andere mijten of insecten en kunnen soms als biologische bestrijder van plantenetende mijten worden inge-zet. Een voorbeeld hiervan is een bodemroofmijt die in de schubben-teelt van lelie tegen bollenmijt werkt en roofmijten tegen bollenmijten in holbollen van hyacint.

Meer informatie over mijten in de bollenteelt kunt u vinden op de beel-denbank (http://databank.groenken-nisnet.nl/index.htm).

O

m problemen met mijten te voor-komen is het noodzakelijk te weten hoe en waar mijten overleven, hoe ze bollen besmetten en hoe ze zich vervol-gens ontwikkelen en verspreiden. Wanneer deze besmettingsroutes bekend zijn, kunnen telers hiermee rekening houden in hun bedrijf. Tulpengalmijt is afgelopen jaar bijvoorbeeld gevonden op klisters tussen pelresten.

‘Er zijn steeds meer

aanwijzingen dat ook de

stromijt betrokken is bij

verspreiding van TVX’

Omdat deze mijt met luchtstromen meegaat zouden schone partijen vanuit dit afval besmet kunnen raken. Bedrijfshygiënische maatrege-len kunnen dit voorkomen. In 2011 gaat PPO Bloembollen onderzoeken of tulpengalmijt zich op het veld kan verspreiden.

BESTRIJDING

In het onderzoek wordt gekeken hoe mijten effectief te bestrijden zijn met bestaande en nieuwe methodes. Veranderende bedrijfsvoe-ring vraagt bijvoorbeeld om aanpassing van het gebruik van het bekende middel Actellic-50. Nieuwe bestrijdingsmethodes zijn nodig in

ver-band met resistentieontwikkeling en milieube-lasting. Zo worden de werking van nieuwe mid-delen en fysieke bestrijdingsmethodes getest. Warmtebehandelingen zijn hier een mooi voor-beeld van. Ook mogelijkheden voor biologische bestrijding zijn het onderwerp van onderzoek. Ziekteverwekkers als virussen en schimmelspo-ren kunnen meeliften met mijten en zich op die manier verspreiden. Het tulpenvirus X (TVX)

wordt bijvoorbeeld verspreid door de tulpen-galmijt en er zijn steeds meer aanwijzingen dat ook de stromijt betrokken is bij verspreiding van TVX. PPO Bloembollen onderzoekt nu de rol van mijten bij andere ziektes.

Het onderzoek wordt gefi nancierd door het Pro-ductschap Tuinbouw en het Ministerie van Eco-nomische Zaken, Landbouw & Innovatie.

Tekst: Suzanne Lommen, Roselinde Duyvesteijn, PPO Bloembollen Foto’s: PPO Bloembollen

Tulpengalmijten, bollenmijten,

narcismijten en stromijten. Bij

elkaar veroorzaken deze

mij-ten veel schade in het

bollen-vak. PPO Bloembollen werkt

aan het oplossen van

verschil-lende mijtenproblemen. En we

presenteren de laatste stand

van zaken in het onderzoek.

PPO Bloembollen zet zwaar in op mijtpreventie en -bestrijding

ONDERZOEK

Het laatste nieuws uit het onderzoek

PPO heeft afgelopen jaar voortgang in het mijtenonderzoek geboekt. Enkele resultaten: • In laboratoriumproeven brengt een stromijt het tulpenvirus X (TVX) over op

tulpenbol-len (zie Bloemboltulpenbol-lenVisie 198 p. 41, 2010). In de praktijk komt deze mijt veelvuldig voor op zure bollen. De zure bollen in TVX-geïnfecteerde partijen zijn dus een groot gevaar voor virusverspreiding.

• Een warmwaterbehandeling van leliebollen met voor- en nawarmte doodt bollenmijten (zie BloembollenVisie 184 p. 22-23, 2010).

• Verschillende soorten schadelijke mijten zijn in de mijtenval BT Mite Trap in de bewaring in de praktijk aangetroff en. De val kan meer inzicht geven in de aanwezigheid van mijten in hun partijen maar is niet geschikt om beslissingen over mijtenbestrijding op te baseren. • In samenwerking met fabrikanten zijn afgelopen jaar middelen tegen tulpengalmijt getest.

Deze middelen zijn als bolontsmetting toegepast direct na het rooien. De resultaten hier-van zijn veelbelovend. Voor een aantal middelen is de toelating in voorbereiding.

Resumé

PPO Bollen Bomen Fruit in Lisse houdt zich onder meer bezig met onderzoek naar de verschillende mijtsoorten die schadelijk kunnen zijn in de bloembollenteelt. Kennis van de diverse disciplines binnen PPO wordt gecombineerd om zo tot nieuwe inzichten te komen. Kweek van bollenmijt om te komen tot een eff ectieve bestrijding

Suzanne Lommen

“Ik ben gespecialiseerd in insecten en mijten. Ik coördineer het mijtenonderzoek binnen PPO Bollen Bomen Fruit. Momenteel breng ik pro-blemen met mijten in de sector in kaart. Het is opvallend dat in praktijk veel ervaring is met mij-ten maar dat er ook nog een boel vragen leven. Ik hoop met mijn onderzoek deze vragen de komende jaren te beantwoorden. Ter onder-steuning aan dit onderzoek hebben we sinds kort diverse mijtensoorten in kweek.”

Hans Kok

“Als gewasonderzoeker ben ik gespecialiseerd in lelie, gladiool en iris. De toepassing om lelie (Orientals) bij een hogere temperatuur te koken kon ik realiseren door voor- en nawarmte bij 20°C te geven. Deze behandeling bleek dodelijk voor bollenmijten. Deze winter onderzoek ik of andere lelies uit andere groepen dan de Orien-tals deze behandeling ook kunnen ondergaan zonder schade. Daarnaast kijk ik ook of de tem-peratuur van de voor- en nawarmte verlaagd kan worden.”

Arie van der Lans

“Mijn specialisatie ligt bij de gewasbescher-mingsmiddelen. Dit jaar heb ik bij een aantal telers onderzocht waarom een ruimtebehan-deling met Actellic-50 soms minder goed werkt tegen tulpengalmijt. Zo heb ik gekeken naar de ventilatie en de dampdichtheid van de cel. Natuurlijk is ook de bedrijfshygiëne meegeno-men. Ik onderzoek ook chemische middelen tegen galmijten als alternatief voor Actellic-50.”

Roselinde Duyvesteijn

“Ik ben gespecialiseerd in plantenziekten. Ik ben projectleider van een PT-onderzoek naar kernrot in tulp. Om het kernrot-probleem beter aan te kunnen pakken wil ik de rol van bollen- en stro-mijten bij het ontstaan van dit probleem ophel-deren. Daarnaast kijk ik ook naar andere factoren, zoals blootstelling aan ethyleen, cultivargevoe-ligheid (met name parkiettulpen) en bestrijding met Actellic-50.”

Onderzoekers zelf aan het woord

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ont- trekking van 3 000 000 m / j a a r of 95 l/sec nagenoeg overeenkomt met het totale debiet dat de beken, die

Ook in het blok wordt zaaiklaar verhuurd en gehuurd (in 1972 ca. 5% van de cultuurgrond), maar minder omvangrijk dan elders in het Zuidwestelijk kleigebied van Nederland en

De respondenten noemen bijvoorbeeld als belangrijke motieven: iets goed doen voor de wereld en behoud van hout als grondstof voor het eigen bedrijf, voor de toekomst en voor

Algemeen beeld bij de betrokken partijen is dat er in de komende periode veel kansen liggen voor het slim combineren van water- en natuuropgaven, maar dat die kansen in de

Since the late 1980s research by Kock and co-workers (Kock et al., 2007) lead to the following Acetylsalicylic acid (ASA) Antifungal Hypothesis which serves as basis for this study:

Deze doorwerking dient in de ogen van de RMO beslist niet tot de verhouding tussen bestuurslagen beperkt te worden, maar moet juist ook betrekking hebben op de relaties tussen

Example species area of occupancy AOO IUCN and quaternary catchments and extent of occurrence EOO using the minimum convex polygon approach MCP, around point distributions.. Counts