• No results found

De noordse woelmuis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De noordse woelmuis"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Levende

Natuur

222

uit enkele honderden dieren. De meeste kolonies zijn bekend van Noord-Holland en Noordwest-Overijssel. Bij intensive-ring van inventarisatie-inspanning is te verwachten dat in Groningen en met name in Friesland meer kolonies worden gevonden.

Meervleermuizen kunnen vanuit deze kolonies tientallen kilometers afleggen voordat ze over gaan tot foerageren. Zo zijn de meeste foeragerende Meervleer-muizen in het noordoostelijke deel van Zuid-Holland terug te voeren op twee grote kraamkolonies. Deze kraamkolo-nies zijn gevestigd in spouwmuren van woonhuizen en in mindere mate in kerk-gebouwen. Dit betekent dat deze kolonieplaatsen van groot belang zijn voor het voorkomen van de Meervleer-muizen in een bepaalde streek. Overwintering

Er is slechts een klein aantal winterobjec-ten waar Meervleermuizen overwinterend worden aangetroffen. Grotere aantallen zijn alleen bekend van de kalksteengroe-ven in Zuid-Limburg en de duinstrook tussen Den Haag en Wassenaar. Voorts is nog een klein aantal objecten bekend waar kleine aantallen worden aangetroffen of slechts incidenteel dieren aanwezig zijn. Dit geldt onder meer voor een bunkercomplex bij Arnhem en een oude steenfabriek in Groningen. Opmerkelijk is dat er vrijwel geen dieren overwinteren in de vele forten van de Hollandse waterlinie, terwijl de soort in deze omgeving in het zomerhalfjaar gere-geld voorkomt.

De overwinterende aantallen in de Lim-burgse kalksteengroeven zijn sinds de jaren veertig overigens sterk teruggelo-pen, terwijl de aantallen in de bunkers bij Wassenaar sterk zijn toegenomen. De enkele honderden dieren die 's winters in Nederland worden gevonden, staan in schril contrast met de vele duizenden dieren die 's zomers op de kraamkolonies aanwezig zijn. In België worden in een klein aantal winterverblijven overwinte-rende Meervleermuizen aangetroffen. Hierbij gaat het steeds om grotere objec-ten. De soort is sinds 1974 niet meer overwinterend aangetroffen ten zuiden van de grens Samber en Maas.

Zolang het niet bekend is waar de ove-rige dieren overwinteren kunnen er geen gefundeerde uitspraken worden gedaan over voor- of achteruitgang op grond van de aantallen in winterkwartieren. Literatuur

Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers, 1997. Atlas

van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar ver-spreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

Onkelinx, T., 1997. Voorlopige atlas van de Vlaamse

zoogdieren. Euglena (16) 6. K. Mostert " ' i : ^ t > " / ; , : > S : ' ^ -Palamedesstraat74 ,:.:^\v- ' • . * " ' • • • ; v 3 ' NL-2612 XS Delft , '^V' 'Ï:J::J^V^^^^ A. Lefevre •;'..-:.::".;,;; •":-^':> ; •.: s/y:-,.^ Klissenhoek85 '•::T;:;:- .:• :'"-' ^ " " ' - ^ ï B2290 Vorselaar :::\v'r:v vï;, v : / " n ^ -Meervleermuizen in liun jachtbiotoop op zoel( naar insel<ten (tel<. K. IVIostert).

De

w

Piet Bergers

e

IS

De Noordse woelmuis {Microtus

oeconomus arenicola) komt in

Neder-land in vier deelgebieden voor: in Friesland en Noordwest Overijssel, in het laagveengebied van Noord- en Zuid-Holland en Utrecht, op het eiland Texel, en in het noordelijk Deltagebied (fig. 1). De Neder-landse populatie vormt een endemi-sche ondersoort; dat wil zeggen dat deze geheel tot Nederland beperkt is. In de jaren vijftig werd duidelijk dat het verspreidingsgebied van de Noordse woelmuis in Nederland steeds kleiner werd (Van Wijngaar-den et al., 1971). In de Rode Lijst van bedreigde zoogdiersoorten (Lina & Van Ommering, 1994) wordt de soort als 'kwetsbaar' gekwalificeerd. Bij recente inventarisaties in Noord-west-Overijssel is hij niet meer aan-getroffen (La Haye & Haan, 1998).

De leefgebieden van de Noordse woelmuis in Nederland bestaan vooral uit riet-moerassen. Daarnaast worden ook ruigtes, struweel, verruigd grasland en schorren bewoond. Dat de soort in Nederland zo sterk achteruit is gegaan wordt geweten aan drie oorzaken: veranderingen in het habi-tat, versnippering van de leefgebieden, en concurrentie van andere muizesoorten (Bergers & La Haye, 1997). Verdroging en veranderingen in het grondgebruik hebben in veel rietmoerassen geleid tot verruiging en bosontwikkeling. De Noordse woelmuis werd steeds meer teruggedrongen tot kleine, geïsoleerde leefgebiedjes. De omstandigheden voor concurrenten zoals de Veldmuis {Microtus arvalis) en de Aard-muis {Microtus agrestis) werden steeds beter. Waar deze soorten zich vestigden verdween de Noordse woelmuis. Van een aantal leef-gebieden is inmiddels bekend dat de popu-latie er te klein en te geïsoleerd is om er te kunnen overleven (Bierhuizen & Bergers,

(2)

223

Vogel- en Habitatrichtlijn

De Noordse woelmuis in Nederland leeft vooral in rietmoeras-sen. Door achteruit-gang hiervan is ook de populatie Noordse woeimuizen terugge-drongen. De soort staat op de Rode Lijst als

'kwetsbaar' en is inmid-dels als 'doelsoort' aan-gewezen. Versnippe-ring tussen en binnen de vier deelgebieden waar de soort thans voorkomt is het groot-ste probleem (foto: R. Krekels).

Dat de Noordse woelmuis in Neder-land bescherming behoeft is algemeen aanvaard. De soort is beschermd via de Natuurbeschermingswet en is door het rijk aangewezen als doelsoort bij de uit-voering van het Natuurbeleidsplan. Veel leefgebieden liggen binnen de Ecologi-sche Hoofdstructuur. Natuurontwikke-ling en natuurbeheer kunnen er in prin-cipe voor zorgen dat de leefgebieden weer zullen verbeteren. Een landelijk soortbe-schermingsplan is in voorbereiding. De eerste stappen naar herstel lijken daarmee te zijn gezet.

De Noordse woelmuis is bovendien één van de weinige soorten in Nederland die zijn opgenomen in de EU-Habitat-richtlijn. Hij prijkt daar naast exotische soorten als de Steur, de Zeearend en de Pyreneese desman op de lijst van 'plante-en diersoort'plante-en van communautair belang waarvoor strikte bescherming noodzake-lijk is'. Nederland heeft daarmee een internationale verplichting om de soort te beschermen.

De Habitatrichdijn lijkt voor de Noordse woelmuis veel te bieden te heb-ben. De netwerkgedachte achter de E U Habitatrichtlijn sluit goed aan bij het pro-bleem van versnippering. Wanneer het lukt een goed functionerend netwerk van deelpopulaties te verkrijgen kan de isolatie worden opgeheven. Voorwaarde hierbij is uiteraard dat de leefgebieden van de Noordse woelmuis ook daadwerkelijk worden aangewezen. Aanwezigheid van de Noordse woelmuis is op basis van de Habitatrichtlijn al voldoende grond om een gebied te laten kwalificeren.

Uit onderzoek (Bergers et al., 1998) is gebleken dat een ecologisch netwerk voor de Noordse woelmuis een fijnmazige structuur moet hebben. Naast kerngebie-den zijn ook ecologische verbindingszones nodig. Met de huidige kennis over het ruimtelijke gedrag moet het mogelijk zijn om aan te geven waar extra leefgebied of extra verbindingszone nodig is. Dergelijke regionale verkenningen zijn resp. worden thans verricht voor delen van Noord-Hol-land en ZeeNoord-Hol-land, maar zouden eigenlijk op een grotere schaal moeten worden uit-gevoerd. Met de uitkomsten kunnen eisen worden gesteld aan verwerving, inrichting en beheer van natuurgebieden.

Minstens zo belangrijk als het verwer-ven, inrichten en beheren van natuur-gebieden is de vraag hoe wordt omgegaan met ingrepen in en rond deze natuur-gebieden. Aanleg van wegen, waterhuis-houdkundige werken en recreatieve ontwikkelingen zijn voorbeelden van activiteiten die een negatieve uitwerking kunnen hebben op de Noordse woelmuis. Bepalend hierbij is de vraag of er habitat verdwijnt, of de mate van versnippering toeneemt en of concurrenten bevoordeeld worden. De kennis omtrent de ecologie van de Noordse woelmuis is zover gevor-derd dat de consequenties van dergelijke ingrepen kunnen worden gekwantificeerd en dat alternatieven kunnen worden door-gerekend. De EU-regelgeving met betrek-king tot het compensatiebeginsel, het

Fig. 1. Verspreiding van de Noordse woelmuis in de periode 1989 -1996. Aange-geven zijn de uurhokken die met behulp van vallen bemonsterd zijn.

voorzorgprincipe, en de instandhoudings-en rapportageplicht kunninstandhoudings-en voor de Noordse woelmuis worden uitgewerkt. De Noordse woelmuis kan aldus een goede indicator-soort zijn bij het uitwer-ken van de netwerk-gedachte van de EU Habitatrichtlijn en zou daarbij bovendien goed van dit nieuwe instrument kunnen profiteren.

Literatuur

Bergers, P.J.M. & M. La Haye, 1997. De Noordse

woelmuis sterker bedreigd dan gedacht: soortbescher-mingsplan op maat nodig. Zoogdier 8 (1): 3-6.

Bergers, P.J.M, B. van de Boogaard, D. Frisse 8i W. Nieuwenhuizen, 1998. De Noordse woelmuis in

het Deltagebied, status en richtlijnen voor beheer en inrichting. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. In voorbereiding.

Bierhuizen, B.R. 8i P.J.I\/I. Bergers, 1995. De Noordse

woelmuis in het herinrichtingsgebied polder Zeevang, Noord-Holland. IBN-rapport 196, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen.

Haye, M. La 8i A. Haan, 1998. Verspreiding van kleine

zoogdieren in Noordwest-Overijssel en hun relaties met vegetatie en beheer. VZZ, Utrecht. In voorbereiding.

Lina, P.H.C. 8i G. van Ommering, 1994. Rode lijst van

bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland. Rapport IKC Natuurbeheer 12, Wageningen.

Wijngaarden, A. van, V. van Laar 8i M.D.M. Trom-mel, 1971. De verspreiding van de Nederlandse

zoog-dieren. Lutra 13: 1-41. Drs. P.J. M. Bergers IBN-DLO Afdeling Landschapsecologie Postbus 23 6700 AA Wageningen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk komt naar voren in welke ruimtelijke patronen de noordse woelmuis kan voorkomen en wat de belangrijkste factoren (daarbij) zijn voor deze soort om zich te

Onderwijskwaliteit Figuur 8.4: Sector Gedrag &amp; Maatschappij: oordelen gerealiseerd eindniveau van bekostigde en niet-bekostigde opleidingen actief in 2013/14 en/of 2014/15

Voor een duurzaam regionaal netwerk voor bestuivende insecten is nodig dat het landschap voorziet in voldoende plekken voor deze insecten om hun nesten te bouwen en om voedsel

landgroepen RP binnen het district Maastricht zouden gaan verdwijnen, tezamen 101 man personeel. Binnen het district was voor hen goon ruimte; de plaatsen bij de overige

De tevredenheid over de nieuwe werksituatie is in de tweede enquate lets grater onder degenen van het panel die in de aerate enquete tevreden waren over de mate van

Deze aantallen gecombineerd met aanhoudend droog, warm weer met overwegend wind uit het oosten tot noordoosten heeft blijkbaar geleid tot het waarnemen van de Noordse

Our group recently conducted an untargeted proton magnetic resonance ( 1 H-NMR) metabolomics study on CSF from 17 pediatric cases with TBM ( Mason et al., 2015 ), which revealed

In this study the effect of three different biopolymers (whey proteins, chitosan and carrageenan), that were employed as emulsifiers, on the physical properties of the