• No results found

Het sociaal kapitaal van vluchtelingen, Onderzoek naar de ontwikkelingen van bonding, bridging en linking netwerken van vluchtelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het sociaal kapitaal van vluchtelingen, Onderzoek naar de ontwikkelingen van bonding, bridging en linking netwerken van vluchtelingen"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het sociaal kapitaal van vluchtelingen

Onderzoek naar de ontwikkelingen van bonding, bridging en linking netwerken van vluchtelingen

Mascha Kappé

Bachelorthesis Geografie, planologie en milieu (GPM) Faculteit der Managementwetenschappen

(2)

Het sociaal kapitaal van vluchtelingen

Onderzoek naar de ontwikkelingen van bonding, bridging en linking netwerken van vluchtelingen

Mascha Kappé

Bachelorthesis Geografie, planologie en milieu (GPM) Faculteit der Managementwetenschappen

Radboud Universiteit Nijmegen, augustus 2019 Begeleider: Hannah Murray-Carlsson

S4350014

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn bachelorthesis, het resultaat van mijn onderzoek van afgelopen half jaar. Het onderzoek gaat over de ontwikkelingen van het sociaal kapitaal van vluchtelingen. In mijn opleiding Geografie, Planologie en Milieu kwamen termen zoals sociaal kapitaal, menselijk kapitaal en cultureel kapitaal regelmatig voor. De literatuur die ik hierover heb gelezen, klonk logisch; netwerken, kennis en sociale vaardigheden helpen mensen om hun doelen in het leven te bereiken. Om de theorie beter te snappen zoek ik altijd naar voorbeelden in mijn omgeving. Van mijn ouders heb ik geleerd om gasten te groeten door ze een hand te geven. Dat het belangrijk is om een opleiding te volgen. Dat vragen stellen in de klas goed is. Door mijn opvoeding heb ik het ‘juiste’ kapitaal ontwikkeld om in deze maatschappij mee te kunnen draaien.

Wanneer ik zou verhuizen naar een land met een andere cultuur en een vreemde taal, dan heb ik veel minder aan mijn huidige kapitaal. Om in die maatschappij mee te kunnen draaien, zal ik de taal moeten leren om met mensen te kunnen communiceren. Ik zou mijn sociale netwerk op moeten bouwen, zodat ik mij niet alleen voel en om hulp kan vragen. Ik zou sommige diploma’s opnieuw moeten halen, omdat mijn Nederlandse diploma’s daar niet gelden. Ik moet dan een nieuw ‘juist’ kapitaal ontwikkelen.

Het idee dat op elke plek een ander kapitaal nodig is om in die omgeving persoonlijke doelen te bereiken, vond ik interessant. Daarom is de keuze gevallen om onderzoek te doen naar de

ontwikkelingen van het sociaal kapitaal van vluchtelingen. In deze bachelorthesis is mijn onderzoek uitgewerkt. Ik wil graag mijn begeleiderster Hanna Murray-Carlsson bedanken voor haar begeleiding en geduld. Daarnaast wil ook iedereen bedanken die deel heeft genomen aan het onderzoek.

Ik wens u veel leesplezier. Mascha Kappé

(4)

Samenvatting

Voor sommige groepen in de samenleving is de deelname aan de arbeidsmarkt over het algemeen lastiger. Een voorbeeld hiervan zijn vluchtelingen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018). Voor deze groep is het hebben van een baan juist belangrijk, omdat het bijdraagt aan de integratie (Völker, Pinkster, & Flap, 2008).

Er zijn een aantal factoren die de achterstand tot de arbeidsmarkt van vluchtelingen zouden kunnen verklaren. De asielprocedure kost bijvoorbeeld tijd en vluchtelingen kunnen door trauma’s psychische klachten hebben (Bakker, Dagevos & Engbersen, 2017). Ook het ontbreken van het juiste menselijke kapitaal en sociaal kapitaal kan ervoor zorgen dat vluchtelingen minder vaak deelnemen aan de arbeidsmarkt.

Het sociaal kapitaal is volgens Lin (2017) het investeren in sociale relaties met een gewenste beloning. Vluchtelingen komen in een nieuw land te wonen en moeten hier opnieuw hun netwerk op gaan bouwen. Het sociale netwerk kan namelijk kansen bieden. Onderzoek onder Nederlandse vluchtelingen toont aan dat vluchtelingen die Nederlandse vrienden hebben, een grotere kans op werk hebben dan vluchtelingen die geen Nederlandse vrienden hebben (De Vroome & Van Tubergen, 2010).

Er zijn initiatieven die banen aan vluchtelingen aanbieden en zo bij willen dragen aan een betere integratie. Een voorbeeld hiervan is restaurant Le Souk d’Orient. In een traject van een jaar krijgen vluchtelingen een opleiding Entree horeca en werkervaring. Het idee is dat na het jaar de afstand tot de arbeidsmarkt voor de medewerkers is afgenomen (Le Souk d’Orient, z.d.). Wanneer het traject een positieve invloed heeft op de sociale netwerken van vluchtelingen, dan zou het sociaal kapitaal van vluchtelingen kunnen toenemen. Het is dan niet alleen makkelijker om een baan te vinden na het traject en zo beter te integreren, maar ook om andere doelen in het leven te bereiken. Vluchtelingen kunnen dan gebruik maken van de hulpbronnen van anderen in hun netwerk.

Er zijn verschillende soorten sociale netwerken: bonding, bridging en linking. In een bonding netwerk delen mensen veel kenmerken (Putnam, 2000). Mensen vertrouwen elkaar daarom

makkelijk en delen veel informatie binnen het netwerk. Het bonding netwerk geeft een gevoel van veiligheid. In een bridging netwerk delen mensen weinig kenmerken. Het kost meer tijd en energie om een bridging relatie op te bouwen, maar een bridging relatie kan heel waardevol zijn. Minder mensen hebben toegang tot de informatie uit een bridging netwerk dan informatie uit een

bondingnetwerk. Degene die dan een brug naar het andere cluster heeft gelegd, heeft toegang tot de unieke informatie en kan daar een voordeel uit halen (Granovetter, 1973). Vergelijkbaar met het bridging netwerk is er een linking netwerk. In het linking netwerk wordt er ook een brug geslagen, maar dan naar een organisatie op een andere hiërarchie (Szreter & Woolcock, 2004).

De drie verschillende netwerken hebben andere kenmerken en voordelen. Het is daarom van belang om de invloed van het traject van Le Souk d’Orient op de verschillende soorten netwerken te meten. Daarnaast moest er onderzocht worden of de medewerkers gebruik maken van de nieuwe netwerken om hun persoonlijke doelen te bereiken. Pas dan zou er sprake zijn van de toename in sociaal kapitaal.

Voor het verzamelen van deze informatie is er veldwerk verricht. Er zijn zes diepte-interviews afgenomen. Vier interviews zijn afgenomen met vluchtelingen die werken bij Le Souk d’Orient. Twee interviews zijn afgenomen met personen die een andere relatie tot het traject hebben. Dit zijn mede-eigenaar Frederik IJsseldijk en jobcoach Lucinda Ippel.

(5)

De interviews met de medewerkers hadden het doel om in kaart te brengen hoe precies hun sociale netwerken zich hadden ontwikkeld na de deelname aan het traject. Sociale netwerken kunnen zich uitbreiden of krimpen. Daarnaast kunnen bestaande verbindingen binnen de netwerken breder of smaller worden. Dit werd per soort sociaal netwerk gevraagd. Daarnaast was het doel van deze gesprekken om te kijken of de medewerkers gebruik maakten van hun nieuwe netwerken om hun persoonlijke doelen te behalen.

De interviews met IJsseldijk en Ippel hadden als doel om beter beeld te krijgen van het traject. Daarnaast konden zij over hun rol in het traject veel vertellen en voorbeelden geven.

Uit de interviews met de medewerkers bleek dat het traject over het algemeen een positieve invloed had op de ontwikkelingen van een aantal van hun netwerken. De netwerken werden

uitgebreid of de verbindingen in de netwerken werden breder. Dit was het geval bij de netwerken collega’s, collega’s (andere hiërarchie) en gasten. Per medewerker was het verschillend hoe het netwerk zich ontwikkeld had. Dat kan te maken hebben met de specifiek cultuur van de medewerker en het soort werkzaamheden dat hij verricht.

Bij het netwerk vrienden/kennissen (niet Nederlands) was er geen ontwikkeling uit de interviews te herleiden sinds de deelname aan het traject, maar er werd wel aangegeven dat een medewerkster maatregelen moest nemen om een negatieve invloed van de deelname aan het traject te voorkomen. Zo moest ze extra goed afspraken met vrienden plannen.

Uit de netwerken die positief zijn beïnvloed door de deelname aan het traject, doen zich kansen voor aan de medewerkers. Soms wordt er wel gebruik gemaakt van de kansen en soms niet. Dit zou te verklaren kunnen zijn omdat sommige kansen beter aansluiten bij de persoonlijke doelen van werknemers dan andere kansen.

Uit het onderzoek blijkt dat medewerkers vooral gebruik maken van hun nieuwe bonding netwerk om persoonlijke privé doelen te bereiken, zoals het aanschaffen van een satelliet. Van de nieuwe bridging en linking netwerken werd vooral gebruik gemaakt om persoonlijke professionele doelen te bereiken, zoals het in contact komen met een bedrijfsarts.

Bovenstaande uitkomsten berusten vooral op de interviews met de medewerkers. Uit de interviews met IJsseldijk en Ippel kwamen nog een aantal interessante aanvullende punten naar voren. Tussen de medewerkers en IJsseldijk en Ippel is een linking relatie. IJsseldijk en Ippel hebben beide een sociaal netwerk waar medewerkers profijt van kunnen hebben.

IJsseldijk heeft een netwerk van potentiele werkgevers. Wanneer het traject van een jaar is afgelopen, probeert hij de medewerkers te begeleiden naar een nieuwe baan via zijn netwerk. Echter, wil een deel van de medewerkers na het traject een andere richting in dan de horeca, is het de vraag hoe goed zij dan nog gebruik van het netwerk van IJsseldijk kunnen maken. Stel dat ze toch gebruik maken van het netwerk van IJsseldijk, dan is hier sprake van linking sociaal kapitaal. Via het traject hebben de medewerkers IJsseldijk leren kennen. Ze kunnen dan gebruik maken van zijn hulpbronnen om hun professionele doelen te bereiken.

Ippel heeft ook een netwerk vanuit haar functie als jobcoach. Vanuit werkbedrijf Rijk van Nijmegen is zij verbonden aan het traject. Ze heeft ‘korte lijntjes’ naar personen binnen instanties. Wanneer medewerkers tijdens het traject met problemen naar haar toe komen, dan kan ze gebruik maken van die korte lijntjes om het probleem op te lossen. Medewerkers kunnen door het nieuwe linking contact met Ippel gebruik gaan maken van haar hulpbronnen.

Het traject heeft invloed op bonding, bridging en linking sociaal kapitaal omdat het aanbod van diensten binnen het traject ervoor zorgt dat de medewerkers nieuwe mensen leren kennen. Ook biedt het traject diensten aan zoals werkervaring waardoor medewerkers beter Nederlands leren. Dit

(6)

lijkt een positief effect te hebben op de dikte van de verbindingen binnen een netwerk. Ook hierdoor zouden mensen makkelijker toegang tot de hulpbronnen van anderen kunnen krijgen en zo hun sociaal kapitaal vergroten.

(7)

Inhoud

Hoofdstuk 1 – Inleiding ... 1 1.1 Projectkader ... 1 1.2 Maatschappelijke relevantie ... 2 1.3 Wetenschappelijke relevantie ... 3 1.4 Doel- en vraagstelling ... 3 1.5 Onderzoeksmodel ... 4 Hoofdstuk 2 – Theorie ... 5 2.1 Theoretisch kader ... 5 2.1.1 Sociaal kapitaal ... 5 2.1.2 De netwerk theorie ... 6

2.1.3 Bonding, bridging en linking ... 7

2.2 Conceptueel model ... 9 2.3 Operationalisatie begrippen ... 9 Hoofdstuk 3 – Methoden ... 11 3.1 Onderzoek ontwerp... 11 3.1.1 Kwalitatief onderzoek ... 11 3.1.2 Case study ... 11 3.2 Data verzameling ... 14 3.2.1 Inhoudsanalyse ... 14 3.2.2 Interviews ... 14 3.3 Data analyse ... 16

Hoofdstuk 4 – De casus: Le Souk d’Orient... 18

4.1 Casus Le Souk d’Orient ... 18

4.2 Geschiedenis Le Souk d´Orient ... 18

4.3 Samenwerking met de gemeente ... 18

4.4 Locatie Le Souk d´Orient ... 19

Hoofdstuk 5 – Empirie ... 21

5.1 Ontwikkelingen netwerken ... 21

5.2 Invloed van traject Le Souk d’Orient ... 25

5.3 Voordelen ontwikkelingen sociale netwerken ... 30

Hoofdstuk 6 – Conclusie ... 34

6.1 Conclusie ... 34

6.2 Discussie ... 37

6.3 Reflectie ... 39

(8)

Hoofdstuk 8 – Bijlages ... 45

8.1 Interview guide – Frederik IJsseldijk ... 45

8.2 Interview guide - Medewerker ... 46

(9)

1

Hoofdstuk 1 – Inleiding

1.1 Projectkader

Voor sommige groepen in de samenleving is de deelname aan de arbeidsmarkt over het algemeen lastiger. Een voorbeeld hiervan zijn vluchtelingen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018). Voor deze groep is het hebben van een baan juist belangrijk, omdat het bijdraagt aan de integratie (Völker, Pinkster, & Flap, 2008). De problemen met de deelname aan de arbeidsmarkt kan deels worden verklaard door het ontbreken van het juiste sociaal kapitaal (Völker et al., 2008). Er zijn initiatieven die banen aan vluchtelingen aanbieden en zo bij willen dragen aan een betere integratie. Een voorbeeld hiervan is restaurant Le Souk d’Orient. In een traject van een jaar krijgen vluchtelingen hier scholing en kunnen ze werkervaring opdoen. Het idee is dat na het jaar de afstand tot de

arbeidsmarkt voor de vluchtelingen is afgenomen (Le Souk d’Orient, z.d.). Dit onderzoek gaat over de invloed van Le Souk d’Orient op de ontwikkelingen van het sociaal kapitaal van vluchtelingen.

Achtergrond

In het Global Trends rapport van de United Nations High Comissioner for Refugees staat dat in 2018 70,8 miljoen mensen op de vlucht zijn voor vervolging, conflicten of geweld, waarvan 25,9 miljoen mensen vluchtelingen zijn (UNHCR, 2019). Volgens de Verenigde Naties is een vluchteling iemand die wegens een gegronde vrees voor vervolging het land van herkomst ontvlucht. Redenen voor

vervolging kunnen zijn: “race, religion, nationality, political opinion or membership of a particular social group” (UNHCR, z.d.). Deze definitie van vluchtelingen staat in het Vluchtelingenverdrag uit 1951. Veel staten hebben dit verdrag ondertekend om de rechten van vluchtelingen te waarborgen. Zo mogen vluchtelingen niet worden teruggezonden naar een land waar ze vervolgd kunnen worden voor bijvoorbeeld ras of religie (Amnesty, z.d.). Later is in 1967 een aanvullend protocol aan het verdrag toegevoegd zodat niet alleen Europese vluchtelingen beschermd werden, maar vluchtelingen over de hele wereld (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2012).

In Nederland zijn in 2018 30.380 asielaanvragen gedaan (Immigratie- en Naturalisatiedienst, 2018). Van deze groep wordt tijdens de asielaanvraag bekeken of ze onder de definitie van

vluchtelingen van het Vluchtelingenverdrag vallen (VluchtelingenWerk, z.d.). Wanneer er asiel aan vluchtelingen is toegekend, worden vluchtelingen in gemeentes gehuisvest. Elk half jaar bepaalt de Rijksoverheid hoeveel vluchtelingen een gemeente moet huisvesten (Rijksoverheid, z.d.). De gemeentes zijn daarbij verplicht om de vluchtelingen maatschappelijke begeleiding te bieden.

Problemen bij de deelname aan de arbeidsmarkt

Wanneer vluchtelingen in een nieuw land een bestaan op gaan bouwen, kan het proces van integratie problemen met zich meebrengen. Deelname aan de arbeidsmarkt en de beheersing van een nieuwe taal zijn de belangrijkste punten van integratie en deze punten blijken uitdagend voor migranten te zijn (Völker et al., 2008). Voor vluchtelingen is de deelname aan de arbeidsmarkt een uitdagender punt dan voor migranten die verhuizen vanwege familie of werk (Bakker, Dagevos & Engbersen, 2017). Aan het begin van hun verblijf in Nederland hebben vluchtelingen substantieel minder werk dan migranten. Dit is deels te verklaren omdat vluchtelingen een asielprocedure moeten doorlopen waardoor het beginnen met werken lastiger is en omdat vanwege conflicten in het land van herkomst er vaak trauma’s zijn die mentale problemen veroorzaken. In een periode van

(10)

2

15 jaar wordt het verschil in deelname aan de arbeidsmarkt tussen deze twee groepen echter klein (Bakker et al., 2017).

Uit onderzoek blijkt dat het frustrerend is voor Nederlandse vluchtelingen als het lang duurt voordat ze kunnen beginnen met het leren van de Nederlandse taal en kunnen werken (Van

Heelsum, 2017). Dit zijn juist twee punten die nodig zijn voor het opbouwen van een professionele loopbaan in Nederland. Een goede bekwaamheid van de Nederlandse taal en werkervaring in Nederland zijn namelijk van invloed op het krijgen van een baan. Daardoor kunnen de buitenlandse kwalificaties ook in Nederland erkend worden. Door werkervaring in Nederland te hebben kunnen vluchtelingen hogere posities krijgen en langer een baan behouden (De Vroome & Van Tubergen, 2010).

Sociaal kapitaal

De beheersing van de lokale taal en de deelname aan de arbeidsmarkt zijn belangrijke punten voor een goede integratie (Völker et al., 2008). Omdat de asielprocedure tijd kost en veel vluchtelingen mentale problemen hebben, hebben vluchtelingen om deze redenen minder vaak werk dan migranten die verhuisd zijn vanwege werk of familie (Bakker et al., 2017). De verklaring waarom migranten problemen hebben met de integratie kan worden gevonden in het ontbreken van het juiste menselijke kapitaal dat vereist is in het nieuwe land (Völker et al., 2008). Het menselijk kapitaal is de set aan vaardigheden en kennis van een persoon waarmee er geld verdiend kan worden door te werken (Lin, 2017). Naast menselijk kapitaal kan een tekort aan sociaal kapitaal de problemen met integratie verklaren (Völker et al., 2008). Het sociaal kapitaal verwijst naar de investering in sociale relaties met een gewenste beloning (Lin, 2017). Er zijn vanuit de sociale netwerktheorie verschillende soorten sociale relaties te herkennen: bonding, bridging en linking. Alle soorten sociale netwerken hebben hun eigen kenmerken en voordelen (Putnam, 2001; Szreter & Woolcock, 2004).

In dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke invloed restaurant Le Souk d’Orient heeft op de bonding, bridging en linking netwerken van vluchtelingen. Er wordt onderzocht hoe de drie verschillende sociale netwerken van vluchtelingen zich hebben ontwikkeld sinds ze werken bij Le Souk d’Orient. Het is daarbij van belang dat de ontwikkelingen ook zijn veroorzaakt door de nieuwe baan en niet door een andere factor. Daarnaast wordt er gekeken hoe vluchtelingen gebruik maken van deze sociale netwerken om er een gewenste beloning uit te halen. Pas als er gebruik wordt gemaakt van de sociale relaties om er een gewenste beloning uit te halen, kan er gesproken worden van de ontwikkeling van het sociaal kapitaal (Lin, 2017).

1.2 Maatschappelijke relevantie

Het onderzoek gaat belangrijke informatie opleveren voor het maatschappelijk debat over de integratie van vluchtelingen. De Nederlandse overheid vindt het belangrijk dat migranten de Nederlandse taal spreken en een opleiding volgen of werken (Rijksoverheid, z.d.). Zoals eerder gezegd hebben vluchtelingen een grotere achterstand op de arbeidsmarkt dan migranten (Bakker et al., 2017). Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is van de groep vluchtelingen die tussen januari 2014 en juli 2017 naar Nederland zijn gekomen, 11% aan het werk (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018). In het onderzoek zijn alleen mensen meegenomen die een leeftijd tussen 18 en 65 jaar hebben en waarvan erkend is dat ze vluchtelingen zijn.

Le Souk d’Orient biedt een traject van een jaar aan waarin de vluchtelingen zowel

werkervaring als een opleiding krijgen. Na het jaar is het doel dat de medewerkers makkelijker een nieuwe baan vinden. Het beschikken over het juiste sociaal kapitaal is belangrijk voor de deelname

(11)

3

aan de arbeidsmarkt (Völker et al., 2008). Wanneer in beeld kan worden gebracht hoe een initiatief als het traject bij Le Souk d’Orient het sociaal kapitaal van vluchtelingen beïnvloed, dan is deze informatie waardevol in het publieke debat over een succesvolle integratie. Als de opzet van het traject succesvol blijkt te zijn voor het vergroten van het sociaal kapitaal, dan zou de opzet bij andere locaties in het land kunnen worden toegepast.

1.3 Wetenschappelijke relevantie

Vanuit de wetenschap is het ook relevant om onderzoek te doen naar het sociaal kapitaal van vluchtelingen. Het meeste onderzoek naar de sociale netwerken van migranten zijn vooral gericht op de netwerken in het land van herkomst en de rol die deze speelden bij de keuze om te emigreren (Völker et al., 2008). Het juiste sociaal kapitaal in het nieuwe land is van belang voor de integratie. De sociale netwerken zijn de basis van sociaal kapitaal. Het is interessant om meer onderzoek te doen naar de netwerk ontwikkeling in het nieuwe land om een evenwichtiger beeld te ontwikkelen van de functies van sociale netwerken.

Daarnaast is het wetenschappelijk interessant om specifiek onderzoek te doen naar de economische integratie van vluchtelingen, omdat er relatief veel onderzoek wordt gedaan naar de economische integratie van migranten en niet van vluchtelingen (De Vroome & Van Tubergen, 2010). Omdat vluchtelingen tegen andere uitdagingen oplopen dan migranten op de arbeidsmarkt, kan er niet van worden uitgegaan dat de onderzoeksresultaten van studies naar migranten ook gelden voor vluchtelingen. In dit onderzoek wordt niet de mate van economische integratie gemeten, maar het ontwikkelen van het sociaal kapitaal. Dit is echter belangrijk voor de deelname aan de arbeidsmarkt.

1.4 Doel- en vraagstelling

Zoals in het projectkader al deels naar voren kwam, zal in dit onderzoek de invloed van Le Souk d’Orient op de ontwikkeling van de drie verschillende soorten sociale netwerken centraal staan. Er wordt daarnaast ook gekeken hoe de vluchtelingen gebruik maken van de sociale netwerken om verder in het leven te komen. Het lokale initiatief waar het onderzoek zich op richt is restaurant Le Souk d’Orient. De doelstelling van dit onderzoek is als volgt:

Inzicht krijgen in de rol die het traject bij Le Souk d’Orient kan hebben op de ontwikkelingen van het sociaal kapitaal van vluchtelingen.

De hoofdvraag van dit onderzoek is:

Op welke manier heeft het traject van Le Souk d’Orient invloed op bonding, bridging en linking sociaal kapitaal van vluchtelingen?

De volgende deelvragen zijn opgesteld om de hoofdvraag te beantwoorden:

1. Hoe hebben de bonding, linking en bridging netwerken van de vluchtelingen zich ontwikkeld sinds de deelname aan het lokale initiatief?

2. Op welke manier heeft het lokale initiatief bijgedragen aan deze ontwikkelingen?

3. Op welke manier maken de vluchtelingen gebruik van deze ontwikkelingen voor vooruitgang op het profesioneel- en privé domein?

(12)

4

1.5 Onderzoeksmodel

Figuur 1 geeft de fases van het onderzoeksmodel van dit onderzoek weer.

Figuur 1. Het onderzoeksmodel (eigen ontwerp)

Fase a. De voorbereidende fase

In deze fase wordt het theoretisch kader ontwikkeld, met daarin de meest relevante theorieën op het gebied van sociale netwerken en sociaal kapitaal. Daarnaast is er in deze fase vooronderzoek gedaan naar de casus.

Fase b. Data verzamelen

In deze fase zijn 6 interviews afgenomen met respondenten die betrokken zijn bij het traject van Le Souk d’Orient. De interviews worden ook getranscribeerd in deze fase. Daarnaast zijn geschreven bronnen verzameld met informatie over het traject.

Fase c. Analyse

Met de informatie die in fase b is verkregen, wordt de analyse uitgevoerd. Eerst worden de interviews gecodeerd. Vervolgens worden de verschillende bronnen met elkaar vergeleken om de deelvragen van het onderzoek te kunnen beantwoorden.

Fase d. Conclusie en aanbevelingen

(13)

5

Hoofdstuk 2 – Theorie

2.1 Theoretisch kader

Voor vluchtelingen is het bezitten van het juiste sociaal kapitaal van belang om een baan te vinden. Een groot sociaal kapitaal kan de levensomstandigheden van een persoon verbeteren, omdat het sociaal netwerk als een instrument gaat dienen om van elkaars hulpmiddelen gebruik te maken (Flap, 2004). Onderzoek onder Nederlandse vluchtelingen toont aan dat vluchtelingen die Nederlandse vrienden hebben, een grotere kans op werk hebben dan vluchtelingen die geen Nederlandse vrienden hebben (De Vroome & Van Tubergen, 2010). Dit zou te verklaren kunnen zijn aan de hand van de theorie van sociaal kapitaal en de netwerk theorie die in dit hoofdstuk besproken worden. Om onderzoek te doen naar de invloed die het traject van Le Souk d’Orient heeft op het sociaal kapitaal van vluchtelingen, is allereerst een verdere uitwerking van het begrip sociaal kapitaal nodig.

2.1.1 Sociaal kapitaal

Klassieke kapitaal theorie

De term sociaal kapitaal komt de afgelopen jaren regelmatig voor binnen de sociale wetenschap en is overgenomen in het dagelijkse taalgebruik (Portes, 1998). De term is nu populair, maar verwijst naar oudere ideeën in de sociale wetenschap. Het klassiek concept van kapitaal komt voor in het werk van Karl Marx (Lin, 2017). Marx leefde tijdens de industriële revolutie en in deze periode beheerden de kapitalisten de productiemiddelen zoals de fabrieken met haar machines. De arbeiders werkten in deze fabrieken voor een loon waarvan ze net konden leven. De winst die gemaakt werd bij de verkoop van de geproduceerde goederen in de fabrieken was voor de kapitalisten en werd niet met de arbeiders gedeeld. Deze winst kon vervolgens weer in de fabrieken geïnvesteerd worden door de kapitalisten, waardoor meer winst gegenereerd kon worden. De kapitalisten verkregen zo steeds meer kapitaal en de arbeiders werden daarbij geëxploiteerd (Lin, 2017).

Neo-kapitaal theorie

Het klassieke concept van kapitaal is door de tijd verder ontwikkeld binnen de sociale wetenschap. Pierre Bourdieu is een Franse socioloog die als eerste een hedendaagse systematische uitwerking van het begrip sociaal kapitaal maakte (Portes, 1998). Bourdieu ontwikkelde een theorie over de

wisselwerking tussen handelingen van een persoon en de maatschappij: de theorie van habitus en veld (Inglis, 2012). De maatschappij bestaat uit verschillende velden waarbinnen een onbewuste machtsstrijd plaatsvindt tussen de actoren. Het veld is een sociale structuur waarbinnen bepaalde spelregels gelden. Om de machtsstrijd te winnen, hebben personen bepaalde soorten kapitaal nodig die relevant zijn voor dat veld. Volgens Bourdieu zijn er drie soorten kapitaal die een persoon kan hebben: economisch-, sociaal- en cultureel kapitaal. Economisch kapitaal is het vermogen van een persoon in geld en bezit. Het tweede soort kapitaal is sociaal kapitaal. Dit bestaat ten eerste uit het aantal netwerken dat een persoon met anderen heeft. Daarnaast is het van belang dat die andere personen macht en geld bezitten. Het is dus waardevoller voor de mate van sociaal kapitaal om relaties te hebben met mensen die in stand boven jou staan, dan mensen die in stand onder jou staan. Het derde soort kapitaal is cultureel kapitaal. Hieronder verstaat Bourdieu opleiding, kennis en kundigheid (Inglis, 2012).

Tijdens de machtsstrijd in een maatschappelijk veld ontwikkelen mensen een habitus: “a habitus is essentially the characteristic ways of thinking, feeling, acting and experiencing shared by all members of a certain group of people” (Inglis, 2012, p. 213). Wanneer een individu het kapitaal

(14)

6

vergroot dat in een specifieke veld relevant is, neemt hij een sterkere positie in de machtsstrijd in. Hij ontwikkelt een habitus waarmee hij verder in het veld kan komen. Iemand die zich vanaf zijn

geboorte al een bepaalde habitus aanleert, heeft de habitus zich al deels eigen gemaakt (Bourdieu, 1984).

Net zoals Marx leefde Bourdieu in een maatschappij waar een vrij scherp onderscheid tussen klassen was. Het is van belang om de klassieke theorie over kapitaal en de theorie over habitus en veld in die tijdsgeest te lezen. In de theorie van Bourdieu zitten toch een aantal punten die belangrijk zijn in het hedendaagse debat over het sociaal kapitaal. Volgens Bourdieu bestaat het sociaal kapitaal uit twee aspecten: “first, the social relationship itself that allows individuals to claim access to

resources possessed by their associates, and second, the amount and quality of those resources” (Portes, 1998, p. 3-4). De sociale relaties zijn niet een gegeven en deze moeten door investeringen opgebouwd worden. Voor die investeringen is economisch kapitaal en cultureel kapitaal nodig. Wanneer de relaties zijn opgebouwd, kan er toegang worden verkregen tot nieuwe bronnen van economisch kapitaal en cultureel kapitaal (Portes, 1998).

In de klassieke kapitaal theorie wordt het kapitaal geïnvesteerd door de kapitalisten in de industrie, waardoor de kapitalisten nog meer kapitaal gaan verwerven. In bovenstaande theorie van Bourdieu kan iedereen een bepaalde vorm van kapitaal in zichzelf investeren, dus niet alleen een bepaalde groep zoals de kapitalisten. Door de verdere uitwerkingen van het begrip kapitaal door Bourdieu wordt volgens socioloog Nan Lin de tegenstelling tussen kapitalist en arbeider minder scherp (2017). Hij noemt de theorieën over kapitaal waarbij dit het geval is neo-kapitaal theorieën. Op de meer recente ontwikkelingen van het begrip sociaal kapitaal hebben vooral de auteurs Bourdieu, Coleman en Putman invloed gehad. De definities verschillen en er zijn diverse theorieën rondom het onderwerp sociaal kapitaal ontwikkeld, maar de kern komt overeen: “people well

equipped with social resources – in the sense of their social network and the resources of others they can call upon – succeed better in attaining their goals” (Lancee, 2010, p. 204). Tijd, geld en energie kunnen worden gestoken in het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk. Een van de motieven hiervoor is de verwachting om door te investeren in het sociale netwerk een persoon terug beloond zal worden (Flap, 2004). Een groot sociaal kapitaal is specifiek belangrijk voor vluchtelingen omdat het kan leiden tot een betere toegang tot de arbeidsmarkt en een hoger loon (Lancee, 2010).

2.1.2 De netwerk theorie

Afgelopen decennia is in de sociale wetenschap steeds meer het besef gekomen welke grote rol netwerken spelen in ons leven: “practically all aspects of people’s lives are embedded in the social networks that they form with each other and these networks affect their lives in manifold ways” (Flap, 2004, p. 2). Een mens kan verschillende netwerken voor verschillende aspecten in het leven hebben, waar ook deels een overlapping in aanwezig kan zijn. Ronald Stuart Burt is een socioloog die sociale netwerken en sociaal kapitaal bestudeerde. Volgens hem kan een netwerk gevisualiseerd worden als een web met verbindingen en knopen zoals in figuur 2 (Burt, 2004). De knooppunten zijn personen, bedrijven of instituties en de verbindingen zijn stromen van informatie. Hoe vaker en hoe meer informatie er wordt gedeeld, des te dikker de lijn.

Een dikke of sterke verbinding komt niet zomaar tot stand: “the strength of a tie is a (probably linear) combination of the amount of time, the emotional intensity, the intimacy (mutual confiding), and the reciprocal services which characterize the tie” (Granovetter, 1973, p. 1361). Binnen het web zijn clusters van personen die een sterkere relatie met elkaar hebben. Informatie wordt makkelijk uitgewisseld.

(15)

7

Tussen die clusters kunnen structurele gaten zitten, wat wijst op groepen mensen

waartussen een sociale kloof zit (Granovetter, 1973). Als deze kloof overbrugd zou kunnen worden, dan kan er waardevolle informatie worden uitgewisseld.

Figuur 2. Visualisatie netwerken (Burt, 2004, p. 252)

2.1.3 Bonding, bridging en linking

In het huidige debat over sociaal kapitaal wordt het onderscheid gemaakt tussen bonding en bridging netwerken (Lancee, 2010). Een aantal auteurs beschrijft nog een derde vorm van netwerken,

namelijk linking (Szreter & Woolcock, 2004).

Bonding

De Amerikaanse politicoloog Robert Putnam (2000) werkt het onderscheid tussen bonding en bridging uit in zijn boek Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community. Bonding heeft betrekking op relaties tussen mensen die veel kenmerken met elkaar delen. Het vertrouwen in de groep is groot en informatie wordt daardoor makkelijk uitgewisseld. De overeenkomsten tussen individuen schept vertrouwen. Het kunnen bijvoorbeeld overeenkomsten zijn in nationaliteit, leeftijd of opleidingsniveau. Het bonding netwerk geeft een veilig gevoel en Putnam omschrijft dit als getting by. Het bonding netwerk geeft een stabiele basis aan het leven van personen. In figuur 2

vertegenwoordigen de verbindingen binnen een cluster een bonding netwerk. Volgens de socioloog James Samuel Coleman is er dan sprake van network closure, omdat alle mensen in een cluster met elkaar in verbinding staan (Coleman, 1988). Iedereen kent elkaar en heeft toegang tot dezelfde informatie.

Bridging

Bridging verwijst volgens Putnam (2000) naar het slaan van bruggen tussen mensen die weinig kenmerken met elkaar delen. In figuur 2 zijn dit de verbindingen tussen verschillende clusters. De verbindingen bij bridging zijn over het algemeen zwakker dan de verbindingen bij bonding. Dit komt door het ontbreken van gemeenschappelijke kenmerken, waardoor het vertrouwen niet

vanzelfsprekend is. Er moet meer tijd en energie worden geïnvesteerd.

Het voordeel van bridging tegenover bonding is dat er nieuwe informatie wordt verkregen. Bij bonding gaat de informatie meerdere keren rond binnen een cluster, omdat de individuen elkaar

(16)

8

goed kennen en elkaar vertrouwen. Veel mensen krijgen vanwege network closure toegang tot dezelfde informatie. Bij bridging wordt er informatie tussen clusters gedeeld. Omdat er weinig en zwakke verbindingen tussen de clusters zijn, zal de informatie alleen toegankelijk zijn voor de individuen die een brug naar een andere cluster hebben geslagen. Bridging is dus belangrijk om unieke informatie te krijgen en daarmee verder in het leven te komen, wat Putnam (2000) omschrijft als getting ahead. Alleen mensen die investeren in bridging relaties kunnen unieke informatie

verkrijgen (Granovetter, 1973). Een voorbeeld van unieke informatie is informatie over een baankans vanuit een ander cluster.

Linking

In het verlengde van bridging wordt de afgelopen jaren in de literatuur nog een derde vorm van netwerken onderscheiden, namelijk linking. Een linking netwerk kan worden omschreven als “norms of respect and networks of trusting relationships between people who are interacting across explicit, formal or institutionalized power or authority gradients in society” (Szreter & Woolcock, 2004, p. 655). Bij zowel bridging als linking gaat het dus om netwerken tussen mensen of instituties die verschillend van elkaar zijn. Bij bridging zijn die netwerken op hetzelfde hiërarchische niveau en bij linking niet.

Het is van belang om in gedachte te houden dat individuen die een aantal belangrijke kenmerken delen en op dat punt als een homogene groep beschouwd kunnen worden, niet op alle punten gelijk aan elkaar zijn. Overige kenmerken kunnen sterk binnen deze ‘homogene’ groep verschillen. Wanneer er een ander kenmerk als uitgangspunt wordt genomen om verschillende groepen mensen te onderscheiden en zo naar de bonding en bridging van het sociaal kapitaal te kijken, kan het sociaal netwerk van een individu in de groep er verschillend uitzien (Ramos-Pinto, 2012).

(17)

9

2.2 Conceptueel model

Het sociale netwerk van een vluchteling

Figuur 3. Conceptueel model (eigen ontwerp)

2.3 Operationalisatie begrippen

De hoofdvraag van het onderzoek is: Op welke manier heeft het traject van Le Souk d’Orient invloed op bonding, bridging en linking sociaal kapitaa van vluchtelingenl? Uit het theoretisch kader blijkt dat voor het verkrijgen van sociaal kapitaal twee aspecten belangrijk zijn (Lin, 1999). Het eerste aspect is de investering in sociale relaties. Volgens Burt (2004) is een relatie een lijn van informatie die wordt uitgewisseld tussen twee knooppunten. De knooppunten zijn personen, organisaties of instanties. Wanneer in een interactie informatie wordt uitgewisseld tussen twee knooppunten, dan wordt de verbinding sterker (Burt, 2004). Voor het uitwisselen van informatie is een investering van tijd en energie nodig (Granovetter, 1973). Er moet bijvoorbeeld tijd worden vrijgemaakt om met elkaar af te spreken.

Het tweede aspect van sociaal kapitaal is het verkrijgen van een gewenste beloning uit de sociale relaties (Lin, 1999). Een van de redenen om te investeren in een sociale relaties is de

verwachting om hiervoor beloond te worden (Flap & Völker, 2004). Het sociale netwerk dient dan als middel om van de hulpbronnen van anderen gebruik te maken.

Ontwikkeling netwerken

Bovenstaande aspecten moeten beide onderzocht worden om de hoofdvraag te beantwoorden. Allereerst wordt hier uitgewerkt hoe het aspect ‘ontwikkeling netwerken’ onderzocht kan worden. Daarna wordt het aspect ‘gewenste beloning’ geoperationaliseerd.

In netwerken zitten knooppunten met daartussen verbindingen. Volgens Burt (2004) wordt de verbinding tussen knooppunten dikker als er vaker en meer informatie wordt uitgewisseld. De drie vormen van netwerken zijn bonding, bridging en linking netwerken. Per vorm van netwerk moet voor dit onderzoek in kaart worden gebracht hoe de knooppunten en verbindingen zich hebben ontwikkeld door de deelname aan het traject bij Le Souk d’Orient. Er zijn verschillende manieren waarop een sociaal netwerk kan veranderen:

Uitbreiding netwerk. De verwachting is dat mensen door een nieuwe baan nieuwe mensen leren kennen. Het sociale netwerk wordt dan met knooppunten en bijbehorende verbindingen uitgebreid.

Bonding Bridging Linking Betere integratie Sociaal kapitaal

(18)

10

Een voorbeeld hiervan is wanneer een gast op het terras bij Le Souk d’Orient een kop koffie zou bestellen en het contact met de medewerker beperkt blijft. De bestelling wordt opgenomen, de koffie wordt geserveerd en uiteindelijk wordt er afgerekend. Er is een nieuw knooppunt in het sociale netwerk, maar de verbinding is dun. Het contact is namelijk eenmalig en er wordt weinig informatie uitgewisseld.

Bredere verbinding. Het netwerk kan zich ook ontwikkelen door intensiever contact, waardoor de verbindingen tussen de knooppunten breder worden. Als een gast elke week langkomt en met de medewerker een vast gesprek voert, dan wordt er vaker en meer informatie uitgewisseld. De verbinding tussen bestaande knooppunten wordt dikker.

Krimpen netwerk. Een nieuwe baan kan er ook voor zorgen dat er met bepaalde mensen geen contact meer is. Bijvoorbeeld met de collega’s van de oude werkplaats. Door het aannemen van een nieuwe baan kan het contact met oude collega’s eindigen. De verbindingen worden dunner en uiteindelijk verdwijnen de knooppunten uit het netwerk.

Smallere verbinding. Wanneer de communicatie met contacten zou verminderen door een nieuwe baan, dan worden de verbindingen dunner. Er blijft een relatie bestaan, maar de uitwisseling van informatie neemt af.

Gewenste beloning

Mensen hebben verschillende sociale netwerken. Een netwerk van collega’s, een netwerk van een vriendengroep of een netwerk van een familie. In dit onderzoek moet tijdens de data verzameling duidelijk worden hoe al deze netwerken zich hebben ontwikkeld. Een uitbreiding van het ene netwerk kan ertoe leiden dat een ander netwerk krimpt. Een nieuwe baan kan er bijvoorbeeld toe leiden dat er een netwerk met nieuwe collega’s wordt opgebouwd. Het netwerk van oude collega’s kan dan zwakker worden omdat het contact met oude collega’s is verminderd.

Als duidelijk is hoe alle netwerken zich hebben ontwikkeld, dan kan er worden gekeken hoe vluchtelingen gebruik maken van de netwerken. Pas als er gebruik van de netwerken wordt gemaakt om persoonlijke doelen te behalen, dan is er sprake van sociaal kapitaal (Lancee, 2010). Wat de persoonlijke doelen zijn kan per persoon verschillen. Het is daarom belangrijk om te achterhalen wat vluchtelingen zelf als hulp in hun leven ervaren. In dit onderzoek wordt daarom alles meegenomen wat vluchtelingen als voordeel uit een netwerk ervaren, zowel op privé als op professioneel vlak.

(19)

11

Hoofdstuk 3 – Methoden

3.1 Onderzoek ontwerp

3.1.1 Kwalitatief onderzoek

De hoofdvraag van dit onderzoek is: “welke invloed heeft het traject van Le Souk d’Orient op bonding, bridging en linking sociaal kapitaal van vluchtelingen?” Zoals in het theoretisch kader is uitgewerkt, kunnen bonding, bridging en linking netwerken mensen verder in het leven helpen. Dit gebeurt wanneer het sociale netwerk wordt vergroot of onderhouden én wanneer mensen ook gebruik maken van de connecties in het netwerk (Lin, 1999). Pas als er gebruik wordt gemaakt van elkaar hulpbronnen binnen een netwerk, dan is er sprake van de groei van sociaal. Het uitbreiden van een netwerk en gebruik maken van het netwerk is sociaal gedrag. Het gedrag van mensen beïnvloed elkaar namelijk binnen het netwerk. Om met iemand een relatie op te bouwen, moet door beide partijen tijd en energie in de relatie geïnvesteerd worden (Granovetter, 1973). Wanneer de invloed van het traject van Le Souk d´Orient wordt onderzocht op het sociaal kapitaal van de medewerkers, dan wordt onder andere naar het sociale gedrag van de medewerkers gekeken. Volgens socioloog Robert K. Yin kan kwalitatief onderzoek passend zijn wanneer er onderzoek wordt gedaan naar concepten die sociaal gedrag verklaren. Een kenmerk van kwalitatief onderzoek is: “Contributing insights from existing or new concepts that may help to explain social behavior and thinking” (Yin, 2015, p.9). Dit is van toepassing in dit onderzoek, omdat sociaal gedrag verklaard wordt aan de hand van de netwerk theorie en de theorie van sociaal kapitaal.

Een ander kenmerk van kwalitatief onderzoek is volgens Yin het weergeven van meningen en perspectieven van mensen in een studie (Yin, 2015). Respondenten kunnen hun mening in open vragen tijdens interviews verwoorden. Bij dit onderzoek kon tijdens diepte interviews worden doorgevraagd naar voorbeelden en extra toelichtingen om een compleet beeld te krijgen van de invloed van Le Souk d’Orient op de levens van vluchtelingen. De respondenten hebben de ruimte om zelf de woorden te kiezen om hun mening uit te drukken. Bij vooropgestelde enquêtes in kwantitatief onderzoek is hier minder de ruimte voor, omdat de onderzoeker de antwoorden van vragen

bijvoorbeeld al sorteert in categorieën en de respondenten niet de ruimte hebben om hun antwoord toe te lichten of te nuanceren.

3.1.2 Case study

Om de hoofd- en deel onderzoeksvragen te beantwoorden, kunnen verschillende

onderzoeksmethodes worden ingezet. De verwachting voorafgaand aan het onderzoek was dat het traject een aantal diensten aanbiedt die invloed hebben op bonding, bridging en linking sociaal kapitaal. Welke concepten precies een rol spelen en op welke manier was nog niet bekend. Het onderzoek zou dus meer de diepte in moeten gaan om de onderzoeksvragen te kunnen

beantwoorden. Wanneer de focus ligt op onderzoek doen naar ‘hoe’ en ‘wat’ een sociaal fenomeen werkt en daarbij de diepte in wordt gegaan, dan kan een case study passend zijn (Yin, 2017). Het fenomeen wordt in een case study in haar context bestudeerd, omdat deze vermoedelijk met elkaar in verband staan en de scheidslijn niet helemaal helder is (Baxter & Jack, 2008). De benadering van het fenomeen in een case study is holistisch: “je beschouwt een ervaring dan als onderdeel van de hele belevingswereld van personen, en niet als een opzichzelfstaand feit” (Verhoeven, 2018, p. 25). Door het gebruik van meerdere soorten empirisch materiaal kan de case vanuit verschillende invalshoeken en nauwkeurig bestudeerd worden (Vennix, 2011).

(20)

12

Afbakening

Om bovenstaande redenen is er gekozen voor een case study als onderzoeksmethode. Het grote voordeel hiervan is dat het fenomeen tot in detail bestudeerd kan worden door gebruik te maken van verschillende invalshoeken. Het is echter ook van belang om te letten op de nadelen van een case study en een kwalitatieve onderzoek benadering. Het eerste punt van aandacht is de afbakening van de case (Vennix, 2011). Wanneer de middelen die ingezet kunnen worden voor het onderzoek gelijk blijven, zoals geld en tijd, kan de grootte van de case van invloed zijn op de mate van diepgang die mogelijk is. In dit onderzoek zijn zes respondenten geïnterviewd die verschillende relaties tot het traject hebben. Vier respondenten zijn vluchtelingen die deelnemen aan het traject, een respondent is de mede-eigenaar van Le Souk d’Orient en de laatste respondent is de jobcoach die vanuit Rijk van Nijmegen verbonden is aan het traject. Het voordeel van een variatie in de relaties van de

respondenten tot het traject is dat er verschillende invalshoeken meegenomen worden in het onderzoek. Het nadeel is dat vanwege de tijdsduur die staat voor het onderzoek, er per invalshoek een beperkte ruimte is voor het aantal interviews. Hierdoor kan er wellicht waardevolle informatie verloren gaan wanneer dit niet naar boven komt in de gesprekken met de respondenten. Het punt van verzadiging van informatie vanuit een bepaalde invalshoek wordt vermoedelijk niet bereikt. Daarnaast kan informatie door minder respondenten vanuit dezelfde invalshoek geverifieerd worden (Vennix, 2011).

Externe validiteit

Een ander punt van aandacht is de externe validiteit van een case study. Het onderzoek is bij een lokaal initiatief gehouden. De keuze voor een initiatief boven een aantal initiatieven is gemaakt vanwege de haalbaarheid van het onderzoek in de tijdsperiode die voor het onderzoek staat. De onderzoeksresultaten gelden dus alleen voor het traject van Le Souk d’Orient. Het maatschappelijke doel van het onderzoek is het leveren van een bijdrage aan het publieke debat over middelen voor een succesvolle integratie. Deze onderzoeksresultaten kunnen in het debat niet zomaar

gegeneraliseerd worden. Voor de externe validiteit zou het goed zijn om meerdere vergelijkbare initiatieven te onderzoeken. Bepaalde kenmerken die specifiek zijn voor deze locatie en die een invloed hebben op de onderzoekresultaten worden dan eerder herkend. Ook zijn in dit onderzoek de respondenten niet random geselecteerd, wat de generalisatie van de onderzoeksresultaten lastig maakt (Johnson, 1997).

Participant bias

Daarnaast moet er bij kwalitatief onderzoek worden gelet op de mate van participant bias en

observer bias (Vennix, 2011). Participant bias treedt op wanneer een onderzoeker aan een case study deelneemt en daardoor een bepaalde verandering in het bewustzijn van de actoren in de case teweeg brengt. De actoren weten dat de onderzoeker een onderzoeker is en gaan zich op een andere manier gedragen dan in de natuurlijke setting het geval zou zijn (Vennix, 2011). De onderzoeker gaat bijvoorbeeld interviews houden met respondenten en tijdens de interviews geven respondenten niet altijd eerlijk antwoord. Ze kunnen hun antwoord veranderen naar een gewenst antwoord.

Participant bias is lastig om te voorkomen, maar wat onderzoekers kunnen doen is het doel van het onderzoek niet bekend maken of een ander doel vertellen aan de respondenten (Vennix, 2011). In dit onderzoek is hier niet voor gekozen. De interviews waren vrij aan het einde van de

(21)

13

looptijd van het onderzoek ingepland, omdat er wat problemen waren met het vinden van een geschikt project dat wilde deelnemen aan het onderzoek. Vanwege de tijdsdruk is er bij het

benaderen van potentiele projecten duidelijk verteld wat het onderzoek inhield, om zo verwarring en onduidelijkheid te voorkomen en tijd te winnen. Voor volgend onderzoek kan er met dit punt meer rekening worden gehouden.

Observer bias

Naast participant bias is er ook observer bias. Van observer bias is er sprake als de onderzoeker bepaalde dingen waarneemt en interpreteert die hij verwacht te zien of wil zien. Francis Alan

Chalmers is een bekende wetenschapsfilosoof die in het boek “Wat heet wetenschap?” een deel van het probleem van observer bias uitwerkt. Eerst legt hij uit hoe fysisch het menselijk oog in elkaar zit en hoe het proces van waarnemen met het oog en de data verwerking in de hersenen werkt. Daarbij komen twee algemeen aanvaarde aannames in de empirische wetenschap naar voren. De eerste aanname is: “dat wij de feiten over de buitenwereld direct leren kennen via het gezichtszintuig. Het enige wat we hoeven te doen is naar de wereld kijken en vastleggen wat er te zien valt” (Chalmers, 1999, p. 27). De tweede aanname die Chalmers omschrijft is: “dat twee normale waarnemers die vanaf dezelfde plaats naar hetzelfde voorwerp of hetzelfde tafereel kijken, hetzelfde ‘zien’” (Chalmers, 1999, p.27).

Vervolgens worden deze aannames verworpen, waaruit blijkt dat een bepaalde observer bias onvermijdelijk is. Als de onderzoeker observaties of interviews afneemt, dan vallen hem zaken op die een leek niet zou ‘zien’ (Chalmers, 1999). Dit komt omdat de onderzoeker kennis en ervaringen in een vakgebied heeft die ervoor zorgen dat hij zoekt naar herkenningspunten in waarnemingen. Hij weet waar hij op moet letten om de waarnemingen te ordenen. Kennis van concepten in het onderzoeksveld zijn dus waardevol om de wereld die wordt waargenomen te ordenen. Tijdens een interview weet de onderzoeker bijvoorbeeld waar hij naar door moet vragen. Wanneer de observant de waarnemingen niet meer objectief genoeg kan zien en bepaalde zaken (onbewust) op een

bepaalde manier waarneemt om de gewenste onderzoeksresultaten te behalen, dan is dit een probleem. De empirie kan dan tot ongeldige onderzoeksresultaten leiden.

De invloed van observer bias kan beperkt worden door met meerdere onderzoekers te werken (Vennix, 2011). Wanneer de onderzoekers bijvoorbeeld los van elkaar observeren, dan kunnen later de waarnemingen vergeleken worden en aannames makkelijker worden herkend. In dit onderzoek is vanwege de haalbaarheid gebruik gemaakt van een onderzoeker.

Triangulatie

Een andere manier om observer bias te voorkomen, is door gebruik te maken van meerdere

onderzoekstechnieken (Vennix, 2011). Wanneer meerdere onderzoeksmethoden hetzelfde uitwijzen, dan wordt de geldigheid van de onderzoeksresultaten groter. Het gebruik van minimaal twee

onderzoeksmethoden naast elkaar wordt methodologische triangulatie genoemd (Flick, 2004,). Er is echter ook kritiek op het gebruik van triangulatie als middel voor het verhogen van de geldigheid van de onderzoeksresultaten (Flick, 2004). Elke onderzoeksmethode heeft een eigen opzet en informatie uit de ene opzet hoeft niet hetzelfde te betekenen als dezelfde informatie in een andere opzet. Triangulatie wordt in het huidige debat daarom minder gezien als een strategie met als hoofddoel het verhogen van de validiteit, maar eerder als middel voor het verkrijgen van extra informatie (Flick, 2004). In dit onderzoek is gekozen voor methodologische triangulatie om extra informatie te verkrijgen. Informatie vanuit verschillende invalshoeken kan elkaar aanvullen en dit is

(22)

14

handig voor een case study (Vennix, 2011). Het fenomeen en haar omgeving worden zo breed benaderd. Een andere reden om gebruik van triangulatie te maken is het herkennen van participant bias en observer bias. Door meerdere soorten bronnen naast elkaar te leggen kunnen

overeenkomsten en verschillen in informatie herkend worden. Ondanks dat dezelfde informatie in verschillende methodes wat anders kan betekenen, is het toch waardevol om bronnen te vergelijken. Een bepaalde vooringenomenheid van de onderzoeker kan zo wellicht herkend worden en de

antwoorden van respondenten in interviews kan zo gecontroleerd worden op sociaal wenselijke antwoorden.

3.2 Data verzameling

3.2.1 Inhoudsanalyse

Inhoudsanalyse is het analyseren van bestaande schriftelijke bronnen (Vennix, 2011). Voor dit onderzoek zijn krantenartikelen en wetenschappelijke literatuur voor de inhoudsanalyse gebruikt. Wetenschappelijk literatuur was van belang voor de operationalisatie van de begrippen uit de netwerk theorie en de theorie van sociaal kapitaal. Zo kon een techniek ontwikkeld worden om ontwikkelingen in bonding, linking en bridging sociaal kapitaal te meten. Krantenartikelen werden vooral gebruikt voor extra informatie die niet werd gegeven en gevraagd tijdens de diepte interview. Daarnaast kon de informatie uit die interviews geverifieerd worden met de informatie uit de

artikelen.

Wanneer inhoudsanalyse wordt toegepast, moet er kritisch naar de achtergrond van de geschreven bronnen gekeken worden (Mayring, 2000). Voor wie zijn de bronnen bedoeld, wie heeft de bronnen geproduceerd, wat is de achtergrond van de producent en wat was het doel van de bron zijn vragen die de onderzoeker zichzelf kan stellen. Een bepaald motief achter het geven van

bepaalde informatie kan dan achterhaald worden. Tijdens het bestuderen van de geschreven bronnen in dit onderzoek heeft de onderzoeker dit steeds opnieuw bekeken.

Nog een ander aandachtspunt is het gevaar van herinterpretatie van de bronnen (Vennix, 2011). De onderzoeker moet de context waarin de bronnen gepubliceerd zijn kennen. Zo kan er gezocht worden naar de “onderliggende betekenisstructuren”(Vennix, 2011). De onderzoeker probeert zich dan bij het bestuderen van de bronnen te verplaatsen in de maker van de bronnen. Echter kan de onderzoeker bij het bestuderen van de bronnen zaken anders opvatten dan dat ze zijn bedoeld dan de maken. De onderzoeker herinterpreteert de bronnen dan en geeft ze een andere betekenis. Het is lastig om een grens hierin te trekken. In dit onderzoek probeert de onderzoeker zoveel mogelijk te verwijzen naar wat feitelijk in de bron staat, al blijft het gevaar van

herinterpretatie alsnog bestaan.

Er is niet voor gekozen om de schriftelijke documenten te coderen. De beschikbare

schriftelijke documenten waren beperkt. De informatie was daardoor ook beperkt en goed te filteren door de artikelen te bestuderen. De artikelen zijn tijdens verschillende fases in het onderzoek

opnieuw gelezen, zodat de informatie uit de artikelen steeds wordt vergeleken met de nieuwe informatie die gaandeweg het onderzoek werd verkregen.

3.2.2 Interviews

De tweede methode van dataverzameling was het afnemen van semi gestructureerde diepte interviews. Er zijn zes interviews afgenomen. Het eerste interview was met mede-eigenaar van Le Souk d’Orient Frederik IJsseldijk. Het doel van het interview was om een beter beeld te krijgen van

(23)

15

het traject. Het gaat daarbij over de tot stand koming van het traject, de inhoud van het traject en de resultaten van het traject. Dit interview was bewust als eerste interview gepland. Er was namelijk maar beperkte informatie in geschreven bronnen te vinden over het traject en de onderzoeker had geen duidelijk beeld van het traject. Nadat door het interview met Frederik IJsseldijk veel meer informatie over het traject bekend was, wist de onderzoeker ook beter wat ze aan de andere respondenten kon vragen.

De volgende vier interviews waren met medewerkers van Le Souk d’Orient. De keuze voor deze respondenten was gebaseerd op de beschikbaarheid en de bereidheid om deel te nemen aan de interviews. Vanwege de vakantieperiode was een deel van de medewerkers niet beschikbaar voor interviews. Daarnaast wilden een aantal medewerkers niet deel nemen aan de interviews. Het doel van de interviews met de medewerkers was in kaart brengen hoe hun sociale netwerken zich hebben ontwikkeld en wat zij als voordelen uit de netwerken halen. Daarbij was ruimte gemaakt om te vragen naar wat zij als voordelen ervaren en of ze voorbeelden konden geven.

Het laatste interview was ingepland met Lucinda Ippel. Zij is senior consulent bij Werkbedrijf Rijk van Nijmegen. Vanuit hier is zij verbonden als jobcoach aan het traject bij Le Souk d’Orient sinds april 2018 (bijlage 6). Ippel had weer een andere invalshoek op de casus dan IJsseldijk of de

medewerkers. Zij had net als IJsseldijk een meer globaal beeld over het traject. Het doel van het interview met Lucinda was een beeld krijgen van de problemen waar medewerkers voor, tijdens en na het traject mee te maken hebben. Ook wilde de onderzoeker weten hoe de sollicitatie procedure eruit zag voorafgaand aan het traject.

Interview guides

Voorafgaand aan de interviews is er voor alle drie de categorieën respondenten een aangepaste vragenlijst gemaakt. Deze interview guide bestaat uit een lijst van onderwerpen die besproken gaan worden. Per onderwerp zijn er vragen opgesteld (Vennix, 20110). De interview guides zijn bijgevoegd aan dit onderzoek, zie bijlage 7, 8 en 9.

De interview guide voor de medewerkers had als doel het vastleggen van de ontwikkelingen van het sociale netwerk van de medewerkers. Leren ze door het werk nieuwe mensen kennen, hoe wordt er een eventuele relatie opgebouwd en krijgen ze voor de investering iets terug? Het gaat om de specifiek persoonlijke ervaring van de medewerkers. De interview guide voor de mede-eigenaar was meer gericht op het verkrijgen van een overzicht van de organisatie en het traject. Welke diensten worden er vanuit het traject aangeboden en hoe gaan medewerkers daarmee om? De laatste interview guide was voor het interview met de jobcoach. Net zoals bij de interview guide met de mede-eigenaar was het doel om meer een algemeen beeld van het traject te krijgen. Wat is de rol van de jobcoach binnen het traject en waar help ze de medewerkers mee?

Het uitgangpunt voor de interview guide was een algemene doelstelling van het interview. Bijvoorbeeld het verkrijgen van inzicht in de ontwikkelingen van het sociale netwerk. Vervolgens is deze algemene doelstelling uitgewerkt in meer concrete doelstellingen. Hoe heeft het netwerk zich met collega’s ontwikkeld, hoe heeft het netwerk van familie zich ontwikkeld etc. Vanuit deze concrete doelstellingen zijn de vragen opgesteld. Deze boomstructuur helpt te voorkomen dat er vragen worden opgenomen in de interviewguide die niet van belang zijn om de onderzoekvragen te beantwoorden (Vennix, 2011).

Ondanks dat de interviewer een bepaald beeld had van het fenomeen en haar context door de inhoudsanalyse, was het belangrijk om ruimte in het interview te plannen. De interviews waren semigestructureerd. Op deze manier kon de onderzoeker doorvragen naar voorbeelden, extra

(24)

16

toelichting of vragen stellen waar zij niet op gekomen was tijdens het opstellen van de interview guide.

Afname interviews

De interviewguides zijn van te voren met een derde doorlopen. De interviewer stelde de vragen aan een ‘oefen’ respondent en deze respondent gaf een denkbeeldig antwoord. Op deze manier kon getest worden of de vragen duidelijk genoeg geformuleerd waren en of de vragen aansloten bij het verkrijgen van de informatie om de doelstellingen van het onderzoek te behalen. Na deze proef interviews zijn de interviewguides aangepast voor de daadwerkelijke interview. Wat bijvoorbeeld is aangepast aan de interviewguides van de medewerkers waren persoonlijke vragen die heftige gevoelens op kunnen roepen. Er werd bijvoorbeeld gevraagd of de familie ook was gevlucht of nog in het land van herkomst woonde. De vraag werd aangepast naar of er familie in Nederland woonde. De verwachting was dat uit deze vraag dezelfde relevante informatie over het sociale netwerk in Nederland naar voren komt, zonder dat er misschien verdietige emoties naar boven komen wanneer er explicitiet naar familie wordt gevraagd die achter is gebleven.

Ook na het afnemen van de eerste daadwerkelijke interviews is de interviewguide iets aangepast. Het gaat om kleine aanpassingen. Wanneer er bijvoorbeeld naar het netwerk van vrienden werd gevraagd, dan ging respondent Winta zelf praten over kennissen in plaats van vrienden (bijlage 4). Daarom werd er bij de volgende interviews gevraagd naar vrienden en

kennissen. Wat de onderzoeker met vrienden bedoeld, leek bij sommige respondenten te gaan om kennissen.

De bedoeling was om tijdens de interviews de diepte in te gaan. Zo konden de meningen en perspectieven van de respondenten breed worden veastgelegd. De tijd die per interview gepland stond was 45 tot 60 minuten. De interviews zijn op verschillende locaties afgenomen. Er werd gepoogd om te interviews in stille en afgesloten ruimtes af te nemen, zodat de respondent en de onderzoeker zich zo goed mogelijk konden concentreren. Voorafgaand aan het interview werd aan de respondent toestemming gevraagd om het interview op te nemen met een recorder op de telefoon. De onderzoeker heeft daarbij aangegeven dat de opnames bedoeld zijn voor het transcriberen van het interview en na het onderzoek verwijderd zullen worden. Hier hebben alle repondenten toestemming voor gegeven.

3.3 Data analyse

Nadat de interviews waren afgenomen, kon het transcriberen van de interviews beginnen. De

transcripties werden in het prgramma Atlas TI geimporteerd voor de analyse. Het doel van de analyse was systematisch de infromatie uit de interviews reduceren tot categorieën (Weber, 1990). De interviews werden eerst doorgelezen. Vervolgens werden er aan de hand van open coding

categorieën gevormd. In de eerste ronde van open coding waren de categorieën breed. Zo werden aan de hand van drie codes de bonding, bridging en linking netwerken in de tekst geselecteerd.

Tijdens het coderen bleek dat veel netwerken die omschreven werden kenmerken hadden van zowel bonding als bridging netwerken. Bijvoorbeeld in het interview met Borhan werd over zijn vrienden gesproken. Hij heeft zowel Nederlandse vrienden als Syrische vrienden in Nederland. Er vanuit gaande dat de achtergrond van iemand een verbindende factor is, dan kunnen niet al zijn vrienden onder of het bonding netwerk of onder het bridging netwerk vallen. Met zijn Syrische vrienden deelt hij dan meer kenmerken door hun gedeelde land van herkomst. Hierdoor was het volgens de netwerk theorie waarschijnlijk makkelijker om met hun een vriendschap op te bouwen

(25)

17

dan met zijn Nederlandse vrienden. Als hij dus over zijn vrienden sprak, dan moest er een

onderscheid worden gemaakt in bonding vrienden en bridging vrienden. Zo zijn de codes ‘netwerk vrienden/kennissen’ en ‘netwerk Nederlandse vrienden/kennissen’ tot stand gekomen.

Een ander voorbeeld van het specifieker maken van de codes is het netwerk van collega’s. Onder de code ‘netwerk collega’s’ vielen zowel de collega’s die veel kenmerken met elkaar delen als collega’s die weinig kenmerken delen en in hiërarchie van elkaar verschillen. Zowel collega’s met meer bonding als collega’s meer linking kenmerken zouden dan in een categorie vallen. Deze code is toen opgesplitst naar ‘netwerk collega’s’ en ‘netwerk collega’s +’.

De transcripties werden vervolgens opnieuw gecodeerd. Elk soort netwerk met een bepaalde bonding, bridging of linking achtergrond kreeg een aparte code. Voor het netwerk van familieleden in Nederland was maar een code noodzakelijk, namelijk de code ‘netwerk familie’. Familie was in het geval van deze respondenten altijd een netwerk met vrijwel alleen maar bonding kenmerken. Dit verschilt met het netwerk van vrienden zoals hierboven beschreven. Met sommige vrienden worden veel kenmerken gedeeld en met andere vrienden weinig. Sommige relaties hebben dan meer kenmerken van bonding en andere relaties hebben meer kenmerken van bridging. Daarom zijn voor het netwerk van vrienden verschillende sub codes opgesteld.

Naast codes die verwijzen naar soorten netwerken en voordelen die uit de netwerken worden gehaald, waren er ook codes die verwezen naar persoonskenmerken van respondenten. Deze codes werden niet voor de analyse gebruikt, maar eerder om informatie voor de onderzoeker te ordenen. Er zijn ook codes aangemaakt voor informatie die handig was op andere momenten in het onderzoek. Zo is er de code ‘reflectie’, die verwijst naar fragmenten in de interviews die minder sterk waren en gebruikt konden worden in de reflectie.

(26)

18

Hoofdstuk 4 – De casus: Le Souk d’Orient

4.1 Casus Le Souk d’Orient

Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij restaurant Le Souk d’Orient in Heilig Landstichting. Er werken bij Le Souk d’Orient momenteel 8 vluchtelingen die overdag borrels en maaltijden verzorgen bij het restaurant (Bijlage 1). In de avond geven zij kookworkshops. Ook zijn er samenwerkingen met scholen voor het geven van kooklessen en staan ze op festivals met foodtrucks. De recepten van de maaltijden die hier worden bereidt komen uit het Midden-Oosten. Uit dit gebied komen ook de meeste werknemers. De werknemers die in 2018 begonnen met werken bij Le Souk d’Orient kwamen uit Syrië, Somalië en Eritrea (Weel, 2018). De werknemers die momenteel bij Le Souk d’Orient

werken komen uit Syrië en Eritrea.

Het doel van Le Souk d’Orient is om de integratie van vluchtelingen te bevorderen door een opleiding, werk en inkomen te bieden (Le Souk d’Orient, z.d.). Volgens mede-eigenaar Frederik IJsseldijk (bijlage 1) beginnen werknemers met een proefmaand bij Le Souk d´Orient, waarin wordt gekeken of het restaurant en de werknemers bij elkaar passen.Wanneer na die maand wordt besloten dat beide partijen met elkaar willen samenwerken, dan krijgen de werknemers een één-jarig contract aangeboden. Het contract bestaat uit een werkweek van 32 uur, waarvan de

werknemers drie dagen werken bij Le Souk d’Orient en een dag opleiding hebben. De opleiding heet Entree Horeca en is niveau 1 MBO. In samenwerking met Slagers Vak Opleiding (SVO) wordt de opleiding gegeven en elke week komt een docent langs bij Le Souk d’Orient voor de opleidingsdag. Als de opleiding na een jaar voltooid is, dan krijgen de werknemers een diploma. Naast de opleiding wordt ook ondersteuning in de Nederlandse taal gegeven. Een paar uur per week krijgen de

werknemers les van een docent Nederlands (Bijlage 1).

4.2 Geschiedenis Le Souk d´Orient

De mede-eigenaren van Le Souk d’Orient zijn Frederik IJsseldijk en Rob Beernink. In 2015 en 2016 zaten 3000 vluchtelingen in een tijdelijke noodopvang op Heumensoord (VNG, 2016). Volgens IJsseldijk nam Beernink het initiatief om samen met vluchtelingen te gaan koken: “ik [Beernink] kan koken en zij kunnen ook ongetwijfeld koken. We willen iets gaan doen. Er moet iets gaan gebeuren. Welkom in Nijmegen, laten we samen gaan koken” (bijlage 1). Vervolgens werd een aantal keer de samenwerking tussen vluchtelingen en Beernink aangegaan en dit beviel aan beide kanten goed. Het nadeel was wel dat koken op evenementen zoals op de Kaaij of bij de Stevenskerk geen duurzame basis bood. Beernink wilde hier iets aan veranderen en heeft toen IJsseldijk gevraagd om samen het restaurant Le Souk d’Orient een doorstart te geven in maart 2018.

IJsseldijk vervult de taken van een operationeel manager bij Le Souk d’Orient. Hij is vaak aanwezig op de werkvloer en is eindverantwoordelijk voor wat hier gebeurt. Beernink heeft een eigen kookschool elders en geeft advies aan Le Souk d’Orient. Een derde betrokkende is Harry Hummels, hoogleraar Social entrepreneurship. Hij geeft advies op strategisch vlak (bijlage 1).

4.3 Samenwerking met de gemeente

Vanuit het WerkBedrijf Rijk van Nijmegen is Luninda Ippel betrokken bij het traject van Le Souk d’Orient (bijlage 6). In het WerkBedrijf Rijk van Nijmegen zijn van de gemeenten Beuningen, Druten, Berg & Dal, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen de afdelingen Werk in 2016

(27)

19

z.d.). WerkBedrijf Rijk van Nijmegen biedt hulp aan werkzoekenden die ondersteuning nodig hebben bij de deelname aan de arbeidsmarkt (WerkBedrijf Rijk van Nijmegen, z.d.). In 2015 is de

Participatiewet ingegaan, waarin staat dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor het beleid om zoveel mogelijk mensen te laten werken. WerkBedrijf Rijk van Nijmegen voert de Participatiewet uit voor de gemeentes die in het Rijk van Nijmegen liggen.

Ippel is sinds april 2018 jobcoach bij Le Souk d’Orient (bijlage 6). Dit is een van haar taken vanuit haar functie als senior consultant bij WerkBedrijf Rijk van Nijmegen. Bij Le Souk d’Orient begeleidt ze de medewerkers met vragen rondom de arbeidsparticipatie. Hiervoor probeert ze elke week of eens per twee weken met elke medewerker individueel een gesprek in te plannen.

Afhankelijk van wat er speelt kan het gesprek een kwartier duren, maar ook een uur.

Aan het begin van het traject hebben de medewerkers veel vragen over wat de financiële gevolgen van de deelname zijn voor hun persoonlijke situatie (bijlage 6). Hoeveel gaan ze verdienen, hoe zit het met de reiskosten en welke invloed heeft het salaris op subsidies. Ippel helpt de

medewerkers met deze vragen. Ook worden de persoonlijke ontwikkelingsdoelen besproken die de medewerkers voor zichzelf bedenken. Daarnaast neemt ze de rol aan van vertrouwenspersoon als de werknemers niet goed in hun vel zitten of als er thuis iets speelt. Wanneer er spanningen op de werkvloer zijn, kan ze ook een bemiddelende rol aannemen tussen werkgevers en/of werknemers.

Een andere medewerker vanuit Rijk van Nijmegen die betrokken was bij het traject is Truus. Zij heeft trainingen gegeven in assertiviteit en sociale communicatie (bijlage 6). Dit kan handig zijn, omdat de medewerkers van Le Souk d’Orient een andere culturele achtergrond hebben dan Nederlanderlandse werknemers. In Nederland leren kinderen op de middelbare school een

sollicitatiebrief schrijven, maar in bijvoorbeeld Ethiopïe is dit niet gebruikelijk. Uiteindelijk wordt in de Nederlandse maatschappij wel verwacht dat men dit kan, dus daarom wordt er extra

onderseuning hierin aan medewerkers van Le Souk d’Orient gegeven (bijlage 1).

4.4 Locatie Le Souk d´Orient

Het restaurant maakt onderdeel uit van museumpark Orientalis (Museumpark Orientalis, z.d.). Orientalis is een openluchtmuseum met een Joods dorp, een Arabisch dorp en een Romeinse straat. Het openluchtmuseum is gevestigd in het dorp Heilig Landstichting, dat in de buurt van Nijmegen ligt.

Langs de entree van het park ligt Le Souk d’Orient. De locatie is niet ideaal volgens IJsseldijk, omdat het vrij ver van het centrum van Nijmegen ligt en niet zichtbaar is. Daarom is het met de lunch niet druk genoeg om werk voor alle werknemers te hebben. Le Souk d’Orient is een commercieel bedrijf en moet meer opbrengen dan kosten. Het bedrijf krijgt voor de nieuwe werknemers zes maanden een deel loonkostensubsidie, maar dat wordt geïnvesteerd taalondersteuning of extra praktijkbegeleiding. Minder werknemers aannemen om de kosten te compenseren is geen optie: “in eerste instantie willen wij als Le Souk, willen we een sociale impact maken. Nou ja, als je impact wil maken, moet je groot genoeg zijn. Je maakt geen impact met één iemand te helpen” (bijlage 1).

Daarom is er onlangs een tweede vestiging aan de Van Welderenstraat geopend (bijlage 1). De huidige groep werknemers wordt over de twee locaties verspreid. Het restaurant Le Souk aan de Van Welderenstraat ligt in het centrum van Nijmegen. De locatie is centraler en meer zichtbaar. In figuur 4 staan op de kaart beide locaties. De verschillende afstanden tot het centrum worden zo duidelijk.

Er wordt na de uitbreiding gekeken of de diensten van de restaurants kunnen worden uitgebreid naar catering op feesten of deelname aan maaltijdbezorging zoals Thuisbezorgd. Een

(28)

20

tweede locatie openen en een groter aanbod aan diensten bieden zijn manieren van schaalvergroting en kunnen zorgen voor een meer rendabele omzet.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De stelling wordt onderzocht door vergelijking van bewaring bij een lage temperatuur (2°C – 85% RV) met wisselingen, de standaard temperatuur (8°C – 85% RV) met wisselingen en

De ervaringen die in dit experiment werden opgedaan met de vast-aantal-trialsmethode waren zeer positief. De methode bleek goed hanteerbaar. De leerlingen hadden qeen problemen met

(a) Structural representation of (i) Aminothiolphenol, (ii) electropolymerized, (iii–iv) optical and plasma polymerized SAMs on Au electrodes; (b) Cyclic voltammograms of

investigated similar systems with CHO and CHOH, though used cyclohexane as hydrocarbon and studied dimethyl sulfoxide (DMSO) and water as a solvent. CPME also has the potential

12 interactive communication, both the traditional and the online interactive communication (including face to face meetings, letters, telephone, emails, chatting

Omdat uit de literatuur blijkt dat sociaal kapitaal van invloed is op de mentale gezondheid van ouderen, zal er in dit onderzoek onderzocht worden of er ook een verband bestaat

Aan de workshop namen 8 projectle- den deel (Rob Burkunk & Huub Schuurman, provincie Groningen; Leo de Vree, provincie Drenthe; Kees de Jong & Jan Gooijer,

• Combinatie van informele en formele (‘organiseren van sociale cohesie’?) initiatieven. • Inspirerende basiswerkingen waarbij sociale cohesie in