• No results found

Bijzondere archiefvondsten bij Talens : synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijzondere archiefvondsten bij Talens : synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

F.E.M. (Femke) van Gurp

studentnummer 10055649

Master Conservering & Restauratie van Cultureel Erfgoed Specialisatie Schilderijen

Begeleiding: drs. Maartje Stols-Witlox en dr. Klaas Jan van den Berg Tweede beoordelaar: Bas van Velzen

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse

verffabrikant

(2)

!

BIJZONDERE ARCHIEFVONDSTEN BIJ TALENS

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie

van een twintigste eeuwse verffabrikant

!

Masterscriptie

Francisca E.M. (Femke) van Gurp

!

studentnummer 10055649

!

!

!

!

!

!

!

!

!

Master Opleiding Conservering en Restauratie van Cultureel Erfgoed Specialisatie Schilderijen

!

Scriptiebegeleider: drs. M.J.N. (Maartje) Stols-Witlox

!

Tweede beoordelaar: S.T.J. (Bas) van Velzen

!

Extern begeleider:

dr. Klaas Jan van den Berg

!

!

!

!

!

!

!

!

Augustus 2014

!

!

!

!

!

!

!

!

(3)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

INHOUDSOPGAVE

!

!

Samenvatting 5

!

!

Abstract 6

!

Voorwoord 8

!

!

Inleiding 9

!

!

1. EERDER ONDERZOEK EN ONDERZOEKSVRAAG 11

1.1 Archieven van verffabrikanten 11 1.2 Geschiedenis van de Talens fabriek 12 1.2.1 Onderzoeken naar Talens 13 1.3 De productie van tube-olieverf in de twintigste eeuw 14 1.3.1 Het begin van de industrialisatie van olieverfproductie 14 1.3.2 Het droogproces van olieverflagen 15 1.3.3 Productieproces van olieverf in de twintigste eeuw 16 1.3.4 Toevoegingen aan tube-olieverven 16 1.3.5 Het gebruik van metaalstearaten als dispergeermiddel 17 1.4 De omstandigheden bij de uitvinding van synthetisch ultramarijn 18 1.4.1 De productiemethoden van ultramarijn 19 1.4.2 Algemene eigenschappen van synthetisch ultramarijn 20 1.5 Het ontstaan van watergevoeligheid bij moderne olieverflagen 21 1.6 Onderzoeksvraag en methodiek 23

!

!

2. ARCHIEFONDERZOEK 24

2.1 Beschrijving van het archief 24 2.1.1 Het historisch archief van de Talens fabriek 24

2.1.2 De logboeken 24

2.1.3 Het gebruik van de logboeken 25 2.1.4 De recepten in de logboeken 26 2.1.5 De receptkaarten voor 1960 27 2.1.6 De receptkaarten van na 1960 29 2.2 Analyse van de ultramarijn donker recepten bij Talens 31 2.2.1 Olieverfkwaliteiten in het Talens archief 31 2.2.2 Verhoudingen en soorten van ingrediënten 32 Soorten ultramarijn 32 Gebruikte oliën in de ultramarijn donker recepten 34 Het gebruik van siccatieven bij Talens 35

(4)

Het ingrediënt NB 37

Magnesiumoxide 38

2.2.3 De walsen bij Talens 39 2.3 Conclusies uit het archiefonderzoek 40

!

!

3. ANALYSE VAN TALENS TUBEVERVEN 40

3.1 Analysemethoden 40

3.1.1 Monstername 40

3.1.2 Gebruikte methoden 41

3.2 Analyseresultaten van de Rembrandt Olieverven 42 3.2.1 SEM-EDX en FT-IR analyses aan de Rembrandt verven 42 3.2.2 GC-MS van de Rembrandt verven 43 3.3 Analyseresultaten van de Couleurs a l’huile fines 44 en Van Gogh Olieverven (studieverven)

3.3.1 SEM-EDX en FT-IR analyse bij de studieverven 45 3.3.2 GC-MS analyse bij de studieverven 47

3.4 Conclusie verfanalyses 48

!

Conclusie 50

Aanbevelingen voor nader onderzoek 50

!

!

Bibliografie 52 Geraadpleegde webpagina’s 55 Verantwoording afbeeldingen 56

!

!

Appendices I. Receptanalyses 59

II. Kwaliteitscontrole Siccatief Licht (Pale Terebine) 68

III. Fotodocumentatie Verftubes 70

IV. Analyseresultaten SEM-EDX 75

V. Analyseresultaten GC-MS 88 VI. De database, gemaakt in programma Filemaker™ Pro 12.0,

is in runtime versie bij dit document geleverd.

!

!

!

!

!

!

!

!

!

(5)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

Samenvatting

!

Het huidig onderzoek is een samenwerkingsproject tussen de Universiteit van Amsterdam en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en is ingebed in een breder en

langlopend RCE onderzoek genaamd ‘Het 20ste Eeuwse Olieverf Project’. Hiervoor is de

RCE een samenwerkingsverband aangegaan met Royal Talens B.V.

Royal Talens is in 1899 opgericht als kantoor-en kunstenaarsmaterialenfabrikant en speelt nog altijd een belangrijke rol op de olieverfmarkt. Vooraanstaande kunstenaars hebben geschilderd met Talens verf: Karel Appel, Kees van Dongen, Jan Sluijters en leden van De Ploeg en Die Bruecke.

Doel van dit onderzoek is om kennis te vergaren over de samenstelling van moderne olieverven en zo een bijdrage te leveren aan de duurzame conservering van moderne olieverfschilderijen.

Verfrecepten uit de periode 1925 tot 1975 zijn in het archief van Royal Talens B.V. onderzocht, specifiek de recepten ‘ultramarijn donker’; deze keuze is onder andere afhankelijk geweest van het aantal beschikbare verfrecepten en verftubes voor

bemonstering. Een andere belangrijke reden is dat het synthetische pigment ultramarijn vaak in verband gebracht is met watergevoeligheid, wat de restauratiebehandeling bemoeilijkt.

De huidige studie bestaat uit twee onderdelen; voor het eerste gedeelte zijn logboeken en receptkaarten gescand en ingevoerd in een voor dit onderzoek ontwikkelde database. De ingrediëntverhoudingen blijken relatief consistent en belangrijke wijzigingen zijn naar voren gekomen. In de bekende Rembrandt olieverf lijn van Talens is men voor ultramarijn overgestapt van lijnolie naar papaver- met gedehydrateerde castorolie en daarna saffloer- met gedehydrateerde castorolie, terwijl in andere lijnen zoals de studieverven, lijnolie als medium blijft. Een aantal minder evidente ingrediënten zijn ontmaskerd: ‘NB’, een ingrediënt in recepten tot in de 60-er jaren is natriumstearaat, waarschijnlijk een

dispergeermiddel, wat later is vervangen door aluminiumstearaat. ‘Pale terebine’, eveneens in veel recepten aangetroffen, is een licht siccatief met loodverbindingen. In de recepten tot 1931 wordt steevast standolie vermeld. Dit is vervangen door magnesiumoxide. Door deze en andere bevindingen uit het archiefonderzoek zijn verwachtingen over de

verfsamenstelling uitgesproken.

In het tweede onderzoeksgedeelte zijn twaalf verfmonsters uit tubes geanalyseerd met: Scanning Electronen Microscopie met Energie-Dispersieve Röntgenanalyse (SEM-EDX), FourierTransformatie - Infrarood spectroscopie (FT-IR) en Gaschromatografie -

Massaspectrometrie (GC-MS). Aanwijzingen zijn gevonden voor de toevoeging van metaalstearaten en magnesiumoxide. Het aangetroffen element natrium (tot 1960) is mogelijk niet alleen te relateren aan het pigment ultramarijn maar ook aan de toevoeging van natriumstearaat.

De recepten zijn enkel binnen het bedrijf gebruikt wat ze een zekere betrouwbaarheid geeft. In de analyses zijn desondanks discrepanties aangetroffen tussen de recepten en de analyseresultaten. Dit kan een aantal oorzaken hebben; mogelijk zijn de tubes van de verfmonsters incorrect gedateerd. Andere oorzaken kunnen zijn dat overgebleven of afgekeurde grondstoffen door Talens zijn verwerkt in andere recepten, om verspilling te voorkomen of dat leveranciers bestanddelen hebben toegevoegd in de aan Talens geleverde grondstoffen.

(6)

Voor verder onderzoek adviseert de auteur een promotieonderzoek met soortgelijke aanpak als deze studie. Allereerst dient het gehele beschikbare Talens archief in een database te worden ingevoerd en vervolgens een grondig wetenschappelijk onderzoek naar de verfingrediënten, waarna een vergelijking kan worden gemaakt met schilderijen waarin Talens verven zijn gebruikt.

!!

!

Abstract

!

!

!

EXCEPTIONAL DISCOVERIES AT TALENS

Synthetic ultramarine dark oil paint in the history

of a twentieth-century paint manufacturer

!!

!

F.E.M. (Femke) van Gurp (10055649) July 2014

University of Amsterdam

Master Conservation and Restoration of Cultural Heritage (field of study: Paintings) Tutors: drs. M.J.N. (Maartje) Stols-Witlox

dr. Klaas Jan van den Berg (RCE)

!

Royal Talens B.V. was founded in 1899 as an office supplies and artist materials manufacturer and still plays an important role in the oil paint market. Prominent artists have worked with Talens paints: Karel Appel, Kees van Dongen, Jan Sluijters and members of De Ploeg and Die Bruecke. The present study is the result of a collaboration between the University of Amsterdam and the Cultural Heritage Agency of the

Netherlands (RCE). It is embedded in a broader, long-term RCE study called ‘The 20th

Century Oil Paint Project’, for which the RCE established a knowledge based collaboration with Talens.

The aim of this study is to gather knowledge about the composition of the modern oil paints thus contributing to the sustainable conservation of modern oil paintings.

Old paint recipes from the period 1925 to 1975 in the archives of Royal Talens B.V. were studied. A choice was made to focus on the recipes for 'ultramarine dark’. This decision depended among other reasons on the number of available paint recipes and paint tubes for sampling. Another important reason is that the synthetic ultramarine pigment is often associated with water sensitivity, which complicates the restoration treatment.


First, the recipes were scanned and entered into a database specifically developed for this research. The recipe analyses demonstrates that ingredient ratios are relatively consistent. It also shows a change in the famous Talens ‘Rembrandt oil line’ in which the company switched from linseed oil to safflower/poppy- with castor oil. In other lines such as the ‘study paints’, linseed oil remains throughout as a medium. Furthermore, some ingredients have been identified: 'NB', an ingredient which is found in the recipes before the 60's is sodium stearate, probably a dispersion agent, which was later replaced by aluminum stearate. 'Pale terebine', found in many recipes, is a light siccative with lead compounds. In

(7)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

the recipes till 1931 invariably stand oil is listed but is was replaced by magnesium oxide. On the basis of these and other findings from the archival research, expectations were formulated about the paint composition.


Subsequently, twelve paint samples from tubes were analyzed by: Scanning Electron Microscopy-Energy Dispersive X-ray spectroscopy (SEM-EDX), Fourier Transform Infrared Spectroscopy (FT-IR), and Gas Chromatography-Mass Spectrometry (GC-MS). The analytical results suggest the use of metal stearates, and magnesium oxide. Also the element sodium has been detected, probably both due to the synthetic pigment ultramarine blue and to the addition of sodium stearate.

The archive contains recipes which are used only inside the company, thus giving them a degree of reliability. The analysis nevertheless show discrepancies between the recipes and the samples. There can be a number of causes; possibly the tubes of the paint samples have been dated incorrectly. Other causes may be that leftovers or rejected materials have been incorporated in other recipes to avoid waste, or have been added to the raw materials by the supplier.

For further research the author recommends a PhD research with an approach similar to this study. Firstly the entire available Talens archive needs to be entered in a database. Secondly to carry out a thorough chemical analysis of all ingredients in tube paints, after which these can be compared to paintings in which Talens paints have been used.

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

(8)

Voorwoord

!

De afgelopen periode is een tijd geweest waarin op verschillende niveaus veel te leren was. Afgezien van interessante, inhoudelijke kennis die ik heb opgedaan heb ik een kijkje mogen nemen achter de schermen bij actueel wetenschappelijk onderzoek, bij gedreven mensen die veel kennis van zaken hebben en bezig zijn dit uit te breiden. Allereerst wil ik een hartelijk dankwoord uitspreken aan drs. Maartje Stols-Witlox voor de begeleiding, die in perfecte balans was. Ik kreeg vrijheid om zelfstandig aan dit project te werken, wat me het zelfvertrouwen gaf mijn eigen beslissingen te nemen, wetende dat ik voldoende

rugdekking had. Het was een eer om dit project te volbrengen in samenwerking met senior onderzoeker dr. Klaas Jan van den Berg, van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het enthousiasme dat we delen voor twintigste eeuwse olieverftubes en het Talens archief hebben me veel plezier gegeven.

Ik wil graag manager Research & Development Bert Klein Ovink van Royal Talens BV bedanken dat ik voor dit project werd toegelaten tot het Talens archief. Als ik de

verfrecepten niet had mogen bekijken, had dit project niet op deze manier kunnen bestaan. Ik wil bovendien de hoop uitspreken dat dit project heeft bijgedragen aan een integere en ontplooiende samenwerking met onderzoekers uit het vakgebied van conservering en restauratie.

Het advies van Bas van Velzen (UvA) om een database voor de verfrecepten te maken heeft veel betekend voor dit project. Het daadwerkelijke bouwen was zonder hem en Database Administrator Juul van Gurp, niet gelukt.

RCE onderzoekers Henk van Keulen, ing. Suzan Catucci-de Groot, dr. Luc Megens en Alisa Selviasiuk (stage RCE, studente MLO) ben ik erkentelijk voor het uitvoeren van analyses aan verfmonsters en heb als toekomstig restaurator veel geleerd van de interactie met deze onderzoekers. Ik wil graag dr. Katrien Keune bedanken voor haar hulp bij het verkrijgen van meer inzicht in het pigment ultramarijn. Restaurator dr. Louise Wijnberg, Stedelijk Museum Amsterdam, wil ik graag bedanken voor het ter beschikking stellen van de schilderkist van Jan Sluijters. Ik ben ook dank verschuldigd aan drs. Emilie Froment (UvA). Door haar kon ik gebruik maken van drie verftubes afkomstig van kunstenaar Ed Dukkers.

Verder wil ik van de Universiteit van Amsterdam bedanken; dr. René Peschar, drs. René Lugtigheid, dr. Marjolijn Bol, Prof. dr. Norman Tennent en Prof. dr. Jørgen Wadum. Ik wil Marjolein Hupkes en Alma Jongstra bedanken voor hun assistentie bij het invoeren van de recepten in de database. Ik wil ook graag mijn medestudenten bedanken, in het bijzonder Maranthe Lamers en Katja van de Braak.

Elly van Gurp wil ik graag danken voor haar hulp bij de uitvoering van het ontwerp van de titelpagina. En tenslotte een persoonlijk dankwoord voor Vivhar en Thijmen Geijtenbeek.

!

!

!

!

!

!

!

!

(9)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

Inleiding

!

Het onderzoek als afsluiting van de Master Conservering en Restauratie, dat gepresenteerd wordt in deze master-thesis is ingebed in een breder onderzoekskader van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De RCE is al langere tijd betrokken is bij onderzoek naar de materialen, het verval en de restauratie van twintigste eeuwse schilderijen. In de 1

context van het twintigste eeuwse olieverf project is in 2013 een symposium gehouden. 2

Degradatieproblematiek, conserveringskwesties en ontwikkelingen bij de verfindustrie zijn besproken thema’s geweest. Voor het onderzoeken van dit laatste thema is een goede 3

verstandhouding met verffabrikanten essentieel. Tussen de RCE en Royal Talens heeft zich een samenwerkingsrelatie ontplooid, waardoor het historisch gedeelte van het archief van deze kunstenaarsmaterialenfabrikant beschikbaar is geweest voor het huidige onderzoek. Tot op heden is er geheimhouding over de inhoud van dit archief gekomen, waardoor dit onderzoek een eerste gelegenheid is de algemene kennis over de Nederlandse twintigste eeuwse olieverven uit te breiden. Talens had in de vorige eeuw een dominante positie in de markt van verffabrikanten en deze verf is door veel kunstenaars gebruikt. 4

De samenstelling van fabrieksverven is herhaaldelijk gewijzigd, door economische omstandigheden, nieuwe uitvindingen, kennis over giftigheid van verfbestanddelen,

etcetera. Dit is aanzet voor vragen over de wijzigingen van verfformuleringen en mogelijke implicaties van dergelijke wijzigingen voor de chemische degradatie van die verven in schilderijen. De restaurator die een met Talens verf beschilderd object in handen krijgt, is gebaat bij de beantwoording van deze vragen; in zijn/haar vakgebied is de materiële samenstelling van kunstobjecten immers een essentiële factor. Door de verfsamenstelling te achterhalen kan de conditie van een schilderij beter worden doorgrond en op lange termijn een doordacht restauratieprotocol worden geformuleerd.

Als onderwerp voor deze scriptie is besloten om de ontwikkeling van de verfrecepten van ultramarijn donker te volgen. Synthetisch ultramarijn heeft in olieverf watergevoeligheid 5

als veelvoorkomend degradatiefenomeen. Het primaire doel van de huidige scriptie is 6

geweest om voor restauratoren bruikbare kennis te vergaren over de samenstelling van de Talens synthetisch ultramarijn donker olieverven.

In dit onderzoek is kunsttechnologisch bronnenonderzoek verenigd met

natuurwetenschappelijk onderzoek. Voorafgaand aan de resultaten zullen in het eerste hoofdstuk voorgaande studies worden besproken, de methodiek van het onderzoek en de onderzoeksvraag. De verfrecepten bij Talens zijn bestudeerd en geanalyseerd, welke in hoofdstuk twee worden gepresenteerd.

Van den Berg, 2013, pp. 17-20. Het 20ste Eeuwse Olieverf Project. Partners: Courtauld Institute of Art, 1

Stedelijk Museum Amsterdam, The Getty Conservation Institute, Universiteit van Amsterdam en Tate. Ibid. Het symposium Issues in Contemporary Oil Paint, Amersfoort, 2013.

2

Ibid. 3

Kunstenaars waarvan bekend is dat ze gebruik hebben gemaakt van Talens verf: 4

Kees van Dongen (1877-1968), mondelinge informatie Anita Hopmans (RKD). Jan Sluijters (1881-1957), Wijnberg, 2011.

Karel Appel (1921-2006), leden van kunstenaarscollectieven van De Ploeg en Die Bruecke, mondelinge informatie Klaas Jan van den Berg.

Ed Dukkers (1923-1996), gebleken uit schilderkist Dukkers met voornamelijk Talens tubes.

Het aantal verfrecepten in het archief was voldoende en er waren genoeg Talens ultramarijn donker 5

verftubes beschikbaar voor bemonstering.

Burnstock, et al., 2007. Mills, et al., 2008. Wijnberg, et al., 2008, p. 25. Tempest, et al., 2012. 6

(10)

De onderzochte recepten zijn bovendien terug te vinden in de bijgeleverde digitale database.

Omdat ingrediënten niet altijd teruggevonden worden bij analyses, hebben deze recepten bijgedragen aan het bewustzijn dat bepaalde materialen aanwezig zouden kunnen zijn, waardoor een gerichtere interpretatie van de analyses mogelijk is. Monsters uit ultramarijn donker Talens tubes zijn geanalyseerd met een drietal technieken: Scanning Electronen Microscopie met Energie-Dispersieve Röntgenanalyse (SEM-EDX), FourierTransformatie - Infrarood spectroscopie (FT-IR) en Gaschromatografie - Massaspectrometrie (GC-MS). 7

De analyseresultaten van dit onderzoek komt in hoofdstuk drie naar voren. In de appendices zijn tabellen met analyses van de Talens recepten, fotodocumentatie van de bemonsterde tubes, en spectra van de analyses te vinden.

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

De RCE beschikt over een referentiecollectie met verftubes uit verschillende collecties, waar een aantal van 7

de tubes voor dit onderzoek gebruikt zijn. Andere tubes zijn afkomstig uit de schilderkist van kunstenaars Jan Sluijters en Ed Dukkers, en de collectie van de auteur.

(11)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

1. EERDER ONDERZOEK EN ONDERZOEKSVRAAG

Voorafgaand aan de besprekingen van de resultaten uit het huidige onderzoek zal een theoretisch kader worden gegeven waarin eerdere studies naar archieven van fabrikanten, de geschiedenis van Talens, en de productie en samenstelling van twintigste eeuwse olieverf besproken worden. Verder zal watergevoeligheid van olieverf aan bod komen en tenslotte worden de onderzoeksvraag en methodiek van dit project gepresenteerd.

!

!

1.1 Archieven van verffabrikanten

!

Archiefmateriaal bij een fabrikant van kunstenaarsmaterialen kan relevant zijn voor het onderzoek naar de samenstelling van kunstwerken. Archiefmaterialen die kunnen worden aangetroffen zijn recepten, logboeken van productieprocessen, facturen, gegevens over klanten en leveranciers. De fabrikant heeft vaak een geheimhouding, wat het onderzoek aan dergelijke bronnen dan onmogelijk maakt. Bovendien is het oude materiaal niet altijd bewaard.

Van de Laar (1995, 1997) heeft onderzoek gedaan naar Claus & Fritz, die schildermaterialen produceerde van 1841 tot 1931. De studie is gebaseerd 8

archiefmateriaal zoals facturen, prijslijsten, inventarissen van kunstenaar klanten en er zijn tubeverven, waaronder studieverven, geanalyseerd. Onderzoek naar verschillende 9

kwaliteiten verf in een bedrijf kan interessant zijn bij het bestuderen van de invloed van gebruikte ingrediënten. Het gebruik van toevoegingen zoals metaalstearaten, waarover 10

later in dit hoofdstuk meer, komt kort ter sprake in de publicatie over dit onderzoek. In dit archief bevindt zich een verklaring ondertekend door 43 kunstenaars, waaruit blijkt dat de verf is gebruikt door deze groep. Dit gegeven maakt onderzoek naar deze fabrikant 11

relevant voor het behoud van de schilderijen van deze kunstenaars.

Roberson & Co, een belangrijke negentiende-eeuwse Britse kunstenaarsmaterialen fabrikant, heeft bestaan van 1819 tot 1985. Dit archief bestaat uit brieven, kasboeken, 12

catalogi, boeken met verfstalen, pigmenten en producten die Roberson verkocht. In het 13

archief is een register van klantfacturen aangetroffen, dat als index is gepubliceerd. Voor 14

onderzoekers die de gegevens uit het archief willen gebruiken voor schilderijenonderzoek, is de index ontoereikend. De klantgegevens zijn geregistreerd maar welke producten ze kochten en hoe vaak ze dat deden is niet in de publicatie opgenomen. Voor de studie naar 15

dergelijke gegevens is een bezoek aan het archief noodzakelijk.

Van de Laar, 1995, pp. 195-208. Van de Laar, et al., 1997, pp. 1-16. Analyses zijn uitgevoerd door Prof. dr.

8 Jaap Boon. Van de Laar, 1995, p. 201. 9 Ibid., p. 205. 10

Van de Laar, 1995, p. 195. Bekende ondertekenaars zijn: Isaac Israëls en G.H. Breitner.

11

Woodcock, 1995, pp. 30-37. Woodcock, et al., 1997. Clarke, 2008, pp. 75-85. Hamilton Kerr Institute,

12

<http://www-hki.fitzmuseum.cam.ac.uk/archives/Roberson.html>, datum raadplegen 10 mei 2014. Woodcock, 1995, p. 30. Ondergebracht in het Hamilton Kerr Institute in Cambridge.

13

Woodcock, et al., 1997.

14

Woodcock, 1995. Woodcock, et al., 1997.

(12)

Een ander Brits archief is van fabrikant Winsor & Newton; momenteel de meest uitgebreide receptencollectie voor verven en kunstenaarsmaterialen. Dit merk is 16

wereldberoemd en het archief is een belangrijke informatiebron voor onderzoekers. Het 17

bevat documenten vanaf 1830; onder anderen werknotities, berekeningen van arbeidsuren, verfrecepten en beschrijvingen van wijzigingen in productieprocessen. De 18

receptenboeken zijn gedigitaliseerd in een database (2006, 2008), welke onder meer in te zien is bij de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag. 19

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de geschiedenis en voorgaande onderzoeken naar Talens.

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

1.2 Geschiedenis van de Talens fabriek

20

!

In 1899 is Talens opgericht als ‘De Nederlandse Fabriek voor Verf, Lak en Inkt’. Het Rembrandt verfmerk wordt op de markt gebracht (afbeelding 2). In 1912 breidt Talens breidt zich uit dankzij groeiend succes.De productie wordt in 1920 geautomatiseerd. In ca. 1930 wordt Talens volgens Van de Laar (1995) door de meeste en belangrijkste

Nederlandse kunstenaars gebruikt. Door Tweede Wereldoorlog ontstaat een 21

grondstoffentekort dat de productie van veel producten stil legt. De Van Gogh lijn wordt in 1963 geïntroduceerd en zeven jaar later is het bedrijf onderdeel van de AKZO-groep. In 1990 worden verschillende productielijnen naar het buitenland verhuisd, wegens

kostenbesparing.

Afbeelding 1. Talens pand in Apeldoorn Afbeelding 2. Rembrandt affiche

Clarke, et al., 2006, p. 109.

16

Ibid., p. 110.

17

Ibid., pp. 109-114. Clarke, 2008, pp. 75-85. Clarke et al., pp. 24-29. Garrett, 2013, pp. 36-38.

18

Clarke, 2008, pp. 75-85. Clarke, et al., 2006, p. 112. RKD, <http://english.rkd.nl/Collections/

19

Technical_Documentation/Winsor__Newton_database>, datum raadplegen, 11 mei 2014. Andere portalen zijn; University of Cambridge, Winsor & Newton.

Royal Talens, <http://www.talens.com/nl-be/over-royal-talens/>. Datum raadplegen, 11 mei, 2014. 20

Informatie over de geschiedenis van Talens website afkomstig.

Van de Laar, 1995, p. 207. Dit kwam in een interview van Van de Laar in 1994 met kunstenaar Theo 21

(13)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

1

.2.1 Onderzoeken naar Talens

!

In twee eerdere studies is aandacht besteed aan de geschiedenis van Talens’

olieverfproductie, door Litjens (2010) en Bayliss (2013). Litjensheeft op basis van uiterlijke kenmerken, een chronologie geconstrueerd van verftubes. Ook zijn chemische 22

analyses gedaan van tubeverven om vast te stellen wanneer bepaalde ingrediënten in het productieproces zijn ingevoerd. Hiervoor had Litjens echter geen toegang tot de recepten. 23

Ook de Talens catalogi zijn niet allemaal beschikbaar of gedateerd, zodat ontwerpwijzigingen van de tubes moeilijk zijn te achterhalen. 24

In de studie komt onder anderen naar voren dat begin twintigste eeuw de tubes geribbelde, metalen doppen en later stevigere, metalen, zeskantige doppen hebben. Vervolgens komen plastic doppen met grove ribbels, daarna met fijne ribbels (afbeelding 3). Als 25

tubemateriaal is eerst lood gebruikt, daarna vertind lood. In 1975 is men overgestapt op aluminium. 26

In een tweede studie (Bayliss, 2013) is naast analyses van tube-olieverven informatie over de recepten opgenomen. Bij het vergelijken van de analyseresultaten met de recepten zijn 27

discrepanties naar voren gekomen, die volgens Bayliss mogelijk te wijten zijn aan verkeerde of onvolledige datering van de tubes. In deze eerste kennismaking met het 28

archief konden niet alle vragen beantwoord worden; het gebruik van siccatieven en de betekenis van een ingrediënt genaamd ‘NB’bleven onduidelijk. 29

!

!

!

Afbeelding 3. Tubedoppen op basis van Litjens, 2010 gedateerd v.l.n.r.: ca. 1940, 1955, 1980-1997.

Litjens, 2010. Dit onderzoek besloeg eveneens Old Holland en Claus & Fritz verftubes.

22

Ibid., pp. 4-6, 65, 115. Met kennis hierover kan worden bekeken of vanaf dat tijdstip ongewenste

23

degradatie verschijnselen verwacht kunnen worden of wordt het wellicht mogelijk om schilderijen waarbij de tubeverf is gebruikt te dateren.

Ibid., p. 43. 24 Ibid., p. 41. 25 Ibid., p. 43. 26 Bayliss, 2013. 27 Ibid., p. 17. 28 Ibid., p. 9. 29

(14)

1.3 De productie van tube-olieverf in de twintigste eeuw

!

1.3.1. Het begin van de industrialisatie van olieverfproductie

!

Vanaf de achttiende eeuw zijn er veel ontwikkelingen op het gebied van verf geweest. De uitvinding van de hydraulische pers maakt het mogelijk meer olie uit zaadjes te

extraheren. Door ontwikkelingen in de chemie worden nieuwe pigmenten gesynthetiseerd 30

en in 1841 is door Rand de flexibele, metalen verftube

uitgevonden (afbeelding 4 en 5). 31

De uitvinding van het

schroefdopje in 1859, voorkomt het uitdrogen van tubeverf. 32

De metalen tube met schroefdop is nog altijd de meest gebruikte verpakking voor olieverf. 33

Vanwege zijn veelzijdigheid is olie als bindmiddel nooit geheel vervangen door een synthetisch bindmiddel en is het schilderen met olieverf nog altijd populair bij kunstenaars. Schilders beschikken nu altijd over heldere, verse kleuren; verf wordt een commercieel product en de productie en controle hierover verplaatst zich van de kunstenaar naar de industrie. De groeiende afstand tussen kunstenaar en materiaal resulteert echter ook in zorgen over de kwaliteit van deze olieverfproducten. 34

In de volgende paragrafen zal de ontwikkeling van de olieverf in de twintigste eeuw, samenstelling en productie, worden besproken.

!

!

1.3.2 Het droogproces van olieverflagen

!

Afgezien van de gebruikelijke drogende oliën zoals lijnolie en papaverolie zijn met name in de twintigste eeuw veel andere drogende en semi-drogende oliën gebruikt of

toegevoegd, vaak als goedkope vervanger. Hoewel een olieverflaag al na enkele weken 35

droog aanvoelt, gaan processen in een olienetwerk nog decennia door. 36

Afbeelding 4. Afbeelding 5.

Erhardt, 1994, p. 17. De zaadjes worden ze bij het persen verhit. Hierdoor zijn de eerste oliebatches van

30

een dag beschouwd als de betere kwaliteit, welke werden gebruikt voor hoge kwaliteit verven. Mayer, 1970, p. 191. Geregistreerd onder patentnummer #2252.

31

Erhardt, 1994, p. 17. Izzo, 2010, p. 20. Mayer, 1970, p. Het schroefdopje is uitgevonden door Alexandre

32 Lefranc. Erhardt, 1994, p. 17. 33 Carlyle, 2001, pp. 269-273. 34 Erhardt, et al., 2005, p. 143. 35 Ibid. 36

(15)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

Hieronder een weergave van het droogproces van olie (afbeelding 6): 37!

Drogende oliën bestaan vooral uit

triclyceriden, glycerol esters van vetzuren. 38

Drogende oliën bevatten hoge concentraties linolzuur en linoleenzuur. Deze vetzuren kunnen polymeriseren en zo een film vormen. Blootgesteld aan zuurstof treedt 39

auto-oxidatie op en vervolgens polymerisatie van de onverzadigde vetzuurgroepen in de triglyceriden. Het 40

polymerisatieproces vindt plaats in een kettingreactie van vrije radicalen waarbij oliemoleculen verbonden worden. De olie 41

in de vloeibare verf verandert hierdoor in een rubberachtige massa en uiteindelijk in een harde laag.42!

Naast de polymerisatie is er het tragere proces van hydrolyse. Hierbij reageren de esterverbindingen in de olie met water (uit de omgeving) tot glycerol en carboxylaten. De vetzuren zijn dan niet meer gebonden aan de glycerol, hetgeen kan leiden tot een flexibeler en eventueel zwakkere verflaag die relatief gevoelig is voor

oplosmiddelen. 43

De hardheid van de verf wordt mede bepaald door de mate van hydrolyse en oxidatie die per soort pigment kan

variëren. Het geschetste drogingsproces 44

kan worden verkort door de toevoeging van

Afbeelding 6. Schematische weergave

droogproces olie: verse olie, rubberachtige fase, gedroogde olie.

Erhardt, et al., 2005, p. 143. Van den Berg J.D.J., Analytical chemical studies on traditional linseed oil 37

paints. PhD Thesis, University of Amsterdam. 2002 Van den Berg et al. 1999: J.D.J. van den Berg, K.J. van

den Berg and J.J. Boon. Chemical changes in curing and ageing oil paints, in ICOM Committee for

Conservation 12th Triennial Meeting, Lyon, France, 29 August-3 September 1999, J. Bridgland (Ed.), 1999, James & James, London, p. 248-253.; Burnstock A and Van den Berg KJ, 20th Century Oil Paint. The interface between science and conservation and the challenges for modern oil paint research. In: K.J. van den Berg, et al. (eds). Issues in Contemporary Oil Paints. Proceedings from the Symposium, 28 and 29 March 2013, Amersfoort, The Netherlands; Springer, to be published 2014.

Erhardt, et al., 2005, p. 143.

38

Mills et al., 1997. Erhardt, 1994.

39

Erhardt, 1994, p. 19.

40

Mills et al., 1997, p.

41

Erhardt, 1994, p. 21. Erhardt et al., 2005, p. 143.

42

Erhardt, 1994, p. 26. Erhardt et al., 2005, p. 145. Mills et al., 1994, p. 34.

43

Keune, et al, 2008, pp. 833-842.

(16)

siccatieven. Aanpassingen in de olie beïnvloeden de drogingseigenschappen, 45

duurzaamheid en degradatie van de verf. 46

!

!

1.3.3 Productieproces van olieverf in de twintigste eeuw

!

Het productieproces wordt aan de hand van twee stadia beschreven: 47

1.Mengen: Droge ingrediënten worden samengevoegd en gemengd met de vloeibare bestanddelen. In de twintigste eeuw wordt deze 48

massa gemengd met een mixer of met draaiende schoepen. In dit proces worden zoveel mogelijk 49

bevochtigd met bindmiddel, waarbij worden verwijderd.

2. Malen en dispergeren: De verfmassa wordt gemalen; de meestgebruikte machine hiervoor is de driewals. (afbeelding 7). hierbij worden de agglomeraties van pigmentdeeltjes verder 50

afgebroken om een volledige oliebevochtiging van alle pigmentdeeltjes te verkrijgen. 51

Door wrijving van de driewals wordt het bindmiddel in het pigment gedrukt om de holtes tussen de pigmentdeeltjes op te vullen, waardoor dispersie plaatsvindt. 52

Er zijn, behalve de driewals, andere dispersie technieken; zoals kogelmolens, colloïde walsen en hoge snelheid steenwalsen. 53

!

!

1.3.4 Toevoegingen aan tube-olieverven

!

De samenstelling van industriële olieverven is grofweg; pigment, bindmiddel en toevoegingen. Toevoegingen zorgen voor een betere houdbaarheid, snellere productie, stabiliteit van de verf, en uniforme werkeigenschappen. Ook worden ze ingezet als 54

Afbeelding 7. Schematische weergave driewals.

Erhardt, 1994, p. 28. Izzo, 2010, pp. 21-22. Siccatieven zijn metaalzouten van kobalt, mangaan en lood.

45

Erhardt, 1994, p. 27.

46

Izzo, 2010, p. 24. Patton, 1979, p. 377.

47

talens.com, datum raadplegen 30 maart 2014. Droge grondstoffen kunnen pigmenten zijn, maar ook

48

Arabische gom, dextrine en vulstoffen. Litjens, 2010, pp. 24-25.

49

Ibid., p. 25. Deze driewals bestaat uit rollers die in tegengestelde richting van elkaar draaien, waarbij elke

50

buis met een hogere snelheid ten opzichte van de vorige roller om zijn as draait. De wrijfcilinders zijn hol en worden inwendig gekoeld om verbranding van de pigmenten door wrijvingswarmte te voorkomen. De afstand tussen de rollers bepaalt de fijnheid van de verf, hoe fijner deze is, hoe groter de kleurkracht. Het aantal malen is afhankelijk van het pigmenttype. talens.com, datum raadplegen 30 maart 2014.

Litjens, 2010, p. 25. 51 Patton, 1979, p. 411. 52 Garrett, 2013, p. 37. 53 Tumosa, 2001, p.1 54

(17)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

verdikkingsmiddel, antioxidant, en droger. Sedimentatie van olie en pigment in de tube 55

kan worden voorkomen door stabilisatoren en dispersie middelen te gebruiken. Bij zeer 56

kleurkrachtige pigmenten worden vullers of harsen toegevoegd om de hoeveelheid van het dure pigment te reduceren.; de vulmiddelen en maken ook het grootste verschil uit tussen duurdere en goedkopere kwaliteiten verf. Door deze toevoegingen is de verhouding van 57

de olie en het pigment in de olieverf principieel veranderd ten opzichte van pre-industriële olieverven.

Of toevoegingen leidden tot verbetering van de houdbaarheid en stabiliteit van de verf, is dikwijls in twijfel getrokken. Schilder William Holman Hunt (1827-1910) deed zijn beklag over verftoevoegingen. De kwaliteit van kunstwerken vervaardigd met deze materialen 58

was volgens hem minderwaardig.

Volgens Agoston (1970) zijn kunstenaars overgeleverd aan de oprechtheid van de verffabrikanten:

…if inerts and filler materials are used, they are not identified. No specific

information is given about inhibitors and accelerators…chemicals for which the artist pays but for which he may have neither need nor desire… 59

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van additieven, zoals metaalstearaten, die aanwijzingen geven dat deze invloed hebben op de watergevoeligheid van ongeverniste synthetisch ultramarijn olieverflagen. In de volgende paragraaf worden 60

deze metaalstearaten daarom apart behandeld. Watergevoeligheid wordt later in dit hoofdstuk besproken.

!

!

1.3.5 Het gebruik van metaalstearaten als dispergeermiddel

!

De grootschaligheid van olieproductie heeft tot gevolg dat de olie tijdens persing wordt verhit, waardoor deze troebel wordt. In 1923 wordt een alkalische zuivering voor troebele 61

olie geïntroduceerd. Na deze zuivering heeft de olie echter minder vrije vetzuren, wat de dispersie bemoeilijkt. Vervolgens worden metaalstearaten toegevoegd, om de dispersie te 62

bevorderen. 63

Een stearaat is een zeep, een metaalzout van carbonzuren met lange ketens. Een stearaat 64

wordt verkregen door de verzeping van dierlijk vet in aanwezigheid van een metaal, zoals

Wijnberg, et al.,2008, p. 25. talens.com, datum raadplegen: 30 maart 2014. Volgens Talens wordt ten

55

onrechte gedacht dat een verf met een vulmiddel minder kwaliteit heeft. Een vuller is noodzakelijk wanneer pigmenten dermate kleurkrachtig zijn dat het onmogelijk is alleen met het pigment te werken. Een vulmiddel komt de verwerkbaarheid van de verf dan ten goede.

Bij sedimentatie worden de vaste bestanddelen van de vloeibare gescheiden.

56 Mayer, 1970, p. 184. Tumosa, 2001, p. 1. 57 Katz, 1998, pp. 415-441. 58 Agoston, 1970, p. 212. 59

Burnstock, et al., 2007. Tempest, 2009. Tempest, et al., 2012. Mills, et al, 2008.

60

Erhardt, 1994, p. 18, 27. Door verhitting wordt 20-28 % meer olie uit de zaadjes geëxtraheerd.

61 Silvester, 201x,. 62 Erhardt, 1994, p. 19. Tumosa, 2001, p. 1. 63 Atkins, et al., 2005, p. 346. 64

(18)

aluminium. Het molecuul van een stearaat beschikt over een hydrofobe (waterafstotende) 65

staart en een hydrofiele kop. De staart is in polaire stoffen oplosbaar en de kop in polaire oplossingen. 66

Behalve een dispergerende werking hebben metaalstearaten ook een stabiliserende werking op verf. Doordat het pigmentoppervlak van een dun laagje zeep (stearaat) worden

voorzien, klonteren de pigmentdeeltjes niet samen. Dit maakt het mogelijk om verf meer homogeen te houden. Stearaten helpen sedimentatie van olie en pigment voorkomen en

verbeteren de reologie van verf (afbeelding 8). 67

Aluminiumstearaat is als verftoevoeging veel gebruikt. Het wasachtig verdikkingsmiddel in witte poedervorm voegt geen optische eigenschappen aan de verf toe, maar een teveel verhindert de verfdroging. 68

!

!

1.4 De omstandigheden bij de uitvinding van synthetisch ultramarijn

!

Natuurlijk ultramarijn is afkomstig van het mineraal lazuriet, uit de halfedelsteen lapis lazuli, en heeft een lange geschiedenis als kostbaar pigment. De complexe chemische 69

compositie van lazuriet werd in de negentiende eeuw ontrafeld door Désormes en Clément. Zij voorspelden dat een kunstmatige bereiding mogelijk zou zijn. De compositie van 70

natuurlijk ultramarijn komt in principe overeen met die van de synthetische variant. De algemeen aanvaarde samenstelling is Na7Al6Si6O24S3, maar kan iets variëren in de

Afbeelding 8. Schematische weergave pigmentdispersie met behulp van metaalstearaten.

Wijnberg, et al., 2008, p. 188. Gettens, Stout, 1966, p. 93. Atkins, et al., 2005, p. 346. Bij de verzeping tot

65

natriumstearaat wordt natronloog (NaOH) gebruikt. Atkins, et al., 2005, p. 346.

66

Tumosa, 2001, p. 2.

67

Tumosa, 2001, p. 2. Tempest, et al., 2012, p. 114.

68

Arieli, 2003, p. 5776. Eastaugh, et al., 2008, p. 381. Jaeger, 1929, p. 320.

69

Gettens & Stout, 1966, p. 163. 70

(19)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

synthetische versie. In het natuurlijk pigment zijn 71

overigens calciet-onzuiverheden aanwezig, wat belangrijk is bij onderscheiden van natuurlijk en synthetisch ultramarijn. De eerste waarneming van 72

synthetisch ultramarijn is van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), die in 1787 de blauwe afzetting in Italiaanse kalkovens heeft beschreven. In 1824 73

toonden analyses van dergelijk materiaal aan dat dit een vergelijkbare chemische samenstelling had als lazuriet. Naar aanleiding hiervan loofde de Société

d’Encouragement pour l’Industrie Nationale een geldprijs uit aan degene die een uitvoerbaar industrieel proces voor ultramarijn zou ontwikkelen voor maximaal 300 franc per kilo. De beloning werd in 1828 aan Jean 74

Baptiste Guimet uitgereikt. Onafhankelijk van de winnaar en bijna simultaan 75

ontwikkelde professor chemie C.G. Gmelin ook een methode.76!

!

!

1.4.1 De productiemethoden van ultramarijn

!

De moderne productie van ultramarijn vereist goedkope materialen: kaolien, veldspaat, kaliumcarbonaat, zwavel en een reductor zoals kool. De zuiverheid van de ingrediënten is 77

essentieel, ze mogen in geen geval ijzer bevatten en moeten anhydrisch zijn. Door de 78

goedkope productie is het pigment ultramarijn voor alle kunstenaars beschikbaar en heeft het de natuurlijke versie vervangen. 79

!

Tot 1962 produceerde Guimet’s bedrijf zelf ultramarijn en dat jaar is dit overgenomen door het Engelse Reckitt’s Colours, welke in 1994 door Holliday Pigments is opgekocht. 80

Volgens Holliday worden de ingrediënten samengeperst tot baksteenvormen, gestapeld en verhit tot 800℃. Wanneer de vormen zijn afgekoeld tot 450℃, wordt zuurstof

toegelaten. In dit stadium wordt het mengsel blauw (afbeelding 9). Deze cyclus duurt 81

Afbeelding 9. Holliday Pigments

Eastaugh, et al., 2008, p. 381. Jaeger, 1929, p. 322. Plesters, 1993, p. 55.

71

Plesters, 1993, p. 39. Proposal PhD position in PAinT research project ‘How to deal with the degradation

72

of the precious ultramarine blue paints?’, 2014. Eastaugh, et al., 2008, p. 381. Plesters, 1993, p. 55.

73

Ibid.

74

Jaeger, 1929, p. 320. Mayer, 1970, p. 71. Plesters, 1993, p. 55.

75

Jaeger, 1929, p. 320. Eastaugh, et al., 2008, p. 381. Procédéwas gebaseerd op de analyses van Désormes

76

en Clément.

Arieli, 2003, p. 5777. Eastaugh, et al., 2008, pp. 381-382. Atkins, et al., 2005, p. B24. Een reductor is bij

77

een redoxreactie de stof die electronen afstaat aan de oxidator.

Kerdijk, 1937, p. 30. Plesters, 1993, p. 56. Toch, 1916, p. 86. Delamare, 2013, p. 214.

78

Aceto, 2013, p. 4184.

79

Delamare, 2013, p. 257. Holliday Pigments: <http://www.holliday-pigments.com/history> datum

80

raadplegen, 9 mei 2014.

Holliday Pigments: <http://www.holliday-pigments.com/history> datum raadplegen 9 mei 2014.

(20)

eenentwintig dagen. De vormen worden hierna tot poeder gemalen, wat wordt vermengd met water, gefilterd en gedroogd. 82

De tint en de diepte van de kleur worden beïnvloed door de variatie in startmaterialen, de omstandigheden bij de productie en de grootte van de pigmentkorrel. 83

!

!

1.4.2 Algemene eigenschappen van synthetisch ultramarijn

!

Een aantal synoniemen voor synthetisch ultramarijn zijn: Frans ultramarijn, Frans blauw en Guimet’s blauw. De generieke naam van ultramarijn is Pigment 84

Blue 29 (PB29). De elementen van ultramarijn zijn natrium, aluminium, zwavel en het 85

molecuul siliciumdioxide. Mede door de aanwezigheid van twee typen zwavelgroepen, S2

en S3 zou de kleur blauw in dit pigment ontstaan. De kleur is relatief permanent 86

(afbeelding 10). Een verf bestaande uit enkel het pigment en olie bezit weinig 87

dekkracht. Dat is een voordeel bij het maken van een transparante verf en ongewenst bij 88

het maken van een dekkende verf. Ultramarijn heeft een sodaliet structuur die ervoor zorgt dat het hygroscopisch is, waardoor het een hoge olie-absorptie heeft. Ultramarijn heeft 89

ook slechte drogingskwaliteiten. Vanwege deze eigenschappen is het volgens Mayer voor 90

fabrikanten onvermijdelijk veel toevoegingen te gebruiken:

Ultramarine is perhaps the worst pigment to grind into a buttery paste on account of its stringiness and thixotropic properties; much ultramarine ground in oil and sold in tubes contains so much stabilizer that the difference between it and a homemade color is obvious. 91

Als ultramarijn met andere pigmenten is gemengd, heeft de verf een normale

consistentie. 92 ! Afbeelding 10. Kerdijk, 1937. Ibid. 82 Plesters, 1993, p. 56. 83

Eastaugh, et al., 2008, p. 382. Gettens, Stout, 1966, p. 163. Plesters, 1993, p. 55.

84

Mayer, 1970, p. 71.

85

Eastaugh, et al., 2008, p. 381.

86

Fischer, 1930, p. 33. Fischer vermeldt het synthetisch ultramarijn in zijn lijst van lichtechte pigmenten

87

vermeld in zijn The Permanent Palette. Plesters, 1993, p. 59. Kerdijk, 1937, p. 30. Ultramarijn heeft een waardering van +++, dat wil zeggen; ‘lichtecht in direct zonlicht’. ++ betekent ‘lichtecht in sterk licht’en + betekent ‘lichtecht in normaal licht’.

Toch, 1916, p. 87. Plesters, 1993, p. 57. De brekingsindex van synthetisch ultramarijn ligt tussen de

88

1.50-1.54.

Mondelinge informatie van Katrien Keune, 8 mei 2014. Plesters, 1993, p. 59; de olie-absorptie index is

89

volgens de British Standards (1952), 30 - 40. Dit is de vereiste oliehoeveelheid om de pigmentkorrel te omhullen, dat per pigment verschilt. Tempest, et al., 2012, p. 110.

Tempest, et al., 2012, p. 110. 90 Mayer, 1970, p. 190. 91 Mayer, 1970, p. 71. 92

(21)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

1.5 Het ontstaan van watergevoeligheid bij moderne olieverflagen

!

Het verschijnsel van watergevoelige verfoppervlakten is aangetroffen op schilderijen van kunstenaars zoals Clyfford Still, Yves Klein en Karel Appel.93 Andere schilders in de context van watergevoelige verfoppervlakken zijn: Jasper Johns, Robyn Denny, Borlase Smart, Willem de Kooning, Francis Bacon, Piet Mondriaan, Per Kirkeby, Patrick Heron en Paula Rego. 94

Omdat de olieverfrecepten met synthetisch ultramarijn onderwerp van het huidige onderzoek zijn, zijn ook de degradatieverschijnselen die dergelijke verven later in schilderijen kunnen vertonen, relevant. De belangrijkste degradatie verschijnselen dit tot op heden gerapporteerd zijn voor synthetisch ultramarijn olieverf zijn de

fase-scheidingsfenomenen en de sterke watergevoeligheid (afbeelding 12).95 Ultramarijn met grotere pigmentdeeltjes laat een grotere fase-scheiding zien. 96

Watergevoeligheid heeft ingrijpende gevolgen voor een restauratiebehandeling.

Oppervlaktevuilverwijdering vormt vaak de eerste fase van een restauratiebehandeling en wordt vaak met water of waterhoudende oplosmiddelen uitgevoerd . Bij watergevoelig geworden olieverven kunnen deeltjes van pigment en bindmiddel worden afgenomen bij toepassing van een waterig oplosmiddel. 97!

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat er een samenhang zou kunnen zijn tussen de mate van watergevoeligheid van een verflaag en de aanwezigheid van aluminiumhoudende toevoegingen aan de verf. Dit zou kunnen wijzen op aluminiumstearaat dat een 98

veelgebruikte verftoevoeging is bij fabrikanten. 99

Voor Tempest’s studie (2009) naar watergevoeligheid zijn olieverven van verschillende merken onderzocht in experimenten.100 Om de mate van watergevoeligheid te kunnen testen is extra aluminiumstearaat aan testverven toegevoegd. Deze aangepaste verven zijn uitgestreken, kunstmatig verouderd en getest op watergevoeligheid, met uiteenlopende resultaten.101 Soms zijn bij een eerste aanraking met het wattenstaafje al pigmentdeeltjes afgenomen. Andere keren zijn pas na meerdere malen rollen deeltjes weggenomen.!

Synthetisch ultramarijn olieverf blijkt vaak kwetsbaar voor contact met water en saliva.102

Burnstock, et al., 2007. Mills, et al, 2008.

93

Burnstock, et al., 2007, pp. 177-188. Cooper, 2013, p. 97. Gayler, 2008, pp. 63-72. Wijnberg, et al., 2008,

94

pp. 23-26.

Burnstock, et al., 2007. Mills, et al, 2008. Tempest, 2009.

95

Tempest, et al., 2012, p. 110.

96

Volk, 2012, p. 16.

97

Burnstock, et al., 2007. Mills, et al., 2008. Wijnberg, et al., 2008, p. 25. Tempest, et al., 2012.

98

Tumosa, 2001, p. 1. Het gebruik van aluminium- en zinkstearaten als toevoeging om de scheiding van

99

bindmiddel en pigment te voorkomen, is gepatenteerd in 1922, #1421. Tempest, 2009. Tempest, et al., 2012, pp. 107-114. De geteste verfsoorten, van minst naar meest gevoelig:

100

ongebrande sienna, chroom oxide groen en synthetisch ultramarijn. Verven afkomstig van Winsor & Newton, Michael Harding, Haagsche Kunstschildersverven Fabriek en Old Holland. Tempest, et al., 2012, p. 108.

Tempest, et al., 2012, p. 108.

101

Tempest, et al., 2012, p. 109.

(22)

Hygroscopische pigmenten worden vaak onvoldoende bevochtigd door de olie waardoor ze een grotere neiging tot watergevoeligheid hebben.103 In het onderzoek door Burnstock (2007) is beschreven hoe de olie in ultramarijnverven in een werk van Karel Appel (les Animaux, collectie RCE) een verzadigde laag heeft gevormd aan het oppervlak.(afbeelding 11).104 Bij in verfreconstructie-experimenten blijkt deze laag, het mediumhuidje, in eerste instantie hydrofoob te zijn en bestand te zijn tegen het rollen van het wattenstaafje. Onder dit huidje bevindt zich de watergevoelige verflaag (ref Tempest et al.2013 ) . Later wordt deze laag door oxidatie van het bindmiddel ook watergevoelig.(Keune et al. 2008; Burnstock et al. 2007).

!

Afbeelding 11. Karel Appel Les Animaux (1961), en detail.

Afbeelding 12. Karel Appel L’Homme, (1953) en detail.

Burnstock, et al., 2007, p. 179.

103

Burnstock, et al., 2007, pp. 177-188.

(23)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

1.6 Onderzoeksvraag en methodiek

!

Het doel van het huidige project is niet een oplossing voor gecompliceerde problemen zoals watergevoeligheid aan te dragen, maar om kennis te vergaren over de samenstelling van kunstenaarsverven, kennis die bij kan dragen aan de duurzame conservering van schilderijen met watergevoelige verf. Uit het Talens archief zijn de recepten ‘ultramarijn donker’gekozen. Deze keuze is deels bepaald door het aantal verfrecepten en beschikbare verftubes voor bemonstering, deels door de hiervoor besproken watergevoeligheid,

waarvan eerder onderzoek heeft aangetoond dat een vermoedelijke link met toevoegingen zoals stearaten bestaat. Ook de hygroscopiciteit van het ultramarijn kan een rol spelen.

!

Een toelichting op de term‘ultramarijn donker’: In het archief zijn ‘ultramarijn licht’en ‘ultramarijn donker’ recepten te vinden. Bij de eerste is doorgaans zinkwit toegevoegd om een lichter blauw te verkrijgen. ‘Ultramarijn donker’is dan het gewone ultramarijn zonder andere kleurtoevoegingen. De onderzoeksvraag luidt:

!

De eerste gedocumenteerde recepten in het archief stammen uit 1925 en Talens heeft het jaar 1975 gekozen; recepten na dit jaar zijn bedrijfsgeheim.

!

Om beantwoording te krijgen op de onderzoeksvraag is dit project in een tweetal fases opgedeeld:!

1. Archiefonderzoek. De recepten zijn in hoogwaardige kleurenscans gedocumenteerd. Om inzicht in de inhoud van de recepten te verkrijgen is een database gebouwd in programma Filemaker™Pro 12.0.105 In de database zijn scans van de recepten opgenomen, om een correcte interpretatie en controle mogelijk te maken.106 Op basis van het archiefonderzoek kunnen bij de chemische analyse gerichte vragen worden gesteld. Deze fase is uitgewerkt in bijgevoegde database en hoofdstuk 2.

2. Natuurwetenschappelijke analyse. Twaalf Talens verfmonsters zijn onderzocht met de analytische technieken: SEM-EDX, GC-MS en FT-IR. Verftubes zijn afkomstig uit de RCE referentiecollectie, de schilderkisten van Jan Sluijters, schilder Ed Dukkers en een uit de collectie van de auteur.107 De resultaten uit dit onderdeel zijn vergeleken met de bevindingen uit het archiefonderzoek en worden gepresenteerd in hoofdstuk 3.

!

Aan wat voor wijzigingen zijn de formuleringen van de synthetisch

ultramarijn donker olieverven uit 1925 tot 1975 in de Talens

verffabriek onderhevig geweest?

Clarke, et al., 2005, p. 27. Zoals ook door Clarke toegepast. Dit programma is betaalbaar, gemakkelijk

105

verkrijgbaar en geschikt voor Windows en Apple Macintosh.

Met de adviezen van docent en papierrestaurator Bas van Velzen en Database Administrator Juul van

106

Gurp is de database gebouwd. Voor het huidige project zijn zogenoemde runtime versies voor Apple Macintosh gemaakt door Bas van Velzen en voor Windows door drs. Maartje Stols-Witlox, bijgeleverd bij deze scriptie.

Bestaande analyseresultaten uit het onderzoek van Bayliss, 2013 zijn eveneens opgenomen.

(24)

2. ARCHIEFONDERZOEK BIJ TALENS

!

!

!

2.1 Beschrijving van het archief

!

2.1.1. Het historisch archief van de Talens fabriek

!

Het Talens archief bestaat voor het overgrote gedeelte uit recepten van producten,

bijvoorbeeld voor gouache, inkt, acryl en olieverf. Het bevat ook andere stukken; boeken met experimenten, kwaliteitscontroles en een aantal realia.108 Het huidige onderzoek is primair gericht op de olieverfrecepten voor ultramarijn donker, welke zullen worden besproken in dit hoofdstuk. In het eerste gedeelte van het hoofdstuk zal een beschrijving van het receptgedeelte van het archief worden gegeven en vervolgens zal analytisch worden gekeken naar de inhoud van de ultramarijn donker recepten.

Het archief in Apeldoorn bevindt zich op twee plaatsen in het pand. Op de zolderetage bevindt zich een inloopkast, waar het grootste gedeelte is. Hierin staat een stelling waarop dozen met logboeken staan en een waarop houten dozen staan met receptkaarten

(afbeelding 13). De logboeken dateren van 1925-1953. De receptkaarten op de zolderetage dateren tot ongeveer 1960. Op de begane grond bevindt zich een metalen archiefkast met daarin het andere gedeelte; receptkaarten vanaf 1960.109

!

!

2.1.2 De logboeken!

!

De logboeken hebben een harde, kartonnen kaft met gelinieerd papier van binnen.110 Er zijn twaalf logboeken voor olieverfrecepten (nummers 0.3-0.15). Deze logboeken zitten in

Afbeelding 13.

In het huidige onderzoek was de aandacht gericht op de verfrecepten. 108

Wanneer specifieke recepten worden genoemd wordt een ‘gegeven nummer’ vermeld. Met dit nummer is 109

het recept door de auteur geregistreerd in de database, bijgeleverd bij deze scriptie.

De afmeting van deze logboeken (gesloten) is ongeveer 15 bij 34 centimeter en geschat bevatten deze 110

(25)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

een kartonnen doos en zijn gedateerd (tabel 1), zoals gezegd tussen 1925 en 1953. Het eerste logboek begint met nummer 0.3, wat doet vermoeden dat er nog twee logboeken zouden zijn, namelijk 0.1 en 0.2. In logboek 0.3 zijn de recepten geheel in potlood geschreven. Daarna wordt in de logboeken zowel met een zwarte pen ofwel met potlood geschreven, in verschillende handschriften. Tot aan het laatste logboek, nummer 0,15 waar met blauwe balpen en met zwarte pen is geschreven.

!

!

2.1.3 Het gebruik van de logboeken

!

!

De logboeken zijn door de fabrieksmedewerkers gebruikt bij het maken van de verf (afbeeldingen 14 en 15). Op de plek waar de boeken zijn vastgehouden, is het papier vaak bevlekt met olie en verf. Veel pagina’s hebben ezelsoren en soms zelfs scheuren. Omdat dezelfde recepten meerdere keren in een logboek staan (tabel 1), is het waarschijnlijk zo dat elke keer dat er verf in de fabriek is gemaakt, het recept in deze logboeken vermeld staat. De logboeken zijn een goede bron om te onderzoeken welke kleuren er zijn gemaakt en hoe vaak. De meeste logboeken beslaan een periode van twee of drie jaar, logboek 0.13, uit de periode rondom de Tweede Wereldoorlog, bestrijkt tien jaar. De logboeken zeggen dus ook iets over hoe het op dat moment met de fabriek ging en hoeveel verf is

geproduceerd. Wat betreft de productie is er in de logboeken geen systematiek ontdekt over wanneer welke kleur of kwaliteit, zoals studieverf of fijne olieverf is bereid. Wel is

bijvoorbeeld onder of boven een recept voor ultramarijn donker een recept voor ultramarijn licht te vinden, of achter een recept voor ‘ultramarijn donker studie’staat dan een

Tabel 1. Datering logboeken nr. Datering Jaren logboek Aantal olieverfrecepten ultramarijn donker 0.3 1925-1926 2 20 0.4 1926-1927 2 15 0.5 1927-1928 2 30 0.6 1928-1930 3 21 0.7 1930-1931 2 19 0.8 1931-1932 2 23 0.9 1932-1933 2 12 0.10 1933-1935 3 30 0.11 1935-1937 3 15 0.12 1937-1939 3 27 0.13 1939-1948 10 12 0.14 1948-1951 4 17 0.15 1951-1953 3 7

(26)

‘ultramarijn donker fijn’. Wellicht omdat dan dezelfde machines zijn gebruikt zonder deze grondig te hoeven reinigen.

!

2.1.4. De recepten in de logboeken

!

De recepten zelf laten een consistente en systematische werkwijze zien. Een logboekrecept begint met een pigment, dan andere droge ingrediënten zoals magnesiumoxide en

vervolgens het ingrediënt ‘NB’, waar later op in zal worden gegaan (afbeelding 16). Daarna worden de oliën genoemd. Er staat doorgaans tweemaal lijnolie; de eerste en grootste hoeveelheid is voor op de wals, de tweede is aan de verf toegevoegd voordat deze de tubes in ging.111 Hoeveelheden van ingrediënten zijn vermeld in kilogrammen en sporadisch staat de totaalhoeveelheid in het recept. Het receptnummer begint altijd met ‘wb’en heeft een vier-cijferig nummer. Mogelijk is ‘wb’ de afkorting van ‘werkboek’. Regelmatig zijn er correcties in de logboekrecepten (afbeelding 17). Vaak is een recept in pen geschreven en is de correctie met een andere pen of potlood aangebracht. Een

wijziging in het recept kan verschillende redenen hebben, echter het betreft altijd de

hoeveelheden lijnolie of de ultramarijn soort. Wellicht bleek tijdens de productie de verf te vloeibaar of te dik te zijn.

!

!

Afbeelding 14. Logboek 0.8. Afbeelding 15. Logboek 0.15.

Mondelinge informatie van Bert Klein Ovink aan de auteur. 111

(27)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

2.1.5 De receptkaarten voor 1960

!

Deze receptkaarten worden net als de logboeken, op de zolder van het pand bewaard. De kaarten zijn met pen beschreven en zien eruit alsof ze altijd zorgvuldig zijn bewaard. Er zijn twee houten dozen waar olieverf receptkaarten in zitten:

1. ‘Vervallen recepten’ 2. ‘D.10-D.34’

Elke doos bevat twee kaarten voor ultramarijn donker olieverf (zie tabel 2).112

Hierboven is een voorbeeld van een receptkaart te zien; ‘Rembrandt olieverf Ultramarijn donker’, met nummer D10/221, uit 1955 (afbeelding 18).113

!

!

De ingrediënten hebben een vast volgorde. Na het pigment komen de toevoegingen en daarna de olie. Olie wordt altijd in twee hoeveelheden genoemd. De datum van het recept

staat doorgaans bovenaan de pagina vermeld, of enkel voorop het logboek Links bovenin het logboek

recept staat altijd een wals vermeld; ‘Wals C’, ‘Wals E’, etc.

De ‘maaltijd’ wordt onderaan het recept genoemd. Zoals hier in uren, soms ook in keren, bijvoorbeeld: ‘2x malen’.

Het recept nummer begint in de logboeken altijd met een ‘wb’ en staat bovenaan het recept, aan de rechterkant.

Het pigment of de pigmenten worden altijd als eerste ingrediënt genoemd.

Recept naam staat onder het receptnummer.

}

Afbeelding 16. Gegeven nummer 0163.

Afbeelding 17. Gegeven nummer 0401. Afbeelding 18. Gegeven nummer. 0524.

De kaarten D15/82 en 10944 zijn gedateerd door de logboekrecepten te vergelijken met de kaarten. 112

Receptkaart 10944: De recepten met nummers wb4059(gegeven nummer 0391), uit 1937 en recept 0334(gegeven nummer) uit 1937, komen overeen met deze receptkaart. Receptkaart D15/82: Er komen een aantal recepten met deze kaart overeen(allen uit 1933-1935). Bijvoorbeeld: recept wb1004 (gegeven nummer 0264), uit 1933 en recept wb2187 (gegeven nummer 0315) uit 1935.

Op de receptkaart van Rembrandt olieverf voor ultramarijn donker staat, behalve de D10-code, ook het 113

(28)

!

!

!

!

!

!

!

!

Receptverwijzingen

Er zijn veel onderlinge verwijzingen in doos D.10-D.34. Indirect verwijzen alle

receptkaarten naar kaart D10/221 welke vermoedelijk een soort standaardrecept is; een gedeelte van de kaarten verwijst naar receptkaart D11/82 (afbeelding 19 en 20en

gemarkeerd in tabel 3), en deze kaart en alle andere verwijzen direct naar D10/221, zelfs receptkaarten van andere merken zoals Claus & Fritz.

!

!

!

!

!

Tabel 2. De 4 recept kaarten van voor 1960 ‘ultramarijn donker’ Recept Nummer Gegeven nr Plaats (doos) Datering

Studieverf 101-103 10460 504 Vervallen recepten 1933-1935 Goedkope serie olieverfsoort 120 10944 515 Vervallen recepten 1937-1939 Olieverfsoort 120 D15/82 549 D.10-D.34 1937-1939 Rembrandt olieverf D10/221 524 D.10-D.34 1955

Afbeelding 20. Gegeven nummer 0539. Afbeelding 19. Gegeven nummer 0557.

Tabel 3. Verwijzingen in recept kaarten voor ultramarijn donker van voor 1960

Receptnaam Gegeven nummer Recept-kaart Verwijzing naar receptkaart

Claus & Fritz olieverven Ultramarijn Guimet extra donker 557 D18/67 D10/221 Art. decoratie soort 105 ultramarijn donker extra 542 D12/98 D10/221 Chineesch blauw ultramarijn donker 519 D10/195 D10/221

Ultramarijn donker studie 539 D11/82 D10/221

Art decoratie soort 105 ultramarijn donker 542 D12/97 D11/82 Decoratieverf soort 200 ultramarijn donker 544 D13/76 D11/82

Ultramarijn donker Orpi 551 D16/56 D11/82

(29)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

Relatie logboeken en de receptkaarten van voor 1960

Uit het onderzoek blijkt dat er een verband is tussen de logboeken en de receptkaarten. De kaarten zien er vrij onberispelijk uit, terwijl de logboeken duidelijk gebruikt zijn op de productievloer. De vraag is dan, hoe men te werk is gegaan. Hier is geen eenduidig antwoord op te geven.114 Vermoedelijk pakte de fabrieksmedewerker die een batch verf moest maken het logboek uit de productieruimte en zocht vervolgens de juiste

receptkaart.115 Deze schreef hij, vaak beginnend met de datum van de dag, over op een pagina in het logboek, wat maakt dat de logboeken het dichtst bij de uiteindelijke verf in de tubes staan. Volgens Klein Ovink zijn in de beginjaren de logboeken gebruikt als

productierecepten die later op kaarten zijn geschreven of afgedrukt. Hij stelt dat de logboeken vanaf de latere periodes enkel gebruikt zijn voor diverse experimenten op het laboratorium.116 Een kanttekening hierbij is wel dat de grote verfhoeveelheden die volgens de logboekrecepten zijn gemaakt geen indicatie zijn van laboratoriumhoeveelheden maar van productie op grotere schaal.

!

!

2.1.6 De receptkaarten van na 1960

!

Deze receptkaarten zijn nauwkeurig op nummer en verfsoort opgeslagen in de archiefkast op de begane grond van het Talens pand (afbeelding 21). Op deze kaarten is een layout gedrukt voor het duidelijk weergeven van recepten (afbeelding). Voor ‘ultramarijn donker’ zijn er zes Rembrandt Olieverfkaarten en zes Van Gogh Fijne Olieverfkaarten aanwezig. (tabel 4).

!

Veranderingen ten opzichte van de oudere receptkaarten (afbeelding 22):

- De volgorde van ingrediënten is gewijzigd. Het pigment wordt niet langer als eerste vermeld maar staat onderaan.

- Alle ingrediënten voorzien van uniek grondstofnummer. In het onderzoeken van de betekenis van bepaalde ingrediënten kan een dergelijk nummer een belangrijk aanknopingspunt zijn. 117

- Veel van deze recepten hebben een ‘vervallen’stempel, wat aantoont dat men oude recepten bewaarde.

!

!

!

Afbeelding 21.

Mondelinge informatie Bert Klein Ovink. 114

Volgens Bert Klein Ovink had elk product, zoals bijvoorbeeld olieverf, een productspecialist. Deze 115

specialist was verantwoordelijk voor de kwaliteit, van de inzet voor typen grondstoffen, de formuleringen tot aan de productie. Voor olieverf in de jaren 60 was dit dhr. Cornelisse en in de periode daarna, tot ongeveer 2011, dhr. Berends.

Mondelinge informatie Bert Klein Ovink aan de auteur. 116

Volgens Bert Klein Ovink zijn nummers die met een ’10’ beginnen, droge ingrediënten welke werden 117

aangeleverd bij de fabriek. De ingrediënten die met een ’11’ beginnen, zijn bindmiddelen en siccatieven. Een nummer dat begint met ’95’, is geproduceerd in de Talens fabriek.

(30)

!!

Tabel 4. Receptkaarten van na 1960. Van Gogh Ultramarijn Donker.

Gegeven nummer

Jaartal Rembrandt Ultramarijn Donker. Gegeven nummer Jaartal 601 1958 (1961) 583 1960 602 1963 584 1963 603 1969 585 1970 604 1969 586 1970 605 1969 589 1975 606 1969 590 1975 Ingrediënt volgorde is anders dan voorheen Nieuwe receptnummer bestaat uit 7 cijfers.

{

Ingrediënten

hebben grondstof-nummers.

(31)

Synthetisch ultramarijn donker olieverf in de historie van een twintigste eeuwse verffabrikant

2.2 Analyse van de ultramarijn donker recepten bij Talens

!

In totaal zijn er 248 logboekrecepten en 25 receptkaarten voor ultramarijn donker olieverf onderzocht. In dit gedeelte van het hoofdstuk wordt iets gezegd over de verschillende olieverf lijnen, de ingrediënten en verhoudingen.

!

!

2.2.1 Olieverf kwaliteiten in het Talens archief

!

Grofweg zijn er zeven lijnen voor ultramarijn donker olieverf in het archief aanwezig uit de periode 1925 tot 1975. In de logboeken staan hoofdzakelijk recepten voor studie

olieverf en fijne olieverf. Verder nog een aantal recepten voor ‘soorten’, zoals ‘soort 100’, ‘studie 101’, ’soort 101-103’en zeer sporadisch een ‘soort 120’(tabel 5).118 De befaamde merknamen, zoals de Rembrandt Olieverven en Van Gogh Fijne Olieverven, komen hier niet in voor. Dit is interessant, aangezien de Rembrandt Olieverven volgens Talens al vanaf 1899 geproduceerd worden.119 Naar alle waarschijnlijkheid zijn de fijne olieverfrecepten in de logboeken geproduceerd voor de Rembrandt lijn.

Het eerste ultramarijn donker recept voor Van Gogh Fijne Olieverven stamt uit 1961 (afbeelding 22). Volgens Talens is dit merk in 1963 geïntroduceerd.120 Bovenstaande afbeelding laat een gecorrigeerde receptkaart zien, wat suggereert dat de studie olieverven uit de logboeken zeer waarschijnlijk over zijn gegaan in de Van Gogh Fijne olieverf receptkaarten.

!

!

!

!

!

Tabel 5. Verschillende kwaliteiten ultramarijn donker olieverf bij Talens Olieverf lijnen Van Tot Plaats Bijzonderheden

Fijne olieverf 1925 1953 Logboeken Studie olieverf 1925 1953 Logboeken

Soort 100 1933 1953 Logboeken Heet tot 1937 ‘fijn soort 100’ Soorten 101-104 1935 1953 Logboeken en 1 kaart ‘studie

101’

Studieverf

Soort 120 1933 1939 Logboeken en 1 kaart 5 recepten in gehele archief Rembrandt

Olieverven

1955 1975 1 oudere kaart uit 1955 en 7 kaarten van na 1960

Van Gogh Olieverven

1961 1975 11 Kaarten van na 1960 Fijne olieverf’is doorgekrast en ‘Van Gogh fijne olieverf’is erbij geschreven (afbeelding) in een recept uit 1961.

Er zijn ook recepten voor ‘studie + fijn’, ‘studie + 100’(gegeven nummers 0163 en 0433). 118

Royal Talens, <http://www.talens.com/nl-nl/>, datum raadplegen, 15 mei 2014. 119

Ibid. 120

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar die avond komt Abul niet thuis, hij is gevlucht, zijn koeien heeft hij achtergelaten.. Hij trekt de

We zijn erg blij met dit leuke initiatief en hopen dat we te zijner tijd veel ouders online mogen treffen.!. Onze school

Het lijkt alsof de les nog niet voorbij is, de manier waarop ze haar spijkerbroek aantrekt is soepel en lenig, niets aan haar bewegingen is overbodig.. Je weet: als je met haar

Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de gemeente en bepaalt vanuit die verantwoordelijkheid welke openbare ruimtes moeten worden verlicht, evenals

Voor informatie kunt u contact opnemen met afdeling Fysiek Domein (tel. 140255) Ingediende aanvragen omgevingsvergun- ning Burgemeester en wethouders van de ge- meente Velsen

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Velsen maken bekend dat zij in de periode van 2 tot en met 11 oktober 2010 de volgende aanvragen voor een omgevingsvergunning, waarbij

Gezegend zijt Gij, Heer Jezus, bron die onze dorst lest.. Gezegend zijt

Heilig dan deze gaven met de dauw van uw heilige Geest, dat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer.. Toen Hij werd overgeleverd en vrijwillig