• No results found

De interpretatie van embarrassment bij ingroup en outgroup leden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De interpretatie van embarrassment bij ingroup en outgroup leden"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject Sociale Psychologie

De Interpretatie van Embarrassment bij Ingroup en Outgroup Leden

L.H.L Reches

UvA

Studentnummer: 10365680 Begeleider: Pumin Kommattam Datum: 22 mei 2015

Aantal woorden abstract: 124 Aantal woorden: 4970

(2)

Abstract

De interpretatie van embarrassment bij leden van de ingroup en bij leden van de outgroup werd onderzocht bij 252 in- en outgroup leden die random werden toegewezen aan een van de vier fotocondities. Bij elke foto waren er vier emotielabels waarbij men aangaf in welke mate de labels van toepassing waren op de foto. De resultaten lieten zien dat de ingroup deelnemers bij de embarrassment foto’s van de ingroup vrouwen het label embarrassment het hoogste rankte en bij de outgroup foto’s van de vrouwen het label desinteresse. Deze bevindingen tonen aan dat uiting van embarrassment bij outgroup vrouwen als het negatieve desinteresse geïnterpreteerd wordt in plaats van als het prosociale embarrassment. Hierdoor kan er veel onbegrip en miscommunicatie ontstaan tussen mensen van verschillende groepen.

(3)

Inleiding

Emoties spelen een belangrijke rol bij hoe mensen met elkaar communiceren. Zo geven emoties sociale signalen af en tonen ze de aard van de relatie die mensen met elkaar hebben (Hareli & Hess, 2012). Wanneer iemand verdriet uit zal een ander geneigd zijn om die persoon te gaan troosten terwijl wanneer iemand boos is zal een ander geneigd zijn om wat meer afstand te nemen van deze persoon. Als de getoonde emoties anders worden

waargenomen dan de beoogde emotie kunnen de intenties van de persoon anders worden geïnterpreteerd en kan de sociale interactie verstoord worden. Interpretatie speelt een grote rol bij de emotie embarrassment. Embarrassment is namelijk een emotie die wordt ervaren wanneer mensen het gevoel hebben dat ze sociale normen hebben geschonden of een sociale interactie hebben verstoord (Feinberg, Willer, & Keltner, 2012). Het ervaren van

embarrassment gaat vaak gepaard met negatieve gevoelens bij de uiter (Edelmann, 1981).

Ondanks de negatieve ervaring dient de emotie een belangrijke functie met betrekking tot het herstellen van sociale relaties na het schenden van een sociale norm. Het uiten van

embarrassment wordt gezien als een teken van verzoening en als een teken van prosociaal

gedrag (Feinberg et al., 2012; Keltner & Anderson, 2000). De functies van embarrassment zijn onderzocht in de context van de ingroup, de groep waar iemand toebehoort (Brewer, 2003). Echter, het is nog niet bekend of de uiting van embarrassment dezelfde functies heeft bij leden van de outgroup, de groep waar iemand niet toebehoort (Brewer, 2003). Dat er verschillen tussen de ingroup en de outgroup kunnen zijn met betrekking tot het beoordelen van elkaar wordt ook verondersteld door de ingroup bias. De ingroup bias stelt namelijk dat leden van de ingroup positiever worden geëvalueerd dan leden van de outgroup (Hewstone, Rubin, & Willis, 2002). Het is van belang om hier aandacht aan te besteden, aangezien de samenleving bestaat uit mensen met verschillende etnische achtergronden. Als bijvoorbeeld een positieve emotie wordt geïnterpreteerd als iets negatiefs bij outgroup leden, kan dit tot

(4)

misinterpretaties van de intenties die iemand heeft leiden, waardoor er onbegrip en conflicten kunnen ontstaan tussen mensen van verschillende groepen. Bij andere aspecten van

embarrassment tussen groepen zoals uiting, attributie en herkenning, is namelijk al gebleken

dat mensen meer embarrassment uiten bij de eigen ingroup en meer embarrassment attribueren aan de ingroup dan aan de outgroup (Eller, Koschate, & Gilson, 2011; Gaunt, Leyens, & Demoulin, 2002). Ook herkennen ze embarrassment beter bij de ingroup dan bij de outgroup (Tracy & Robins, 2008). Verder is er gebleken dat embarrassment ook als desinteresse geïnterpreteerd kan worden (Kommattam, Jonas, & Fischer, manuscript in preparation). Dit betekent dat een emotie met een positieve functie op een negatieve manier wordt geïnterpreteerd. Hierbij worden de intenties van de uiter dus verkeerd ingeschat waardoor de sociale relatie gevaar loopt. Kommattam et al. (manuscript in preparation) hebben ervoor gekozen om desinteresse als antwoordmogelijkheid toe te voegen aan hun onderzoek dat is gebaseerd op een vooroordeel in het Nederlandse onderwijs. Hierbij gaven docenten vaak aan dat Marokkaanse en Turkse jongeren geen interesse tonen op het gebied van educatie. Echter, dit is één van de weinige onderzoeken die dit onderwerp behandelen. In de huidige studie is er daarom een conceptuele replicatie van Kommattam et al. (manuscript in preparation) uitgevoerd, waarbij er is gekeken naar de interpretatie van embarrassment bij leden van de ingroup en bij leden van de outgroup. Eerst zullen embarrassment en de functies ervan besproken worden en vervolgens zal er gekeken worden naar intergroepsemoties en de interpretatie van embarrassment.

Embarrassment

De uiting van embarrassment wordt gekenmerkt door blozen, glimlachen, lachen en het aannemen van een ongemakkelijke houding (Weisfeld & Weisfeld, 2014). Het is een negatieve, zelfbewuste emotie, die zorgt voor een zeer ongemakkelijke psychologische staat

(5)

die sociale interacties kan schaden. De uiting van embarrassment gaat namelijk vaak gepaard met een laag gevoel van zelfvertrouwen (Higuchi & Fukada, 2008). Men beoogt dan ook om het ervaren van embarrassment zoveel mogelijk te vermijden (Edelmann, 1981).

Desalniettemin heeft deze emotie niet alleen een negatieve kant, maar dient de emotie ook een positieve sociale functie (Goffman, 1956). Na het schenden van een sociale norm uiten

mensen embarrassment namelijk om te proberen de relatie te herstellen. De emotie dient hiermee een verzoeningsfunctie (Keltner & Anderson, 2000). Ook worden mensen die blozen na het begaan van een overtreding als sympathieker gezien dan niet-blozende mensen (Dijk, de Jong & Peters, 2009). Voortbordurend op de verzoeningsfunctie van embarrassment kunnen de bevindingen over de sociale functie van embarrassment worden uitgebreid. Zo lieten Feinberg et al. (2012) zien dat individuen die embarrassment uitten als prosocialer werden beoordeeld dan mensen die geen emoties of andere emoties toonden. Dit leidde ertoe dat de ontvangers meer bereid waren om te affiliëren met de zenders die embarrassment toonden tijden een interactie, aangezien de ontvangers bij hen meer prosociaal gedrag detecteerden. Dit is een belangrijke bevinding echter zit er ook een beperking vast aan het onderzoek van Feinberg et al. (2012). De deelnemers aan dit onderzoek bestonden namelijk uit leden van verschillende etnische groepen maar er is niet gekeken of er met betrekking tot de beoordeling van embarrassment verschillen waren tussen deze etnische groepen. Het is van belang hiernaar te kijken omdat er zo geconcludeerd kan worden of het gevonden effect stand houdt als zowel ingroup als outgroup leden elkaar beoordelen. Dit zou een betere representatie geven aangezien de maatschappij bestaat uit verschillende groepen en mensen constant in contact staan met mensen die niet tot de ingroup behoren. In de huidige studie zal er dan ook gekeken worden of de prosociale functie van embarrassment alleen op

(6)

Intergroepsemoties

Het is van belang om naar embarrassment op intergroepsniveau te kijken, aangezien groepslidmaatschap een belangrijke rol speelt bij hoe mensen met elkaar omgaan. Mensen ontlenen zelfs een deel van hun identiteit aan het groepslidmaatschap. Dit wordt de sociale identiteit genoemd (Tjafel & Turner, 1979). Het categoriseren van mensen in de ingroup of outgroup valt samen met de ontleende groepsidentiteit. (Turner, Hogg, Oakes, Reicher, & Wetherell, 1987). Een gevolg hiervan, is dat mensen zelfs hun eigen ingroup bevoordelen ten opzichten van de outgroup. Dit wordt de ingroup bias genoemd (Hewstone et al., 2002). Dit is van belang aangezien de Nederlandse samenleving zeer gevarieerd is en bestaat uit mensen met verschillende etnische achtergronden. Mensen staan dagelijks in contact met mensen die niet tot hun ingroup behoren. Het is dus mogelijk dat een positieve emotie als embarrassment negatiever wordt geïnterpreteerd bij leden van de outgroup dan bij leden van de ingroup, waardoor de prosociale functie van de emotie weg kan vallen.

Er is al gebleken dat groepslidmaatschap een rol speelt bij verschillende aspecten van

embarrassment. Eller et al. (2011) lieten zien dat mensen meer embarrassment uiten als het

publiek bestaat uit leden van de ingroup dan wanneer het publiek bestaat uit leden van de

outgroup. Ze kwamen tot deze conclusie door de deelnemers een paar embarrassment

situaties voor te leggen. De deelnemers moesten zich voorstellen dat zij zelf in deze situaties zaten. Ook werd er verteld hoeveel en wat voor mensen er aanwezig waren. Dit konden of leden van de eigen ingroup zijn, ofwel leden van de outgroup. Hieruit kwam sterk naar voren dat mensen na een embarrassment situatie meer embarrassment uiten als er ingroup leden aanwezig waren. Dit effect was alleen aanwezig als mensen zich sterk identificeerden met de eigen ingroup. Dit is van belang aangezien naar aanleiding van het onderzoek van Eller et al. (2011) naar voren komt dat mensen minder embarrassment uiten als er outgroup leden aanwezig zijn. Dit zou betekenen dat doordat de emotie minder geuit wordt wanneer er geen

(7)

leden van de eigen groep aanwezig zijn de emotie ook minder goed herkent kan worden door de ontvanger. Hierdoor kan de uiting van embarrassment als een andere emotie dan

embarrassment geïnterpreteerd worden. Dit zou dus tot misinterpretaties van de intenties van

de uiter kunnen leiden waardoor de interactie minder soepel kan verlopen.

Behalve het minder uiten van embarrassment bij leden van de outgroup, worden bepaalde emoties ook minder toegeschreven aan de leden van outgroup. Mensen schrijven het uiten van secundaire emoties meer toe aan leden van de ingroup dan aan leden van de

outgroup (Gaunt et al., 2002). Secundaire emoties zijn typisch menselijke emoties, in

tegenstelling tot primaire emoties, die primitiever en dierlijker zijn. Embarrassment valt ook onder de secundaire emoties. Mensen die meer secundaire emoties uiten worden dan ook als prosocialer waargenomen dan mensen die meer primaire emoties tonen (Vaes, Paladino, & Leyens, 2002). Cortes, Demoulin, Rodriguez, Rodriguez, en Leyens (2005) verklaren dit mede door de infra-humanisatie theorie; mensen schrijven een meer menselijke essentie toe aan zichzelf en aan hun ingroup dan aan leden van de outgroup. Outgroup leden werden als minder menselijk waargenomen en er werden dus ook minder menselijke (secundaire) emoties aan hen toegeschreven. Aangezien er minder secundaire emoties, waaronder

embarrassment, aan leden van de outgroup worden toegeschreven, wordt er waarschijnlijk bij

de interpretatie van de uiting van embarrassment door een outgroup lid niet geconcludeerd dat het embarrassment is aangezien er verondersteld wordt dat ze deze emotie niet vaak uiten. Hierdoor zou er bij de interpretatie eerder een andere emotie kunnen worden toegeschreven aan een lid van de outgroup. Elfenbein en Ambady (2002) lieten aan de hand van 87 studies zien dat emoties, waaronder embarrassment, beter werden herkend als zowel de zenders als de ontvangers leden van dezelfde groep waren. Herkenning van embarrassment is dus beter bij leden van de ingroup dan bij leden van de outgroup. Als men de juiste emotie niet kan

(8)

herkennen bij outgroup leden kan de emotie waarschijnlijk ook niet op de juiste manier geïnterpreteerd worden waardoor de functie van de emotie wegvalt.

Interpretatie

Dat emoties beter worden herkend als zowel de zender als de ontvanger leden van dezelfde groep zijn komt naar voren uit het onderzoek van Elfenbein en Ambady (2002). Echter, in dit onderzoek werd alleen gekeken naar de herkenning van embarrassment. Hieruit kan dus alleen geconcludeerd worden dat men de gezichtsexpressies van mensen herkent als de emotie embarrassment en dat deze herkenning met name beter gaat als de zender en ontvanger leden zijn van dezelfde groep. De meeste onderzoeken naar emotieherkenning gebruiken een opzet met multiple-choice antwoordmogelijkheden zijn. De deelnemers kiezen dan uit meerdere emoties kiezen welke ze het best vinden passen bij de getoonde emotie. Het is echter van belang om te kijken naar de interpretaties, aangezien het dan mogelijk is om te kijken of de ingroup ook werkelijk positiever wordt beoordeeld dan de outgroup en in welke mate bepaalde emoties aanwezig zijn bij een persoon. In de huidige studie wordt daarom gebruikt gemaakt van een schuifbalk waarbij er bij elke emotie een mate van de

aanwezigheid van een bepaalde emotie aangegeven kan worden. Hiermee wordt dus bekeken hoe de expressies van de zender worden geïnterpreteerd en welke emoties het sterkst

gedetecteerd wordtendoor de ontvanger. Dit biedt een realistischer beeld van menselijke interacties en emotie interpretatie in het dagelijks leven, aangezien men daar ook niet één emotie in iemands uitdrukking detecteert ,maar een algeheel beeld vormt over de

gemoedstoestand van de persoon. Kommattam et al. (manuscript in preparation) lieten namelijk al zien dat de uiting van embarrassment bij de outgroup vaak als negatieve

desinteresse geïnterpreteerd wordt in plaats van het prosociale embarrassment. Echter, dit is een zeer nieuwe en recente bevinding en het is in een samenleving met zoveel verschillende

(9)

groepen van belang om meer onderzoek naar dit fenomeen te doen. Het vormt namelijk een probleem als een prosociale emotie als embarrassment wordt geïnterpreteerd als desinteresse bij outgroup leden. Dit kan er namelijk toe leiden dat de intenties van outgroup leden

verkeerd worden opgevat. Als iemand bijvoorbeeld een sociale norm overtreedt, de relatie wil herstellen en daarom embarrassment uit, maar dit wordt geïnterpreteerd als desinteresse, dan zal de ontvanger de relatie met de uiter niet willen herstellen. Hierdoor kunnen relaties stuklopen en kunnen er negatieve gevoelens jegens de uiter ontstaan.

In het huidige onderzoek werd er daarom een conceptuele replicatie van het onderzoek van Kommattam et al. (manuscript in preparation) gedaan. Hierbij werd er gekeken of de uiting van embarrassment anders geïnterpreteerd werd bij leden van de ingroup dan bij leden van de outgroup. Zowel leden van de ingroup (mensen waarvan zijzelf of één van de ouders in Nederland geboren waren) als van de outgroup (mensen waarvan zijzelf of één van de ouders niet in Nederland geboren waren) kregen foto’s te zien van ingroup leden

(Nederlanders) en outgroup leden (Marokkanen en/of Turken) die verschillende emoties toonden. De deelnemers moesten vervolgens aangeven in hoeverre ze bepaalde emoties bij de foto’s vonden passen. Gebaseerd op voorgaand onderzoek werd verwacht dat de deelnemende

ingroup leden de embarrassment foto’s van andere ingroup leden als embarrassment zouden

interpreteren terwijl ze de embarrassment foto’s van outgroup leden als desinteresse zouden interpreteren.

Methode

Deelnemers

Tweehonderdtweeënvijftig mensen (130 vrouwen, 122 mannen) deden mee aan dit onderzoek. 119 deelnemers waren leden van de ingroup (deelnemers waarvan beide ouders en zijzelf in Nederland waren geboren) en 131 deelnemers waren leden van de outgroup

(10)

(deelnemers waarvan zijzelf of een van de ouders niet in Nederland geboren waren). De deelnemers werden bij verschillende openbare locaties geworven zoals winkelcentra, treinen, pleinen en cafés. De leeftijdscategorie van de deelnemers varieerden tussen de 18 en 85 jaar met een gemiddelde leeftijd van 32.01. Het onderzoek had een 2x2 between subjects design, bestaande uit groepslidmaatschap en sekse. De deelnemers werden random toegewezen aan een van de vier conditie. De condities bepaalden welke foto’s de deelnemers te zien kregen;

ingroup-vrouw foto conditie, de ingroup-man foto conditie, de outgroup-vrouw foto conditie

en de outgroup-man foto conditie. Het onderzoek heeft ethische toestemming gekregen van de Commissie Ethiek van de Universiteit van Amsterdam (2015-SP-4295).

Materialen

De interpretatie van embarrassment werd gemeten door middel van 24 still shots van de ADFES (Van der Schalk, Hawk, Fischer, & Doosje, 2011). De 24 still shots toonden zes emoties (minachting, embarrassment, trots, verbazing, angst en woede) op lage intensiteit. In elke conditie worden er zes foto’s getoond van of vrouwen van Nederlandse komaf, mannen van Nederlandse komaf, vrouwen van Turkse/Marokkaanse komaf of mannen van

Turkse/Marokkaanse komaf. Bij elke stimuli zijn er vier emotielabels en de deelnemers moeten aangeven in hoeverre ze de vier gegeven emoties van toepassing vinden op de foto. De mate waarin ze elk label van toepassing op de foto vinden moeten ze aangeven op een schaal die varieert van helemaal niet (0) tot heel veel (100). De gekozen emotielabels bij elke stimuli zijn gebaseerd op emoties die het meest plausibel zijn bij de emoties die geuit worden op de gegeven foto’s. Onder elke stimuli staat er een zin over de situatie waarin het model zich bevindt, dit is een neutrale context zin. Voorbeelden zijn “Deze persoon is bij een

drogist” en “Deze persoon is in een restaurant”. Zowel de volgorde van de emotielabels als de volgorde van de stimuli zijn gerandomiseerd.

(11)

De intergoepscontext werd saillant gemaakt door middel van een ordeningstaak. Hierbij moeten de deelnemer tien verschillende bevolkingsgroepen in Nederland op grootte ordenen. De groep waarvan ze denken dat die het grootst is komt op plaats 1 en de kleinste groep op plaats 10. De bevolkingsgroepen die geordend worden zijn: Antillianen, Belgen, Britten, Duitsers, Indonesiërs, Marokkanen, Polen, Turken, Surinamers en US Amerikanen.

Procedure

252 mensen werden door vier experimentatoren (2 ingroup leden, 2 outgroup leden) geworven op verschillende openbare plekken in Amsterdam. De deelnemers werden door de experimentator benaderd en gevraagd om mee te doen aan een onderzoek over emotie

perceptie. Er werd de deelnemers verteld dat het onderzoek ongeveer 5 minuten in beslag zou nemen. Als de deelnemer had toegestemd met participatie aan het onderzoek werd de

deelnemer een iPad overhandigd waarop het onderzoek stond. Nadat de deelnemers de

informed consent hadden gelezen en geaccepteerd werden ze random toegewezen aan een van

de vier condities. Vervolgens werden de deelnemers geïnstrueerd om eerst de ordeningstaak te maken en daaropvolgend de aangepaste versie van de ADFES. Nadat ze de testen hadden doorlopen werden er nog enkele sociaal demografische vragen gesteld. Die bestonden uit leeftijd, geslacht, afgeronde opleiding, huidige opleiding, geboorteland, geboorteland moeder en geboorteland vader. Ook kregen ze nog een vraag over de hoeveelheid dagelijks contact ze hadden met leden van de outgroup. Na afloop van het onderzoek werden de deelnemers bedankt en ontvingen ze een gelukspoppetje.

Resultaten

Van de 252 deelnemers bleken er acht onder de minimumleeftijd van 18 jaar te zitten. De gegevens van deze deelnemers zijn daarom niet meegenomen in de verdere

(12)

dataverwerking. Verder bleken twee deelnemers de test niet volledig ingevuld te hebben en werden hun gegeven ook niet meegenomen in de verdere dataverwerking. De gegevens van de overgebleven 242 deelnemers (122 vrouwen, 120 mannen) waarvan 117 leden van de

ingroup en 125 leden van de outgroup zijn gebruikt in de verdere analyses.

Om te kijken of de deelnemers in de vier condities niet teveel van elkaar verschilden werden er voorafgaand aan de hoofdanalyses drie standaardisaties uitgevoerd. Om te

controleren of de verdeling van mannen en vrouwen gelijk was verdeeld over beide condities werd er een Chi-kwadraattoets uitgevoerd. Er bleek dat er geen samenhang tussen conditie en sekse was oftewel dat de verhouding van mannen en vrouwen gelijk verdeeld was over de vier condities, X2 (3) = .410, p= .938, Cramers V=.041. Ook werd er een one-way ANOVA uitgevoerd om te controleren of de leeftijden van de deelnemers over de verschillende condities niet te veel van elkaar afweken. Uit de ANOVA met als onafhankelijke variabele conditie (ingroup vrouw, ingroup man, outgroup vrouw en outgroup man) en als afhankelijke variabele leeftijd werd er geen significant effect van conditie gevonden, F(3, 238) = .526, p= .665. De ingroup vrouw (M= 32.30, SD=17.54), ingroup man (M= 33.37, SD= 18.24),

outgroup vrouw (M= 29.83, SD=14.22) en de outgroup man (M= 32.46, SD=14.17) condities

verschilden niet significant van elkaar op leeftijd. De verdeling van leeftijd over de verschillende condities bleek daarmee niet te veel van elkaar af te wijken. Verder werd er gecontroleerd of de verhouding van ingroup en outgroup leden gelijk verdeeld was over de vier condities. Uit een Chi-kwadraat analyse bleek dat er geen samenhang tussen conditie en groepslidmaatschap was, X2 (3) = 2.12, p= .548, Cramers V=.094. Na de standaardisaties kon er geconcludeerd worden dat de deelnemers in de vier condities niet teveel van elkaar

verschilden op de factoren sekse, leeftijd en groepslidmaatschap.

Om een volledig beeld te krijgen van de verkregen resultaten werden er voor alle getoonde foto’s van de vier condities gekeken naar de gemiddelden en standaarddeviaties van

(13)

de hoogste en één na hoogste emotie labels die gescoord waren door alle deelnemers, zie Tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de hoogste en één na hoogst scorende emotielabels van alle foto’s in alle condities van alle deelnemers

1 Hoogst scorende label

2 Één na hoogste scorende label

Foto Label 11 Label 22

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup Vrouw (N=60)

Angst Verbazing 74.50 22.25 Angst 46.00 27.14

Boosheid Boosheid 78.78 20.35 Frustratie 76.87 15.92

Embarrassment Embarrassment 63.35 26.66 Desinteresse 52.51 28.31

Minachting Teleurstelling 70.68 20.41 Minachting 57.72 27.26

Trots Tevredenheid 75.65 19.96 Trots 72.75 18.20

Verbazing Verbazing 84.63 14.65 Angst 58.21 23.76

Ingroup man (N=62)

Angst Verbazing 73.18 24.77 Angst 63.16 28.58

Boosheid Frustratie 76.89 20.86 Boosheid 75.87 17.08

Embarrassment Desinteresse 55.32 31.78 Embarrassment 52.47 31.02

Minachting Teleurstelling 68.27 27.12 Minachting 39.69 28.65

Trots Blijdschap 74.16 21.83 Tevreden 72.94 21.01

Verbazing Verbazing 70.94 26.68 Angst 38.06 28.06

Outgroup vrouw (N=59)

Angst Verbazing 65.92 22.85 Boosheid 51.76 29.50

Boosheid Boosheid 83.66 15.34 Frustratie 78.90 16.89

Embarrassment Desinteresse 74.24 25.53 Embarrassment 44.47 25.85

Minachting Teleurstelling 71.31 24.12 Minachting 55.83 24.47

Trots Tevreden 75.90 20.30 Blijdschap 75.78 19.29

Verbazing Verbazing 74.46 24.74 Angst 42.25 26.09

Outgroup man (N=61)

Angst Angst 59.56 30.38 Verbazing 58.38 28.26

Boosheid Frustratie 67.54 20.12 Boosheid 58.72 24.4

Embarrassment Desinteresse 57.59 26.35 Embarrassment 51.48 24.65

Minachting Teleurstelling 58.21 27.18 Minachting 53.28 24.38

Trots Tevreden 61.07 22.28 Trots 58.62 21.28

(14)

Om te kunnen kijken of de ingroup de uiting van embarrassment als desinteresse interpreteert bij leden van de outgroup en als embarrassment bij leden van de ingroup, werd er bij de volgende analyses uitsluitend gebruikt gemaakt van de gemiddelden en

standaarddeviaties van de vier embarrassment foto’s in alle condities gescoord door de 117

ingroup deelnemers, zie Tabel 2.

Tabel 2

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de hoogste en één na hoogst scorende emotielabels van de embarrassment foto’s gescoord door de ingroup deelnemers

Inspectie van Tabel 2 laat zien dat embarrassment het hoogst scorende label en desinteresse het één na hoogst scorende label bij de embarrassment foto van de ingroup vrouw door alle ingroup deelnemers was. Uit een paarsgewijze t-toets bleek dat het verschil tussen het hoogste en het één na hoogst scorende label significant was, t(32) =-2.14, p=.04,

r=.35. Dit resultaat is in lijn met de verwachtingen dat ingroup deelnemers embarrassment

foto’s van de ingroup als het beoogde embarrassment zouden interpreteren. Bij de embarrassment foto van de ingroup man gescoord door alle ingroup

deelnemers bleek dat desinteresse het hoogst scorende label en embarrassment het één na hoogst scorende label was. Dit is niet in lijn met de verwachting dat ingroup deelnemers de foto’s van de eigen ingroup als embarrassment zouden interpreteren. Echter is het verschil tussen het hoogste en het één na hoogst scorende label niet significant , t(25) =.33, p=.75

3 Hoogst scorende label

4 Één na hoogste scorende label

Conditie Label 13 Label 24

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup vrouw (N=33) Embarrassment 60.15 28.24 Desinteresse 44.48 25.39

Ingroup man (N=26) Desinteresse 56.38 31.97 Embarrassment 53.58 32.27

Outgroup vrouw (N=28) Desinteresse 72.64 23.31 Embarrassment 44.29 24.94

(15)

bleek uit de paarsgewijze t-toets. Dit betekend dat het ook bij toeval kan zijn dat desinteresse en niet embarrassment het hoogst gerankte label was.

Tabel 2 laat ook zien dat desinteresse het hoogst scorende label en embarrassment het één na hoogst scorende label bij de embarrassment foto van de outgroup vrouw

geïnterpreteerd door alle ingroup deelnemers was. Uit een paarsgewijze t-toets bleek dat het verschil tussen het hoogste en het één na hoogst scorende label significant was, t(27) =4.34,

p=<.01, r=.64. Dit resultaat is in lijn met de verwachtingen dat ingroup deelnemers

embarrassment foto’s van de outgroup als het negatieve desinteresse zouden interpreteren in

plaats van als het boogde embarrassment.

Ook in lijn met de verwachtingen is dat desinteresse het hoogst scorende label en

embarrassment het één na hoogst scorende label bij de embarrassment foto van de outgroup

man door alle ingroup deelnemers was. Dit verschil tussen het hoogste en het één na hoogst scorende label was ook significant t(29) =4.94, p=<.01, r=.65 bleek uit de paarsgewijze t-toets. Hieruit kan er geconcludeerd worden dat deelnemers van de ingroup de uiting van

embarrassment bij de outgroup dus daadwerkelijk als desinteresse interpreteren en bij de

vrouwelijke ingroup foto’s als embarrassment.

In het onderzoeksdesign is sekse meegenomen als een between-subject variabelen daarom zal er ook nog specifiek gekeken worden naar hoe ingroup vrouwen de

embarrassment foto’s van vrouwen hebben geïnterpreteerd en hoe ingroup mannen de

embarrassment foto’s van mannen hebben geïnterpreteerd. Dit is gedaan door de gemiddelden

en standaarddeviaties van de hoogste en één na hoogste scorende labels op de

embarrassment foto’s te bekijken los gescoord door mannen en vrouwen, zie Tabel 3 en

(16)

Tabel 3

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de hoogste en één na hoogst scorende emotie labels van de vrouwelijke embarrassment foto’s gescoord door de vrouwelijke ingroup deelnemers

Inspectie van Tabel 3 laat zien dat bij de interpretatie van de embarrassment foto van de ingroup vrouwen door ingroup vrouwen dezelfde ranking van toepassing was als bij de interpretatie door alle ingroup deelnemers. Waarbij embarrassment het hoogst scorende label was en desinteresse het één na hoogst. Het verschil tussen de labels embarrassment en

desinteresse bleek significant t(15) =-2.31, p=.04, r=.51. Bij de beoordeling van de

embarrassment foto van de outgroup vrouwen door ingroup vrouwen bleek dat desinteresse

het hoogst gescoorde label was en embarrassment het één na hoogst scorende label, het verschil tussen deze labels was ook significant t(15) =3.09, p=.01, r=.62. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de hypothese, ook als er alleen naar vrouwen gekeken wordt, bevestigd is. Met andere woorden dat ingroup vrouwen embarrassment bij ingroup vrouwen als embarrassment interpreten en bij outgroup vrouwen als desinteresse.

Kijkend naar Tabel 4 blijkt dat bij de foto van de ingroup man het label desinteresse het hoogst gerankt is en het label embarrassment als één na hoogst. Dit is dus niet in lijn met de verwachting dat ingroup mannen de uiting van embarrassment door ingroup mannen als

embarrassment zouden interpreteren. Echter is het verschil tussen het hoogste en het één na

hoogst label niet significant , t(11) =.18, p=.86. Dit betekend dat het ook bij toeval kan zijn dat desinteresse en niet embarrassment het hoogst gerankte label was. Wat betreft de

5

Hoogst scorende label

6

Één na hoogste scorende label

Foto Label 15 Label 26

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup vrouw (N=16) Embarrassment 63.13 26.44 Desinteresse 43.75 26.39

(17)

interpretatie van de embarrassment foto van de outgroup man door de mannelijke ingroup deelnemers is desinteresse het hoogste label en embarrassment het één na hoogst. Het verschil tussen de twee hoogst gerankte labels bleek ook hier significant t(17) =4.58, p=<.01, r=.74. Deze resultaten zijn in lijn met de verwachtingen dat ingroup mannen de uiting van

embarrassment bij outgroup mannen als desinteresse interpreteren.

Tabel 4

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de hoogste en één na hoogst scorende emotie labels van de mannelijke embarrassment foto’s gescoord door de mannelijke ingroup deelnemers

Tot slot zijn er ANOVA’s uitgevoerd om te kijken of de variabelen sekse, intergroepscontact en opleidingsniveau invloed hebben gehad op de score van het

embarrassment label bij de vier embarrassment foto’s. Uit de analyse bleek dat kijkend naar

alle ingroup deelnemers dat er geen effect van sekse F(1,77) = .72, p=.40, intergroepscontact,

F(6,77) = 1.03, p=.41 of afgeronde opleiding, F(3,77) = .41, p=.75 op de scores van de

emotielabels was. Ook bleek er geen significant interactie effect tussen deze drie factoren te zijn, F(3, 77) = 1.20, p=.31. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de gevonden verschillen is de gemiddelden scores op de embarrassment foto’s in de verschillende condities kan worden toegeschreven aan het groepslidmaatschap van de uiter op de foto’s.

7 Hoogst scorende label

8 Één na hoogste scorende label

Foto Label 17 Label 28

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup man (N=12) Desinteresse 55,42 34.68 Embarrassment 53,33 33.68

(18)

Discussie

In deze studie werd gekeken naar de interpretatie van embarrassment bij leden van de

ingroup en bij leden van de outgroup. Er werd met name gekeken of de uiting van

embarrassment negatiever werd geïnterpreteerd bij leden van de outgroup dan bij leden van

de ingroup. Er werd een effect gevonden bij de embarrassment uitingen door vrouwen. Zo bleek er dat ingroup deelnemers de uiting van embarrassment door ingroup vrouwen als

embarrassment interpreteerden en deze als desinteresse interpreteerden bij outgroup vrouwen.

Dit was ook in lijn met het eerdere onderzoek van Kommattam et al. (manuscript in preparation). Wel bleek dat dit effect niet aanwezig was bij de interpretatie van de

embarrassment uitingen door mannen. De ingroup deelnemers interpreteerden namelijk zowel

de uiting van embarrassment door ingroup mannen als door outgroup mannen als desinteresse. Echter, het bleek wel dat de verschillen tussen de gemiddelden op de

embarrassment en desinteresse labels bij de foto’s van de ingroup mannen niet significant

waren, waardoor het ook bij toeval kan zijn dat desinteresse het hoogst scorende label was in plaats van embarrassment.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een steekproef bestaande uit zowel ingroup en outgroup leden. Echter, de outgroup steekproef was heterogeen aangezien deze bestond uit deelnemers met 35 verschillende nationaliteiten. Ook waren de modellen op de getoonde

outgroup foto’s van Marokkaanse of Turkse afkomst, terwijl om een uitspraak te kunnen doen

over hoe de outgroup steekproef de outgroup foto’s beoordeeld is het van belang om te zorgen dat de deelnemers ook van Marokkaanse of Turkse komaf zijn. Dit is van belang, aangezien er zo gekeken zou kunnen worden of Marokkaanse en Turkse deelnemers de

emotie in de foto’s van Marokkaanse en Turkse modellen ook als desinteresse interpreteren of juist als embarrassment. Als zij namelijk de outgroup foto’s van embarrassment ook als desinteresse interpreteren, dan valt het gevonden effect, met betrekking tot het interpreteren

(19)

van embarrassment weg. Ook kan men kijken hoe de Marokkaanse en Turkse deelnemers de foto’s van de Nederlandse modellen interpreten aangezien er zo gekeken kan worden of het effect puur berust op vooroordelen van Nederlanders dat Marokkanen en Turken

gedesinteresseerd zijn of dat het gevonden resultaat berust op het feit dat men emoties bij de eigen groep beter kan interpreteren. Het is daarom van belang dat er in een volgend onderzoek gebruik gemaakt wordt van een homogene outgroup steekproef om zo een gegrondere

conclusie te kunnen trekken.

Een van de doelen van dit onderzoek was om naar de interpretatie van embarrassment te kijken in plaats van naar de herkenning van embarrassment (Elfenbein & Ambady, 2002). Echter, de scheidslijn tussen herkenning en interpretatie is zeer dun en is het moeilijk te concluderen of er werkelijk interpretatie is gemeten. Werkelijke interpretatie zou meer berusten op het vragen naar wat mensen in een foto zien. In het huidige onderzoek is wel gebruik gemaakt van een schuifbalk maar stonden de vier emotielabels al vast. Er is wel te stellen dat dit onderzoek meer naar interpretatie neigt dan de herkenningsonderzoeken met multiple-choice antwoordmogelijkheden. Echter is er nog veel vervolgonderzoek nodig om de realiteit na te bootsen en zo in een onderzoeksdesign hetzelfde effect te krijgen als emotie interpretatie in het dagelijks leven. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat de conclusies uit dit onderzoek getrokken worden niet volledig zijn, aangezien er geen interpretatie van emoties gemeten wordt.

Aangezien er in dit onderzoek gebruik is gemaakt van still shots van de ADFES is het mogelijk dat de stimuli minder accuraat zijn dan de originele, bewegende beelden. Zo lieten Wehrle, Kaiser, Schmidt, en Scherer (2000) zien dat dynamische bewegende beelden van gezichtsexpressies beter herkend worden dan still shots. Dit zou kunnen betekenen dat de stimuli in het huidige onderzoek moeilijker te herkennen waren dan bewegende beelden, waardoor er een grotere kans op misinterpretaties was. Zo bleek ook dat bij de andere

(20)

emotiefoto’s dan embarrassment niet altijd de juiste emotie werd herkend. Om een

levendigere weergave van de geuite emoties aan te kunnen bieden is het van belang om in het vervolg de originele bewegende stimuli van de ADFES ook in het onderzoek te gebruiken.

Voorlopig kan geconcludeerd worden dat de uiting van embarrassment negatiever geïnterpreteerd wordt bij vrouwelijke leden van de outgroup dan bij vrouwelijke leden van de

ingroup. Oftewel dat de uiting van embarrassment bij vrouwelijke outgroup leden als het

negatieve desinteresse geïnterpreteerd werd, in plaats van als het prosociale embarrassment. Dit betekent dat de op intragroepsniveau gevonden prosociale functie van embarrassment (Feinberg et al., 2012) bij vrouwen weg kan vallen op intergroepsniveau. Hierdoor kunnen vrouwen in de maatschappij verkeerd begrepen worden waardoor er vijandigheid jegens vrouwen van andere groepen kan ontstaan. Als een outgroup vrouw een norm heeft

geschonden en ze wil de relatie herstellen, dan uit ze bijvoorbeeld embarrassment. Echter, als dit vervolgens wordt geïnterpreteerd als desinteresse, dan zal de ontvanger de relatie niet willen herstellen. Hierdoor kan deze relatie stuklopen en kan de ontvanger denken dat het schenden van een norm de uiter niet zoveel doet, waardoor de ontvanger ook geen energie meer wil steken in de relatie met de uiter. Het is belangrijk om mensen hier bewust van te maken, aangezien mensen dagelijks in contact staan met mensen van andere groepen en er zo bepaalde vooroordelen en stigma’s over bepaalde groepen kunnen ontstaan. Mensen moeten daarom proberen om nauwkeuriger te zijn wat betreft het interpreteren van elkaars

emoties,om zo wrijving en conflicten tegen te gaan.

Referenties

(21)

Cortes, B. P., Demoulin, S., Rodriguez, R. T., Rodriguez, A. P., & Leyens, J. P. (2005). Infrahumanization or familiarity? Attribution of uniquely human emotions to the self, the ingroup, and the outgroup. Personality and Social Psychology Bulletin, 31, 243-253.

Dijk, C., de Jong, P. J., & Peters, M. L. (2009). The remedial value of blushing in the context of transgressions and mishaps. Emotion, 9, 287-291.

Edelmann, R. J. (1981). Embarrassment: The state of research. Current Psychological

Reviews, 1, 125-137.

Elfenbein, H. A., & Ambady, N. (2002). On the universality and cultural specificity of emotion recognition: a meta-analysis. Psychological bulletin, 128, 203-235. Eller, A., Koschate, M., & Gilson, K. M. (2011). Embarrassment: The ingroup–outgroup

audience effect in faux pas situations. European Journal of Social Psychology, 41, 489-500.

Feinberg, M., Willer, R., & Keltner, D. (2012). Flustered and faithful: embarrassment as a signal of prosociality. Journal of personality and social psychology, 102, 81-97. Gaunt, R., Leyens, J. P., & Demoulin, S. (2002). Intergroup relations and the attribution of

emotions: Control over memory for secondary emotions associated with the ingroup and outgroup. Journal of Experimental Social Psychology, 38, 508-514.

Goffman, E. (1956). Embarrassment and social organization. American Journal of Sociology,

62, 264-271.

Halevy, N., Weisel, O., & Bornstein, G. (2012). “In‐ Group Love” and “Out‐ Group Hate” in Repeated Interaction Between Groups. Journal of Behavioral Decision Making, 25, 188-195.

Hareli, S., & Hess, U. (2012). The social signal value of emotions. Cognition & Emotion, 26, 385-389.

(22)

Hewstone, M., Rubin, M., & Willis, H. (2002). Intergroup bias. Annual review of psychology,

53, 575-604.

Higuchi, M., & Fukada, H. (2008). Comparison of four factors related to embarrassment in nontypical situations. Psychological reports, 102, 328-334.

Keltner, D., & Anderson, C. (2000). Saving Face for Darwin: The Functions and Uses of Embarrassment. Current Directions in Psychological Science, 9, 187-192.

Kommattam, P., Jonas, K. J., & Fischer. We are embarrassed, they don’t care. Interpretations of embarrassment displays in in- and out-group members. Manuscript in preparation. Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. The social

psychology of intergroup relations, 33, 74-88.

Tracy, J. L., & Robins, R. W. (2008). The automaticity of emotion recognition. Emotion, 8, 81-95.

Turner, J. C., Hogg, M. A., Oakes, P. J., Reicher, S. D., & Wetherell, M. S. (1987).

Rediscovering the social group: A self‐ categorization theory. Oxford: Basil

Blackwell.

Vaes, J., Paladino, M. P., & Leyens, J. P. (2002). The lost e‐ mail: Prosocial reactions induced by uniquely human emotions. British journal of social psychology, 41, 521-534. Van Der Schalk, J., Hawk, S. T., Fischer, A. H., & Doosje, B. (2011). Moving faces, looking

places: Validation of the Amsterdam Dynamic Facial Expression Set (ADFES).

Emotion, 11, 907-920.

Wehrle, T., Kaiser, S., Schmidt, S., & Scherer, K. R. (2000). Studying the dynamics of emotional expression using synthesized facial muscle movements. Journal of

personality and social psychology, 78, 105-119.

Weisfeld, G. E., & Weisfeld, M. B. (2014). Does a humorous element characterize embarrassment?. HUMOR, 27, 65-85.

(23)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

maar hoe langer hoe meer ook bij hen die toch wel degelijk oprecht in Hem geloven, zelfs in orthodox-gereformeerde zin (C. Ook zij klagen over gemis aan Godsbeleving. Welnu, dit is

U moet van mij aannemen dat, vóórdat ik Holland op zijn smalst nog eens ging herle- zen met het oog op vandaag, met het oog op Holland op zijn hoogst, ik mijzelf had bezwo- ren het

More importantly, outgroup helping in response to a negative metastereotype was predicted by participants’ concern for the image of the group (Studies 2 and 3), or the degree to

Summarizing, due to the influence of social evaluation and the fear for a threatened social identity, it is expected that consumers feel less socially judged by a machine-like

Hypothesis 2: A notable purchase situation for a product results in higher perceived salience than a less notable purchase situation...

With this in mind, the research completed by Folkman and Lazarus (1988a), specifies eight coping strategies, through their constructed ways of coping questionnaire

Based on the main idea of the basket balance hypothesis that additional products are able to counterbalance the perceived threat to the public identity coming from the

I am not quite sure of the question because you would have to say, 'Sufficiënt explanation of what?' I think when you want to satisfy yourself, when you want to understand why a