s &_o s 2ooo
De overheid
moet haar gezag
verdi en en
taken door verzelfstan-digde en (semi) particu-liere organisaties.
In maart van dit jaar sprak Klaas de Vries, minister van Binnenlandse Zaken,
zich in een de bat in De Balie RIA JAARSMA & Peper geeft hiermee een goede aanzet. Helaas geeft hij niet aan wat dan de nor-uit voor een normatieve,
richtinggevende rol van de overheid. Daarmee sloot
MARIJKE LINTHORST
men en waarden 'achter de hij aan bij het
semi-open-bare essay dat zijn voorgan-ger, Bram Peper, in de zomer van 1999 schreef.
*
Peper pleitte in dit essay voor 'gezaghebbend rich-ting geven' als kerntaak van de politiek. Met deze kwa-lificatie zijn wij het hart-grondig eens. Tegelijkertijd erkennen wij' met de beideZowel de huidise als de voormalise minister van
Binnenlandse Zaken zijn van menins dat de overheid weer gezashebbend richtins moet saan
seven'. De auteurs zijn bet bier van harte mee
eens, maar betosen wei dat bet sezas van de overheid op dit moment seenszins vanze!Jsprekend
is. Ze lessen de vinser op de zere plekken en jormuleren een aantal voorwaarden waaraan de overheid zou moeten voldoen om iiberhaupt weer
sezashebbend te kunnen opereren.
politiek' zijn die de over-heid zichtbaar moet maken, uitdragen en naleven. Daar-door blijven de Daar-door Peper aangedragen oplossingen (staatsrechtelijke vernieu-wingen en een andere werkwijze van de regering) te veel hangen op het niveau van bestuurlijke vernieu-wingen. Deze vormen ech-bewindslieden, dat de overheid deze taak op dit
moment niet waar maakt. De vraag is dus wat er voor nodig is om deze taak naar behoren uit te oefenen.
Peper stelt in zijn essay dat voor gezaghebbend richting geven essentieel is dat de burgers de waar-den en normen 'achter de politiek' (h)erkennen, er duidelijkheid bestaat met betrekking tot de rol die de overheid behoort te spelen, de burgers zich ver-bonden voelen met de overheid en de overheid haar overeengekomen rol ook effectief kan vervullen. Om aan deze eisen te voldoen noemt Peper vier voorwaarden: 1. De overheid moet de waarden en normen achter de politiek zichtbaar maken, uitdra-gen en naleven; 2. De overheid moet duidelijk aan-geven wat wei en niet tot het publieke domein en de verantwoordelijkheid van de overheid gerekend mag worden; 3. Er moet een betere binding komen tussen vertegenwoordiging/bestuur en electo-raat/achterban door het op de rails zetten van staat-kundige vernieuwingsvoorstellen; 4· De werkwijze van de regering moet verbeterd worden. Peper denkt dan aan een kernkabinet met meer onder-ministers, een flexibeler ambtelijke dienst en
demo-ter een sluitstuk: zij geven vorm aan nieuwe bestuur-lijke verhoudingen. Dat kan pas als er zicht is op die nieuwe verhoudingen. Zover is het nog niet.
Gezag is niet het resultaat van bestuurlijke ver-nieuwingen, gezag moet je verdienen. En als gezag-hebbend richting geven ook betekent dat de burgers · het beleid aanvaarden (in de zin dat zij het eens zijn met de concrete vertaling van normen en waarden in beleid) dan is er meer nodig dan de door Peper ge-noemde voorwaarden. Naar ons oordeel gaat het dan om vier, deels andere, voorwaarden:
1 • De overheid moet een beleid voeren dat door burgers herkend en erkend wordt. Dit betekent dat het door De Vries en Peper bepleite uitdragen van normen en waarden concreet moet worden inge-vuld.
2. De overheid moet deze normen en waarden consistent toepassen op aile burgers.
3. De overheid moet de grenzen tussen particu-liere en overheidsverantwoordelijkheden duidelijk aangeven.
4· De overheid moet betrouwbaar zijn in de verantwoordelijkheid die zij op zich genom en heeft. cratische controle op de uitvoering van overheids- Op elk van deze terreinen mankeert het nodige.
1
k e
s &_o
s
2ooo(H)erkenbaar beleid
Met een zekere regelmaat ontvlammen er discussies over normen en waarden en het recht dan wei de plicht van burgers om in te grijpen als dingen mis dreigen te gaan. Bijvoorbeeld na de dood van Mein-dert Tjoelker, slachtoffer van wat inmiddels 'zinloos geweld' is gaan heten; of na de dood van Chane!
Naomi, slachtoffer van een recidiverende
zedende-linquent; of na de uitspraken van commissaris Van Zunderd, die pleitte voor het weer in ere herstellen
van de oorvijg, omdat de politie niet in haar eentje verantwoordelijk kan zijn voor een ordelijk verloop van het openbare Ieven.
Het is jammer dat deze discussies gevoerd
wor-den binnen de context van de incidenten naar aanlei-ding waarvan ze zijn opgekomen (hoe verhoudt de privacy van de zedendelinquent zich ten opzichte van de bescherming van kinderen?). Daarmee
blij-ven het ad-hoc discussies waarvoor per incident
op-lossingen worden gezocht, terwijl het diepere
onge-noegen, waarvan deze discussies de exponent
vor-men, onder de oppervlakte blijft.
Het is verleidelijk om, in een samenleving die
steeds harder en onverschilliger lijkt te worden,
terug te verlangen naar de saamhorigheid van de
jaren vijftig. Toen veiligheid vee! meer gewaarborgd
leek dan nu en mensen zich nog echt om elkaar be-kommerden. Maar hoe verleidelijk ook, we kunnen niet terug naar de jaren vijftig. Het is zelfs de vraag of we dat, als het zou kunnen, zouden moeten willen. De onderlinge betrokkenheid had ook een aantal
ne-gatieve keerzijden: de grate sociale controle mani-festeerde zich vaak als bemoeizucht, de sociale mo-biliteit was gering en 'het gezag' was onaantastbaar.
Of dat nu terecht of niet terecht was.
Wat dat betreft hebben de zestiger jaren een
ver-ademing betekend. Het niet meer voetstoots aanne-men van het gezag gaf ruimte voor eigen initiatief. Mensen, jongeren voorop, eisten het recht op om
zelf over de invulling van hun Ieven te beslissen, zichzelf een oordeel aan te meten over wat goed of
fout was. Afwijkend gedrag werd welwillender
te-gemoet getreden, het zelfbewustzijn van mensen groeide en de sociale mobiliteit nam enorm toe. Wie voor een dubbeltje geboren was kon niet aileen
een kwartje, maar zelfs een gulden worden. Mensen
werden meer op basis van hun capaciteiten en
argumenten beoordeeld dan op hun maatschappe-lijke positie. Het zijn verworvenheden die
gekoes-terd moeten worden.
Aan deze ontwikkeling kleven echter ook nega-tieve aspecten. De grotere persoonlijke autonomie heeft ertoe geleid dat steeds meer
verantwoorde-lijkheden werden afgeschoven op de overheid. Ie-mand die in een plantsoen papiertjes opruimde, of
die een kind dat zich op straat misdroeg tot de orde
riep, was hopeloos ouderwets: dat kon men beter
aan het bevoegd gezag overlaten. Daarmee zijn we
de bemoeienis verleerd. Het voelt niet comfortabel
aan als je je met andermans zaken bemoeit, we weten ook niet meer waar de grenzen liggen (waar eindigt betrokkenheid en begint de betutteling) en we zijn bang voor de reactie (v66r je het weet heb je je een hoop ellende op de hals gehaald). Niet aileen de burgers zijn de bemoeienis verleerd, ook de
over-heid heeft zich achter de frontlinies teruggetrokken.
Een paar voorbeelden.
De vrijheid van burgers om hun kinderen naar
eigen inzicht op te voeden is enorm toegenomen.
Het is bijna onvoorstelbaar dat nog in de jaren vijftig 'asociale' gezinnen in speciale wijken werden (her)opgevoed. Maar het is de vraag ofhet recht op
privacy van het gezin ook betekent dat er helemaal geen eisen meer mogen worden gesteld. Een
gynae-coloog die een verslaafde moeder bijstaat bij de
be-valling mag de geboorte niet melden bij hulpverle-ningsinstanties. De Raad voor de Kinderbescher-ming mag zonder melding geen onderzoek doen naar eventuele misstanden. Oat kan leiden tot
bi-zarre situaties. Een voorbeeld uit de praktijk. Bij de Raad is een OTS (onder toezicht stelling) voor een
baby aangevraagd omdat de moeder het kind ver-waarloost. In het gezin is ook nog een twaalfjarig
kind. De Raad mag echter niet naar het welzijn van
dat kind informeren, omdat er voor dat kind geen
melding is.
Het is terecht dat gezagsdragers niet meer al-machtig zijn. Maar zij moeten wei een positie heb-ben waarin zij nog enig gezag kunnen uitoefenen. Controleurs, varierend van tram- en treinconduc-teurs tot de politie zelf, zijn door ons ingehuurd om
een als belangrijk gedefmieerde klus te klaren. Bij
*
Bram Peper, 'Op zoek naar samenhang en richting. Een essay over de veranderende verhoudingen tussen overheid en samenleving', s&_o 1999,s &..o
s
2oooproblemen worden zij echter nauwelijks gedekt. Bij rellen met Molukse jongeren werd de politie als schuldige aangewezen, omdat de M E zichtbaar stond opgesteld. De treinconductrice die een handtaste-lijke passagier een klap met haar portofoon gaf, werd veroordeeld wegens mishandeling.
Voor het rechtsgevoel van de gemiddelde burger is hier iets mis. Het recht op privacy voor het gezin
zin om (zoals commissaris Van Zunderd deed) van burgers een grotere betrokkenheid bij het open bare Ieven te vragen.
Een consistent beleid
Peper vindt dat de politiek, het kabinet voorop, de waarden en normen achter de politiek - zeg maar: de moraal van de overheid- zichtbaar moet maken. mag nooit zo ver gaan dat
de rechten van het kind met voeten worden getreden. Een beleid dat gericht is op de-escalatie mag nooit zo ver gaan dat niemand meer op durft te treden. Als de overheid het in dit opzicht laat afweten is het niet ver-wonderlijk dat grote groe-pen burgers zich, in navol-ging van diezelfde over-heid, niet meer ( durven) te bemoeien met
onaccepta-De overheid behoort in die
zoektocht
Oat kan inderdaad een bij-drage leveren aan 'gezag-hebbend richting geven'. Maar om dat laatste werke-lijk te realiseren moet het overheidsbeleid niet aileen (h)erkenbaar zijn, maar ook consistent. De waar-den en normen achter het beleid zullen voor aile bur-gers gelijkelijk opgeld moeten doen, rekening houdend met de
pluri-forme werkelijkheid
een
toonaanaevende rol te
spelen en
ondubbelzinnia aan te aeven
waar
de
individuele
vrijheid
ophoudt en het
aemeenschapsbelana
voorrana
heift.
Een overheid die
zich
in dit opzicht
cifzijdiB houdt kiest in jeite
voor
het
recht van de
sterkste
en
verliest
daarmee haar morele aezaa.
bel gedrag: op straat, op school en in het openbaarvervoer. En als iedereen de deur letterlijk achter zich dicht trekt, dreigt de verloedering. Dat is waar Van Zunderd op doelde.
Rechten zijn nooit onbegrensd. Dat geldt voor de rechten van het gezag en voor de rechten van het in-dividu. De essentie van de rechtsstaat ligt in het re-aliseren van evenwicht tussen deze rechten. Oat evenwicht is voortdurend aan verandering onderhe-vig, maar het zal telkens opnieuw gezocht en beves-tigd moeten worden. Het feit dat we niet terug kun-nen (en willen) naar de jaren vijftig neemt niet weg dater behoefte is aan een nieuw evenwicht tussen in-dividuele vrijheid en gemeenschappelijke inzet.
De overheid behoort in die zoektocht een toon-aangevende rol te spelen en ondubbelzinnig aan te geven waar de individuele vrijheid ophoudt en het gemeenschapsbelang voorrang heeft. Een overheid die zich in dit opzicht afzijdig houdt kiest in feite voor het recht van de sterkste en verliest daarmee haar morele gezag. Grenzen stellen is een eerste ver-eiste, maar het is niet genoeg. Grenzen moeten ook bewaakt worden door effectieve handhaving. Als de overheid dat niet doet, heeft ze geen been om op te staan als burgers het recht in eigen hand (willen) nemen. Pas als de gemeenschappelijke inzet gedefi-nieerd is en mensen er ook zeker van kunnen zijn dat de overheid haar handhavingstaak nakomt, heeft het
waarin burgers Ieven. De huidige praktijk wekt de indruk dat er sprake is van een dubbele moraal. Een voor de burger die voldoet aan de dominante norm - werkend, zelfredzaam, verantwoordelijk en man-dig - en een voor mensen die niet voldoen aan dit clichebeeld, omdat ze oud, ziek of gehandicapt zijn, of omdat ze geen werk hebben. Opnieuw een paar voorbeelden.
Wie zich bij een uitkeringsinstantie vervoegt, wordt op het arbeidsbureau langs een 'maatlat' ge-legd, de 'Kansmeter'. Via de Kansmeter wordt be-paald wat de afstand van de uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt is: van fase 1 voor mensen die nog het meest lijken op de 'mainstream' en die het zelf maar moeten zien te rooien, via fase 2 en 3 naar de meest hopeloze gevallen in fase 4· Op zichzelf is daar niets mis mee. Om mensen effectief (terug) te kunnen begeleiden naar betaald werk is het nuttig om te weten welke kennis en vaardigheden aanwezig zijn en op welke pun ten eventueel bijscholing nodig is. Probleem is echter dat de uitkeringsgerechtigde zelf in dit proces geen enkele rol speelt. 'Men' oor-deelt over je, 'men' bepaalt water met je gebeurt of niet. Tegen het oordeel is ook geen bezwaar of be-roep mogelijk. Dat komt neer op het tegendeel van wat van de modale burger gevraagd wordt: zelfred-zaarnheid en mondigheid. En dat is op zijn minst cu-rieus, want wat vragen werkgevers: mensen die zelf-redzaam en mondig zijn!
s &._o s 2ooo
Ook zieken en gehandicapten is het niet gegeven vee! mondigheid tentoon te spreiden. In het kader
van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (wvG)
bepaalt de gemeente welke rolstoel wordt
be-schouwd als 'goedkoopste adequate voorziening'. Een andere komt niet in aanmerking, zelfs niet als betrokkene bereid is bij te betalen uit eigen midde-len.
Uit deze voorbeelden blijkt dat voor wie is aan-gewezen op publieke voorzieningen met andere
maten wordt gemeten dan voor
'mainstream-bur-gers'. En dat terwijl 'gelijke behandeling' een zo prominent beginsel in onze rechtsstaat heet te zijn.
Publieke en particuliere verantwoordelijkheid Gezaghebbend richtinggeven impliceert niet aileen dat de overheid grenzen stelt aan de individuele vrij-heid ten gunste van het gemeenschapsbelang, maar ook dat de overheid helder aangeeft waar de grenzen liggen tussen private en overheidsverantwoordelijk-heden.
In de afgelopen jaren is de verhouding tussen overheid(sverantwoordelijkheid) en (de verant-woordelijkheid van de) burgers sterk gewijzigd. Burgers zijn zelfbewuster en mondiger geworden. Zij kunnen niet aileen zelf wei bepalen hoe zij hun Ieven will en invullen en wat zij daarvoor nodig heb-ben, zij weten dat ook uitstekend te verwoorden. Die toegenomen mondigheid geldt niet aileen voor de burgers, maar ook voor het bedrijfsleven. Bedrij-ven zijn zich sterk bewust van het feit dat zij de 'motor van de econornie' vormen en hun activitei-ten relatief gemakkelijk naar elders kunnen ver-plaatsen. In die situatie heeft de overheid zich steeds meer teruggetrokken op een faciliterende positie.
Mensen kopen zelf een huis of voorzien in een oudedagsvoorziening, de overheid faciliteert met belastingaftrek. Bedrijven vestigen zich of breiden uit, de overheid faciliteert met de aanleg van infrast-ructuur. Op zichzelf is daar niets mis mee: als de wensen van burgers en bedrijven passen binnen het voorgenomen overheidsbeleid (bevordering van het eigen woningbezit, uitbreiding van werkgelegen-heid), is facilitering een handzame manier om het gewenste overheidsbeleid vorm te geven. Het komt de efficiency van het overheidsbeleid ten goede als de overheid gebruik kan maken van de dynamiek van de markt, inclusief de transacties van individuele burgers.
Maar dan moet de overheid de marges aangeven waarbinnen burgers en bedrijven vrijelijk hun eigen
belang kunnen nastreven.
In
de huidige samenleving lijkt het er soms op dat de overheid niet aileen de marges niet aangeeft, maar zelfs het zicht op die marges is kwijtgeraakt. Vier voorbeelden.Sociale zekerheid
De discussie over de uitvoering van de sociale zeker-heid heeft zich jaren voortgesleept. Doelstelling van zowel de Organisatiewet Sociale Verzekeringen 1995' (osv95') als de osv97 was dat
uitkeringsge-rechtigde ww-ers en (gedeeltelijk)
arbeidsonge-schikten sneller en efficienter weer aan een baan ge-holpen zouden worden en de uitvoeringskosten zou
-den dalen. Privatisering van de uitvoeringsinstellin-gen, die onderling zouden mogen concurreren, zou dat moeten bewerkstelligen. (In het zicht van dit verlokkelijk perspectief verhoogde de directie van het GAK de salarissen maar vast tot marktconforme hoogten, een miljoen of wat).
Om de gewenste grotere efficiency te
bewerk-stelligen verbonden de uitvoeringsinstellingen zich met verzekeraars en fmanciele dienstverleners. Er ontstonden uitvoeringsinstellingen (uvi's) die zich zowel met publieke als met private activiteiten bezig hi elden). Uiteraard mochten de financiele rniddelen voor deze activiteiten niet vermengd worden. Er ontstonden dus instellingen die, onder een holding-paraplu, beschikten over twee poten: een A-poot voor de publieke taken (de uitvoering van dew w en WAO) en een B-pootdie zich met private activiteiten (bijvoorbeeld de wAo-gatverzekeringen) bezighiel-den.
Het effect op de arbeidsparticipatie van ww-ers en arbeidsongeschikten was niet wat ervan verwacht werd: het aantal WAO-ers bleef stijgen. Ook van la-gere uitvoeringskosten is tot nu toe geen sprake. Uit de Augustusrapportage 1997 van het College toe-zicht sociale verzekeringen (Ctsv) bleek dat het in-zicht in de kosten van de uitvoering ontbrak. En in
Vrij Nederland van 29 januari 2ooo bevestigt de voor-zitter van het Lisv (Landelijk instituut sociale ver-zekeringen), Flip Buurmeijer, dat het tot op de dag van vandaag niet duidelijk is wat de uitvoering van de sociale verzekeringen nu precies kost. Hoe kun je dan als overheid verlaging van die kosten als doel-stelling hanteren?
De hele opera tie had inmiddels wei geleid tot een neveneffect: de A-en B-poten raakten zo verstren-geld, dat niemand meer kon nagaan water nu met de publieke rniddelen werd gedaan en of die misschien niet (mede) de private activiteiten subsidieerden. En
244
S &..o s 2ooo
zo kan het gebeuren dat, waar het G A K vele miljoe-nen vermogen heeft opgebouwd, de staatssecretis van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer moet meedelen daar geen enkele claim op te
kunnen doen, omdat het GAK beweert dit met de
private activiteiten te hebben verworven. Een stel-ling die, gegeven het gebrek aan harde gegevens, niet kan worden bestreden.
Onderwijs
In het onderwijs is een ingrijpend herstructure-ringsproces aan de gang. De autonomie van de in-stellingen is vergroot (en zal als het aan Paars II ligt
nog verder worden vergroot). De overheid stuurt
meer en meer 'op afstand'. De Wet Educatie Be-roepsonderwijs heeft bijvoorbeeld de instellingen voor rniddelbaar beroepsonderwijs (Roc's) geheel op eigen benen gezet. Zij kunnen bepalen welke op-leidingen ze wei of niet aanbieden. Een van de laatste 'grote' herstructureringen betreft het mavo/vbo. Het nieuwe vmbo-onderwijs heeft onder meer de opdracht aile leerlingen op de een of andere wijze zo te bemstrumenteren, dat ze zelfstandig kunnen functioneren in onze samenleving. Ook de leerlin-gen die er niet in slaleerlin-gen de beroepsgerichte leerweg
af te ronden met een diploma, kunnen doorstromen
naar een ROc voor een assistentenopleiding om zo een primaire startkwalificatie te halen.
Sinds hun verzelfstandiging zijn R o c 's echter vrij in de keuze welke assistentenopleidingen ze willen aanbieden. Er is dus geen garantie meer, dat een uit-stromende vbo-er die op dit onderwijs is aangewe-zen, ook inderdaad kan instromen in zo'n opleiding. Het versnipperde en soms minimale aanbod in dit opzicht is een rechtstreeks gevolg van de marktver-houdingen binnen deze onderwijssector. Assisten-tenopleidingen werken niet bepaald statusver-hogend. Ze trekken zwakkere leerlingen, terwijl de
instellingen zich juist marktconform willen profile- .
ren als 'top-instituut'. Zwakkere leerlingen die het vmbo met een onvolledig diploma verlaten, kunnen niet instromen in assistentenopledingen als een ROc verkiest deze niet aan te bieden.
Schiphol
In I 99.) werd de Planologische Kernbeslissing
(PKB) Schiphol en omgeving aanvaard. Gedachte
achter de PKB was dater binnen Europa uiteindelijk
ruimte zou zijn voor een beperkt aantal 'mainports'. Het kabinet wilde dat Schiphol zich tot een van deze mainports zou kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd
vond het kabinet dat de kwaliteit van het milieu niet
mocht verslechteren en op sommige punten zelfs
moest verbeteren. Om deze 'dubbele doelstelling' te realiseren voorzag de PKB in een 'beperkte, ge-richte' groei van de luchthaven tot maximaal44 rnil-joen passagiers en 3 milrnil-joen ton vracht in 2 o I.).
Op zichzelf is zo' n beperkte groei natuurlijk mo-gelijk, maar niet als de luchthaven tegelijkertijd, in vrije concurrentie met andere luchthavens, mag
uit-groeien tot mainport. De ontwikkeling tot een van
de overblijvende mainports in Europa is immers geen kwestie van absolute groei, maar van relatieve groei. Wie in een vrije markt mainport wil worden
moet zijn marktaandeel vergroten. Vergroting van
het marktaandeel vereist een expansieve, soms
agressieve opstelling. Dat laat zich niet combineren met een beperkte groei. In feite was er dus geen sprake van een dubbele doelstelling, maar van een onmogelijke doelstelling, waarbij de overheid zich dubbelhartig opstelde. De onhoudbaarheid van de beleidsuitgangspunten bleek a! snel. AI in I 997
overschreed Schiphol het 'gebruiksplan'. De
over-heid besloot de overschrijding te gedogen. Inmid-dels wordt uitgegaan van een groei van Schiphol tot 6o of zelfs So miljoen passagiers.
Gezondheidszora
Een vierde voorbeeld van het gebrek aan heldere grenzen ligt op het terrein van de gezondheidszorg. De bestaande wachtlijsten leiden regelmatig tot voorstellen om voor werkenden een snell ere
behan-deling mogelijk te maken. Vanuit het gezichtspunt
van de werkgever is dat niet zo gek. Omdat
werkge-vers fmancieel aansprakelijk zijn voor ziekte en
ar-beidsongeschiktheid van hun werknemers ( ook a! is
er geen enkel verband met de
arbeidsomstandighe-den in het betrokken bedrijf) heeft de werkgever er
belang bij dat geneeskundige hulp snel wordt gebo-den. Maar dit staat haaks op het principe van een voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg. Voor-rang voor werkenden leidt tot een door velen onge-wenste 'tweedeling' in de gezondheidszorg. Het feit dat minister Borst hier (gelukkig) weer een grens heeft getrokken betekent nog niet dater door Arbo-diensten niet van alles wordt 'geregeld'. Het komt
frequent voor dat zij voor de werknemers die op een
wachtlijst staan voorrang 'kopen' in een ander zie-kenhuis.
Vee! vraagstukken waarmee de overheid geconfron
teaen-s &_o
s
2ooostrijdiae doelstellinaen. Op het terrein van de mobili-teit gaat het om versterking van de
concurrentie-positie, verbetering van de bereikbaarheid,
verbete-ring van de veiligheid en verbetering van het milieu.
Deze doelstellingen gaan niet probleemloos samen. Hetzelfde geldt voor het onderwijs en de gezond-heidszorg. Een voor iedereen toegankelijk breed on-derwijsaanbod staat op gespannen voet met
volle-dige autonomie van onderwijsinstellingen; een
effi-cientere werkwijze door de introductie van meer marktwerking, het terugdringen van het ziektever-zuim door meer verantwoordelijkheid te leggen bij
gorale samenleving), maar uit mensen die op
ver-schillende momenten verschillende belangen heb-ben. Anders gezegd: uit mensen die nu eens tot de
ene, dan weer tot een andere categorie behoren. Wie nu werkt en gezond is zal graag geld tot zijn of haar beschikking hebben om verre reizen te maken of een huis in te richten. Maar een gezonde, jonge
werknemer of werkneemster waarvan een ouder hulpbehoevend is en niet in aanmerking komt voor
thuishulp, kijkt daar al anders tegenaan. Om nog maar te zwijgen van het moment dat de gezonde jon-gere zelfhulpbehoevend is geworden.
werkgevers en geneeskun-dige behandeling zonder aanzien des persoons kun-nen niet in een aanpak gere-aliseerd worden.
Peper stelt in zijn essay dat de overheid te weinig dui-delijk maakt wat wei en niet tot het publieke domein be-hoort. Wij zouden nog een stap verder willen gaan.
Keerzijde van een overheid die niet
ze!J dingen regelt, maar burgers en
bedrijven Jaci
l
iteert in het ze!J
ondernemen van actie, is dat de
overheid betro
u
wbaar moet zijn.
Wie voor zijn werk vee!
moet reizen, wil dat hij zo
snel en comfortabel moge-lijk op de plaats van be-stemming is, bij voorkeur met de auto. Maar dezelfde automobilist die op zondag met zijn kinderen gaat
fiet-sen, ergert zich aan het be-slag dat de auto op de open-bare ruimte legt.
B
urgers moeten er van op aan kunnen
dat de overheid zijn woord ho
u
dt
.
Een overheid die niet bij voortduring achter de fei-ten aan willopen (zoals bij Schiphol gebeurd is) kan niet volstaan met de constatering dat er
verschil-lende doelstellingen gerealiseerd moeten worden. De overheid moet ook - omdat de doelstellingen tegenstrijdig zijn- aangeven welke doelstelling pri-oriteit heeft.
Uit de voorbeelden blijkt dat de overheid Of
ver-strengeld is geraakt met de verschillende partijen Of
geen greep of zicht heeft op wat zich in werkelijk-heid afspeelt. Dat is zorgwekkend, omdat het
be-staansrecht van een overheid in een democratische rechtsstaat nu juist ligt in het feit dat zij hoven de par-tijen staat en (bij)stuurt waar deelbelangen de
gren-zen van het algemeen belang dreigen te overschrij-den.
Meestal worden belangen afgewogen in termen
van categorieen (burgers, bedrijven of waarden):
het belang van lastenverlichting voor werkenden te-genover een extra investering in het onderwijs; het belang van bereikbaarheid van bedrijven tegenover bet belang van het behoud van natuurgebieden. Deze wijze van belangenafweging houdt echter geen rekening met het gegeven dat de wereld aanzienlijk
gecompliceerder in elkaar zit.
De samenleving bestaatniet uit groepen burgers, die verschillende belangen hebben en toch met el-kaar overweg moeten zien te kunnen (de
multi-cate-Niet aile belanghebbenden zijn even goed in staat
hun eisen naar voren te brengen. Het is bij uitstek de overheid die ervoor moet waken dat aile belangen tot hun recht komen. Wellicht valt het tot zijn recht Iaten komen van alle belangen wei te defrnieren als het waken over het algemeen belang. AI was het maar omdat iedereen in een andere categorie te-recht kan komen. Dat wil niet zeggen dat de
over-heid zich met alles moet bemoeien, en zeker niet dat de overheid alles zelf moet doen. Maar het betekent
wei dat de overheid moet defrnieren wat zij als es-sentieel zieten hoe zij de uitvoering daarvan
vorm-gegeven wil zien.
De betrouwbaarheid van de overheid
Keerzijde van een overheid die niet zelf dingen re-gelt, maar burgers en bedrijven faciliteert in het zelf ondernemen van actie, is dat de overheid betrouw-baar moet zijn. Burgers moeten er van op aan kun-nen dat de overheid zijn woord houdt.
Een pijnlijke herinnering in dit verband wordt gevormd door de Algemene Nabestaanden Wet
(ANW). Natuurlijk was de oude Weduwen-en
We-zenwet aan herziening toe. En ook voor de richting
waarin de AWW gewijzigd is (een door de overheid gewaarborgd vangnet, waarbovenop mensen zich particulier kunnen bijverzekeren) valt vee! te
be-s &..o
s
2ooostaande weduwen hun rechten te Iaten behouden. Wie al weduwe is kan zich immers niet meer verze-keren tegen het risico van het overlijden van haar partner.
Een sympathieker ogend voorbeeld is het, bin-nen de PvdA regelmatig terugkerende, voorstel om de hypotheekaftrek te beperken. Bijvoorbeeld voor
huizen van meer dan 4oo.ooo gulden. Sociaal-democraten I open eerder warm voor dit soort voor-stellen dan voor het 'afschaffen' van de AWW of
WAO. Waarom zou de 'gewone burger' kapitale
vil-la's mee-financieren? Toch is enige nuancering hier op zijn plaats. Ten eerste is het bedrag dat voor een
huis wordt betaald geen goede maatstaf (meer) voor
de kapitaalkrachtigheid van de bewoners. Vergelijk-bare tussenwoningen kosten in of vlakbij Amster-dam het zevenvoudige van wat zij in een Fries platte-landsdorp kosten. Veel starters op de huizenmarkt in de Randstad zijn gedwongen enorme bedragen neer te tellen, meestal met een enorme hypotheek-last die aileen kan worden gefmancierd als beide partners werken. De beperking van de hypotheekaf-trek treft dus niet aileen vermogenden, maar ook
-met name in de Randstad- de middeninkomens.
Ten tweede wordt met deze voorstellen de rechtszekerheid van de burgers ondergraven. Men-sen sluiten een hypotheek af op basis van geldende faciliteiten. Zij moeten er dan op kunnen vertrou-wen dat deze faciliteiten gedurende de tijd waarin zij verplichtingen zijn aangegaan van kracht blijven.
Tot slot
Een van de oplossingsrichtingen die Peper aanreikt betreft een nieuwe invulling van de ministeriele ver-antwoordelijkheid. Onder verwijzing naar de 'en
or-miteit van samenhangen en ketens die de praktische gang van zaken in de samenleving in hoge mate be-palen' en 'de op-afstand-plaatsing van
overheidsta-ken' bepleit hij een reductie van dit leerstuk. Oat lijkt ons geen goed idee.
Gezag is niet iets dat uit de Iucht komt vallen.
Gezag is iets dat je moet verdienen. Als de overheid
'gezaghebbend Ieiding wil (blijven of gaan) geven', dan is een ondubbelzinnige verantwoordelijkheid
onontbeerlijk. Iemand moet zich verantwoordelijk
weten voor beleidsbeslissingen (en daarvoor ook
verantwoordelijk gehouden kunnen worden). En
wie zouden dat anders moeten zijn dan de !eden van
het kabinet?
Oat neemt niet weg dat de invulling van de minis -teriele verantwoordelijkheid inhoudelijk aan herij-king toe is. Een overheid die kerntaken 'op afstand' laat uitvoeren, zal de grenzen ondubbelzinnig moe-ten aangeven, de randvoorwaarden helder moemoe-ten formuleren, kwaliteitscriteria moeten stellen en
adequaat toezicht moeten houden. Het zijn deze zaken waarop de burger (respectievelijk de door hem ofhaar gekozen vertegenwoordigers) de minister als
drager van het overheidsgezag te allen tijde moet kunnen aanspreken. Verzelfstandiging en privatise-ring van overheidstaken kunnen, zo min als een be-roep op de toegenomen complexiteit, een alibi
vor-men om de verantwoordelijkheid te ontlopen.
Zonder verantwoordelijke gezagsdragers geen
verantwoordelijke burgers. Laat staan (h)erkenbare norm en en waarden achter de politiek als basis voor
gezaghebbend richting geven.
RIA JAARSMA & MARIJKE LINTHORST