• No results found

Anatomische sekse als uitvinding in de botanie : hoe stampers tot vrouwelijke en meeldraden tot mannelijke geslachtsorganen werden (1675-1735) - VOORWOORD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anatomische sekse als uitvinding in de botanie : hoe stampers tot vrouwelijke en meeldraden tot mannelijke geslachtsorganen werden (1675-1735) - VOORWOORD"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Anatomische sekse als uitvinding in de botanie : hoe stampers tot vrouwelijke

en meeldraden tot mannelijke geslachtsorganen werden (1675-1735)

Brouwer, C.E.

Publication date

2004

Link to publication

Citation for published version (APA):

Brouwer, C. E. (2004). Anatomische sekse als uitvinding in de botanie : hoe stampers tot

vrouwelijke en meeldraden tot mannelijke geslachtsorganen werden (1675-1735).

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

VOORWOORD

Dit proefschrift kent een lange voorgeschiedenis. Tijdens mijn studie biologie raak ik dankzij

Joke 't Hart bekend met feministische kritieken op biologisch onderzoek naar sekseverschillen.1

De teneur van die kritiek is dat de biologische wetenschappen vooral veel slechte dingen over de vrouwelijke sekse naar buiten brengen. Ik ben meteen gegrepen omdat ik voor het eerst proef hoe politiek wetenschap kan zijn, maar raak ook danig in de war. Hoe kan ik wetenschappelijk actief blijven, terwijl van wetenschap weinig goeds te verwachten valt?

Dit dilemma tekent de worsteling na mijn studie. Ik wil graag een proefschrift schrijven om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van vrouwenstudies biologie. Tegelijkertijd wil ik niet als afvallige biologe te boek komen te staan, als iemand die geen hart heeft voor het vak. Ik ben juist biologie gaan studeren uit een oprechte liefde voor de natuur, om meer te weten te komen over 'alles wat leeft en adem heeft of geeft'.2 Wat te doen?

Ik besluit om mijn proefschrift te richten op sekse en gender in de plantkunde, hetgeen

inhoudelijk gezien de oplossing voor mijn dilemma vormt.3 Niet alleen omdat ik binnen de

biologie ondermeer als vegetatiekundige ben opgeleid, maar ook omdat ik zo afstandelijker kan kijken naar de ontwikkeling van kennis over sekse door biologen. Want hoe je het ook wendt of keert: planten zijn andere organismen dan lichamen van vrouwen en mannen. Op theoretisch vlak vind ik de oplossing in de keuze voor een constructivistisch perspectief op de totstandkoming van kennis. Binnen het constructivisme, zo ervaar ik, bestaat respect voor de mensen die zich dag in dag uit veel moeite getroosten om kennis te vergaren over de levende natuur.

Dat de sekse van stamper en meeldraad me naar het verleden voert, is een toevallige, maar uiteindelijk zeer prettige bijkomstigheid. De beland door mijn onderwerp namelijk in de zeventiende en achttiende eeuw, een periode die zeer interessant is voor wetenschapsonderzoekers: het tijdperk van de wetenschappelijke revolutie. Het kost me enkele jaren, maar als ik me eenmaal ingewerkt heb in die fascinerende tijd, gaat er een wondere wereld voor me open. Vooral bezoeken aan botanische tuinen en bibliotheken van Tubingen,

(3)

Uppsala en Parijs helpen me om me in te leven in de dagelijkse praktijk van het onderzoek naar stamper en meeldraad in het verleden. Enkele van de geleerden die centraal staan in deze studie bogen zich toentertijd namelijk over planten uit deze tuinen: de Duitse geleerde Rudolph Jacob Camerarius (1665-1721), de Zweedse natuurvorser Carolus Linnaeus (1707-1778) en de Franse botanicus Sébastien Vaillant (1657-1729). Vooral wanneer ik in de Parijse Jardin des Plantes de pistacheboom {Pistacia vera) aanraak, kan ik mijn geluk niet op. Met deze boom illustreerde Vaillant dat planten 'mannelijke geslachtsorganen' bezitten in de vorm van meeldraden en 'vrouwelijke geslachtsorganen' in de gedaante van stampers. Hier maak ik kennis met een boom die de bijna driehonderd jaar overbrugt tussen Vaillants lessen en mijn onderzoek. Een tastbaarder bewijs van levende geschiedenis kan ik mij niet wensen.

Ongetwijfeld zullen veel historici mij anachronistisch vinden, maar ik vind het belangrijk om hetgeen ik in het verleden aantref over de sekse van stamper en meeldraad, te koppelen aan debatten die momenteel binnen vrouwen- en genderstudies plaatsvinden. Ik denk dan vooral aan de discussie over de constructie van (biologische) sekse in het kader van het sekse-genderdebat. Mijn belangrijkste bezwaar tegen dit debat is dat het zo theoretisch van aard is, en dat empirische uitwerkingen bijna geheel ontbreken. Met dit proefschrift hoop ik daarom vanuit de empirie nieuwe impulsen geven aan de theoretische discussie.

In deze studie richt ik me dan ook op grofweg drie publieken: biologen, onderzoekers op het gebied van vrouwen-/genderstudies en academici die zich met wetenschapsonderzoek bezighouden. Onder wetenschapsonderzoekers versta ik allen die het verschijnsel wetenschap bestuderen vanuit een sociologische en/of historische en/of filosofische invalshoek.

En dan: de bedankjes. Vanwege de lange voorgeschiedenis van deze studie zijn er ontelbaar veel mensen die ik mijn dank verschuldigd ben. Vooraf wil ik de bibliotheken bedanken die mij zoveel fantastische primaire bronnen lieten inzien. Van de Universiteit van Utrecht wil ik bedanken: de bibliotheek van het Instituut van de Geschiedenis der Natuurwetenschappen en de Utrechtse Universiteitsbibliotheek 'Wittevrouwen', afdeling Bijzondere Collecties; van de Universiteit van Amsterdam wil ik bedanken: de Zaal Kostbare en Bijzondere Werken, de Plantage Bibliotheek, de Bibliotheek van het Biologisch Centrum

(4)

Anna's Hoeve en de Bibliotheek van de Nederlandse Entomologische Vereniging. Ook gaat mijn dank uit naar het Boerhaave museum in Leiden; het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatievoorziening (NTWI), de bibliotheek van de Universiteit van Tubingen in Duitsland, de bibliotheek van de Cornell University in de Verenigde Staten, de universiteitsbibliotheek van Uppsala in Zweden, afdeling oude drukken ('Handskrifts-och musikavdelningen') en tenslotte het archief van het wetenschappelijke genootschap 'Leopoldina'. Voor het ter beschikking stellen van het bloemmodel dat voor de omslag is gefotografeerd dank ik voorts het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteemdynamica van de UvA. Verder wil ik graag de ontelbare mensen bedanken die mij hebben geholpen. Om te beginnen mijn promotor: Selma Leydesdorff. Zij moedigde me van meet af aan om samenvattingen te maken van de hoofdstukken, liefst op alinea-niveau. De structuur van dit proefschrift heeft daar enorm van geprofiteerd. Bovenal gaf ze me de moed om door te gaan en het af te ronden. Ook gaat mijn dank uit naar mijn begeleider bij het Belle van Zuylen Instituut, Ruth Oldenziel. Dankzij haar wijze raadgevingen slaagde ik er uiteindelijk in om de diverse contexten die relevant zijn voor het onderzoek naar stamper en meeldraad mee te nemen. Dan wil ik mijn trouwe meelezers bedanken: Kaat Schulte Fischedick en Chunglin Kwa, want zonder hen had ik de klus echt niet geklaard. Ook ben ik veel dank verschuldigd aan de twee eindredacteurs die het manuscript op leesbaarheid beoordeelden: Hanne Drogendijk en Marije Wilmink en aan zij die een Engelse en Franse vertaling maakten van de samenvatting: Heleen de Pater en Claudine Vogels-Priou. Ook gaat mijn dank uit naar een aantal netwerken van mensen: het Onderzoeksnetwerk Vrouwenstudies Biologie in de personen van Els Bransen, Agnes de Bruyn, Annemie Kemps, Marta Kirejczyk, Ineke Klinge, Nelly Oudshoorn, Irma van der Ploeg, Lidy Schoon, Marianne van den Wijngaard; de Promotie-club van het Belle van Zuylen Instituut o.l.v. Selma Leydesdorff, Ruth Oldenziel en Inge Boer: Leila Cherribi, Annemie Halsema, Wendy Janssen, Yvette Kopijn, Sybille Lammes, Catherine Lord, Amade M'charek, Susan van Velzen, Sandra Veen, Marion de Zanger; het Onderzoeksnetwerk Gender en Technologie: Hanne Drogendijk, Ellen Kole, Carola Kruijswijk en Els Rommes; mijn intervisiegroep bestaande uit Lea van Dongen, Marja Hofmeester en Elisabeth Kools. Voorts wil ik de volgende mensen en organisaties danken die delen van de tekst lazen of op andere

(5)

wijze stimulerend waren: naast de mensen die ik nu ben vergeten Hans Achterhuis, Barbara van Balen, Astrit Blommestijn, Kitty Bouwman, Rosi Braidotti, Wiebe Bijker, Wilma Cohen, Jacqueline Cramer, Cécile Crutzen, Jos Dekker, Marjolein Denslagen, Brenda Diergaarde, Fokkelien van Dijk, Jan van den Ende, Saskia Everts, Frances Gouda, Jessika van Kammen, Evelyn Fox Keiler, Timon Hagen, Sandra Harding, Joke Harmsen, Huib Hoekers, Anke de Jong, Lis van der Kleij, Annemarie de Knecht-van Eekelen, Carla Koomen, Hanny van Lankeren, Marcel van der Linde, Maaike Meijer, Staffan Müller-Wille, Baukje Prins, Annemarie Mol, Trees Mom, Barbara Noske, Ellen van Oost, Petra, Atie en Cees Roodenburg, Sandra Rottenberg, Helga Satzinger, Londa Schiebinger, Dirk Stemerding, Anne Stijkel, Evelien Tonkens, Wim Turkenburg, Jet van der Velde, Karen Vintges, Rob Visser, Berteke Waaldijk, Marjolein Witte, het Belle van Zuylen Instituut, woongroep Cimarrón, Technika 10 Amsterdam, het bestuur van de Vereniging voor Gender en Technologie en de redactie van het Tijdschrift voor Genderstudies. Ook mijn familie wil ik danken: mijn moeder, mijn vader (die inmiddels is overleden), mijn zussen Edith, Annet, Marjolein en Suzanne en mijn broers Jan, Hugo en Rolf: geduldig spoorden jullie mij aan om vol te houden op deze lange, lange reis die naar voor mij zeer onbekende verten voerde. En tenslotte ben ik veel dank verschuldigd aan mijn partner Dirk de Jager die nooit twijfelde aan de afronding van deze studie en onze dochters Lotte en Larissa die mij de broodnodige afleiding bezorgden.

Christien Brouwer, juni 2003 Noten

1. Joke 't Hart bezette in 1982 binnen de subfaculteit Biologie van de Universiteit van Amsterdam een zogenaamde 'Pais-post'. Dit was een post die de Minister van Onderwijs en Wetenschappen had ingesteld ter stimulering van vrouwenstudies aan Nederlandse universiteiten. Met sekseverschillen wordt in navolging van de Oxford English Dictionary gedoeld op de verschillen in structuur en functie van de geslachtsorganen op basis waarvan wezens in mannelijke en vrouwelijke worden ingedeeld en van de ander fysiologische verschillen die hier het resultaat van zijn. Zie hiervoor het lemma "sex" in James Murray, Henry Bradley, W.A. Craigie and C.T. Onions o.r.v., Oxford english dictionary (Oxford 1888-1927).

2. Dit is een amendering van het gezegde waarin wordt opgeroepen om te eren 'alles wat leeft en adem heeft'. Met mijn toevoeging pas ik de uitspraak ook op planten toe.

3. Onder sekse versta ik de biologische afbakening van mannelijkheid en vrouwelijkheid, onder gender de sociale en culturele.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Whereas many scholars in Surveillance Studies have highlighted mass data collection, big data and the automated analysis of big datasets (profiling, discriminatory algorithms and so

By ‘following the circulation of particular objects, technologies and formats of participation among different settings and practices’ (Marres 2012a, XV) the cases provide

Ten derde, middels een poging om Surveillance Studies te koppelen aan concepten van materiële publieken binnen de Wetenschap en Technologie Studies, concludeer ik dat

Merger rate as a function of redshift for binary BH mergers formed through the chemically homogeneous evolutionary channel (solid line, blue shaded) together with the merger rate

These changes include amended decision-making pro- cedures, which are in line with the overall tendency to abandon unani- mous voting in the Council and further

Hoorende de coninc van Spaengien t’ghene dat de coninck van Vranckrijck hem hadde geseyt, soo antwoorde hy hem aldus: “Lieve sone, na dien dat u belieft heeft my dese eere aen te

Door voor deze andere werkwijze en rechts- vorm te kiezen kunnen in twee richtingen span- ningen worden verminderd: voor de ontvan- gende samenleving, omdat de manier waarop

It is necessary to point out that as the cosmological evolution of the source parameters is certainly real and is not an effect of an ob- servational bias due to high flux limit of