• No results found

Risico's en kinderprostitutie : drie factoren nader onderzocht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risico's en kinderprostitutie : drie factoren nader onderzocht"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risico's en kinderprostitutie

Drie factoren nader onderzocht

Universiteit van Amsterdam Naam: Eva van 't Hoff Studentnummer: 10386904 Module: Bachelorscriptie Inleverdatum: 26-01-2015 Scriptiebegeleider: Ernst Mulder

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Risico's en kinderprostitutie ... 4

Beleid als risicofactor ... 8

Onderwijs als risicofactor ... 11

Kindermishandeling als risicofactor ... 15

Discussie ... 18

(3)

Abstract

Kinderprostitutie is een wereldwijd probleem met schadelijke gevolgen voor het kind. De factoren die het risico hierop vergroten, verschillen mogelijk tussen landen en culturen. Dit literatuuronderzoek beoogt in kaart te brengen op welke manier beleid, onderwijs en

kindermishandeling een risico vormen voor kinderprostitutie in Ethiopië, de Verenigde Staten en Thailand. Culturele verschillen bepalen hoe wordt aangekeken tegen zowel de onderzochte factoren, als tegen het mogelijke gevolg daarvan, namelijk kinderprostitutie. Voor de drie landen afzonderlijk wordt beschreven hoe deze factoren samenhangen met kinderprostitutie. Dit heeft mogelijk implicaties voor een gedifferentieerde aanpak. Het lijkt aannemelijk dat er in beleid en interventies rekening moet worden gehouden met regionale en culturele factoren die het risico op kinderprostitutie kunnen beïnvloeden. Bovendien kan het onderzoek

aanleiding geven tot een meer kwantitatieve opzet om tot een verantwoorde theorievorming te kunnen komen.

Keywords: kinderprostitutie, beleid, onderwijs, kindermishandeling, Ethiopië, Verenigde Staten, Thailand

(4)

Risico's en kinderprostitutie

Het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind [IVRK], opgesteld in 1989, is inmiddels ondertekend door 189 landen. Het laatste land dat tekende was

Zwitserland, dat zich in 1997 bij de rest van de landen voegde (IVRK). In artikel 34 van dit verdrag wordt verklaard dat deze landen zich ertoe verbinden om kinderen te beschermen tegen alle vormen van seksuele exploitatie en seksueel misbruik. Seksuele exploitatie van kinderen wordt gedefinieerd als de betrokkenheid van een kind bij situaties, contexten of relaties waarbij de jongere iets verkrijgt voor het uitvoeren van seksuele activiteiten

(Albanese, 2007). Volgens het IVRK wordt een kind beschouwd als een persoon jonger dan 18 jaar. Ondanks de verbintenis aan het IVRK komt seksuele exploitatie van kinderen, in verschillende vormen, wereldwijd voor (Scarpa, 2006). Als gevolg van het illegale karakter en het stigma dat geassocieerd wordt met de seksindustrie, zijn exacte aantallen moeilijk weer te geven (Johnson, 2004; Wilson, Critelli, & Rittner, 2015). Schattingen lopen uiteen van 4.5 miljoen vrouwen en kinderen (International Labour Organization [ILO], 2012), tot wel 10 miljoen kinderen alleen al (Willis & Levy, 2002), die wereldwijd worden ingezet binnen de seksindustrie.

Seksuele exploitatie betekent niet alleen een schending van de rechten van het kind, het brengt tevens verschillende grote risico's met zich mee. Risico's als geslachtsziekten, zwangerschap, psychische problemen en drugsgebruik zijn veelvoorkomend (Rekart, 2005). Deze komen weliswaar overal ter wereld voor, maar de mate verschilt per land (Willis & Levy, 2002). Leeftijd, impulsiviteit en een nog niet volledig ontwikkeld

beoordelingsvermogen maken kinderen in het algemeen kwetsbaar voor manipulaties in de richting van prostitutie (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Bovendien zijn zij in verreweg de meeste gevallen afhankelijk van volwassenen om te kunnen overleven (Bang, Baker, Carpinteri, & Van Hasselt, 2014). Naast deze algemene factoren zijn er specifieke

(5)

omgevingsfactoren te onderscheiden die het risico op seksuele exploitatie vergroten (Willis & Levy, 2002). Het zijn juist deze specifieke oorzaken die het lastig maken eenduidige

oplossingen te geven voor het probleem van kinderprostitutie.

De relatie tussen risicofactoren en kinderprostitutie is een onderwerp waaraan een groot aantal wetenschappelijke studies is gewijd (Weber, Boivin, Blais, Haley, & Roy, 2004). Hoewel er veelal overlap bestaat tussen deze factoren, zijn de meeste studies gewijd aan de afzonderlijke factoren in relatie tot een van de vormen van seksuele exploitatie van kinderen (Klatt, Cavner, & Egan, 2014). In onderhavige studie ligt de focus slechts op één uiting van seksuele exploitatie van kinderen, namelijk kinderprostitutie. Voor kinderprostitutie wordt wereldwijd een soortgelijke definitie gehanteerd, terwijl er voor andere vormen van seksuele exploitatie, zoals kinderpornografie, uiteenlopende definities bestaan (Endrass et al., 2009). Kinderprostitutie wordt gedefinieerd als "een vorm van commerciële exploitatie van een minderjarige waarbij de minderjarige seksuele activiteiten levert in ruil voor geld of een andere vorm van vergoeding zoals levensmiddelen, onderdak of bescherming van het kind en familie" (Adelson, 2008).

Vroegjeugdige mishandeling wordt het meest genoemd als bepalende factor in de overstap naar kinderprostitutie. (Spatz Widom & Kuhns, 1996; Clarke, Clarke, Roe-Sepowitz, & Fey, 2012), met name wanneer mishandeling en seksueel misbruik samen gaan. (Lalor & McElvaney, 2010; Lavoie, Thibodeau, Gagné, & Hébert, 2010). Binnen de relatie tussen kindermishandeling en prostitutie bestaan vervolgens verschillende factoren die hier invloed op kunnen hebben (Wilson & Widom, 2010). Hierbij kan gedacht worden aan

jeugdcriminaliteit (Chen, Tyler, Whitbeck, & Hoyt, 2004), schoolproblemen en vroege

seksuele initiatie als meest genoemde factor (Van Brunschot & Brannigan, 2002). Armoede is eveneens een veelvuldig besproken factor die in relatie staat tot een toekomst in de prostitutie (Coy, 2008). Dit lijkt in de meeste gevallen samen te hangen met andere risicofactoren

(6)

(O'Connel Davidson, 2005). Zo verhoogt armoede bijvoorbeeld de kans op een

drugsverslaving en vervolgens verhoogt de drugsverslaving de kans op prostitutie (Cusick, 2002). Bovendien hangt armoede veelal samen met een gebrek aan onderwijs (Berger, 2012). Uit onderzoek van Kramer en Berg (2003) blijkt onderwijs een belangrijke protectieve factor te zijn ten aanzien van kinderprostitutie. Ieder extra jaar onderwijs zorgt ervoor dat de kans op toetreden tot de prostitutie afneemt. Omgekeerd kan gesteld worden dat een gebrek aan

onderwijs het risico op kinderprostitutie juist vergroot. Twee factoren die nauw correleren met een gebrek aan onderwijs, zijn drugsgebruik (Clarke et al, 2012) en het ontbreken van een veilige thuisomgeving (Weber et al., 2004). Hoewel de link tussen drugsgebruik en prostitutie niet noodzakelijkerwijs lineair verloopt (Clarke et al., 2012), blijkt uit onderzoek van Brawn en Roe-Sepowitz (2008) dat jeugdigen veelal middelengebruik vertonen voorafgaand aan de prostitutie. Daar waar het ontbreken van een veilige thuissituatie leidt tot weglopen en

dakloosheid, neemt het risico op verval tot prostitutie extra toe. Weber et al. (2004) geven aan dat 10 tot 50% van de straatkinderen in de Verenigde Staten vroeg of laat in de prostitutie terecht komt.

Uit het voorgaande blijkt dat de risicofactoren in relatie tot kinderprostitutie ruim gedocumenteerd zijn. Echter, uit onderzoek van Willis en Levy (2002) komt naar voren dat deze factoren mogelijk verschillen tussen landen en gemeenschappen. Hoewel in meerdere studies is gekeken naar factoren die de kans op kinderprostitutie vergroten en in stand houden, is er tot nu toe geen studie bekend waarin wordt onderzocht of een land of etniciteit van invloed is op deze factoren. Wel wordt er in het onderzoek van Clarke et al. (2012) gepleit voor nader onderzoek naar de specifieke factoren die het risico op prostitutie bij bepaalde bevolkingsgroepen verhogen.

In dit literatuuroverzicht wordt getracht een bijdrage te leveren aan het dichten van deze lacune. Daarvoor wordt gekeken naar de vraag: op welke manier vormen

(7)

overheidsbeleid, onderwijs en kindermishandeling een risico ten aanzien van kinderprostitutie bij meisjes in Ethiopië, de Verenigde Staten en Thailand. Met behulp van wetenschappelijke literatuur wordt onderzocht of deze factoren op een vergelijkbare manier een risico vormen of dat er belangrijke verschillen bestaan in de aspecten die ertoe leiden dat een factor als risico gezien kan worden. De keuze voor deze landen wordt verantwoord door het feit dat

kinderprostitutie in alle drie de landen op grote schaal voorkomt (Willis & Levy, 2002; ECPAT, n.d.), maar dat de oorzaken, uitingsvorm en beleving mogelijk sterk verschillen (Willis & Levy, 2002). De reden dat er in dit onderzoek slechts gericht wordt op meisjes, is dat deze groep oververtegenwoordigd is in de prostitutie in vergelijking met jongens (Cecchet & Thoburn, 2014). Daarnaast wordt uitgegaan van onvrijwillige kinderprostitutie, aangezien men zich af kan vragen of een kind in staat is een weloverwogen beslissing te nemen tot deze levensstijl (Hubbard, Matthews, & Scoular, 2008; Lalor, 2000).

Om een antwoord op de hoofdvraag te kunnen formuleren worden in dit onderzoek drie deelonderwerpen besproken. Allereerst wordt per land gekeken naar het beleid ten aanzien van kinderprostitutie. Er wordt hierbij gekeken naar de invloed van maatschappelijke tolerantie in relatie tot kinderprostitutie.Vervolgens wordt per land gekeken wat de relatie is tussen onderwijs en kinderprostitutie. Verschillende aspecten rondom onderwijs, die uit de literatuur naar voren komen, worden belicht en onderzocht wordt of deze aspecten al dan niet een risico vormen. Aangezien alleen al de beschikbaarheid en de kwaliteit van onderwijs sterk kan verschillen tussen landen en binnen landen (Van de Poel, O'Donnell, & Van Doorslaer, 2007), wordt verwacht dat meerdere aspecten naar voren komen die specifiek gesignaleerd worden in de drie landen. Als laatste wordt gekeken naar kindermishandeling als voorloper van kinderprostitutie. Deze risicofactor wordt meegenomen in dit onderzoek aangezien uit de literatuur blijkt dat er een zeer sterke correlatie bestaat met kinderprostitutie (Clarke et al., 2012). Er zijn aanwijzingen dat de mate waarin en de wijze waarop kinderen worden

(8)

mishandeld van invloed zijn op de prevalentie van latere kinderprostitutie (Stoltenborgh, Van Ijzendoorn, Euser, & Bakermans-Kranenburg, 2011).

Dit onderzoek kan dienen als uitgangspunt bij het bepalen van het beleid om

kinderprostitutie te verminderen. Culturele verschillen op dit gebied vereisen namelijk tevens verschillende interventies (Wilson et al., 2015). Bang et al. (2014) bestudeerden reeds de verschillende vormen van seksuele exploitatie van kinderen met het doel de mogelijkheden tot het bieden van gepaste hulp te vergroten. Als blijkt dat een en dezelfde factor in verschillende landen op verschillende manieren een risico kan vormen voor kinderprostitutie, kan deze literatuurstudie meer inzicht geven en een bijdrage leveren aan de strategieën die toegepast kunnen worden om kinderprostitutie te voorkomen (Klatt et al., 2014).

Beleid als risicofactor

Zoals eerder gesteld is, komt kinderprostitutie overal ter wereld voor (Scarpa, 2006). Het beleid dat in een land gevoerd wordt om prostitutie, zowel van vrouwen als kinderen, tegen te gaan of te reguleren is echter afhankelijk van verschillende aspecten. Onder andere sociaaleconomische, politieke, religieuze en culturele aspecten beïnvloeden het beleid. Doordat deze aspecten verschillen per land, verschilt het beleid eveneens sterk per land (Karandikar, 2008). De manier waarop er bijvoorbeeld binnen een cultuur naar vrouwen gekeken wordt, kan in hoge mate bepalend zijn voor het beleid (Roby, 2005). Alleen al

binnen Europa bestaan aanzienlijke verschillen in de aanpak van en de omgang met prostitutie (Hubbard et al., 2008), die allen verschillende consequenties met zich mee brengen

(Raymond, 2004). Zo is prostitutie in Nederland om verschillende redenen gelegaliseerd in 2000, mede in de verwachting dat daarmee kinderprostitutie zou worden teruggedrongen. Het gevolg bleek echter tegenovergesteld aan de verwachting, het aantal minderjarige prostituees is na de legalisering verdrievoudigd (Osmanaj, 2014). Een land met een geheel andere aanpak

(9)

is Zweden, hier is het beleid sinds 1999 eerder gericht op afschaffing (Kilvington, Day, & Ward, 2001). Dit wilde men bereiken door prostituanten strafbaar te stellen en prostituees zelf als slachtoffer te zien (Raymond, 2004) Deze strategie had juist een daling in het aantal kindprostituees tot gevolg (Kilvington et al., 2001). Deze voorbeelden maken duidelijk dat er tussen verschillende landen uiteenlopende visies bestaan ten aanzien van prostitutie in het algemeen en dat deze visies een risico, of juist een protectieve factor kunnen vormen. In deze paragraaf wordt zodoende gekeken naar de heersende visie en het bijbehorende beleid in de drie landen die centraal staan in dit onderzoek.

In Ethiopië is kinderprostitutie lange tijd onopgemerkt gebleven, wat waarschijnlijk te wijten is aan het feit dat seksualiteit hier lange tijd een onbesproken onderwerp is gebleven (Hoot, Tadesse, & Abdella, 2006). Dit is mogelijk ook een van de hoofdredenen dat hier relatief weinig wetenschappelijke literatuur over bestaat (Lalor, 2000). Toch blijkt uit het onderzoek van Lalor naar kinderprostitutie in Ethiopië, waarvoor niet alleen

literatuuronderzoek werd verricht maar ook 30 kindprostituees werden geïnterviewd, dat het een algemeen bekend fenomeen is, voornamelijk in de hoofdstad Addis Ababa. Prostitutie komt hier met name voor op straat of in bars. Slechts een enkele, volwassen prostituee werkt vanuit een bordeel (Reminick, 2003). Deze zichtbaarheid is echter in strijd met het IVRK, waar de Ethiopische overheid in 1991 voor tekende (Goel, 2009). Uit het onderzoek van Goel, waarin aan de hand van literatuur onderzocht wordt hoe de rechten van het kind

geïmplementeerd zijn in Ethiopië, blijkt dat kinderprostitutie ook niet expliciet verboden wordt, maar dat ouders wettelijk verantwoordelijk worden gehouden voor een fatsoenlijke en veilige opvoeding van hun kinderen. Factoren zoals armoede (Hoot et al., 2006), kinderhandel of de dood van één of beide ouders (Goel, 2009) vergroten mede door een gebrekkige

handhaving vervolgens de kans op kinderprostitutie (Hoot et al., 2006).

(10)

over dit onderwerp in relatie tot de Verenigde Staten juist veel documentatie te bestaan (Lalor, 2000). Desondanks blijft het fenomeen verborgen voor de buitenwereld (Cole & Sprang, in press), mogelijk ook veroorzaakt doordat prostitutie in het algemeen illegaal en strafbaar is in de Verenigde Staten (Halter, 2010). Deze strafbaarheid heeft echter betrekking op zowel de prostituanten als op de prostituees zelf. Ook kindprostituees worden hier niet gezien als slachtoffer, maar als dader (Adelson, 2008). Deze aanpak is in strijd met het IVRK maar de Verenigde Staten is één van de twee landen die dit verdrag niet heeft ondertekend (Kittling, 2006). Een van de gevolgen van deze houding is dat kinderprostitutie grotendeels onzichtbaar blijft en dat het bestaan ervan onvoldoende erkend wordt (Boxill & Richardson, 2007). De prevalentie van kinderprostitutie ligt namelijk zeer hoog. Geschat wordt dat er ongeveer 300.000 kindprostituees zijn in de Verenigde Staten (Cecchet & Thoburn, 2014). Een groot deel van deze minderjarigen werkt als prostituee voor een pooier of mensenhandelaar, waarbij de verdiensten vrijwel nooit aan de minderjarige toekomen. Een kleiner deel, voornamelijk straatkinderen, huurt zichzelf uit aan een pooier (Wilson & Widom, 2010) of werkt vanuit een groep (Greenbaum, 2014). Hieruit kan geconcludeerd wordt dat het beleid in de Verenigde Staten er niet direct toe leidt dat kinderprostitutie voorkomen wordt.

Thailand staat, in tegenstelling tot de Verenigde Staten en Ethiopië, bekend als een populaire bestemming voor sekstoeristen (ECPAT, n.d.). Ongeveer 40% van het totale aantal dat werkzaam is in de prostitutie is jonger dan 18 jaar. Door het grote aantal kinderen zonder geldige identiteit is het daadwerkelijke aantal moeilijk vast te stellen (Lau, 2008). De laatste jaren heeft er een verschuiving plaatsgevonden van het werken in bordelen naar werken op de straat (Johns Hopkins University, 2007). Dit hangt er mogelijk mee samen dat de handhaving de laatste jaren strenger is geworden, waardoor Thailand ook enigszins in populariteit gedaald is voor sekstoeristen. Toch blijken toeristen nog steeds veruit de grootste groep gebruikers van kindprostituees (Lau, 2008), mede door de lage kosten en de grote beschikbaarheid van

(11)

een groep die in leeftijd varieert van 4 tot 18 jaar (Montgomery, 2001). Onofficieel worden kinderen slechts tot hun 14e jaar als kind beschouwd, waardoor een prostituee van 15 of ouder niet als kindprostituee gezien wordt (Johns Hopkins University, 2007). Vanuit de Thaise samenleving wordt kinderprostitutie niet sterk afgekeurd (Montgomery, 2014), voor de lagere klassen wordt het als normaal gezien dat kinderen hun ouders financieel helpen. Bovendien wordt prostitutie niet als strafbaar gezien door het in Thailand overwegend boeddhistische Theravada geloof (Lau, 2008). Vanuit dit geloof bestaat het idee dat meisjes hun

dankbaarheid kunnen tonen door geld te verdienen voor hun ouders middels prostitutie. Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er in alle drie de landen een andere houding heerst ten aanzien van kinderprostitutie. Hier komt tevens een verschil in beleid uit voort. Echter, zowel in Ethiopië, de Verenigde Staten als Thailand komt kinderprostitutie ondanks, of dankzij, het gevoerde beleid op grote schaal voor.

Onderwijs als risicofactor

In de vorige paragraaf is gekeken naar het beleid ten aanzien van kinderprostitutie. Landen die zijn aangesloten bij het IVRK hebben volgens artikel 34 en 35 de verplichting om kinderen te beschermen tegen kinderprostitutie en kinderhandel. In artikel 28 van dit verdrag wordt bovendien gesteld dat de overheid in een land de verantwoordelijkheid heeft om zorg te dragen voor onderwijs (IVRK). Onderwijs blijkt een negatieve samenhang te vertonen met kinderprostitutie (Kramer & Berg, 2003) maar is niet overal in dezelfde mate beschikbaar (Van de Poel et al., 2007). In deze paragraaf wordt bekeken of (aspecten van) onderwijs een risico vormt, of juist als beschermende factor gezien kan worden in de landen die centraal staan in dit onderzoek. Met onderwijs wordt zowel gerefereerd aan basis- als middelbaar onderwijs.

(12)

name in de landelijke gebieden (ECPAT, 2007). In 2005 volgde 31.5% van de kinderen in de schoolleeftijd geen onderwijs, enerzijds door onvoldoende scholen in verhouding tot het aantal kinderen en anderzijds doordat de kosten van scholing voor veel families niet op te brengen zijn (Country of Origin Information Service, Border and Immigration Agency [COI], 2008). Camfield en Tafere (2011) onderzochten de transitie van de kindertijd naar de

adolescentie voor meisjes die opgroeien in armoede en gebruikten hiervoor gegevens uit een longitudinale studie. Hieruit kwam naar voren dat het percentage meisjes dat basisonderwijs volgt weliswaar hoger ligt dan het percentage jongens, maar dat het slagingspercentage juist een stuk lager ligt. Geschat wordt dat slechts 16% van de meisjes doorstroomt naar

middelbaar onderwijs (COI, 2008), mede veroorzaakt door lagere verwachtingen van

docenten ten opzichte van meisjes (Camfield, 2009). Met name weeskinderen en kinderen uit eenoudergezinnen hebben te maken met meer moeilijkheden op school, door de lagere

verwachtingen en een gebrek aan schoolmaterialen lopen zij gemakkelijker een achterstand op (Tadesse & Hoot, 2006). Meisjes die om bepaalde redenen geen basis- of middelbaar

onderwijs volgen, trekken veelal van het platteland naar steden als Addis Ababa om geld te verdienen voor de familie (Hoot et al., 2006). Door onvoldoende vaardigheden voor ander werk is prostitutie een van de weinige mogelijkheden om geld te verdienen, blijkt uit het kwalitatieve onderzoek van Hoot et al. (2006). Voor dit onderzoek werd een

semigestructureerd interview gehouden met 70 kindprostituees in Addis Ababa en daarnaast werd de mening van familie onderzocht aan de hand van focusgroepen. Uit de ervaringen van 10 kindprostituees die wel onderwijs volgden kwam naar voren dat onderwijs voor hen niet gezien kan worden als een beschermende factor (Tadesse & Hoot, 2006). De veelal

ongeschoolde leraren (Hoot, Szente, & Mebratu, 2004) missen de vaardigheden om met de problemen van de meisjes om te gaan (Tadesse & Hoot, 2006) en maken in sommige gevallen zelf misbruik van de meisjes in ruil voor betere cijfers of andere gunsten (ECPAT, 2007).

(13)

In de Verenigde Staten is de kwaliteit en beschikbaarheid van het onderwijs en de leraren over het algemeen goed (Cogan, Schmidt, & Houang, 2014). Bovendien bestaat hier het recht dat eenieder gelijke kansen zou moeten hebben binnen het onderwijs (Books, 2013). Ondanks dit recht blijken deze kansen echter niet zo gelijk verdeeld. Diegenen die het beste onderwijs volgen en een goede baan krijgen, komen over het algemeen ook uit de rijkste families (Krugman, 2012). Kinderen uit minder welvarende families blijken een veel kleinere kans te hebben om hogerop te komen. Bovendien blijkt uit literatuuronderzoek van Polakow en Xu (2013) dat de allerarmsten te maken hebben met ontoereikende regelgeving en een tekort aan voorzieningen, wat ertoe leidt dat een substantieel deel van de Amerikanen dakloos is. Geschat wordt dat 1.5 miljoen minderjarigen samen met hun ouders op straat leven en daarnaast nog eens 1.6 miljoen zonder hun ouders (Aratani, 2009). Hoewel het volgen van onderwijs voor deze groepen een beschermende factor is in de zin van psychologische verzorging, stabiliteit en veiligheid, is er een hoge mate van absentie en uitval. Dit blijkt uit een kwalitatief onderzoek van Miller (2011), waarvoor 31 interviews werden gehouden in drie tehuizen voor daklozen en drie openbare scholen. Onder de kinderen die geen onderwijs volgen is betrokkenheid bij prostitutie hoog (Weber et al., 2004), deels om het leven op straat te kunnen bekostigen, maar daarnaast zijn zij een gemakkelijk slachtoffer voor pooiers en worden zij gedwongen ingezet binnen de prostitutie (Batchelor & Lane, 2013).

In Thailand zijn de onderwijskansen eveneens niet gelijk verdeeld over alle kinderen. Hoewel in 1999 een wet tot stand kwam ter voorkoming van kinderprostitutie, waarin kinderen verplicht werden gesteld om minimaal negen jaar onderwijs te volgen (Roby & Tanner, 2009), heeft deze wet geen betrekking op kinderen van buiten Thailand en kinderen zonder geldige identiteit (ECPAT, n.d.). Zonder geldige documenten is het in Thailand niet mogelijk om ingeschreven te worden op een school, waardoor prostitutie in sommige gevallen het enige alternatief is (Lau, 2008). Bovendien mogen kinderen volgens de Thaise wet onder

(14)

de 15 jaar geen arbeid verrichten (Pattaravanich, Williams, Lyson, & Archavanitkul, 2009). Kinderen die om financiële of andere redenen geen onderwijs kunnen volgen, lopen zo eveneens het risico in de prostitutie terecht te komen.

De ongelijkheid is ook zichtbaar tussen stedelijke gebieden en het platteland van Thailand. Pattaravanich et al. (2009) analyseerden data van een census uit 1990 en 2000 en vonden dat de onderwijsvoorzieningen op het platteland sterk achter liepen op die in de stedelijke gebieden. Montgomery (2014) verrichte etnografisch veldwerk in één van deze plattelandsgebieden, een gebied met 150 inwoners en 65 kinderen. Meer dan de helft van de kinderen (N = 35) verdiende geld in de prostitutie om hun familie te kunnen onderhouden. Onderwijs was in dit gebied vrijwel niet aanwezig; basislessen werden georganiseerd door liefdadigheidsinstellingen. Volgens Roby en Tanner (2009) leidt het gebrek aan onderwijs voor de Thaise vrouwen en meisjes ertoe dat zij weinig andere mogelijkheden hebben dan werken in de seksindustrie.

Wat betreft kwaliteit van het onderwijs en onderwijskansen lopen de drie landen redelijk uiteen. In Ethiopië ligt niet alleen de kwaliteit van het onderwijs over het algemeen laag, maar worden de kansen op onderwijs door armoede sterk verminderd. Beide zijn in dit land gerelateerd aan kinderprostitutie. Onderwijs in de Verenigde Staten is van goede

kwaliteit en wordt dan ook gezien als een beschermende factor tegen kinderprostitutie. In dit land is het echter de armoede en de hieruit volgende dakloosheid die de kans op onderwijs verkleint en de kans op kinderprostitutie vergroot. In Thailand zijn de kansen op onderwijs verdeeld, met name kinderen in stedelijke gebieden en kinderen van Thaise afkomst hebben meer kans om onderwijs te volgen. Beleidsmatige en financiële aspecten spelen hierbij een rol.

(15)

Kindermishandeling als risicofactor

Uit de literatuur komt naar voren dat niet alleen een gebrek aan (goed) onderwijs de kans op kinderprostitutie vergroot, maar dat ook kindermishandeling een belangrijke schakel kan zijn die kan leiden tot kinderprostitutie (Clarke et al., 2012; Tyler & Johnson, 2006). Kinderen met een verleden van misbruik zouden doorgaans eerder seksueel actief worden dan vergelijkingsgroepen (Wilson & Widom, 2010). Dit patroon is niet slechts zichtbaar bij seksueel misbruik, ook mishandeling en verwaarlozing laten eenzelfde beeld zien (Van Brunschot & Brannigan, 2002). Uit een recente meta-analyse van Stoltenborgh, Bakermans-Kranenburg, Van Ijzendoorn en Alink (2013) over 111 studies, met 168 onafhankelijke steekproeven en een totaal van bijna 1 miljoen participanten, kwam naar voren dat kindermishandeling zonder uitzondering in elk land voorkomt. Wat betreft fysieke

mishandeling werden er geen significante verschillen aangetoond tussen culturen. Seksueel misbruik lijkt het minst voor te komen in de Aziatische cultuur (Stoltenborgh et al., 2011). In deze paragraaf wordt voor de drie landen bekeken wat het verband is tussen kinderprostitutie en de verschillende vormen van kindermishandeling.

Over kindermishandeling in Ethiopië bestaat vrijwel geen wetenschappelijke literatuur (Wondie, Zemene, Tafesse, Reschke, & Schröder, 2011). Desondanks komt er uit

internationale rapporten en kleinschalige studies naar voren dat het probleem de afgelopen jaren is gestegen, waarbij meisjes meer seksueel misbruik ondervinden dan jongens (CSA-Ethiopia, & ICF International, 2012; Erulkar, Mekbib, Simie, & Gulema, 2004). Uit cross-sectioneel onderzoek van Worku, Gebremariam en Jayalakshmi (2006), waarvoor 323 meisjes in de middelbare schoolleeftijd geselecteerd werden via random selectie en een open

vragenlijst invulden, kwam naar voren dat het misbruik grotendeels gepleegd wordt door vreemden of bekenden van school. Van de 222 meisjes die aangaven dat ze te maken hadden gehad met seksueel geweld, werd 16.7% hiervan veroorzaakt door een familielid. Ook fysieke

(16)

mishandeling door vreemden wordt veel genoemd (Lalor, 2000), echter, dit zijn meestal klanten van de kindprostituees en is zodoende geen oorzaak, maar een gevolg van de prostitutie.

In tegenstelling tot kindermishandeling in Ethiopië, is het in de Amerikaanse literatuur een veelbesproken onderwerp (Back et al., 2003; Lalor & McElvaney, 2010).Uit cross-sectioneel onderzoek, waarvoor 4549 Amerikaanse kinderen of hun ouders geïnterviewd werden, bleek dat bijna 10% van de kinderen te maken had met een of andere vorm van mishandeling (Finkelhor, Turner, Ormrod, & Hamby, 2009). Het aantal kinderen dat

ervaringen heeft met seksueel misbruik is sinds de jaren negentig zelfs sterk gestegen (Tyler, Hoyt, Whitbeck, & Cauce, 2001). De gemeten prevalentie in 2001 ten opzichte van 1993 was meer dan verdubbeld. Cijfers van het Children's Bureau (2012), gebaseerd op statistieken van alle 51 Amerikaanse Staten, toonden aan dat ongeveer 9.2 kind per 1000 kinderen te maken had met kindermishandeling. In 80% van de gevallen bleek de dader één van de ouders te zijn. Zowel Adelson (2008) als Aratani (2009) geven aan dat de hoge prevalentie van

weggelopen kinderen hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door mishandeling of verwaarlozing in de thuissituatie. Kinderen die weggelopen zijn van huis maken vervolgens een grotere kans om terecht te komen in de prostitutie (Deshpande & Nour, 2013) aangezien zij een manier moeten zoeken om te overleven op de straat (Tyler & Johnson, 2006). Tyler en Johnson (2006) onderzochten in een kwalitatief onderzoek met behulp van diepte-interviews hoe straatkinderen in de prostitutie terecht gekomen waren. Op één na gaven alle participanten aan opgegroeid te zijn in een omgeving waar mishandeling en verwaarlozing niet zelden

voorkwamen. Meisjes lijken hierbij veruit in de meerderheid te zijn, mogelijk ook door het feit dat zij in de Amerikaanse samenleving tot seksobjecten gereduceerd worden en zij deze status gebruiken als een manier om te overleven (Chesney-Lind & Shelden, 2004).

(17)

boeddhistische geloof heerst (Kerley, Xu, Sirisunyaluck, & Alley, 2010). Van de Thaise populatie hangt ongeveer 95% dit geloof aan, waarbij warmte, compassie en goedheid naar anderen centraal staat (Lansford et al., 2005). In de opvoeding draait het om harmonie en het vermijden van conflicten (Kerley et al., 2010). Vrouwen worden vanuit het geloof als

ondergeschikt aan de man gezien en fysieke mishandeling wordt gezien als vorm van disciplinering. Jirapramukpitak, Abas, Harpham en Prince (2011) voerden een cross-sectioneel onderzoek uit onder 1052 jongeren in de leeftijd van 16 tot 25 jaar en vroegen hierbij in interviews naar hun ervaringen met mishandeling in de thuissituatie. Emotionele mishandeling was veruit het meest voorkomend en seksueel misbruik het minst. Ook uit het literatuuroverzicht van Lalor en McElvaney (2010) blijkt seksueel misbruik door familieleden weinig voor te komen in vergelijking met andere landen. Uit de interviews die Montgomery (2014) voerde met kindprostituees bleek juist dat vrijwel alle kinderen bij één of beide ouders wonen en het werk als prostituee als plicht zien naar hun ouders toe. Het werk dat zij doen wordt gezien als een manier om de familie bijeen te houden.

Algemeen genomen wordt kindermishandeling vaak in verband gebracht met

kinderprostitutie (Clarke et al., 2012). Specifiek gekeken naar Ethiopië, de Verenigde Staten en Thailand kunnen verschillende conclusies getrokken worden. In Ethiopië is de literatuur naar dit onderwerp gering. Wel kan voorzichtig gesteld worden dat mishandeling in huiselijke kring minder voorkomt dan mishandeling door vreemden. Kindermishandeling lijkt in de Verenigde Staten juist veel voor te komen en er lijkt een positieve samenhang te bestaan met weglopen en dakloosheid. In Thailand komt fysieke en emotionele mishandeling wel voor, maar dit lijkt de Thaise gemeenschap eerder te zien als deel van de opvoeding. Seksueel misbruik door ouders of familieleden lijkt in de Thaise cultuur weinig voor te komen.

(18)

Discussie

In deze literatuurstudie werd onderzocht op welke manier de factoren overheidsbeleid, onderwijs en kindermishandeling een risico vormen ten aanzien van kinderprostitutie in respectievelijk Ethiopië, de Verenigde Staten en Thailand. Om een antwoord te formuleren op deze vraag werd allereerst gekeken naar de mate en de manier waarop overheidsbeleid effect heeft op kinderprostitutie in genoemde landen. Dat beleid een grote impact kan hebben op kinderprostitutie blijkt uit Europese voorbeelden (Kilvington et al., 2001; Osmanaj, 2014). In Ethiopië is kinderprostitutie bij wet verboden, maar doordat de handhaving hiervan

onvoldoende is, is kinderprostitutie in de grote steden openlijk zichtbaar. In de Verenigde Staten is deze zichtbaarheid er niet. Door een repressief beleid, met straffen zowel voor prostituanten als voor prostituees, wordt kinderprostitutie verborgen gehouden voor de buitenwereld, maar blijft het voortbestaan. Thailand is, ondanks een kleine daling in de afgelopen jaren, populair bij sekstoeristen. Deze daling is te wijten aan hogere straffen voor prostituanten van kinderen. Deze straffen kunnen door beleidsmatige en culturele aspecten echter niet voorkomen dat kinderprostitutie zich op grote schaal voordoet.

Vervolgens is per land onderzocht op welke manier onderwijs in relatie staat tot kinderprostitutie. Parallel aan de literatuur (Willis & Levy, 2002) lijkt een gebrek aan

onderwijs in alle drie de landen de kans op prostitutie sterk te vergroten. De beschikbaarheid en de kwaliteit van het onderwijs verschillen echter wel, waardoor onderwijs in de drie landen niet op eenzelfde manier een risico vormt. Zo is onderwijs in Ethiopië niet voor alle kinderen beschikbaar en is de kwaliteit in veel gevallen onvoldoende. Door het gebrek aan onderwijs en mogelijkheden, maar ook door lage verwachtingen ten opzichte van meisjes, is de kans op kinderprostitutie groter. Daarentegen kennen de Verenigde Staten kwalitatief goed onderwijs, maar leidt dakloosheid hier tot veel uitval op scholen. Onder de kindprostituees komen armoede en dakloosheid op grote schaal voor. Ook in Thailand is er veel armoede zichtbaar

(19)

onder de kinderen die als prostituee werken en zorgen beleidsmatige kwesties ervoor dat onderwijs niet aan alle kinderen voorbehouden is.

Als laatste is voor ieder land gekeken naar de samenhang tussen kindermishandeling en kinderprostitutie, aangezien uit retrospectief onderzoek is gebleken dat misbruik of mishandeling de kans op prostitutie met 40 keer vergroot (Clarke et al., 2012). In Ethiopië is over het algemeen weinig literatuur beschikbaar over dit onderwerp, maar uit de cijfers die bekend zijn, blijken het met name personen buiten de familie te zijn die deze mishandeling en misbruik veroorzaken. Daarentegen is over dit onderwerp in de Verenigde Staten veel meer bekend. Seksuele en fysieke mishandeling lijkt hier vooral in familiaire kring plaats te vinden. Uit onderzoek blijkt dat een onveilige thuissituatie en dakloosheid in hoge mate

samenhangen. Dakloos zijn blijkt in de Verenigde Staten een belangrijke risicofactor te zijn voor kinderprostitutie en uit onderzoek is dan ook gebleken dat het merendeel van de

prostituees in de Verenigde Staten een verleden van mishandeling kent. Thailand verschilt van de andere twee landen in de manier waarop er tegen kindermishandeling aangekeken wordt. Seksueel misbruik door familie komt relatief weinig voor en fysieke mishandeling wordt eerder gezien als een vorm van disciplinering. Kinderen geven eveneens aan dat zij, ondanks het werk in de prostitutie, een warme band met hun ouders hebben.

Al met al leidt dit tot de algemene conclusie dat de factoren die zijn onderzocht in alle drie de landen op een andere manier in verband staan met kinderprostitutie. In alle drie de landen vormt het beleid in zekere zin een risico voor kinderen om in de prostitutie terecht te komen, al wordt het beleid bij allemaal op een andere wijze vormgegeven. Wat betreft onderwijs zijn er per land verschillende aspecten aan te wijzen die direct of indirect

samenhangen met kinderprostitutie. Aspecten als beschikbaarheid van onderwijs, kwaliteit en toegankelijkheid hangen nauw samen met overheidsbeleid, financiële omstandigheden en culturele opvattingen. Kindermishandeling lijkt niet altijd een cruciale rol te spelen. In de

(20)

Verenigde Staten wordt het verband tussen kindermishandeling, dakloosheid en prostitutie vaak gelegd, in Ethiopië en Thailand lijkt kindermishandeling van ondergeschikt belang.

Een kanttekening bij deze bevindingen kan gevonden worden in de verschillende onderzoeksdesigns van de studies die gebruikt worden. Tussen de landen bestaat namelijk een verschil in de designs die gebruikt zijn om kinderprostitutie te bestuderen. Zo zijn de

onderzoeken die uitgevoerd zijn in Ethiopië grotendeels kwalitatief van aard, met doorgaans kleine onderzoeksgroepen. In de Verenigde Staten en Thailand zijn daarentegen zowel kwantitatieve als kwalitatieve studies beschikbaar. Het gebruik van uitsluitend kwalitatief onderzoek leidt er enerzijds toe dat moeilijk toegankelijke onderzoeksthema's toch onderzocht kunnen worden, anderzijds heeft deze vorm van onderzoek doen implicaties voor de

wetenschappelijke conclusies (Van Ijzendoorn, 1988). Voor onderhavig onderzoek gaat het bezwaar slechts ten dele op. De vraagstelling vraagt namelijk om een beschrijvende conclusie en niet om een kwantitatieve vergelijking.

Daarnaast kan als kanttekening geplaatst worden dat de opvatting van

kindermishandeling niet eenduidig is voor de drie onderzochte landen. Volgens de algemene definitie omvat kindermishandeling "alle vormen van fysieke en/of emotionele mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing, nalatigheid en uitbuiting" (Abbasi, Saeidi, Khademi, & Hoseini, 2015). Toch wordt in elk van de drie landen wel degelijk verschillend gedacht over wat kindermishandeling is. In de Thaise samenleving wordt bijvoorbeeld fysiek geweld tegen kinderen in een andere context gezien dan in de Verenigde Staten of Ethiopië. Dit leidt mogelijk tot rapportageverschillen over een en hetzelfde onderwerp en vertekening van de uitkomsten.

Echter, de bij deze kanttekeningen genoemde beperkingen doen geen afbreuk aan de essentie van dit onderzoek omdat immers onderzocht werd op welke wijze de verschillende factoren een risico vormen voor kinderprostitutie en niet in welke mate. Hoewel de

(21)

beschrijvende aard van het onderzoek het niet toelaat significante conclusies te trekken, geven de bevindingen aanleiding om gedifferentieerde invalshoeken te zoeken om kinderprostitutie tegen te gaan. Deze studie kan als startpunt dienen voor vervolgonderzoek, waarbij de factoren in een breder perspectief worden geplaatst. Hierbij wordt gedoeld op een groter aantal landen en meer kwantitatieve gegevens om toekomstig beleid vorm te kunnen geven.

(22)

Literatuurlijst

Abbasi, M. A., Saeidi, M., Khademi, G., & Hoseini, B. L. (2015). Child maltreatment in de worldwide: A review article. International Journal of Pediatrics, 3, 353-365.

Retrieved from http://ijp.mums.ac.ir/pdf_3753_4afab5687b3977eeeb1a7f6cd64c73f5 .html

Adelson, W. J. (2008). Child prostitute or victim of trafficking? University of St. Thomas Law Journal, 6, 96-128. Retrieved from http://ir.stthomas.edu/ustlj/vol6/iss1/8

Albanese, J. (2007). Commercial sexual exploitation of children: What do we know and what can we do about it? (NCJ Publication No. 215733). Retrieved from National

Institute of Justice website: http://www.ncjrs.gov/pdffiles1/nij/215733.pdf

Aratani, Y. (2009). Homeless children and youth: Causes and consequences. Retrieved from National Center for Children in Poverty website: http://www.nccp.org/publications /pub_888.html

Back, S. E., Jackson, J. L., Fitzgerald, M., Shaffer, A., Salstrom, S., & Osman, M. M. (2003). Child sexual and physical abuse among college students in Singapore and the United States. Child Abuse and Neglect, 27, 1259-1275. doi:10.1016/j.chiabu.2003.06.001 Bang, B., Baker, P. L., Carpinteri, A., & Van Hasselt, V. B. (2014). Commercial sexual

exploitation of children. doi:10.1007/978-3-319-01878-2_1

Batchelor, V., & Lane, I. (2013). Breaking the code: Domestic minor sex trafficking and school children. In J. Hall (Ed.), Children's human rights and public schooling in the United States (pp. 103-116). doi:10.1007/978-94-6209-197-9_1

Berger, S. M. (2012). No end in sight: Why the "end demand" movement is the wrong focus for efforts to eliminate human trafficking. Harvard Journal Of Law & Gender 35, 523-570. Retrieved from http://www.bayswan.org/end_demand/End%20Demand -Berger.pdf

(23)

Books, S. (2013). Funding the right to equal educational opportunity: An overview and call to follow the money. In J. Hall (Ed.), Children's human rights and public schooling in the United States (pp. 193-211). doi:10.1007/978-94-6209-197-9_1

Boxill, N. A., & Richardson, D. J. (2007). Ending sex trafficking of children in Atlanta. Affilia, 22, 138-149. doi:10.1177/0886109907299054

Brawn, K. M., & Roe-Sepowitz, D. (2008). Female juvenile prostitutes: Exploring the relationship to substance use. Children and Youth Services Review, 30, 1395-1402. doi:10.1016/j.childyouth.2008.04.011

Camfield, L. (2009). A girl never finishes her journey: Mixing methods to understand female experiences of education in contemporary Ethiopia. Research Papers in Education, 26, 393-412. doi:10.1080/02671520903350297

Camfield, L., & Tafere, Y. (2011). Community understandings of childhood transitions in Ethiopia: Different for girls? Children's Geographies, 9, 247-262. doi:10.1080 /14733285.2011.562385

Cecchet, S. J., & Thoburn, J. (2014). The psychological experience of child and adolescent sex trafficking in de United States: Trauma and resilience in survivors. Psychological Trauma: Theory, Research, Practice, and Policy, 6, 482-493. doi:10.1037/a0035763 Chen, X., Tyler, K. A., Whitbeck, L. B., & Hoyt, D. R. (2004). Early sexual abuse, street

adversity, and drug use among female homeless and runaway adolescents in the Midwest. Journal of Drug Issues, 34, 1-22. Retrieved from http://digitalcommons.unl .edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1065&context=sociologyfacpub

Chesney-Lind, M., & Shelden, R. G. (2004). Girls, delinquency, and juvenile justice (3rd ed.). Belmont, CA: Thompson-Wadsworth.

Clarke, R. J., Clarke, E. A., Roe-Sepowitz, D., & Fey, R. (2012). Age at entry into

(24)

and family experiences. Journal of Human Behavior in the Social Environment 22, 270-289. doi:10.1080/10911359.2012.655583

Cogan, L., Schmidt, W. H., & Houang, R. (2014). Primary teacher preparation in the United States: What we have learned. In S. Blömeke, F-J. Hsieh, G. Kaiser, & W. H. Schmidt (Eds.), International perspectives on teacher knowledge, beliefs and opportunities to learn (pp. 355-369). doi:10.1007/978-94-007-6437-8_16

Cole, J., & Sprang, G. (in press). Sex trafficking of minors in metropolitan, micropolitan, and rural communities. Child Abuse & Neglect. doi:10.1016/j.chiabu.2014.07.015

Country of Origin Information Service, Border and Immigration Agency. (2008). Country of Origin Information Report Ethiopia. Retrieved from http://www.refworld.org/pdfid /47973f8f2.pdf

Coy, M. (2008).Young women, local authority care and selling sex: Findings from research. British Journal of Social Work, 38, 1408–1424. doi:10.1093/bjsw/bcm049

CSA-Ethiopia, & ICF International. (2012). Ethiopia demographic and health survey 2011. Retrieved from USAID website http://www.usaid.gov/sites/default/files/documents /1860/Demographic%20Health%20Survey%202011%20Ethiopia%20Final%20Report .pdf

Cusick, L. (2002).Youth prostitution: A literature review. Child Abuse Review, 11, 230–251. doi:10.1002/car.743

Deshpande, N. A., & Nour, N. M. (2013). Sex trafficking of women and girls. Obstetrics & Gynecology, 6, 22-27 doi:10.3909/riog0214

ECPAT. (n.d.). Commerciële seksuele uitbuiting van kinderen. Een wereldwijd probleem. Retrieved from Defence for Children website: http://www.defenceforchildren.nl /images/13/776.pdf

(25)

exploitation of children: Ethiopia. Retrieved fromhttp://www.ecpat.net/sites/default /files/Global_Monitoring_Report-ETHIOPIA.pdf

Endrass, J., Urbaniok, F., Hammermeister, L. C., Benz, C., Elbert, T., Laubacher, A., & Rossegger, A. (2009). The consumption of internet child pornography and violent and sex offending. BMC Psychiatry, 9(43), 1-7. doi:10.1186/1471-244X-9-43

Erulkar, A. S., Mekbib, T. A., Simie, N., & Gulema, T. (2004). The experience of adolescence in rural Amhara region. Retrieved from Population Council website:

http://www.popcouncil.org/uploads/pdfs/Amharabook.pdf

Finkelhor, D., Turner, H., Ormrod, R., & Hamby, S. L. (2009). Violence, abuse, and crime exposure in a national sample of children and youth. Pediatrics, 167, 614-621. doi:10.1542/peds.2009-0467

Flowers, R. B. (2001). The sex trade industry’s worldwide exploitation of children. The Annals of the American Academy of Political and Social Science, 575, 147-157. doi:10.1177/000271620157500109

Goel, V. (2009). Children's human rights in underdeveloped country: A study in Ethiopian perspective. African Journal of Political Science and International Relations, 3, 142-155. Retrieved from http://academicjournals.org/article/article1379787026_Goel.pdf Greenbaum, V. J. (2014). Commercial sexual exploitation and sex trafficking of children in

the United States. Current Problems in Pediatric and Adolescent Health Care, 44, 245 -269. doi:10.1016/j.cppeds.2014.07.001

Halter, S. (2010). Factors that influence police conceptualizations of girls involved in prostitution in six U.S. cities: Child sexual exploitation victims or delinquents. Child Maltreatment, 15, 152-160. doi:10.1177/1077559509355315

Hoot, J., Szente, J., & Mebratu, B. (2004). Early education in Ethiopia: Progress and prospects. Early Childhood Education Journal, 32(1), 3-8. Retrieved from

(26)

http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/Pnadd297.pdf

Hoot, J., Tadesse, S., & Abdella, R. (2006). Voices seldom heard. Journal of Children and Poverty, 12, 129-139. doi:10.1080/10796120600879558

Hubbard, P., Matthews, R., & Scoular, J. (2008). Regulating sex work in the EU: Prostitute women and the new spaces of exclusion. Gender, Place & Culture: A Journal of Feminist Geography, 15, 137-152. doi:10.1080/09663690701863232

International Labour Organization (2012). ILO Global Estimates of forced labour. Results and methodology. Retrieved from http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---declaration/documents/publication/wcms_182004.pdf

Jirapramukpitak, T., Abas, M., Harpham, T., & Prince, M. (2011). Rural–urban migration and experience of childhood abuse in the young Thai population. Journal of Family

Violence, 26, 607–615. doi:10.1007/s10896-011-9397-x

Johns Hopkins University, Paul H. Nitze School of Advanced International Studies. (2007). International child sex tourism. Scope of the problem and comparative case studies. Retrieved from the Protection Project website: http://www.protectionproject.org/wp -content/uploads/2010/09/JHU_Report.pdf

Johnson, C. F. (2004). Child sexual abuse. Lancet, 364, 462-470. doi:10.10.1016/S0140 -6736(04)16771-8

Karandikar, S. (2008). Need for developing a sound prostitution policy: Recommendations for future action. Journal of Interdisciplinary & Multidisciplinary Research,2(1), 1-6. Retrieved from http://www.scientificjournals.org/journals2008/articles/1360.pdf Kerley, K. R., Xu, X., Sirisunyaluck, B., & Alley, J. M. (2010). Exposure to family violence

in childhood and intimate partner perpetration or victimization in adulthood: Exploring intergenerational transmission in urban Thailand. Journal of Family Violence, 25, 337–347. doi:10.1007/s10896-009-9295-7

(27)

Kilvington, J., Day, S., & Ward, H. (2001). Prostitution policy in Europe. A time of change? Feminist Review, 67, 78-93. doi:10.1080/01417780150514510

Kittling, N. (2006). God bless the child: The United States' response to domestic juvenile prostitution. Nevada Law Journal, 6, 913-926. Retrieved from http://scholars.law.unlv .edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1391&context=nlj

Klatt, T., Cavner, D., & Egan, V. (2014). Rationalising predictors of child sexual exploitation and sex-trading. Child Abuse & Neglect, 38, 252-260. doi:10.1016

/j.chiabu.2013.08.019

Kramer, L. A., & Berg, E. C. (2003). A survival analysis of timing of entry into prostitution: The differential impact of race, educational level, and childhood/adolescent risk factors. Sociological Inquiry, 73, 511-528. doi:10.1111/1475-682X.00069

Krugman, P. (2012, January 8). America’s unlevel field. The New York Times. Retrieved from http://www.nytimes.com/2012/01/09/opinion/krugman-americas-unlevel-field

.html?_r=0

Lalor, K. J. (2000). The victimization of juvenile prostitutes in Ethiopia. International Social Work, 43, 227-242. doi:10.1177/002087280004300208

Lalor, K., & McElvaney, R. (2010). Child sexual abuse, links to later sexual exploitation/high risk sexual behavior, and prevention/treatment programs. Trauma, Violence & Abuse, 11, 159-177. doi: 10.1177/1524838010378299

Lansford, J. E., Chang, L., Dodge, K. A., Malone, P. S., Oburu, P., Palme´rus, K., . . . Quinn, N. (2005). Physical discipline and children's adjustment: A cultural normativeness as a moderator. Child Development, 76, 1234–1246. doi:10.1111/j.1467-8624.2005

.00847.x

Lau, C. (2008). Child prostitution in Thailand. Journal of Child Health Care, 12, 144-155. doi:10.1177/1367493508090172

(28)

Lavoie, F., Thibodeau, C., Gagné, M., & Hébert, M. (2010). Buying and selling sex in Québec adolescents: A study of risk and protective factors. Archives of Sexual Behavior, 39, 1147–1160. doi:10.1007/s10508-010-9605-4

Miller, P. M. (2011). Homeless education and social capital: An examination of school and community. Teachers and College Record, 113, 1067-1104. Retrieved from

http://www.tcrecord.org.proxy.uba.uva.nl:2048/library/content.asp?contentid=16089 Montgomery, H. (2001). Modern Babylon? Prostituting children in Thailand. New York, NY:

Berghahn.

Montgomery, H. (2014). Child prostitution as filial duty? The morality of child-rearing in a slum community in Thailand. Journal of Moral Education, 43, 169-182. doi:10.1080 /03057240.2014.893420

O'Connell Davidson, J. (2005). Children in the global sex trade. Cambridge, United Kingdom: Polity Press.

Osmanaj, E. (2014). The impact of legalized prostitution on human trafficking. Academic Journal of Interdisciplinary Studies, 3, 103-110. doi:10.5901/ajis.2014.v3n2p103 Pattaravanich, U., Williams, L. B., Lyson, T. A., & Archavanitkul, K. (2009). Inequality and

educational investment in Thai children. Rural Sociology, 70, 561-583. doi:10.1526 /003601105775012705

Polakow, V., & Xu, H. (2013). Homeless children in the United States: Dispossession and rights foreclosed. In J. Hall (Ed.), Children's human rights and public schooling in the United States (pp. 17-44). doi:10.1007/978-94-6209-197-9_1

Raymond, J. G. (2004). Ten reasons for not legalizing prostitution and a legal response to the demand for prostitution. Journal of Trauma Practice, 2, 315-332, doi:10.1300

/J189v02n03_17

(29)

-6736(05)67732-X

Reminick, R. A. (2003). Prostitution in Ethiopia. In S. Uhlig (Ed.), Proceedings of the XVth international conference of Ethiopian studies. Wiesbaden, Germany: Harrassowitz Verlag.

Roby, J. L. (2005). Women and children in the global sex trade. Toward more effective policy. International Social Work, 48, 136-147. doi:10.1177/0020872805050206 Roby, J. L., & Tanner, J. (2009). Supply and demand: Prostitution and sexual trafficking in

Northern Thailand. Geography Compass, 3, 89-107. doi:10.1111/j.1749-8198.2008 .00181.x

Scarpa, S. (2006). Child trafficking: International instruments to protect the most vulnerable victims. Family Court Review, 44, 429–447. doi:10.1111/j.1744-1617.2006.00098.x Stoltenborgh, M., Bakermans-Kranenburg, M. J., Van Ijzendoorn, M. H., & Alink, L. R. A. (2013). Cultural geographical differences in the occurence of child physical abuse: A meta analysis of global prevalence. International Journal of Psychology, 48, 81-94. doi:10.1080/00207594.2012.697165

Stoltenborgh, M., Van Ijzendoorn, M. H., Euser, E. M., & Bakermans-Kranenburg, M. J. (2011). A global perspective on child sexual abuse: Meta-analysis of prevalence around the world. Child Maltreatment, 16, 79-101. doi:10.1177/1077559511403920 Tadesse, S., & Hoot, J. (2006). Child prostitutes in primary classroom: Voices from Ethiopia.

Child Education, 83, 75-79. doi:10.1080/00094056.2007.10522884

Tyler, K. A., Hoyt, D. R., Whitbeck, L. B., & Cauce, A. M. (2001). The impact of childhood sexual abuse on later sexual victimization among runaway youth. Journal of Research on Adolescence, 11, 151-176. Retrieved from http://digitalcommons.unl.edu/cgi /viewcontent.cgi?article=1037&context=sociologyfacpub

(30)

of homeless youth. The Journal of Sex Research, 43, 208–216. Retrieved from http://digitalcommons.unl.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1050&context =sociologyfacpub

U.S. Department of Health and Human Services, Administration for Children and Families, Administration on Children, Youth and Families, Children’s Bureau. (2013). Child maltreatment 2012. Retrieved from http://www.acf.hhs.gov/sites/default/files/cb /cm2012.pdf

Van Brunschot, E. G., & Brannigan, A. (2002). Childhood maltreatment and subsequent conduct disorders: The case of female street prostitution. International Journal of Law and Psychiatry, 25, 219–234. Retrieved from http://www.researchgate.net/publication /11234851_Childhood_maltreatment_and_subsequent_conduct_disorders._The_case _of_female_street_prostitution/links/09e4150be2d01538be000000.pdf

Van den Borne, A., & Kloosterboer, K. (2005). Inzicht in uitbuiting: Handel in minderjarigen in Nederland nader onderzocht. Retrieved from Defence for Children website:

http://www.defenceforchildren.nl/images/13/2728.pdf

Van de Poel, E., O’Donnell, O., & Van Doorslaer, E. (2007). Are urban children really healthier? Evidence from 47 developing countries. Social Science & Medicine, 65, 1986-2003. doi:10.1016/j.socscimed.2007.06.032

Van Ijzendoorn, M. H. (1988). De navolgbaarheid van kwalitatief onderzoek I:

Methodologische uitgangspunten. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 4, 280-288. Retrieved from http://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream /handle/1887/1417/168_082.pdf?sequence=1

Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York op 20 november 1989, B.S. 17 januari 1992. Retrieved from http://www.kinderrechten.nl/images/13/194.pdf

(31)

Weber, A. W., Boivin, J-F., Blais, L., Haley, N., & Roy, E. (2004). Predictors of initiation into prostitution among female street youths. Journal of Urban Health, 81, 584-595. doi:10.1093/jurban/jth142

Widom, C., & Kuhns, J. B. (1996) Childhood victimization and subsequent risk for promiscuity, prostitution, and teenage pregnancy: A prospective study. American Journal of Public Health, 86, 1607–1612. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih .gov/pmc/articles/PMC1380697/pdf/amjph00522-0105.pdf

Willis, B. M., & Levy, B. S. (2002). Child prostitution: Global health burden, research needs, and interventions. Lancet, 359, 1417-1422. doi:10.1016/S0140-6736(02)08355-1 Wilson, B., Critelli, F. M., & Rittner, B. A. (2015). Transnational responses to commercial

sexual exploitation: A comprehensive review of interventions. Woman's Studies International Forum, 48, 71-80. doi:10.1016/j.wsif.2014.10.005

Wilson, H. W., & Widom, C. S. (2008). An examination of risky sexual behavior and HIV in victims of child abuse and neglect: A 30-year follow-up. Health Psychology, 27, 149-158. doi:10.1037/0278-6133.27.2.149

Wilson, H. W., & Widom, C. S. (2010). The role of youth problem behaviors in the path from child abuse and neglect to prostitution: A prospective examination. Journal of

Research Adolescence, 20, 210-236. doi:10.1111/j.1532-7795.2009.00624.x

Wondie, Y., Zemene, W., Tafesse, B., Reschke, K., & Schröder, H. (2011). The psychosocial consequences of child sexual abuse in Ethiopia: A case-control comparative analysis. Journal of Interpersonal Violence, 26, 2025-2041. doi:10.1177/0886260510372937 Worku, D., Gebremariam, A., & Jayalakshmi, S. (2006). Child sexual abuse and its outcomes

among high school students in southwest Ethiopia. Tropical Doctor, 36, 137-140. doi:10.1258/004947506777978325

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het Lozingenbesluit voor opengrondsteelten van 2000 heeft de milieubelasting fors teruggebracht. Vooral de emissies naar het oppervlaktewater zijn gedaald door toepassing van de

De bevinding dat meer risico- en beschermende componenten aan delinquentie zijn gerelateerd bij autochtone jongeren biedt weliswaar een ondersteuning voor de gedachte dat

Het toenemend indivi- dualisme, zich onder andere uitend in een verhoging van het aantal gezinnen waarvan beide ouders betaald werk verrichten, zou leiden tot steeds meer onop-

De centrale vraag van het onderzoek luidde hoe de samenwerking tussen enerzijds GGZ-instellingen voor volwassenenzorg en anderzijds het AMK, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de

Evers: “Kortom, de toetsing met behulp van BomenT en de samenwerking met Bomenwacht hebben voor Hollandse Delta een zeer goed resul- taat opgeleverd, namelijk een gedegen inzicht in

Tnus the most effective treatment of dorsal ganglia of the wrist is excision of the ganglion, its communicating duct and 0,5 cm 2.. of the dorsal scapholunate ligament, followed

Hoewel toe- lichting op basis van IFRS door banken dus niet (meer) verplicht is, hebben zowel de EDTF als ESMA sterke aandacht voor informatieverstrekking rondom forbea- rance..

Door meer inzicht in de redenen die probleemgokkers hebben om wel of geen hulp te zoeken voor hun gokprobleem, kan beter worden ingespeeld op de behoeften van deze probleemgokkers