• No results found

Het belang van risico- en beschermende factoren bij bij risicotaxatie in de Ambulante Forensische Zorg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het belang van risico- en beschermende factoren bij bij risicotaxatie in de Ambulante Forensische Zorg"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Belang van Risico- en Beschermende Factoren bij

Risicotaxatie in de Ambulante Forensische Zorg

Joëlle Lambour

Definitieve versie Master Scriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Studentnummer: 5960657 Begeleiding: mw. dr. C.E. van der Put Tweede beoordelaar: dhr. drs. M. Assink

(2)

Inhoudsopgave Inleiding……….4 Methode……….8 Onderzoeksgroep………..……….8 Instrument………...………...9 Procedure………...11 Analyses..………...11 Resultaten………..12 Discussie………16 Literatuur….………...…...20 Tabellen en Figuren…….………...23 Bijlagen………...……...29

(3)

Risk and Protective Factors in Outpatient Forensic Healthcare: A Research into the Presence of Risk and Protective Factors and the Extend to which they are taken into account by Professionals in Risk Assessment among Youth, Young Adults and Adults

Abstract

The aim of this study was to compare the presence of risk and protective factors and the extend to which these factors are taken into account by professionals in risk assessment among youth (n = 1605), young adults (n = 1182) and adults (n = 5346) in outpatient forensic healthcare. Risk and protective factors were measured with an instrument for risk assessment, the WaagSchaal. Results showed that most risk and protective factors were significantly more present among youth than among young adults and adults. Results also showed that in all groups, most risk and protective factors correlated significantly with the estimated risk of recidivism. In all groups, protective factors had a smaller influence on the estimated recidivism risk than risk factors. However, in all groups, protective factors showed incremental predictive validity over the use of risk factors alone.

Keywords: risk factors, protective factors, risk assessment, recidivism, youth, young adults, adults, outpatient forensic health care.

(4)

Inleiding

Jongeren ontwikkelen zich na hun 18de jaar nog op emotioneel, sociaal, moreel en intellectueel vlak. Dit komt doordat de hersenontwikkeling van jongvolwassenen pas voltooid is rond het 23ste levensjaar (Doreleijers & Fokkens, 2010). Jongeren en jongvolwassenen laten zich vaak beïnvloeden door directe beloning. Dit proces wordt aangestuurd door de nucleus accumbens. Pas later begint de prefrontale cortex een rol te spelen in beslissingen en gedrag en krijgt het proces van directe beloning minder invloed, waardoor er in risicovolle situaties eerder naar consequenties op lange termijn wordt gekeken (Crone, 2008). Het mechanisme van directe beloning is zelfs meer actief in de jongvolwassenheid tot 23 jaar dan op jongere leeftijd tot 18 jaar (Van Leijenhorst, Zanolie, Van Meel, Westenberg, Rombouts, & Crone, 2010). Dit heeft als gevolg dat er een zeer groot deel van de criminaliteit plaats vindt tijdens de jongvolwassenheid en vaak eindigt nadat de leeftijd van 23 jaar is bereikt (Liefaard, 2011; Gardner & Steinberg, 2005). Deze wetenschappelijke inzichten hebben gezorgd voor de invoering van het adolescentenstrafrecht eind 2013. De invoering hiervan heeft als doel het vergroten van de flexibiliteit van het toepassen van straffen bij jongvolwassenen tot 23 jaar (Liefaard, 2011). De rechter kan na de invoering van het adolescentenstrafrecht besluiten om een jongvolwassene een straf te geven van meer pedagogische aard, welke vaak voorkomt in het jeugdstrafrecht.Een straf van pedagogische aard wordt vaak afgestemd op de aanwezige risico- en beschermende factoren. Tot nu toe is nog weinig inzicht in hoeverre jongvolwassenen verschillen van jongeren en volwassenen in de aanwezigheid van deze factoren. Uit onderzoek van Van der Put, Van der Laan, Stams, Deković en Hoeve (2011) bleek dat bij jongere delinquente adolescenten meer risicofactoren dan beschermende factoren aanwezig waren, terwijl bij oudere delinquente adolescenten beschermende factoren meer aanwezig waren dan risicofactoren. De verschuiving van de prevalentie van risicofactoren en beschermende factoren lijkt door te gaan tot in de

(5)

volwassenheid. Het eerste doel van dit onderzoek is te kijken in hoeverre er verschillen zijn tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren.

Risicofactoren voor recidive worden omschreven als factoren die de kans vergroten dat iemand weer terugvalt in het delictgedrag (Nagtegaal & Schönberger, 2013). Het ontbreken van een baan voor een stabiel inkomen is een voorbeeld van een risicofactor voor recidive bij vermogensdelicten (De Ruiter & Veen, 2006). Binnen risicofactoren wordt onderscheid gemaakt tussen statische en dynamische risicofactoren. Statische risicofactoren zijn onveranderbaar door behandeling. Een voorbeeld hiervan is de leeftijd waarop het eerste delict werd gepleegd. Dynamische risicofactoren zijn daarentegen wel veranderbaar door behandeling, bijvoorbeeld het gebruik van verdovende middelen (Mulder, Brand, Bullens & Van Marle, 2011).

Beschermende factoren kunnen omschreven worden als factoren die het risico op recidive mogelijk kunnen verminderen. Er bestaat in de literatuur echter onduidelijkheid over de terminologie, uniciteit en de invloed van beschermende factoren (Nagtegaal & Schönberger, 2013). Ten eerste worden in de literatuur verschillende benamingen gebruikt voor beschermende factoren, namelijk: protectieve factoren, promotieve factoren of compenserende factoren (Arthur, Hawkins, Pollard, Catalano & Baglion, 2002; Loeber, Farrington, Stouthamer-Loeber & White, 2008; Fergusson, Vitaro, Wanner & Brendgen, 2007). Ten tweede is er onduidelijkheid over de uniciteit van beschermende factoren. Beschermende factoren kunnen namelijk unipolair zijn, wat betekent dat deze uniek en anders zijn dan risicofactoren (Luthar, Cicchetti & Becker, 2000). Anderen geven aan dat beschermende factoren bipolair zijn, wat betekent dat beschermende factoren en risicofactoren dezelfde factoren zijn, maar dan in verschillende uiteinden van eenzelfde factor of dimensie (Nagtegaal & Schönberger, 2013). Als laatste kunnen beschermende factoren een

(6)

directe of indirecte invloed hebben op risicofactoren. Bij de directe invloed wordt verondersteld dat een beschermende factor invloed heeft op het totale recidiverisico, zonder dat hierbij een specifieke risicofactor wordt beïnvloed. Bij de indirecte invloed wordt verondersteld dat beschermende factoren via de risicofactoren invloed hebben op het totale recidiverisico (Van der Laan, Van der Schans, Bogaerts & Doreleijers, 2009).

Voor veel risicofactoren is empirisch aangetoond dat de aan- of afwezigheid hiervan een relatie heeft met herhaald delictgedrag. Over beschermende factoren en de relatie met herhaald delictgedrag is echter nog weinig bekend. Om herhaald delictgedrag te kunnen voorspellen zijn instrumenten ontwikkeld waarmee een inschatting van het recidiverisico kan worden gemaakt, ook wel bekend als risicotaxatie instrumenten. Risicotaxaties worden nog weinig uitgevoerd in ambulante forensisch psychiatrische zorginstellingen (Van Horn, Wilpert, Bos, Eisenberg & Mulder, 2009). Er zijn binnen de risicotaxatie twee hoofdtypes te onderscheiden: de actuariële methode en het klinisch oordeel. De actuariële methode richt zich op het voorspellen van toekomstig delictgedrag door middel van factoren waarvan in wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat deze samenhangen met herhaald delictgedrag (Lodewijks, de Ruiter & Doreleijers, 2003). De factoren in de actuariële methode hebben vaak betrekking op statische factoren omdat deze het sterkst samenhangen met recidive, zoals het aantal eerder gepleegde delicten. De weging van de factoren in actuariële methoden is bepaald aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, en het eindoordeel komt in deze instrumenten tot stand op basis van statistiek. Het tweede hoofdtype, het klinisch oordeel, kan verder opgesplitst worden in het ongestructureerde klinisch oordeel en het gestructureerde klinisch oordeel. Het ongestructureerde klinisch oordeel komt tot stand op basis van kennis en ervaring van de behandelaar zelf. De behandelaar bepaalt hierbij zelf welke risicofactoren hij meeneemt in de inschatting van het recidiverisico (Lodewijks, de Ruiter & Doreleijers, 2003). Uit de meta-analyse van Grove, Zald, Lebow, Snitz en Nelson (2000) komt naar voren dat

(7)

deze klinische risicotaxaties leiden tot onbetrouwbare voorspellingen van het werkelijke recidiverisico. Het gestructureerde klinisch oordeel houdt in dat de behandelaar de weging van het eindoordeel ook zelf bepaalt. Het verschil is dat dit gebeurt aan de hand van vooraf bepaalde factoren waarvan op basis van wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat deze samenhangen met herhaald delictgedrag (Lodewijks, de Ruiter & Doreleijers, 2003). Een voorbeeld van een gestructureerde klinische taxatie is de WaagSchaal (tegenwoordig de RAF GGZ). Deze wordt gebruikt in de ambulante forensische GGZ (Van Horn et al., 2009). In tegenstelling tot de actuariële methode heeft het gestructureerd klinisch oordeel geen vaststaande weging om tot het eindoordeel te komen.

Er is tot nu toe nog nauwelijks onderzoek gedaan naar hoe het klinisch oordeel van behandelaars bij gebruik van gestructureerde methoden tot stand komt. Het is bijvoorbeeld niet bekend in hoeverre een behandelaar kennis heeft van het belang van verschillende factoren voor recidive (de sterkte van de samenhang) en of hij deze kennis meeneemt bij de totstandkoming van zijn eindoordeel. Uit eerder onderzoek blijkt dat het belang van risicofactoren verandert met het toenemen van de leeftijd. Zo wordt de invloed van vrienden en leeftijdsgenoten belangrijker en ouderlijk toezicht minder belangrijk naar mate jongeren ouder worden (Loeber, et al., 2008). Ook is gevonden dat op 12-jarige leeftijd risicofactoren in het domein gezin de grootste impact hebben op recidive, op 13-jarige leeftijd hebben risicofactoren in het domein vrienden de grootste impact en op 14-jarige leeftijd hebben risicofactoren in het domein vrienden en school de grootste impact op recidive (Van der Put, Deković, Stams, Hoeve & Van der Laan, 2012). Daarom is het tweede doel van dit onderzoek te kijken hoe een behandelaar bij gebruik van een gestructureerd klinisch oordeel tot een weging komt van de verschillende factoren bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. Als derde doel zal worden onderzocht wat de bijdrage van beschermende factoren is naast

(8)

risicofactoren bij het gebruik van een gestructureerd klinisch oordeel bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen.

Samenvattend worden de volgende onderzoeksvragen in dit onderzoek beantwoord: in hoeverrezijn er verschillen in de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen zoals ingeschat door de behandelaar in de ambulante forensische zorg? En hoe worden risico- en beschermende factoren meegewogen bij de inschatting van het recidiverisico door de behandelaar bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen? Deze onderzoeksvragen zullen exploratief onderzocht worden, omdat er nog geen onderzoek is dat zich richt op verschillen in de prevalentie van risico- en beschermende factoren tussen delinquente jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de ambulante forensische zorg. Ook zal per leeftijdscategorie exploratief onderzocht worden hoe sterk de beschermende factoren worden meegewogen, naast de risicofactoren, bij het maken van een inschatting van het recidiverisico door behandelaars.

Methode Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep bestond uit 8133 cliënten die geïndiceerd waren voor behandeling bij de Waag, wat een behandelcentrum is voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg. Behandelingen vonden plaats in een vrijwillig of verplicht kader.

In dit onderzoek werd een vergelijking gemaakt tussen jongeren (12 tot 18 jaar), jongvolwassenen (18 tot 23 jaar) en volwassenen (23 jaar en ouder). De groep jongeren bestond uit 1605 cliënten, de groep jongvolwassenen uit 1182 cliënten en de groep volwassenen uit 5346 cliënten. De gemiddelde leeftijd ten tijde van het onderzoek in de jongerengroep was 15 jaar (M = 15.37, SD = 1.325), in de jongvolwassengroep 20 jaar (M = 20.03, SD = 1.377) en in de volwassengroep 38 jaar (M = 37.95, SD = 10.295). In Tabel 1 is

(9)

de verdeling van het geslacht per groep weergegeven. Ook is per groep de verdeling van de afkomst en het aanmeldingsdelict weergegeven. Er werd een significant verschil voor geslacht tussen de groepen gevonden (χ²(2) = 168.41, p < 0.0005). Ditzelfde gold voor de afkomst (χ²(220) = 559.92, p < 0.0005). Voor het aanmeldingsdelict werd ook een significant verschil tussen de groepen gevonden (χ²(8) = 1356.08, p < 0.0005). Voor deze verschillen zal gecontroleerd worden in de analyses.

Instrument

In dit onderzoek werden de gegevens uit het risicotaxatie instrument de Waagschaal (tegenwoordig de RAF GGZ) gebruikt. De WaagSchaal is een risicotaxatie instrument speciaal ontworpen voor de ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg. Er bestaan twee versies van de WaagSchaal: de jeugdversie en de volwassenversie. De WaagSchaal is opgebouwd uit twaalf verschillende domeinen van (risico-)factoren: (1) eerdere en huidige delicten, (2) school/bijbaan/werk, (3) financiën, (4) woonomgeving, (5) gezin/partner, (6) sociaal netwerk, (7) vrije tijd, (8) middelen, (9) emotioneel/persoonlijk, (10) houding, (11) risicomanagement en (12) seksuele problematiek. Domein twaalf (seksuele problematiek) dient alleen te worden ingevuld als een delinquent ooit een zedendelict heeft gepleegd. Er zijn kleine verschillen tussen de jeugdversie en de volwassenversie. Zo ligt bij de jeugdversie de nadruk op school en het gezin en bij de volwassenversie ligt de nadruk op werk en de partner. In figuur 1 is de risiscotaxatieprocedure weergegeven van de WaagSchaal.

Antwoordcategorieën zijn dichotoom (ja, nee) of op een 3-puntsschaal (‘0’ geen probleem, ‘1’ het probleem is in enige mate aanwezig en ‘2’ het probleem is duidelijk aanwezig). Een voorbeeld van een item dat met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord kan worden in het domein financiën is het item: schulden. Hierop kan een antwoord gegeven worden over de aan- of afwezigheid van de schulden van de cliënt. Een voorbeeld van een item die op een 3-puntsschaal kan worden beantwoord in het domein sociaal netwerk is het item: positief

(10)

steunnetwerk. Hierop kan een beoordeling worden gegeven betreffend een positief steunnetwerk van de cliënt. Score 0 wordt gegeven als er sprake is van een aanzienlijk steunnetwerk, score 1 als er sprake is van enig steunnetwerk en score 2 als er sprake is van geen positief steunnetwerk of alleen negatieve steun.

Na het scoren van de items wordt per domein een algemeen gestructureerd klinisch oordeel van het algemeen functioneren gegeven. Deze wordt door de behandelaar beoordeeld op een 6-puntsschaal (score 0 tot en met 5). De scores 0 tot en met 2 betekenen dat er sprake is van goed functioneren op het desbetreffende domein. Score 3 betekent dat er sprake is van licht disfunctioneren op het desbetreffende domein. De scores 4 en 5 betekenen dat er sprake is van ernstig tot zeer ernstig disfunctioneren op het desbetreffende domein.

Indien er sprake is van disfunctioneren (score 3-5) op een domein en dit samenhangt met het delictgedrag, kan dit door een behandelaar gescoord worden als risicofactor. Dit wordt dichotoom gescoord, door aan te geven of er op het desbetreffende domein sprake is van risico. Hierna kan de behandelaar nog aangeven of er sprake is van beschermende factoren. Dit wordt eveneens dichotoom gescoord. Beschermende factoren worden gezien als bescherming voor delictgedrag. De beschermende factoren uit de WaagSchaal zijn: (1) intelligentie, (2) hechte band in de kindertijd, (3) empathisch vermogen, (4) coping, (5) zelfcontrole, (6) werk, (7) vrijetijdsbesteding, (8) financieel beheer, (9) motivatie voor behandeling, (10) houding tegenover autoriteit, (11) levensdoelen, (12) medicatie, (13) netwerk, (14) intieme relatie, (15) hulpverlening, (16) woonsituatie en (17) toezicht.

Als laatste wordt door de behandelaar een inschatting gegeven van het recidiverisico van de cliënt. Dit wordt gedaan voor alle typen delicten die voorkomen in de voorgeschiedenis van de cliënt. Deze kan variëren van laag, laag-matig, matig, matig-hoog tot en met hoog. De typen delicten waarop een inschatting gegeven kan worden zijn: zeden, geweld, huiselijk geweld, vermogen, vermogen met geweld en overig (Van Horn et al., 2009).

(11)

Het hoogst ingeschatte recidiverisico vormt de uitkomstmaat voor dit onderzoek. Hiervoor is gekozen omdat het in dit onderzoek gaat om hoe groot de kans is dat de cliënt zal recidiveren, ongeacht het type delict. Het codeerblad van de WaagSchaal is opgenomen in Bijlage 1 voor zowel de jeugd- als de volwassen versie.

De voorspellende waarde van de WaagSchaal, weergegeven als de AUC-waarde (Area Under the Curve) is onderzocht door Van Horn en anderen (2009). De AUC kwam in dit onderzoek uit op 0.77, welke beoordeeld kan worden als goed (AUC > .75) (Sjöstedt & Grann, 2002). In hetzelfde onderzoek van Van Horn en anderen (2009) werd ook de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de WaagSchaal gemeten door middel van ICC (Intraclass Correlatie Coëficiënt). Bij het scoren van de items was de ICC 0.88 en bij het identificeren van de risicodomeinen was de ICC 0.73. Deze waarden kunnen beoordeeld worden als uitstekend (ICC≥.75) en goed (.60≤ICC<.75) (Landis & Koch, 1977).

Procedure

Risicotaxatie maakt sinds juni 2008 onderdeel uit van de primaire procedure bekend als ROM (Routine Outcome Monitoring) bij de Waag. Onder de primaire procedure wordt het verlenen van zorg verstaan. Hiervan zijn intake, ROM, diagnostiek, behandeling en evaluatie de onderdelen. Bij ROM worden er verschillende uitkomstmaten gemeten, waaronder het recidiverisico door middel van risicotaxatie (de WaagSchaal). ROM vindt plaats aan het begin, tussentijds en het eind van de behandeling. De risicotaxaties worden gedaan door getrainde behandelaars van de Waag. De gegevens uit de risicotaxaties van de intake bij cliënten werden voor dit onderzoek geanonimiseerd gebruikt van de periode juni 2008 tot en met juli 2012.

Analyses

Voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag, verschillen tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de prevalentie van risico- en beschermende factoren, zijn

(12)

de risico- en beschermende factoren in de verschillende domeinen geanalyseerd. Deze dichotome variabelen werden als onafhankelijke variabelen meegenomen in een multinominale logistische regressieanalyse. Bij deze analyse werden achtergrondkenmerken als geslacht, afkomst en aanmeldingsdelict toegevoegd als onafhankelijke variabelen om hiervoor te kunnen controleren. De jongerengroep werd in deze analyse gebruikt als referentiecategorie. Deze multinominale logistische regressieanalyse werd gebruikt om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen de jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de prevalentie van risico- en beschermende factoren.

De hoogste inschatting van het recidiverisico van de cliënten werden gebruikt voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag. Door middel van biseriële correlaties werd er gekeken hoe een behandelaar bij gebruik van een gestructureerd klinisch oordeel tot een weging komt van de verschillende factoren bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. Hierbij werden de correlaties tussen de risico- en beschermende factoren en de inschatting van het recidiverisico geanalyseerd. Als laatste werd een hiërarchische multipele logistische regressieanalyse uitgevoerd om de unieke bijdrage van de beschermende factoren op het recidiverisico te onderzoeken. Dit werd gedaan per leeftijdscategorie. In deze analyses werden eveneens de achtergrondkenmerken als geslacht, afkomst en aanmeldingsdelict opgenomen om hiervoor te kunnen controleren.

Resultaten

Het eerste doel van dit onderzoek was te kijken in hoeverre er verschillen zijn tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren. Dit werd door middel van een multinominale logistische regressieanalyse onderzocht, waarbij werd gecontroleerd voor verschillen in achtergrondkenmerken. De resultaten van deze analyses zijn weergegeven in Tabel 2. Als referentiecategorie is de

(13)

leeftijdsgroep ‘jongere’ genomen. De odds-ratio’s in Tabel 2 geven aan hoeveel hoger (OR > 1) of lager (OR < 1) de jongvolwassen- en de volwassengroep ten opzichte van de jongerengroep werden gescoord door de behandelaar op de risicofactoren. Voor zowel de jongvolwassen- als de volwassengroep ten opzichte van de jongerengroep werden de factoren school/bijbaan/werk, gezin/partner, sociaal netwerk, vrije tijd en houding significant minder vaak gescoord door de behandelaar als risicofactor. In tegenstelling hiervan werden voor zowel de jongvolwassen- als de volwassengroep ten opzichte van de jongerengroep de factoren eerdere en huidige delicten, financiën, middelen en emotioneel/persoonlijk door de behandelaar significant vaker gescoord als risicofactor. De factor woonomgeving werd alleen in de volwassengroep significant minder vaak gescoord door de behandelaar ten opzichte van de jongerengroep. Voor de risicofactoren risicomanagement en seksuele problematiek werden er geen significante verschillen gevonden voor zowel de jongvolwassengroep als de volwassengroep ten opzichte van de jongerengroep.

De resultaten van de analyses van beschermende factoren tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen zijn weergegeven in Tabel 3. Hierbij is eveneens de jongeren leeftijdsgroep als referentiecategorie genomen. Ook hier zijn de achtergrondkenmerken geslacht, afkomst en aanmeldingsdelict in de analyse opgenomen om hiervoor te kunnen controleren. Ten opzichte van de jongerengroep werden in de jongvolwassen- en de volwassengroep de factoren intelligentie, hechte band in de kindertijd, empathisch vermogen, vrijetijdsbesteding, motivatie voor behandeling, houding tegenover autoriteit, netwerk, woonsituatie en toezicht door de behandelaar significant minder vaak gescoord als beschermende factor. De factor coping werd alleen in de jongvolwassengroep ten opzichte van de jongerengroep significant minder vaak gescoord door de behandelaar als beschermende factor. Intieme relatie werd in de volwassengroep ten opzichte van de jongerengroep significant vaker gescoord door de behandelaar als beschermende factor. Voor

(14)

de beschermende factoren zelfcontrole, werk, financieel beheer, levensdoelen, medicatie en hulpverlening werden er geen significante verschillen gevonden in zowel de jongvolwassengroep als de volwassengroep ten opzichte van de jongerengroep.

Het tweede doel van dit onderzoek was om te kijken hoe een behandelaar bij gebruik van een gestructureerd klinisch oordeel tot een weging komt van de verschillende factoren bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. Dit werd allereerst onderzocht door middel van biseriële correlaties te berekenen tussen risico- en beschermende factoren en het ingeschatte recidiverisico, apart voor jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Tabel 4. De meeste risicofactoren bleken significant gecorreleerd met het ingeschatte recidiverisico bij alle drie de groepen. Alleen de risicofactor seksuele problematiek bleek niet significant te correleren met het ingeschatte recidiverisico voor alle leeftijdscategorieën. Voor biseriële correlaties geldt dat waardes voor een zwak, matig en sterk verband respectievelijk liggen bij 0.10, 0.243 en 0.371 (Rice & Harris, 2005). De meeste significante correlaties bleken zwak te zijn en een paar correlaties bleken matig te zijn.Voor de beschermende factoren werden significante correlaties gevonden tussen de beschermende factoren coping en zelfcontrole en het ingeschatte recidiverisico voor alle leeftijdscategorieën. Tussen de beschermende factor netwerk en het ingeschatte recidiverisico werd alleen een significante correlatie gevonden bij de jongeren. Tussen de beschermende factoren hechte band in de kindertijd, levensdoelen, intieme relatie en hulpverlening werd alleen een significante correlatie gevonden met het ingeschatte recidiverisico bij de volwassenen. Voor de beschermende factoren intelligentie en houding tegenover autoriteit werden er significante correlaties gevonden met het ingeschatte recidiverisico bij zowel de jongvolwassenen als de volwassenen. Voor de beschermende factoren empathisch vermogen en financieel beheer werden er significantie correlaties gevonden met het ingeschatte recidiverisico bij zowel de

(15)

jongeren als de volwassenen. Alle gevonden significante correlaties bleken zwak te zijn (Rice & Harris, 2005).

Het derde doel van het onderzoek was de unieke bijdrage van de beschermende factoren bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen op de inschatting van het recidiverisico te onderzoeken. Dit werd gedaan door middel van een hiërarchische logistische regressieanalyse. De afhankelijke variabele in deze analyse was eveneens het ingeschatte recidiverisico. In de eerste stap werden de achtergrondkenmerken geslacht, afkomst en aanmeldingsdelict ingevoerd om hiervoor te kunnen controleren. In de tweede stap werden alle risicofactoren ingevoerd en in de derde stap werden alle beschermende factoren ingevoerd. De resultaten van de analyses zijn weergegeven in Tabel 5. Hierin zijn per groep de regressiegewichten (β) weergegeven. Ook is per stap de unieke bijdrage (ΔR²) per groep

weergegeven. In alle groepen waren de totale modellen significant; jongeren (F(32,1462) = 14.03, p <.0005), jongvolwassenen (F(32,1062) = 10.90, p <.0005) en volwassenen (F(32,4923) = 45.53, p <.0005). De unieke bijdrage van de beschermende factoren op het ingeschatte recidiverisico bleek het grootst te zijn in de jongvolwassengroep, namelijk 2,3% (ΔR² = 0.023). Dit werd gevolgd door de jongerengroep, namelijk 1,7% (ΔR² = 0.017). In de volwassengroep was de unieke bijdrage van beschermende factoren het laagst, namelijk 1,2% (ΔR² = 0.012). De toevoeging van de beschermende factoren op het ingeschatte recidiverisico bleek in alle groepen significant te zijn (p < 0.05).

(16)

Discussie

In dit onderzoek werd gekeken naar de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren en de mate waarin deze factoren worden meegewogen door de behandelaars bij de inschatting op het recidiverisico bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de ambulante forensische zorg. Dit werd onderzocht omdat er nog weinig kennis is ten aanzien van de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren en in hoeverre behandelaars kennis hierover hebben en dit meenemen bij inschatting van het recidiverisico bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen.

Het eerste doel van dit onderzoek was om te kijken in hoeverre er verschillen zijn tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren. Voor de meeste risicofactoren geldt dat ze vaker voorkomen bij jongeren dan bij jongvolwassenen en volwassenen. Ook werd gevonden dat de meeste beschermende factoren vaker voorkomen bij jongeren dan bij jongvolwassenen en volwassenen. Eerder onderzoek van Van der Put en anderen (2011) liet zien dat risicofactoren significant vaker voorkomen in de vroege adolescentie en beschermende factoren significant vaker voorkomen in de late adolescentie bij delinquente adolescenten.

Het tweede doel van dit onderzoek was te kijken hoe een behandelaar bij gebruik van een gestructureerd klinisch oordeel tot een weging komt van de verschillende factoren en of hierbij verschillen zijn tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. Allereerst werd er gekeken naar de bivariate samenhang tussen de risico- en beschermende factoren en het door de behandelaar ingeschatte recidiverisico. In alle groepen bleken de meeste risicofactoren samen te hangen met het ingeschatte recidiverisico, waarbij sprake was van zwakke of matige verbanden. De risicofactoren hingen allemaal ongeveer even sterk samen met het ingeschatte risico- en werden dus ongeveer even zwaar meegewogen door behandelaars. Er hingen

(17)

minder beschermende factoren samen met het ingeschatte recidiverisico en de samenhang was minder sterk dan bij de risicofactoren. Hierbij bleek het slechts om zwakke verbanden te gaan.

Een belangrijke bevinding is dat beschermende factoren door behandelaars minder zwaar worden meegewogen dan risicofactoren voor jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. Dit komt niet overeen met eerder onderzoek van De Vries Robbé, De Vogel en Douglas (2013). In dit onderzoek werd gevonden dat de totaalscore van beschermende factoren even zwaar samenhangt met risico als risicofactoren. Er lijkt dus een discrepantie te zijn tussen de mate waarin behandelaars beschermende factoren meewegen bij het inschatten van het recidiverisico en de werkelijk samenhang tussen beschermende factoren en recidive.

Het derde doel was te onderzoeken in hoeverre de beschermende factoren naast de risicofactoren nog een bijdrage leveren aan de inschatting van het recidiverisico. De unieke bijdrage van beschermende factoren bleek bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen allen significant te zijn. Dit komt overeen met eerder onderzoek van De Vries Robbé en anderen (2013), waarin werd gevonden dat de toevoeging van beschermende factoren boven risicofactoren een significante bijdrage leveren aan de voorspelling van werkelijke recidive. In dit onderzoek werd ook gevonden dat dit effect sterker was voor groepen met een matig tot hoog recidiverisico. Dit laat zien dat de toevoeging van beschermende factoren belangrijk is, vooral in de forensische zorg.

Het huidige onderzoek is uniek, omdat niet eerder is onderzocht hoe de weging van behandelaars tot stand komt door middel van de weging risico- en beschermende factoren op de inschatting van het recidiverisico bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen in de ambulante forensische zorg. De resultaten bieden mogelijk aanknopingspunten om de waagschaal verder te ontwikkelen.

Er zijn naar aanleiding van dit onderzoek aanbevelingen voor vervolgonderzoek te noemen. Het zou interessant zijn om in vervolgonderzoek de samenhang te onderzoeken

(18)

tussen de risico- en beschermende factoren en de werkelijke recidive. Hiermee kan inzicht worden verkregen in hoeverre de ‘juiste wegingen’ worden gehanteerd door de behandelaars. Ook wordt hiermee inzicht verkregen in hoeverre de inschatting van de behandelaars van de hoogte van het recidiverisico overeenkomt met de daadwerkelijke recidive. Deze informatie kan nuttig zijn voor de handleiding en trainingen.

Een tweede aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om hierbij ook gebruik te maken van informatie uit de directe omgeving van de cliënt, zoals familie of naaste vrienden. De ingevulde risicotaxatie’s uit huidig onderzoek zijn slechts een weergave van de behandelaars zelf. Hierdoor kan een eenzijdig beeld ontstaan van de cliënt. Het doel hiervan is om een completer beeld te geven bij een inschatting van de risico- en beschermende factoren en het recidiverisico en zo een passende behandeling te bieden. Ook kan in de toekomst gebruik gemaakt worden van de risicotaxatie’s die worden gedaan aan het eind van de behandelingen. In dit onderzoek is ervoor gekozen om de risicotaxatie’s van de intake te gebruiken. Op dat moment gaat het er vooral om hoe de behandeling vorm gegeven kan worden, om het risico op recidive te verminderen. De risicotaxatie die bij de afsluiting van de behandeling wordt gedaan is gericht op het inschatten van een recidiverisico na de behandeling en dient als evaluatie van de behandeling. Zo kan door de behandelaar ingeschat worden of door de behandeling het risico op recidive is verminderd. Ook kan hiermee onderzocht worden of dynamische risicofactoren zijn verminderd en het aantal beschermende factoren is toegenomen, en of hier verschillen in zijn tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen.

Een derde aanbeveling is om meer gespecificeerd binnen de leeftijdsgroepen te onderzoeken. De onderzochte leeftijdsgroepen blijken namelijk erg heterogeen te zijn, in dit onderzoek zijn namelijk alle delictgroepen meegenomen. Dit kan worden onderzocht met huidige risicotaxaties door op itemniveau te onderzoeken. De gevonden resultaten kunnen

(19)

mogelijk meer informatie opleveren voor behandelingen voor verschillende leeftijds- en delictgroepen.

De gevonden resultaten in het huidige onderzoek kunnen implicaties voor de praktijk bieden. In de ambulante forensische zorg wordt gewerkt vanuit het Risk Need Responsivity-model (RNR) van Andrews en Bonta (2010). Het RNR-Responsivity-model beschrijft dat effectieve behandelingen gericht moeten zijn op het risico, de behoefte en de responsiviteit van de cliënt (Van der Laan, 2004; Andrews & Bonta, 2010). Uit huidig onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren verschillen tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. De sterkte van de verbanden tussen de risico- en beschermende factoren en het ingeschatte recidiverisico verschilt niet tussen deze leeftijdsgroepen. Het is belangrijk om alle aanwezige risicofactoren goed in kaart te brengen tijdens de risicotaxatie voor een effectieve behandeling. Bij jongeren is het mogelijk vaker nodig om multi-modale behandelingen in te zetten, omdat meer risicofactoren bij deze groep aanwezig blijken te zijn. Strafrechtelijke behandelingen blijken namelijk het meest effectief te zijn als er volgens het RNR model wordt gewerkt (Andrews & Bonta, 2010).

(20)

Literatuur

Andrews, D. A., & Bonta, J. (2010). The psychology of criminal conduct (5th ed.). New Providence, NJ: LexisNexis.

Arthur, M. W., Hawkins, J. D., Pollard, J. A., Catalano, R. F., & Baglioni, A. J. (2002). Measuring risk and protective factors for use, delinquency, and other adolescent problem behaviors the communities that care youth survey. Evaluation Review, 26, 575-601. doi:10.1177/019384102237850

Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam: Bert Bakker.

De Ruiter, C., & Veen, V. C. (2006). Voorkomen van recidive bij geweldsdelinquenten: wat werkt. Dth, 26, 51-60. doi:10.1007/BF03060411

De Vries Robbé, M., De Vogel, V., & Douglas, K. S. (2013). Risk factors and protective factors: A two-sided dynamic approach to violence risk assessment. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 24, 440-457.

doi:10.1080/14789949.2013.818162

Dorreleijers, T., & Fokkens, J. W. (2010). Minderjarigen en jongvolwassenen: pleidooi voor een evidence based strafrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers BV.

Fergusson, D. M., Vitaro, F., Wanner, B., & Brendgen, M. (2007). Protective and compensatory factors mitigating the influence of deviant friends on delinquent behaviours during early adolescence. Journal of Adolescence, 30, 33-50. doi: 10.1016/j.adolescence.2005.05.007

Gardner, M. & Steinberg, L. (2005). Peer influence on risk taking, risk preference, and risky decision making in adolescence and adulthood: An experimental study. Developmental Psychology, 41, 625-635. doi:10.1037/0012-1649.41.4.625

(21)

Grove, W. M., Zald, D. H., Lebow, B. S., Snitz, B. E., & Nelson, C. (2000). Clinical versus mechanical prediction: a meta-analysis. Psychological assessment, 12, 19.

doi:10.1037//1040-3590.12.1.19

Landis, J. R., & Koch, G. G. (1977). The measurement of observer agreement for categorical data. Biometrics, 33, 159-174. doi:10.2307/2529310

Liefaard, T. (2011). Strafrecht voor adolescenten: een kritische analyse van de plannen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Nederlands Juristenblad, 1873, 2496-2502. Lodewijks, H. P., de Ruiter, C., & Doreleijers, T. A. (2003). Risicotaxatie en risicohantering

van gewelddadig gedrag bij adolescenten. Dth, 23, 13-21. doi:10.1007/BF03060301 Loeber, R., Farrington, D. P., Stouthamer-Loeber, M., & White, H. R. (2008). Violence and

serious theft: Development and prediction from childhood to adulthood. Mahwah, NJ: Erlbaum.

Luthar, S. S., Cicchetti, D., & Becker, B. (2000). The construct of resilience: A critical evaluation and guidelines for future work. Child development, 71(3), 543-562. doi:10.1111/1467-8624.00164

Mulder, E., Brand, E., Bullens, R., & Van Marle, H. (2011). Risk factors for overall recidivism and severity of recidivism in serious juvenile offenders. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 55, 118-135. doi:10.1177/0306624X09356683

Nagtegaal, M. H., & Schönberger, H. J. M. (2013). Het belang van beschermende factoren in de risicotaxatie van tbs-gestelden. Den Haag: WODC.

Rice, M. E., & Harris, G. T. (2005). Comparing effect sizes in follow-up studies: ROC Area, Cohen's d, and r. Law and human behavior, 29, 615. doi:10.1007/s10979-005-6832-7

(22)

Sjöstedt, G., & Grann, M. (2002). Risk assessment: What is being predicted by actuarial prediction instruments? International Journal of Forensic Mental Health, 1,

179-183. doi:10.1080/14999013.2002.10471172

Van der Laan, A. M., Van der Schans, C. A., Bogaerts, S., & Doreleijers, T. A. H. (2009). Criminogene en beschermende factoren bij jongeren die een basisraadsonderzoek ondergaan. Den Haag: WODC.

Van der Put, C. E., Stams, G. J. J. M., Hoeve, M., Deković, M., Spanjaard, H. J. M., Van der Laan, P. H., & Barnoski, R. P. (2012). Changes in the relative importance of dynamic risk factors for recidivism during adolescence. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 56, 296-316.

doi:10.1177/0306624X11398462

Van der Put, C. E., Van der Laan, P., Stams, G. J. J. M., Deković, M., & Hoeve, M. (2011). Promotive factors during adolescence: Are there changes in impact and prevalence during adolescence and how does this relate to risk factors? International Journal of Child, Youth and Family Studies, 2, 119-141.

Van Horn, J. E., Wilpert, J., Bos, M. G. N., Eisenberg, M., & Mulder, J. (2009). WaagSchaal jeugd: de psychometrische kwaliteit van een gestructureerd klinisch risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie. Panopticon, tijdschtift voor strafrecht, criminologie en forensisch welzijnswerk, 30, 23-34.

Van Leijenhorst, L., Zanolie, K., Van Meel, C. S., Westenberg, P. M., Rombouts, S. A., & Crone, E. A. (2010). What motivates the adolescent? Brain regions mediating reward sensitivity across adolescence. Cerebral Cortex, 20, 61-69.

(23)

Tabellen en Figuren Tabel 1

Overzicht Geslacht, Afkomst en Aanmeldingsdelict van de Onderzoeksgroepen Jongeren (n=1605) Jongvolwassenen (n=1182) Volwassenen (n=5346) Geslacht: Man Vrouw Afkomst: 1252 (78,0%) 353 (22,0%) 1021 (86,4%) 161 (13,6%) 4826 (90,3%) 520 (9,7%) Nederland 1396 (87,0%) 1014 (85,8%) 3764 (70,4%) Suriname 38 (2,4%) 20 (1,7%) 401 (7,5%) Marokko 24 (1,5%) 20 (1,7%) 218 (4,1%) Nederlandse Antillen 27 (1,7%) 24 (2,0%) 205 (3,8%) Turkije 9 (0,6%) 7 (0,6%) 176 (3,3%) Anders 111 (6,8%) 94 (8,2%) 582 (10,9%) Aanmeldingsdelict: Huiselijk geweld 72 (4,5%) 201 (17,0%) 2148 (40,2%) Agressie 797 (49,7%) 604 (51,1%) 1658 (31,0%) Zeden 106 (6,6%) 85 (7,2%) 671 (12,6%) Vermogen 170 (10,6%) 170 (14,4%) 370 (6,9%) Overig 352 (21,9%) 69 (5,8%) 265 (5,0%) Onbekend 108 (6,7%) 53 (4,5%) 235 (4,4%)

(24)

Tabel 2

Resultaten van de Multinominale Logistische Regressieanalyse met Risicofactoren als Onafhankelijke Variabelen en Leeftijdscategorie als Afhankelijke Variabelen

Leeftijdscategorie Jongeren (n=1605) Jongvolwassenen (n=1182) Volwassenen (n=5346)

Risicofactoren Odds p Odds p

Eerdere en huidige delicten - 1.574* .000 1.228* .003

School/bijbaan/werk - .619* .000 .529* .000 Financiën - 2.590* .000 3.834* .000 Woonomgeving - .852 .122 .725* .000 Gezin/partner - .641* .000 .828* .006 Sociaal netwerk - .752* .001 .474* .000 Vrije tijd - .527* .000 .427* .000 Middelen - 3.048* .000 2.996* .000 Emotioneel/persoonlijk - 2.195* .000 1.733* .000 Houding - .673* .000 .524* .000 Risicomanagement - 1.134 .161 .983 .816 Seksuele problematiek - .899 .669 1.417 .055

(25)

Tabel 3

Resultaten van de Multinominale Logistische Regressieanalyse met Beschermende Factoren als Onafhankelijke Variabelen en Leeftijdscategorie als Afhankelijke Variabelen

Leeftijdscategorie Jongeren (n=1605) Jongvolwassenen (n=1182) Volwassenen (n=5346)

Beschermende factoren - Odds p Odds p

Intelligentie - .644* .004 .618* .000

Hechte band in de kindertijd - .380* .000 .224* .000

Empathisch vermogen - .342* .000 .724* .049 Coping - .395* .002 .689 .051 Zelfcontrole - .689 .514 1.053 .750 Werk - 1.175 .347 .818 .172 Vrijetijdsbesteding - .541* .011 .563* .001 Financieel beheer - 1.627 .251 1.533 .235

Motivatie voor behandeling - .651* .001 .726* .002

Houding tegenover autoriteit - .307* .000 .308* .000

Levensdoelen - 1.250 .110 .894 .344 Medicatie - 1.022 .937 1.460 .075 Netwerk - .465* .000 .509* .000 Intieme relatie - 1.127 .598 1.426* .047 Hulpverlening - .805 .064 .931 .427 Woonsituatie - .557* .000 .291* .000 Toezicht - .741* .017 .540* .000

(26)

Tabel 4

Resultaten Biseriële Correlaties Risico- en Beschermende Factoren en het Ingeschatte Recidiverisico onder Jongeren, Jongvolwassenen en Volwassenen

Correlaties Jongeren (n=1605) Jongvolwassenen (n=1182) Volwassenen (n=5346) Risicofactoren:

Eerdere en huidige delicten .306** .254** .280**

School/bijbaan/werk .196** .174** .199** Financiën .125** .166** .174** Woonomgeving .197** .213** .175** Gezin/partner .177** .152** .160** Sociaal netwerk .188** .193** .191** Vrije tijd .209** .206** .178** Middelen .175** .188** .200** Emotioneel/persoonlijk .171** .194** .228** Houding .326** .265** .236** Risicomanagement .234** .231** .251** Seksuele problematiek -.011 -0.54 .006 Beschermende factoren: Intelligentie -.008 -.121** -.058**

Hechte band in de kindertijd .001 -.038 -.041**

Empathisch vermogen -.050* -.034 -.079** Coping -.087** -.086** -.069** Zelfcontrole -.058* -.083** -.107** Werk .042 -.001 -.005 Vrijetijdsbesteding -.020 -.047 .003 Financieel beheer -.056* -.030 -.039**

Motivatie voor behandeling .028 .020 .004

Houding tegenover autoriteit -.013 -.066* -.037**

Levensdoelen -.006 .003 -.028* Medicatie -.003 .041 .025 Netwerk .052* -.045 -.025 Intieme relatie .004 .023 -.034* Hulpverlening -.021 -.016 -.045** Woonsituatie .018 .013 -.012 Toezicht .024 -.025 -.015 Noten: * = p < 0.05; ** = p < 0.01.

(27)

Tabel 5

Resultaten Hiërarchische Logistische Regressieanalyse waarbij het Ingeschatte Recidiverisico wordt voorspeld door Achtergrondkenmerken, Risico- en Beschermende Factoren onder Jongeren, Jongvolwassenen en Volwassenen

Jongeren (n=1605) Jongvolwassenen (n=1182) Volwassenen (n=5346) Stap Variabele β ΔR² β ΔR² β ΔR² 1. Achtergrondkenmerken .002 .007* .003* Geslacht -.071 -.160 -.159* Afkomst -.004 -.024 -.010 Aanmeldingsdelict -.028 -.057 -.024 2. Risicofactoren .215* .217* .213*

Eerdere en huidige delicten .380* .380* .408*

School/bijbaan/werk .150* .045 .135* Financiën .053 .163* .080* Woonomgeving .246* .284* .196* Gezin/partner .140* .192* .226* Sociaal netwerk .011 .116 .104* Vrije tijd .158* .188* .159* Middelen .265* .216* .239* Emotioneel/persoonlijk .040 .418* .443* Houding .399* .296* .267* Risicomanagement .160* .235* .297* Seksuele problematiek -.118 -.255* .006 3. Beschermende factoren .017* .023* .012* Intelligentie -.042 -.419* -.086

Hechte band in de kindertijd -.049 -.141 -.156

Empathisch vermogen -.101 .003 -.243* Coping -.363* -.540* -.023 Zelfcontrole -.246 -.141 -.315* Werk .176 .112 .038 Vrijetijdsbesteding -.012 -.126 .142 Financieel beheer -.421 -.318 -.140

Motivatie voor behandeling .057 .147 .051

Houding tegenover autoriteit .032 -.288 -.160

Levensdoelen -.068 .007 -.072 Medicatie -.065 .163 .097 Netwerk .119 -.149 .014 Intieme relatie -.120 .085 -.080 Hulpverlening -.088 -.015 -.103* Woonsituatie -.052 -.052 -.079 Toezicht .003 -.128 -.060 Noot: * = p < 0.05.

(28)

Figuur 1. Schematische weergave van de risicotaxatieprocedure in de WaagSchaal, overgenomen uit Van Horn, et al. (2009).

Stap 1: items in de domeinen scoren aan de hand van

scoringsrichtlijnen.

Stap 2: per domein wordt gestructureerd klinisch oordeel gegeven over

functioneren van cliënt. Scores 3, 4 en 5 = disfunctioneren.

Stap 3: inschatting of disfunctioneren van cliënt op een domein met delictgedrag samenhangt (risicodomein).

Stap 4: inschatting van het recidiverisico op basis van risicodomeinen en protectieve factoren.

Stap 5: risicodomeinen en protectieve factoren geven richting aan de behandeling. Het recidiverisico bepaalt de behandelintensiteit en -duur en mate van toezicht. Items domein 1 Items domein 2 01 02 03 04 01 02 Algemeen oordeel Algemeen oordeel Probleem versus risicodomein Probleem versus risicodomein 3, 4 en 5 scores Risico- domein en Recidiverisico Behandelinhoud Beschermen de factoren Behandelinhoud Behandelbeleid

(29)

Bijlagen Codeerblad WaagSchaal Jeugd

Naam cliënt : ……… Cliëntnummer : ………

Vestiging  U  DH  A  FL  H  LD  RM Geboortedatum : ………

Beoordelaar : ……… RT-datum : ………

Kader  vrijwillig  in afwachting van zitting  verplicht

Meting  voormeting  tussentijdse meting  nameting

Type  Zeden  hands-on  hands-off

Aanmeldings-  Geweld  verbaal  vandalisme  fysiek bekende  fysiek onbekende

klacht/delict  huiselijk geweld

 Vermogen  diefstal  heling  inbraak  drugshandel

 oplichting 

 Geweld + vermogen  straatroof 

 Overig  brandstichting  stalking  spijbelen 

Omschrijving Aanmeldings-klacht

(aard, frequentie en type slachtoffer)

Dossier  pro justitia rapp.  ggz / bur. jeugdz.  verslag afsluiting behandeling De Waag

 reclasseringsrapp.  pv  therapieverslagen

 intakeverslag  raad v kinderbesch.  overig, nl………

1. Eerdere en huidige delicten ?

aantal:

a. Veroordelingen/afdoeningen  nee  ja ____ 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

b. Officiële aangifte(n)/registraties (zonder veroordeling)  nee  ja ____ 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

c. Niet officieel geregistreerde delicten/wangedragingen  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

d. Gebruik van wapens of bedreiging met de dood  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

e. Escalatie in frequentie en/of ernst  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

f. Jonge leeftijd bij eerste uiting van antisociaal gedrag  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

g. Zich onttrokken hebben aan toezicht/interventie  nvt  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

h. Algemeen klinisch oordeel ‘Eerdere en huidige delicten’  0  1  2  3  4  5

(30)

2. School/(bij)baan I. School

Historisch ?

a. Gedragsproblemen op basisschool  0  1  2 

b. Geringe schoolprestaties (gehele schoolcarrière)  0  1  2 

c. Speciaal onderwijs  nee  ja 

Huidig (afgelopen 6 maanden)  nvt

d. Gedragsproblemen op school  0  1  2 

e. Weinig interesse in/binding met school  0  1  2 

II. (Bij)baan  geen werk, volgt opleiding

 geen werk, volgt géén opleiding

?

f. Geringe werkprestaties  0  1  2 

g. Omgang met collegae  0  1  2 

h. Omgang met leidinggevende(n)  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

i. Algemeen klinisch oordeel ‘School/(bij)baan’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

3. Financiën ?

a. Bron van inkomsten  ja  nee 

b. Schulden  nee  ja 

Bevredigend Onbevredigend

c. Algemeen klinisch oordeel ‘Financiën’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

4. Woonomgeving ?

a. Stabiliteit van de huidige leefsituatie (afgelopen 6 maanden)  0  1  2

b. Achterstandsbuurt  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

c. Algemeen klinisch oordeel ’Woonomgeving’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

5. Gezin ?

a. Criminaliteit van ouders/verzorgers  0  1  2 

b. Drugs-/alcoholgebruik van ouders  0  1  2 

c. Psychische problemen van ouders  0  1  2 

d. Geringe opvoedingsvaardigheden van ouders  0  1  2 

e. Slechte relatie met ouders  0  1  2 

(31)

5. Gezin (vervolg) ?

f. Discontinuïteit (tot 10e jaar)  0  1  2

g. Vroege verstoring in de verzorgingssituatie (tot 12e jaar)  0  1  2

h. Criminaliteit van broers en/of zussen  0  1  2 

i. Drugs-/alcoholgebruik van broers en/of zussen  0  1  2 

j. Slechte relatie met broers en/of zussen  0  1  2 

k. Gebrek aan steun van andere volwassenen  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

l. Algemeen klinisch oordeel ‘Gezin’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

6. Sociaal netwerk ?

a. Leeftijdsadequate contacten  0  1  2 

b. Afwijzing door leeftijdgenoten  0  1  2 

c. Omgang met delinquente leeftijdgenoten  0  1  2 

d. Bewijs van positieve steunnetwerken  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

e. Algemeen klinisch oordeel ‘Sociaal netwerk’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

7. Vrije tijd ?

a. Individuele vrijetijdsbesteding  0  1  2 

b. Contextuele vrijetijdsbesteding  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

c. Algemeen klinisch oordeel ‘Vrije tijd’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

8. Middelen ?

a. Drankmisbruik/-afhankelijkheid in het verleden  nee  ja 

b. Drugsmisbruik/-afhankelijkheid in het verleden  nee  ja 

c. Drankmisbruik/-afhankelijkheid afgelopen 6 maanden  nee  ja 

d. Drugsmisbruik/-afhankelijkheid afgelopen 6 maanden  nee  ja 

drug(s):_________

e. Relatie met criminaliteit/wangedrag  nee  ja 

f. Problemen op school/werk door middelengebruik  nee  ja 

Bevredigend Onbevredigend

g. Algemeen klinisch oordeel ‘Middelen’  0  1  2  3  4  5

(32)

9. Emotioneel/Persoonlijk ? Historisch

a. Getuige zijn van geweld in het gezin  0  1  2 

b. Geschiedenis van mishandeling als kind (tot 12e jaar)  0  1  2

c. Geschiedenis van seksueel misbruik  0  1  2 

d. Geschiedenis van gedragsstoornissen (tot 10e jaar)  0  1  2

e. Eerdere zelfbeschadiging of suïcidepogingen  0  1  2 

Huidig (afgelopen 6 maanden) ?

f. Impulsiviteit/Riskant gedrag  0  1  2 

g. Stressvolle gebeurtenissen  0  1  2 

h. Geringe copingvaardigheden  0  1  2 

i. Problemen met hanteren van boosheid  0  1  2 

j. Lage zelfwaardering  0  1  2 

Overig

k. DSM As I (Indien niet elders gescoord)  nee  ja

Classificatie(s):

l. Persoonlijkheidskenmerken  nee  ja

Trekken van: ?

m. Aandachtstekort/Hyperactiviteit  0  1  2 

n. Aanwijzingen voor cognitieve/intellectuele beperkingen  nee  ja 

o. Medicatietrouw  nvt  ja  nee 

 A-psych.  A-depr.  ADHD  Slaap  Kalmering  Anders namelijk:

Bevredigend Onbevredigend

p. Algemeen klinisch oordeel ‘Emotioneel/Persoonlijk’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

10. Houding

?

a. Verantwoordelijkheid nemen voor delict  0  1  2 

b. Gebrek aan empathie/berouw  0  1  2 

c. Afwezigheid van cognitieve vervormingen  0  1  2 

d. Negatieve opvattingen  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

e. Algemeen klinisch oordeel ‘Houding’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

11. Risicomanagement

?

a. Hulpverlening in het verleden  nvt  0  1  2 

b. Onvoldoende medewerking aan interventies  0  1  2 

c. Ouders niet-coöperatief  0  1  2 

(33)

11. Risicomanagement (vervolg)

 nvt Volgende items alleen invullen als het een herhaalde meting betreft (ga door naar 11h) ?

d. Aanwezigheid behandeling  0  1  2 

e. Inzet tijdens behandeling  0  1  2 

f. Begrip van risicofactoren en toepassing TVP  0  1  2 

g. Behandeling afgebroken  nee  ja 

Bevredigend Onbevredigend

h. Algemeen klinisch oordeel ‘Risicomanagement’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

12. Seksuele problematiek

Alleen invullen als er sprake is van delictgedrag type zeden bij domein 1 ?

a. Hands-on  nee  ja 

b. Hands-off  nee  ja 

c. Seksuele deviatie  0  1  2 

DSM-classificaties:

d. Periode waarin seksuele delicten zijn gepleegd  0  1  2 

e. Mate van planning van seksuele delicten  imp.  enige mate

gepl.  gepl.

f. Geseksualiseerde agressie  0  1  2 

g. Seksuele preoccupatie  0  1  2 

h. Omgang met/beheersing van seksuele behoefte

(afgelopen 6 maanden)

 0  1  2 

Informatie slachtoffer(s)

i. Niet-verwant  nee  beide  ja 

j. Onbekend  nee  beide  ja 

k. Mannelijk  nee  beide  ja 

l. Minderjarig (< 10 jaar en 4 jaar verschil)  0  1  2

m. Waargenomen verzet van het slachtoffer  0  1  2 

n. Aantal slachtoffers  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

o. Algemeen klinisch oordeel ‘Seksuele problematiek’  0 1  2  3  4  5

Toelichting: Aanvullende risicofactoren  Gokverslaving  Computerverslaving  Culturele aspecten  Religie  Overig, nl……… Toelichting:

(34)

KLINISCH EINDOORDEEL ‘RISICODOMEINEN’

Vink hieronder de domeinen aan die bij het algemeen klinisch oordeel een 3, 4 of 5 score hebben.

Als de linkerkolom ‘probleem’ is aangevinkt, schat dan in of het domein samenhangt met delictgedrag.

Domein Probleem Risico

1. Eerdere en huidige delicten  

2. School/(bij)baan   3. Financiën   4. Woonomgeving   5. Gezin   6. Sociaal netwerk   7. Vrije tijd   8. Middelen   9. Emotioneel/Persoonlijk   10. Houding   11. Risicomanagement   12. Seksuele problematiek   Aanvullende factoren:……   Toelichting:

Protectieve factoren (SAPROF)

Als een score ‘1’ of ‘2’ is aangevinkt, schat dan in of de protectieve factor een ‘key’

factor is in de bescherming voor delictgedrag 0 1 2 Key (protectief)

1. Intelligentie  test  inschatting

2. Hechte band in de kindertijd

3. Empathisch vermogen     4. Coping     5. Zelfcontrole     6. School/werk     7. Vrijetijdsbesteding     8. Financieel beheer    

9. Motivatie voor behandeling    

10. Houding tegenover autoriteit    

11. Levensdoelen     12. Medicatie  nvt     13. Netwerk     14. Intieme relatie     15. Hulpverlening     16. Woonsituatie     17. Toezicht     Aanvullende factoren, nl………    

Geen/weinig Redelijk Veel

Algemeen klinisch oordeel ‘Protectieve factoren’  0  1  2

Toelichting:

INSCHATTING RECIDIVERISICO (WEGING VAN RISICODOMEINEN EN PROTECTIEVE FACTOREN)

RECIDIVEDELICT Laag Laag-Matig Matig Matig-Hoog Hoog

Zeden      Geweld      Huiselijk geweld      Vermogen      Geweld + Vermogen      Overig, nl.: ………     

(35)

Codeerblad WaagSchaal Volwassenen

Naam cliënt : ……… Cliëntnummer : ………

Vestiging  U  DH  A  FL  H  LD  RM Geboortedatum : ………

Beoordelaar : ……… RT-datum : ………

Kader  vrijwillig  in afwachting van zitting  verplicht Detentie :  nee  ja

Meting  voormeting  tussentijdse meting  nameting

Aanmeldings-  Zeden  hands-on  hands-off

klacht/delict  Geweld  verbaal  vandalisme  fysiek bekende  fysiek onbekende

 huiselijk geweld 

 Vermogen  diefstal  heling  inbraak  drugshandel

 oplichting 

 Geweld + vermogen  straatroof 

 Overig  brandstichting  stalking  spijbelen 

Omschrijving Aanmeldings-klacht

(aard, frequentie en slachtoffer)

Dossier  pro justitia rapp.  ggz  verslag afsluiting behandeling De Waag

 reclasseringsrapp.  pv  therapieverslagen

 intakeverslag  vroeg hulp rapp.  overig, nl………

1. Eerdere en huidige delicten ?

a. Veroordelingen  nee  ja aantal: _____ 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

b. Officiële aangifte(n)/registraties (zonder veroordeling)  nee  ja aantal: _____ 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

c. Niet officieel geregistreerde delicten/wangedragingen  nee  ja 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

d. Gebruik van wapens en/of serieuze doodsbedreigingen  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

e. Escalatie in frequentie en/of ernst  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

f. Jonge leeftijd bij eerste uiting van antisociaal gedrag  0  1  2 

 zeden  geweld  huiselijk geweld  vermogen

 geweld + vermogen  overig, nl………

g. Ooit gevangen gezeten na veroordeling  nee  ja 

h. Schending van voorwaarden  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

i. Algemeen klinisch oordeel ‘Eerdere en huidige delicten’  0  1  2  3  4  5

(36)

2. Opleiding/Werk ?

I. Opleiding

Historisch

a. Afgeronde opleiding voortgezet onderwijs  ja  nee 

b. Ooit geschorst of van school gestuurd  nee  ja 

Huidig (afgelopen jaar)  nvt

c. Geringe schoolprestaties  0  1  2 

d. Weinig interesse in/binding met school  0  1  2 

e. Gedragsproblemen op school  0  1  2 

II. Werk

Historisch  nvt

f. Problemen met betrekking tot het arbeidsverleden  0  1  2 

Huidig (afgelopen jaar)

g. Op dit moment werkloos*  nee  ja (-> 2k)

h. Prestatie  0  1  2 

i. Omgang met collegae  0  1  2 

j. Omgang met leidinggevende  nvt  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

k. Algemeen klinisch oordeel ‘Opleiding/Werk’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

3. Financiën ?

a. Ontvangt uitkering  nee  ja 

b. Schulden  nee  ja 

Bevredigend Onbevredigend

c. Algemeen klinisch oordeel ‘Financiën’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

4. Woonomgeving ?

a. Woonsituatie  0  1  2 

b. Criminaliteit woonomgeving  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

c. Algemeen klinisch oordeel ‘Woonomgeving’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

(37)

5. Gezin/Partner ?

a. Instabiliteit van relaties  0  1  2 

b. Relatie met ouders/verzorgers  0  1  2 

c. Relatie met andere (schoon)familieleden  0  1  2 

d. Relatie met (stief)kinderen  nvt  0  1  2 

e. Contacten met politie/justitie naaste familie/gezin  nee  ja 

Bevredigend Onbevredigend

f. Algemeen klinisch oordeel ‘Gezin/Partner’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

6. Sociaal netwerk ?

a. Sociaal geïsoleerd  nee  ja 

b. Vrienden/kennissen met crimineel verleden  nee  ja 

c. Vrienden/kennissen zonder crimineel verleden  ja  nee 

d. Geringe beschikbaarheid van persoonlijke steun  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

e. Algemeen klinisch oordeel ‘Sociaal netwerk’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

7. Vrije tijd ?

a. Individuele vrijetijdsbesteding  0  1  2 

b. Contextuele vrijetijdsbesteding  0  1  2 

Bevredigend Onbevredigend

c. Algemeen klinisch oordeel ‘Vrije tijd’  0  1  2  3  4  5

Toelichting:

8. Middelen ?

a. Drankmisbruik/-afhankelijkheid in het verleden  nee  ja 

b. Drugsmisbruik/-afhankelijkheid in het verleden  nee  ja 

c. Drankmisbruik/-afhankelijkheid afgelopen jaar  nee  ja 

d. Drugsmisbruik/-afhankelijkheid afgelopen jaar  nee  ja 

drug(s):_________

e. Relatie met criminaliteit/wangedrag  nee  ja 

f. Interpers. problemen met naasten door middelengebruik  nee  ja 

g. Problemen op school/werk door middelengebruik  nee  ja 

h. (Aanwijzingen voor) Medische problemen door middelengebruik

 nee  ja 

Bevredigend Onbevredigend

i. Algemeen klinisch oordeel ‘Middelen’  0  1  2  3  4  5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In figure 6.4, the estimation of tagged fraction R on simulated speckle patterns with the subtraction method shows less noise than the speckle contrast and

25 , 26 The interaction between very heavy particles and compressible turbulence has been studied by using the same model as for the incompressible case, i.e., only the Stokes drag

Dit geldt met name voor de relatie tussen risicofactoren en de aard van het delinquente gedrag, terwijl ook de protectieve invloed van positieve gezins- en opvoedings- omstandigheden

De bevinding dat meer risico- en beschermende componenten aan delinquentie zijn gerelateerd bij autochtone jongeren biedt weliswaar een ondersteuning voor de gedachte dat

Opvallend is dat desondanks de ervaringsdeskundigen die tot dit resultaat gekomen zijn allen een bondig overzicht hadden gekregen van de in de literatuur beschreven criminogene

Het doel van onderhavig onderzoek is een inventarisatie te bieden van aanwijzingen voor mogelijke psychosociale problemen en specifieke risico- en beschermende factoren bij

18 Er is ook een jeugdversie van de SAPROF in voorbereiding (De Vries Robbé &amp; De Vogel, in voorbereiding).. 30 | Memorandum 2013-1 Wetenschappelijk Onderzoek-

Jongeren die in de kindertijd en vroege adolescentie zelf rapporteren delicten te hebben gepleegd en/of al door de politie als verdachte zijn geregistreerd, maar later geen HIC