• No results found

Green BPMN: Een studie naar de impact van duurzaam ondernemen op procesmodellering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Green BPMN: Een studie naar de impact van duurzaam ondernemen op procesmodellering"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GREEN BPMN: EEN STUDIE NAAR DE

IMPACT VAN DUURZAAM ONDERNEMEN

OP PROCESMODELLERING

Aantal woorden: 20 663

Thibaut Vereecke

Stamnummer: 01307688

Promotor: Prof. Dr. Amy Van Looy

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master in de handelswetenschappen: management en informatica

(2)

Vertrouwelijkheidsclausule

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd mag worden, mits bronvermelding.

(3)

I

Woord vooraf

Ik zou graag enkele mensen willen bedanken want zonder hun steun en hulp zou ik deze thesis niet kunnen volbracht hebben.

Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. Dr. Amy Van Looy bedanken voor de kans die ik kreeg om mij te verdiepen in dit zeer interessante domein. Daarnaast ook voor het geven van de nodige structuur om aan deze thesis te kunnen beginnen. Maar evengoed voor het concretiseren van verschillende richtingen die dit onderzoek uit konden gaan. Ik wil ook Mr. Dries Couckuyt bedanken voor de geleverde feedback.

Ik wil ook mijn ouders bedanken voor alle kansen die ik kreeg om uiteindelijk deze thesis als sluitstuk van mijn studies te mogen schrijven. Komt daar nog bij hun onvoorwaardelijke steun tijdens heel mijn studieloopbaan en dan vooral deze laatste maanden waarbij deze thesis schrijven toch wel het uiterste heeft gevraagd van mezelf.

Naast mijn ouders wil ik ook mijn toekomstige schoonouders bedanken voor alle steun. Jullie zorgden ervoor dat ik niets tekortkwam zodat ik mij volledig kon storten op mijn studies. Daarnaast ook bedankt voor de verstrooiing tijdens de momenten zonder studieboeken. Een voorlaatste dank aan mijn familie en vrienden die altijd voor mij klaarstaan. Ik kreeg veel steun en hulp van jullie die nodig waren om mijn studies (hopelijk) te volbrengen.

Last but definitely not least wil ik mijn vriendin Nina bedanken. Zonder haar was ik nooit begonnen aan het schakelprogramma van Handelswetenschappen en volgend daarop mijn master. Dus dankzij haar mocht ik deze masterthesis met vele bijhorende verzuchtingen schrijven, waarvoor dank. Jouw hulp bij mijn thesis was superbelangrijk en nodig om de eindmeet te halen. Dus nog een laatste keer: BEDANKT!

(4)

II

Inhoudsopgave

Woord vooraf ... I Lijst van afkortingen ... IV Lijst van figuren ... V Lijst van tabellen ... VI

1 Inleiding ... 1

1.1 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ... 3

2 Literatuurstudie ... 4

2.1 Business Process Management (BPM) ... 4

2.1.1 Algemene term ... 4

2.1.2 Green BPM ... 8

2.2 Procesmodellering ... 12

2.2.1 Algemene term ... 12

2.2.2 Duurzame bedrijfsmodellen ... 12

2.2.3 Green Business Process Patterns (Green BPP) ... 14

2.2.4 Business Process Model and Notation (BPMN) ... 16

2.3 Ecologische indicatoren vanuit het standpunt van verschillende organisaties ... 20

2.3.1 Verenigde Naties (VN) ... 20

2.3.2 Wereldbank ... 21

2.3.3 Institute for European Environment Policy (IEEP) ... 21

2.3.4 Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) ... 22

2.3.5 Global Reporting Initiative (GRI) ... 23

2.3.6 European Environment Agency (EEA) ... 23

2.3.7 Conclusie ... 24

3 Methodologie ... 25

3.1 Onderzoeksvraag ... 25

3.2 Aanpak van het onderzoek ... 26

4 Resultaten ... 31

4.1 Welke ecologische indicatoren worden het vaakst gemeten in een business process management context volgens de bestaande literatuur? ... 31

4.1.1 Meest voorkomende begrippen ... 31

4.1.2 Definities van begrippen omtrent ecologische indicatoren ... 33

4.1.3 Ecologische indicatoren uit de wetenschappelijke literatuur ... 34

4.2 Hoe kunnen deze indicatoren tot uiting komen tijdens het (her)ontwerpen van een bedrijfsproces geschreven a.d.h.v. BPMN? ... 37

4.2.1 CO2-uitstoot ... 41

4.2.2 Energieverbruik ... 44

4.2.3 Gebruik van middelen ... 45

4.2.4 Algemeen ... 46

4.2.5 Nieuwe voorgestelde annotaties en symbolen ... 48

4.3 Hoe kunnen bedrijven en organisaties de expliciete ecologische indicatoren het best implementeren? ... 52

4.3.1 Implementeren van ecologische indicatoren ... 53

(5)

III

5 Discussie ... 60 6 Conclusie ... 65 7 Bibliografie ... I 8 Bijlagen ... VI

(6)

IV

Lijst van afkortingen

ABC-analysis Activity-Based Costing analysis

ABE-analysis Activity-Based Emission analysis

BPM Business Process Management

BPMN Business Process Model and Notation

BPO Business Process Orientation

BPP Business Process Pattern

BPS Business Process Simulation

BSC Balanced Scorecard

CO2-e Carbon dioxide equivalent

EBSC Ecological Balanced Scorecard

EEA European Environment Agency

EPC Event-driven Process Chain

EPI Environmental Performance Indicator

EWP’s Ecological Workflow Patterns

GDP Gross Domestic Product

GPI Genuine Progress Indicator

GPI Green performance indicator

Green IS Green Information Systems

Green KPI Green Key Performance Indicator

GRI Global Reporting Initiative

IEEP Institute for European Environment Policy

KEI’s Key Ecological Indicators

KPI’s Key Performance Indicators

kWh Kilowattuur

OECD Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OMG Object Management Group

PDCA Plan Do Check Act

ProcessSEER Process Semantic Effect Evaluation and Reasoning

QoS Quality of Service

SDG’s Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen

SLR Systematic Literature Review - Gestructureerde

literatuurstudie

TBL Triple Bottom Line

UML Unified Modeling Language

VN Verenigde Naties

WEF Wereld Economisch Forum

WoS Web of Science

WP’s Workflow Patterns

Ws Watt seconden

(7)

V

Lijst van figuren

Figuur 1: BPM-levenscyclus (Dumas et.al., 2013, p.21) ... 5

Figuur 2: De PDCA-cyclus van Deming (Moen & Norman, 2006, p.7) ... 5

Figuur 3: De procesmanagement cyclus (Hammer, 2015, p.5) ... 6

Figuur 4: Green BPM-research raamwerk (Opitz et al., 2014, p.3813) ... 7

Figuur 5: Process Greenability (Hernandez Gonzalez et al., 2018, p.21) ... 11

Figuur 6: Triple bottom line (Opoku, Ayarkwa, & Agyekum, 2018, p. 172) ... 13

Figuur 7: Basis groene patronen (Nowak et al., 2011b, p.3) ... 15

Figuur 8: Procesgerichte groene patronen (Nowak et al., 2011b, p.3) ... 15

Figuur 9: Brongerichte groene patronen (Nowak et al., 2011b, p.3) ... 16

Figuur 10: Flowobjecten (OMG, 2014b, p.29-31) ... 17

Figuur 11: Data objecten (OMG, 2014b, p.33) ... 18

Figuur 12: Connecting objects (OMG, 2014b, p.28) ... 18

Figuur 13: Pool en swimlanes (OMG, 2014b, p. 28) ... 19

Figuur 14: Artifacts (OMG, 2014b, p.28) ... 19

Figuur 15: Methodologie onderzoeksvraag 1 ... 27

Figuur 16: Soort databank ... 28

Figuur 17: Aantal artikelen per jaartal ... 28

Figuur 18: Type artikel ... 28

Figuur 19: Methodologie onderzoeksvraag 2 ... 29

Figuur 20: Verschillende begrippen van ecologische indicatoren ... 33

Figuur 21: BPMN-proces met de hoeveelheid CO2-uitstoot weergegeven door een kleurencode (Nowak et al., 2011c, p.161) ... 41

Figuur 22: Voorgestelde uitbreidingen op de BPMN notatie (Recker et al., 2012, p.4) ... 42

Figuur 23: BPMN-proces met contextuele assumpties (Ghose et al., 2009, p.106) ... 43

Figuur 24: Conceptueel integratie model (Reiter et al., 2014, p.887) ... 45

Figuur 25: Een overzicht van de procesverbeteringsmachine (Houy et al., 2012, p.85) ... 47

Figuur 26: Het EGoM raamwerk (Lübbecke et al., 2018, p.514) ... 48

Figuur 27: Tekst annotatie in BPMN (OMG, 2014b, p.28) ... 50

Figuur 28: Voorgesteld symbool voor waterconsumptie in BPMN ... 51

Figuur 29: Voorgesteld symbool voor een duurzaamheidsrapport ... 51

Figuur 30: Voorgesteld symbool voor al dan niet recycleren in BPMN ... 51

Figuur 31: Ecological Balanced Scorecard (EBSC) ... 55

Figuur 32: Ecologisch perspectief met voorbeelden ... 55

(8)

VI

Lijst van tabellen

Tabel 1: Ecologische doelstellingen VN ... 20

Tabel 2: Ecologische en duurzame indicatoren ... 21

Tabel 3: De duurzame thema's ... 22

Tabel 4: Milieu-indicatoren ... 22

Tabel 5: Duurzaamheidsstandaarden ... 23

Tabel 6: Milieu-indicatoren ... 24

Tabel 7: Inclusie- en exclusiecriteria ... 26

Tabel 8: De inclusie- en exclusiecriteria ... 29

Tabel 9: Verschillende benamingen voor ecologische indicatoren ... 31

Tabel 10: Soorten indicatoren opgedeeld in verschillende categorieën ... 35

Tabel 11: Aantal keer dat een bepaalde categorie van indicatoren voorkomt ... 37

(9)

1

1 Inleiding

De Verenigde Naties (VN)-commissie geeft in een rapport in 1987 (Stakeholder forum, CIVICUS, 2015) de volgende algemene definitie voor duurzame ontwikkeling: “Sustainable development is

development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs”. Het belangrijkste aan deze definitie is dat duurzaamheid

een concept is op lange termijn.

Er zal een holistische aanpak nodig zijn om de uitdagingen omtrent duurzaamheid te behandelen (Bocken N. , Short, Rana, & Evans, 2014). Het probleem van de milieuveranderingen zal parallel moeten verlopen met economische en sociale veranderingen. De vooruitzichten tonen een stijging van de globale populatie, een versnelde globale ontwikkeling en een stijging van het grondstoffengebruik met grote impact op het milieu aan. De wereld verbruikt momenteel 1,75 planeten om aan de menselijke consumptie te voldoen (Earth Overshoot Day, 2019). 29 juli was dit jaar de dag waarop de mensheid evenveel heeft geconsumeerd van wat de aarde ons kan geven opgeteld met de verwerking van afvalstoffen. Dit is nog nooit zo vroeg geweest en gaat al van bij het begin van de tellingen in stijgende lijn.

In deze thesis wordt duurzaamheid bekeken vanuit een ecologisch standpunt. Meer bepaald wordt de leemte van duurzaamheid in bedrijfsprocessen onderzocht. Onder punt ‘2. Literatuurstudie’ wordt het begrip “Business Process Management” (BPM) uitgelegd aan de hand van de BPM-levenscyclus. Daarna komt “Green BPM” aan bod waarbij het traditionele BPM wordt aangevuld met de ecologische factor. Daaruit bleek dat het groene aspect tijdens het (her)ontwerpen van bedrijfsprocessen het vaakst geïmplementeerd werd. Procesmodellering wordt uitgelegd met de nadruk op duurzame bedrijfsprocessen. Eén standaard modelleertaal wordt in detail besproken namelijk “Business Process Model and Notation” (BPMN). Door de bestaande literatuur over duurzame bedrijfsprocessen toe te passen op BPMN zal deze thesis methodes aanreiken om duurzaamheid expliciet te implementeren in deze specifieke modelleertaal.

(10)

2

In deze thesis zal het expliciet implementeren van ecologische indicatoren in de modelleertaal BPMN uitgewerkt worden. Het verloop van dit onderzoek wordt in detail uitgelegd onder punt ‘3. Methodologie’. Hierin komende de volgende onderzoeksvragen aan bod, die luiden:

1. Welke ecologische indicatoren, die gebruikt worden bij bedrijfsprocessen, worden het vaakst beschreven/gemeten volgens de bestaande literatuur?

2. Hoe kunnen ecologische indicatoren tijdens de (her)ontwerpfase expliciet bijdragen tot een verbeterde BPMN-modelleertaal die rekening houdt met de ecologische dimensie?

3. Hoe kunnen bedrijven en organisaties de expliciete ecologische indicatoren het best implementeren?

Verder onder punt ‘4. Resultaten’ wordt de effectieve “Systematic Literature Review” (SLR) uitgevoerd en de bekomen resultaten worden weergegeven en besproken. De meest voorkomende ecologische indicatoren zijn uitstoot, energieconsumptie en materiaal- en middelengebruik. Hiermee kon dan verder gewerkt worden om voorstellen uit te werken die relevant zijn om expliciet te implementeren in BPMN. Deze thesis geeft naast een overzicht van de literatuur hieromtrent ook zelf enkele voorstellen van annotaties en symbolen die toegevoegd kunnen worden aan BPMN. Daarmee wordt een aanzet gegeven tot het nadenken over relevante uitbreidingen om de ecologische dimensie toe te voegen aan procesmodellering. Als laatste geeft deze thesis een aantal richtlijnen voor bedrijven om deze expliciete indicatoren te implementeren in de bedrijfsprocessen. Hierna volgt nog een discussie (punt ‘5. Discussie’) en een conclusie (punt ‘6. Conclusie’).

(11)

3 1.1 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Tegenwoordig wordt er veel gesproken over de term duurzaamheid, kijk maar naar de huidige stakingen van studenten voor een beter milieubeleid (Bervoet, 2019). De jongeren maken zich grote zorgen want zij zullen later de prijs betalen van het huidige klimaatbeleid of het ontbreken ervan. Ook de voorbije drie jaar draaide het hoofdthema op het Wereld Economisch Forum (WEF) in Davos rond klimaatverandering (Haeck, 2019). In de top vijf van grootste risico’s gingen er drie over het milieu namelijk extreem weer, klimaatverandering en natuurrampen. Dit zal een grote impact hebben op de hele wereld waarbij ook bedrijven en de economie niet gespaard zullen worden. We zullen verplicht worden om met z’n allen op een andere manier te gaan leven en consumeren zodat de toekomst gegarandeerd kan blijven (World Business Council for Sustainable Development, 2010).

In de bedrijfswereld is het een thema dat hoog op de agenda staat (Bocken et al., 2014; Nowak, Leymann, & Schumm, 2011a; Padua, Ines, Jabbour, & Charbel, 2015). Dit omdat de manier waarop bedrijven nu werken geen optie is voor een duurzame toekomst. Bedrijven moeten zich aanpassen naar een duurzaam beleid. Echter, is het niet gemakkelijk voor bedrijven om de definitie van de VN-commissie om te zetten naar een bedrijfscontext omdat ze te algemeen is (Opitz, Krüp, & Kolbe, 2014). Opitz et al. (2014) stellen dat duurzaamheid voor bedrijven een langdurige en gelijktijdige optimalisatie van ecologische, sociale en economische doelstellingen is om blijvende financiële bedrijfsprestaties te genereren. Deze drie doelstellingen vormen de basis van duurzaamheid en worden de drie P’s genoemd namelijk “People”, “Planet” en “Profit”. Duurzaamheid implementeren in de bedrijfsorganisatie is de hoofduitdaging voor organisaties de dag van vandaag wat neerkomt op het begrijpen van en het optimaliseren van de milieu impact op de organisatie (Hoesch-Klohe, Ghose, & Le, 2010b). Hierbij worden bedrijven ondersteund door de academische wereld die hierop sterk inzet. Bedrijven voelen zelfs druk van hun klanten en van de wettelijke regelgeving om hun processen te herbekijken om tot milieuvriendelijke aanpassingen te komen (Nowak et al., 2011a). Daarbij kan BPM het nodige inzicht geven om tot een goede implementatie van het ecologische aspect over te gaan (Hoesch-Klohe et al., 2010b). Hieruit is “Green BPM” ontstaan waarbij BPM gebruikt wordt om aan de duurzaamheidsdoelstellingen te voldoen (Lübbecke, Fettke, & Loos, 2018).

(12)

4

2 Literatuurstudie

2.1 Business Process Management (BPM)

2.1.1 Algemene term

Een bedrijf bestaat uit verschillende bedrijfsprocessen waarbij een bedrijfsproces een set van activiteiten is die een product of een dienst ondersteunen die voor een klant een economische waarde teweegbrengen (Reiter, Fettke, & Loos, 2014). “Business Process Management” (BPM) gaat over het (her)ontwerpen, uitvoeren en analyseren van die bedrijfsprocessen om hieruit voordeel te proberen halen door het verbeteren van bepaalde opportuniteiten. Dumas, Mendling, & Reijers (2013, p. 1) omschrijven het als volgt: “Business Process Management is the

art and science of overseeing how work is performed in an organization to ensure consistent outcomes and to take advantage of improvement opportunities”.

BPM wordt vaak toegepast in bedrijven om er voordeel uit te halen ten opzichte van de concurrenten en daarnaast wordt er ook actief onderzoek naar gedaan. Naast de mogelijkheid om via BPM de performantie in het bedrijf te verbeteren helpt het ook om de kwaliteit van diensten te verhogen. Het zorgt daarnaast voor een wettelijk kader met duidelijke regels. Het doet ook dienst als een soort algemeen gedeelde taal om te communiceren met alle stakeholders in het bedrijf (Dumas et al., 2013). Enkele voorbeelden van mogelijke bedrijfsdoelstellingen die verbeterd kunnen worden zijn het verminderen van de kosten, de uitvoeringstijd of van foutmeldingen. De BPM-levenscyclus die beschreven wordt door Dumas et al. (2013) speelt hierin een belangrijke rol.

De BPM-levenscyclus (Figuur 1) bevat zes verschillende fases die uiteindelijk moeten leiden tot een verbetering van de bedrijfsprocessen en een betere implementatie in de organisatie. De cyclus begint bij het identificeren van het proces gevolgd door het beschrijven, het analyseren, het herwerken, het implementeren en als laatste het monitoren en controleren van het proces. Bij fase 1, identificatie, bekijkt men welke processen relevant kunnen zijn en wordt de proces architectuur aangepast. Het “As-is” procesmodel wordt beschreven in fase 2. Na dit model te analyseren en verbeteringen op te stellen in fase 3 maakt men een “To-be” procesmodel in de 4e fase. De 5e fase zorgt voor het uitvoeren van het proces op organisatorisch vlak en evenals op

(13)

5

vlak van proces automatisatie. In de 6e en laatste fase wordt gekeken of aan de performante doelstellingen voldaan zijn en of er eventueel aanpassingen nodig zijn.

Een vereenvoudigde cyclus die vaak gebruikt wordt voor het ontwerpen, implementeren, analyseren en verbeteren van bedrijfsprocessen is de PDCA-cyclus (Figuur 2) (Moen & Norman, 2006). Deze cyclus is gemaakt door Dr. W. Edwards Deming met als doel het continue verbeteren van bedrijfsprocessen. PDCA staat voor de vier stappen “Plan”, “Do”, “Check” en “Act”. De eerste stap is plannen waarbij een probleem of hypothese wordt beschreven met de daarbij horende oorzaken en mogelijke oplossingen. Stap twee is uitvoering waarbij het gemaakte plan van stap één geïmplementeerd wordt. De derde stap is het controleren waarbij de resultaten geëvalueerd worden. De laatste stap is overgaan tot actie waarbij men terugkeert naar het plan indien de resultaten onvoldoende zijn of waarbij men overgaat tot standaardisatie indien het positieve resultaten oplevert. Er zijn dus vier stappen die telkens opnieuw moeten doorlopen worden waarbij er preventief minder fouten optreden door het zetten van standaarden.

Figuur 1: BPM-levenscyclus (Dumas et.al., 2013, p.21)

(14)

6

Hammer (2015) werkte ook een cyclus uit die een proces volledig beschrijft van het ontwerpen tot het implementeren gevolgd door het continu verbeteren van de processen. Deze cyclus noemt hij de “process management cycle” (Figuur 3) waarbij hij zich laat inspireren door de PDCA-cyclus van Deming maar breidde deze verder uit. Zo wordt meer aandacht besteedt aan de ontwerpfase. Daarnaast wordt in de cyclus de nadruk gelegd op het verbeteren van de performante processen in een bedrijf als het gaat over BPM.

De cyclus begint bij het ontwerpen van een proces, daarna is het belangrijk om dit continue te blijven managen. Vervolgens worden de prestaties van het proces gemeten rekening houdend met de klantenbehoeftes en de concurrenten. Hierdoor kunnen er performante doelstellingen gemaakt worden. Indien een proces niet voldoet aan de prestatiedoelstellingen kan dit twee redenen hebben. De eerste reden kan zijn door een fout tijdens de ontwerpfase, deze zijn gemakkelijk te vinden maar moeilijk op te lossen. Een tweede reden is dat het plaatsvindt tijdens de uitvoering dewelke moeilijk op te sporen zijn maar wel gemakkelijk op te lossen. Hierna wordt een plan gemaakt om de problemen op te lossen of verbeteringen te implementeren. De resultaten hiervan worden gemeten en geanalyseerd om zo weer bij het begin van de cyclus te komen die opnieuw kan worden doorlopen.

(15)

7

Opitz et al. (2014) werken met een soortgelijke cyclus als Dumas et al. (2013) in hun raamwerk genaamd “Green BPM-research framework” (Figuur 4). Dit raamwerk heeft drie dimensies waarbij managementactiviteiten de eerste is en doelstellingen voor Green BPM de derde dimensie is. De cyclus die gebaseerd is op de BPM-levenscyclus wordt beschreven in de tweede dimensie waarbij design de eerste fase is gevolgd door monitoring, verbetering, implementering en eindigt met operationalisering. De BPM-levenscyclus wordt doorlopen aan de hand van verschillende technieken, concepten en tools die het managen van processen mogelijk maken (Reiter et al., 2014).

(16)

8

2.1.2 Green BPM

De ecologische impact van productie- en logistieke processen is belangrijk geworden voor veel grote bedrijven volgens Lübbecke et al. (2018). Waar men vroeger enkel rekening hield met de economische, sociale en menselijke impact is ook de ecologische impact belangrijk geworden in de duurzame bedrijfsvoering (Hernandez Gonzalez, Calero, Pérez Parra, & Mancebo, 2018). Een hoofduitdaging voor organisaties vandaag is het begrijpen en het optimaliseren van die impact die ze genereren op de omgeving. BPM kan daarbij het nodige inzicht geven en het kan een basis vormen om uit te vertrekken (Hoesch-Klohe et al., 2010b). Naast de traditionele invulling van BPM is er dus een nieuw aspect, de ecologische impact, broodnodig. Algemeen gezien komt duurzaamheid bij meer en meer organisaties hoog op de agenda te staan met respect voor de ecologische impact op hun bedrijfsoperaties. Het is zelfs zo dat de vraag van de klant maar ook wettelijke regelgeving druk zetten op bedrijven om hun huidige processen te herbekijken om zo milieuvriendelijke aanpassingen te vinden (Nowak et al., 2011a).

Om deze ecologische impact te optimaliseren moet er een uitgebreider milieubeleid komen waarbij ook de processen worden herbekeken (Lübbecke et al., 2018). Zo zijn “Green Information

Systems” (Green IS) ontstaan waarbij het duurzaamheidsaspect betrokken wordt in de

informatiesystemen van het bedrijf. Hier is “Green BPM” een onderdeel van waarbij BPM gebruikt wordt om aan de duurzaamheidsdoelstellingen te voldoen (Lübbecke et al., 2018; Reiter et al., 2014). Nowak et al. (2011a) stellen dat er vier basis dimensies zijn bij BPM: kost, kwaliteit, tijd en flexibiliteit. Om tot “Green BPM” te komen wordt de ecologische dimensie toegevoegd aan deze vier basisdimensies.

Zo is ook “Green IT” een onderdeel van “Green IS” (Lübbecke, Fetke, & Loos, 2016, 2018). Er zijn twee uitgangspunten namelijk “Green-for-IT” en “IT-for-Green”. “Green-for-IT” gaat over de ecologische dimensie implementeren in IT-gerelateerde processen. Dit is bijvoorbeeld het optimaliseren van de werking van datacenters, het meten van energieconsumptie van een computer of softwaretools gebruiken die de gebruikte middelen van computers kunnen achterhalen. “IT-for-Green” gaat over de ecologische dimensie implementeren in het volledige bedrijf door gebruik te maken van IT. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van software voor het verzamelen, verwerken en voorbereiden van “Key Ecological Indicators” (KEI’s). Die software kan dan gebruikt worden als besluitvorming door het management.

(17)

9

Zoals hierboven vermeld introduceren Opitz et al. (2014) het “Green BPM-research” raamwerk (Figuur 4) waarbij er drie dimensies zijn. De eerste omvat managementactiviteiten gebaseerd op de PDCA-cyclus wat staat voor “Plan”, “Do”, “Check” en “Act”. Deze cyclus werd al eerder in deze thesis onder punt ‘2.1.1 Algemene term’ uitgebreider uitgelegd. De tweede dimensie geeft de verschillende fasen van de BPM-levenscyclus weer die eveneens onder punt ‘2.1.1 Algemene term’ besproken werden. De laatste dimensie behandelt de twee belangrijkste doelen van

“Green BPM” namelijk, de ecologische impact verminderen en een culturele verandering

teweegbrengen in de procesketen.

Van de verschillende fases in de BPM-levenscyclus, zoals deze tweede dimensie genoemd wordt door onderzoekers, werd de design fase al het meest onderzocht met betrekking tot duurzaamheid. Het is dan ook eenvoudiger om een nieuw proces te schrijven waarbij reeds rekening gehouden wordt met duurzaamheid. Daarnaast kan het duurzaamheidsaspect ook geïmplementeerd worden bij het aanpassen of verbeteren van een bestaand proces.

Enkel door gebruik te maken van “Key Performance Indicators” (KPI’s) kan men de verbeteringen ten opzichte van duurzaamheid in het bedrijf specifiek meten (Hernandez Gonzalez et al., 2018). De drie meest gemeten indicatoren volgens de onderzoekers zijn uitstoot (71%), het energieverbruik (61%) en de gebruikte materialen (29%). “Green BPM” zorgt zo voor een uitbreiding van het traditionele BPM met emissie annotaties zoals bijvoorbeeld de berekening van CO2-uitstoot van bedrijfsprocessen, het creëren van softwareproducten die omgevingsdata verzamelen, verwerken, en rapporteren voor het ondersteunen van managementbeslissingen (Lübbecke et al., 2016). Daarnaast is het belangrijk om kennis te verwerven over alle middelen en elk energieverbruik van een taak in het proces (Reiter et al., 2014). Ecologische prestatie-indicatoren worden “Key Ecological Indicators” (KEI’s) genoemd (Nowak, et al., 2011a). Deze worden gebruikt in de derde dimensie van het “Green BPM-research” raamwerk (Opitz et al., 2014).

Nowak et al. (2011a) vergelijken vier perspectieven tussen het gewone BPM en “Green BPM”. Zo worden de verschillende fases uit de “business process life cycle” vergeleken wat het eerste perspectief is. KPI’s worden zo vervangen door KEI’s in de ontwerp en analyse fase. Ook moet er

(18)

10

rekening gehouden worden met de afweging om de ecologische impact zo laag mogelijk en de winst zo hoog mogelijk te houden. Bedrijfsprocessen verder efficiënt maken, het managen van middelen en het uitbreiden van de monitoring horen daar ook bij. Er moet tijdens de evaluatiefase rekening gehouden worden met de ecologische informatie die verworven wordt. Men spreek van “Business Process Orientation” (BPO) als de structuur en de cultuur van het bedrijf opgebouwd worden vanuit processen (Lockamy & McCormack, 2004). Als dit ecologische processen zijn dan zal het bedrijf vanuit de basis die ecologische waarden meenemen doorheen de structuur en cultuur van het volledige bedrijf. Terwijl BPM een hulpmiddel is voor het management om processen te optimaliseren gaat BPO een stap verder door vanuit een procesgerichte aanpak het bedrijf te structureren. Als laatste stellen Nowak et al. (2011a) een nieuwe rol voor in het bedrijf namelijk de “ecological officer” die als taak heeft de KEI’s op te stellen, ze te meten, informatie te verzamelen en te analyseren. Dit kan aangevuld worden met het waken over de procesgerichte aanpak van BPO.

Een tweede perspectief gaat over de KPI’s wat bij de “business process life cycle” al kort aan bod is gekomen. Het is belangrijk om naast KPI’s ook KEI’s te hebben om zo de ecologische impact te kunnen identificeren, meten en analyseren. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen kwalitatieve meetinstrumenten (bv. waterkwaliteit meten) en kwantitatieve meetinstrumenten (bv. CO2-uitstoot meten). Ghose, Hoesch-Klohe, Hinsche, & Le (2009) en Nowak et al. (2011a) beschrijven methodes om CO2-uitstoot te kunnen berekenen in businessprocessen. Ze identificeren omgevingseigenschappen en middelen om zo tot een totale som te komen van de ecologische impact. De relatie tussen de gebruikte middelen en de proces activiteiten zijn zeer belangrijk te noemen.

Het derde perspectief gaat over “service-oriented process architcture”. Dit gaat voornamelijk over het bepalen van de verschillende ecologische metingen met bedrijfsproces “runtime” informatie. Cappiello, Fugini, Mello Ferreira, Plebani, & Vitali (2011; Couckuyt & Van Looy, A systematic review of Green Business Process Management, 2019; Hernandez Gonzalez, Calero, Pérez Parra, & Mancebo, 2018) zorgen voor modellen en methodes om energieconsumptie te verminderen. Daarvoor gebruiken ze “Green Performance Indicators” (GPI).

(19)

11

Een vierde en laatste perspectief is strategie. Hierbij is een veel gebruikte strategie “green

marketing” strategie waarbij bedrijven hun groene imago gebruiken om reclame te maken. Dit is

wel eerder een KPI dan een KEI maar wordt wel vaak als KEI genoteerd.

Hernandez Gonzalez et al. (2018) voegen daarbij nog een nieuw concept aan toe namelijk

“Process Greenability” (Figuur 5). Het wordt omschreven als de graad van efficiëntie waarin het

proces is uitgevoerd in termen van milieu impact, energieconsumptie, uitstoot et cetera.

Er zijn ook beperkingen als het gaat over methoden om duurzaamheid te implementeren in BPM. Zo zijn er veel methodes die tijdens de uitvoering van taken bepaalde metingen doen (Lübbecke et al., 2018). Bijvoorbeeld het meten van uitstootgassen. Het zou efficiënter zijn om bij het ontwerpen of herwerken van processen ecologische aspecten toe te voegen. Deze thesis zal zich toespitsen op deze leemte door gerichte tools te ontwikkelen om duurzaamheid te implementeren van bij het ontwerpproces of tijdens het aanpassen en verbeteren van het proces.

(20)

12 2.2 Procesmodellering

2.2.1 Algemene term

Procesmodellering is het visueel in kaart brengen van processen die ervoor zorgt dat het bewustzijn en de kennis over business processen vergroot (Recker, Rosemann, Indulska, & Green, 2009). Daarnaast zorgt het voor het ontleden van de organisatorische complexiteit. Het geeft vaak een grafisch overzicht van de activiteiten, statussen of de logische stromen in een proces van het operationele gebeuren in een bedrijf. Er bestaan twee grote categorieën voor modelleringstechnieken enerzijds de grafisch, intuïtive benadering of anderzijds de mathematisch strikte benadering. Deze thesis gaat dieper in op de modelleringtaal BPMN die de grafisch intuitive benadering gebruikt.

2.2.2 Duurzame bedrijfsmodellen

Een business model definieert de manier waarop een bedrijf waarde creëert voor zijn klanten en hen overtuigt om hiervoor te betalen om zo omzet te genereren (Bocken N. , Short, Rana, & Evans, 2013). Osterwalder & Pigneur (2010) maakten een business model canvas waarin waarde creëren, geven en vasthouden centraal staat. In hun model werken ze met negen bouwstenen: klantensegment, waarde propositie, kanalen, klantenrelaties, inkomstenstromen, sleutel middelen, sleutel activiteiten, sleutel samenwerkingen en kostenstructuur.

Duurzame business modellen gaan verder dan de klassieke economische waarde en omvatten andere vormen van waarden zoals duurzame ontwikkeling van het bedrijf en van de samenleving in het algemeen (Bocken et al., 2013). Volgens Bocken et al. (2013) gebruiken bedrijven hiervoor vaak de “Triple Bottom Line approach” om het doel van het bedrijf te achterhalen en de performantie te meten.

De “Triple Bottom Line” (TBL) is een raamwerk bedacht door John Elkington in 1994 (Slaper & Hall, 2011). Het omvat drie dimensies namelijk een sociale, een economische en een ecologische dimensie zoals op Figuur 6 te zien is. Deze worden ook de drie P’s genoemd naar “People”, “Planet” en “Profit” (Opitz et al., 2014). Terwijl er vroeger enkel rekening gehouden werd met het financiële is dit de dag van vandaag geëvolueerd naar een groter gegeven waarbij sociale en ecologische waarden even belangrijk zijn.

(21)

13 Figuur 6: Triple bottom line (Opoku, Ayarkwa, & Agyekum, 2018, p. 172)

Deze benadering toont de essentie van duurzaamheid door het meten van de impact van de activiteiten van een bedrijf op de wereld in brede zin (Zak, 2015). Volgens Slaper & Hall (2011) biedt dit raamwerk bedrijven een tool om duurzaamheid te meten op drie vlakken op een flexibele manier. Er is geen universele standaardmethode om TBL te meten waardoor men dit zelf kan interpreteren of naar belangrijkheid kan invullen.

De moeilijkheid bestaat erin om de drie dimensies uniform te kunnen meten. Bij de economische dimensie drukt men alles uit in geld terwijl dit voor de andere twee moeilijk tot niet mogelijk blijkt (Zak, 2015). Een piste die men zou kunnen bewandelen is die van het zoeken naar een index die alles omvat. Een voorbeeld hiervan is de “Genuine Progress Indicator” (GPI) die beschreven wordt door Talberth, Cobb, & Slattery (2006). Deze index dient als aanvulling en verbetering van het “Gross Domestic Product” (GDP) en bestaat uit 26 kolommen verdeeld over dezelfde drie dimensies als de TBL. Terwijl het GDP enkel het economische aspect in de berekeningen opneemt zal de GPI ook de sociale en ecologische aspecten omvatten. Zo zijn er negen begrippen die gaan over het ecologische aspect. Deze zijn: kost van watervervuiling, kost van luchtvervuiling, kost van geluidsoverlast, verlies van drasland, verlies van landbouwgrond, verlies van bossen en schade door bospaden, uitputting van niet-hernieuwbare energiebronnen, schade door koolstofdioxide uitstoten en de kost van het verdwijnen van de ozonlaag.

(22)

14

Deze thesis gaat dieper in op de ecologische dimensie, hierna nog enkele voorbeelden van wat mogelijk gemeten kan worden. De water, bodem en luchtkwaliteit, hoeveelheid afval, hoeveel te recycleren en gebruik van natuurlijke materialen (Zak, 2015). Aangevuld door Slaper & Hall (2011) met energieverbruik, gebruik van land en toxische vervuiling.

In een later artikel van Bocken et al. (2014) worden business model innovaties voor duurzaamheid beschreven als een mogelijke oplossing voor het implementeren van die duurzaamheid in nieuwe en bestaande bedrijven. Men beschrijft acht archetypes op drie grotere niveaus: technologisch, sociaal en organisatorisch. Van de acht archetypes zijn er vijf die onder meer gaan over het ecologische aspect, namelijk: zo materiaal en energie efficiënt mogelijk zijn, waarde creëren uit afval, veranderen naar hernieuwbare energiebronnen en natuurlijke processen, zaken hergebruiken/herbestemmen en ontwikkelen van oplossingen om te groeien.

2.2.3 Green Business Process Patterns (Green BPP)

“Business Process Patterns” (BPP) zijn modellen gebaseerd op “best practices” die tonen hoe een bedrijf in een bepaald domein de beste bedrijfsmodellen kan toepassen (Nowak, Leymann, Schleicher, Schumm, & Wagner, 2011b). “Workflow Patterns” (WP’s) zijn hier een onderdeel van (Lübbecke et al., 2016). Dit zijn procespatronen die gemaakt worden om tot de karakteristieken van de procesflow te komen.

“Green BPP” houden rekening met de ecologische dimensie die anders dan de traditionele

dimensie in bedrijfsprocessen worden geïmplementeerd (Nowak et al., 2011a). Ook WP’s hebben een ecologische dimensie toegevoegd waardoor “Ecological Workflow Patterns” (EWP’s) ontstaan zijn (Lübbecke et al., 2016). Het doet dienst als een tool voor de ondersteuning van besluitvorming rond “Green BPM” en ecologische doelstellingen. De meeste benaderingen gebruiken één of meerdere traditionele dimensies om de ecologische dimensie toe te voegen zij het impliciet (Nowak et al., 2011b). De vier traditionele dimensies om bedrijfsprocessen te optimaliseren zijn kost, kwaliteit, tijd en flexibiliteit. Dit terwijl Nowak et al. (2011b) voorstellen om een patroon benadering te gebruiken om zo de ecologische dimensie expliciet bij het modelleren van bedrijfsprocessen toe te voegen.

(23)

15

Er bestaan drie soorten patronen waarvan de eerste de basispatronen zijn (Figuur 7). Die bevatten verbeteringsmethodes die gebruikt worden op het overkoepelende niveau. Er zijn vier types waaronder “green compensation”. Hierbij wordt er bij het basisproces een extra activiteit toegevoegd om de ecologische impact te compenseren. Dit is het belangrijkste en meest toegepaste patroon. In veel bedrijven wordt dit toegepast door een deel van de inkomsten te geven aan ecologische projecten. De andere drie patronen zijn “green variant” (alternatief proces) “resource change” (veranderen van grondstof) en “green feature” (deel van een activiteit vervangen).

De tweede soort patronen zijn “process-centric” patronen (Figuur 8) die de structuur van business processen en van activiteiten aanpassen. Er zijn drie types waarvan “process

automation” er één van is. Hierbij zal men het proces ‘groener’ maken door manuele handelingen

te vervangen door automatische. “human process performance” doet net het tegenovergestelde door machines te vervangen door ‘minder vervuilende’ werknemers. Een laatste type is

“common process improvement for environmental aspects” die bepaalde activiteiten efficiënter

zal maken.

“Sourcing-centric” patronen (Figuur 9) zijn de derde soort patronen die focussen op hoe men

businessprocessen en activiteiten kan distribueren tussen verschillende partners. “Insourcing” is een eerste type waarbij men activiteteiten die vroeger werden uitbesteed nu zelf zal doen. Daar tegenover staat “outsourcing” wat het tweede type is.

Figuur 7: Basis groene patronen (Nowak et al., 2011b, p.3)

(24)

16

2.2.4 Business Process Model and Notation (BPMN)

De modellering taal waar in deze thesis dieper op wordt ingegaan is “Business Process Model and

Notation” (BPMN). Dit is een standaard voor het maken en implementeren van bedrijfsprocessen

(Object Management Group, 2014a). Het is ontwikkeld door de Object Management Group (OMG) in 2001 en is sinds 2014 aangepast tot versie 2.0.2. OMG is een consortium opgericht in 1989 dat standaarden ontwikkelt voor bedrijven, overheden en academici. Ze focussen zich vooral op het maken van modellen en modelgebaseerde standaarden (Object Management Group, 2019).

OMG (Object Management Group, 2014b) heeft twee belangrijke doelstellingen met deze standaard. Ten eerste bevindt er zich een kloof tussen business procesontwerp en procesimplementatie waarbij BPMN de kloof probeert op te vullen. Het consortium doet dit door een begrijpbare notatie te ontwikkelen voor alle gebruikers in het bedrijf. De gebruikers zijn de bedrijfsanalisten die de eerste ruwe versie maken. Daarnaast zijn er de technische ontwikkelaars die verantwoordelijk zijn voor het implementeren van de technologie en zorgen voor de uitvoerbaarheid van de processen. En tenslotte de bedrijfsproces manager die de processen zal monitoren en managen. Een tweede doelstelling is het visueel maken van “Extensible Markup

Language” (XML) talen. Deze talen zijn ontworpen om bedrijfsprocessen uit te voeren.

In de volgende alinea’s worden de basiselementen van BPMN kort uitgelegd vanuit het standpunt van OMG (Object Management Group, 2014b). De basiselementen worden opgesplitst in vijf grote groepen namelijk “flow objects”, “data”, “connecting objects”, “swimlanes” en “artifacts”.

(25)

17

Flow objects (Figuur 10) zijn de hoofdelementen om de processen grafisch weer te geven. Er zijn drie subcategorieën waarvan een eerste events is (Krishna, Poizat, & Salaün, 2019).

Een event is iets dat gebeurd tijdens het proces en ze hebben meestal een oorzaak (of trigger) of een impact (of resultaat). Er bestaan “start” en “end events” voor het respectievelijk starten en eindigen van een proces. Daarnaast zijn er “intermediate events” die tijdens het proces voorkomen en die de flow van het proces beïnvloeden.

Een tweede subcategorie zijn activiteiten die gebeuren in het bedrijf. Dit kan een taak zijn dat zich atomair gedraagt of het kan een sub-proces zijn dat zich niet atomair gedraagt. Hierin bevindt zich een lager niveau waarin verschillende taken vervat zitten.

“Gateways” zijn een derde subcategorie, deze controleren de divergentie en convergentie van

de “sequence flows” (zie verderop bij “connecting objects”) in een proces. Ze kunnen paden opsplitsen (een “split” genoemd) en samenvoegen (een “merge” genoemd) wat duidelijk wordt gemaakt door verschillende symbolen in de “gateway”. Zo bestaat er een “exclusive gateway” en een “event-based gateway” die één inkomend of uitgaand pad kiest terwijl een “parallel

gateway” elk inkomend of uitgaand pad kiest. Een “inclusive gateway” zal eerst kijken of er zich

op de inkomende of uitgaande paden “tokens” bevinden voor het verdergaat. Tot slot bestaat er ook een “complex gateway” om de speciale gevallen in onder te brengen.

(26)

18

De tweede groep gaat over data (Figuur 11) waarbij er een mogelijkheid is om datastromen toe te voegen aan het proces. Zo ziet men waar informatie vandaan komt of naartoe gaat. Er bestaan vier onderverdelingen: “data objects”, “data inputs”, “data outputs” en “data stores”. Bijvoorbeeld gegevens die worden toegevoegd aan een dossier en dat dossier wordt dan bewaart in een database.

“Connecting objects” (Figuur 12) zijn een derde groep die ervoor zorgt dat de verschillende taken

gelinkt worden aan elkaar. Zo bestaan er “sequence flows” die de taken in de juiste volgorde met elkaar verbinden. Daarnaast bestaan er ook “message flows” die de stroom aan berichten van buiten de “pool” weergeven. Dit kunnen inkomende of uitgaande berichten zijn van een “pool” naar een “pool”, een taak naar een “pool” of omgekeerd. Ook “data assosiations” behoren hiertoe, deze linken verschillende data objecten met elkaar. Als laatste zijn er nog de

“assosiations” die gebruikt worden om artifacts met taken te verbinden. Figuur 11: Data objecten (OMG, 2014b, p.33)

(27)

19

De vierde groep zijn “swimlanes” (Figuur 13) die zorgen voor een opsplitsing van participanten en verantwoordelijkheden. Zo kan men bijvoorbeeld de verschillende rollen in een bedrijf opsplitsen. Er zijn twee soorten “swimlanes” namelijk “pools” en “lanes”. “Pools” zijn eigenlijk aparte containers in een proces die opgesplitst worden in verschillende participanten. Een “pool” is een onafhankelijk proces en moet maar expliciet uitgetekend worden als dat nodig is voor de duidelijkheid te bevorderen. “Lanes” zijn onderdeel van een “pool” en kunnen de verschillende rollen van een organisatie voorstellen.

De laatste groep zijn “artifacts” (Figuur 14). Zij behoren niet tot de werking van het proces maar zullen delen van het proces duiding geven. Dit kan aan de hand van tekst annotaties waarbij men een taak meer in detail kan uitleggen. Men kan ook enkele taken gaan groeperen om ze op te splitsen in verschillende categoriën. Dit kan de leesbaarheid van het proces bevorden.

Figuur 13: Pool en swimlanes (OMG, 2014b, p. 28)

(28)

20 2.3 Ecologische indicatoren vanuit het standpunt van verschillende organisaties

Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van ecologische indicatoren wordt er gekeken naar verschillende organisaties die zich bezighouden met duurzaamheid. Hieronder komen enkele organisaties aan bod die terug te vinden waren in de gelezen literatuur aangevuld met enkele zelf opgezochte organisaties. Deze organisaties stellen elk macro-ecologische indicatoren op die zij het meest relevant vinden. Deze thesis gaat weliswaar op zoek naar indicatoren op het bedrijfsniveau, dus op het microniveau. Desondanks zijn deze macro-ecologische indicatoren een eerste aanzet om de belangrijkheid van bepaalde micro-ecologische indicatoren te kunnen inschatten.

2.3.1 Verenigde Naties (VN)

De Verenigde Naties (VN) is een internationale organisatie die ontstaan is in 1945 door 51 landen (Verenigde Naties, 2015). Tegenwoordig zetelen er 193 landen in wat zowat elk onafhankelijk erkend land ter wereld is. De organisatie kan actie nemen bij wereldwijde gebeurtenissen of bij zaken die wereldwijd gedragen worden. Dit kan gaan over bijvoorbeeld vrede en veiligheid, klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, mensenrechten, ontwapening, terrorisme, humanitaire en gezondheidsproblemen, gendergelijkheid, bestuur, voedselproductie en meer. De organisatie geeft een forum waarbij de leden in dialoog kunnen gaan met elkaar over bepaalde opportuniteiten of problemen.

De VN heeft zo in 2015 de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) opgesteld voor 2030. Er zijn 17 grote doelstellingen waarvoor er 169 “targets” zijn om aan deze doelstellingen te kunnen voldoen. Vijf doelstellingen gaan specifiek over ecologische duurzaamheid (Tabel 1).

Tabel 1: Ecologische doelstellingen VN

Betaalbare en duurzame energie

Verantwoorde consumptie en productie Klimaatactie

Leven in het water Leven op het land

(29)

21

2.3.2 Wereldbank

De Wereldbank is één van de organisaties onder de Verenigde Naties opgericht in 1944 (Segnestam, 2002). Er zijn 189 landen lid, met werknemers uit meer dan 170 landen en burelen over meer dan 130 locaties. De Wereldbank is een van de grootste bronnen van leningen en kennis voor ontwikkelingslanden. Er zijn vijf instituten die samenwerken om tot duurzame oplossingen te komen om armoede te verminderen, welvaart te creëren en duurzame ontwikkeling te promoten. In een rapport van de Wereldbank “Indicators of Environment and

Sustainable Development” uit 2002 worden de belangrijkste indicatoren opgesomd met hun

belangrijkste onderverdelingen (Tabel 2).

Tabel 2: Ecologische en duurzame indicatoren

Atmosphere Climate change

Ozone layer depletion Air quality

Land Agriculture

Forests

Desertification Urbanization

Ocean, seas and coasts Coastal zone

Fisheries

Fresh-water Water quantity

Water quality

Biodiversity Ecosystem

Species

2.3.3 Institute for European Environment Policy (IEEP)

Het Instituut voor Europees milieubeleid (IEEP) is een denktank over duurzaamheid (Institute for European Environmental Policy, sd). Een team van beleidsmedewerkers, bestaande uit economen, wetenschappers en advocaten, werkt samen met belanghebbenden in alle EU-instellingen, internationale organisaties, de academische wereld, het maatschappelijk middenveld en de industrie en levert wetenschappelijk onderzoek en beleidsinzichten. Er zijn negen onderzoeksgebieden waarin er gewerkt wordt voor korte termijn beleidsproblemen en lange termijn strategische studies (Tabel 3).

(30)

22 Tabel 3: De duurzame thema's

Agriculture & Land Management Climate Change & Energy

Green Economy

Industrial Pollution & Chemicals Water, Marine & Fisheries Natural Resources & Waste

Biodiversity and Ecosystem Services Global Challenges and SDGs

Environmental Governance

2.3.4 Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD)

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) is een internationale organisatie van 36 landen opgericht in 1948 om beleid te bespreken voor betere welvaart, gelijkheid, kansen en gezondheid voor iedereen (OECD, 2019). Regeringen, beleidsmakers, en inwoners van de aangesloten landen helpen samen om internationale normen en oplossingen aan te bieden aan sociale, economische en ecologische uitdagingen. Er wordt een forum en kennis-hub aangeboden voor gegevens en analyse, uitwisseling van ervaringen, uitwisseling van

“best practices” en advies over openbaar beleid en wereldwijde normstelling (Tabel 4). Tabel 4: Milieu-indicatoren

Climate change Greenhouse gas emissions

CO2 emissions from energy use Energy use

Fossil fuel subsidies and other support measures

Freshwater resources Water abstractions

Waste water treatment

Air quality Pollutant emissions

Air quality and health

Circulair economy, waste and materials Waste management

Use of material resources

Biological resources and biodiversity Land cover

Forest resources

Threatened species and protected areas Ocean resources (in 2020)

(31)

23

2.3.5 Global Reporting Initiative (GRI)

De “Global Reporting Initiative” (GRI) is een internationale organisatie opgericht in 1997 die zich bezighoudt met verslaggeving over duurzaamheid (Global reporting initiative, 2016). De organisatie helpt bedrijven en organisaties met het begrijpen en communiceren over hun impact op problemen rond duurzaamheid. Er wordt actie ondernomen om economische, ecologische en sociale voordelen te creëren voor iedereen. Daarvoor heeft GRI “sustainability reporting

standards” ontwikkelt voor de drie domeinen. Er zijn acht standaarden die gaan over het

ecologische aspect (Tabel 5).

Tabel 5: Duurzaamheidsstandaarden

GRI 301: Materials 2016 GRI 302: Energy 2016

GRI 303: Water and Effluents 2018 GRI 304: Biodiversity 2016

GRI 305: Emissions 2016

GRI 306: Effluents and Waste 2016 GRI 307: Environmental Compliance 2016

GRI 308: Supplier Environmental Assessment 2016

2.3.6 European Environment Agency (EEA)

Het Europees Milieuagentschap (EEA) is een agentschap van de Europese Unie die ontstaan is in 1990 (European Environment Agency, sd). De taken van dit agentschap houden het verzamelen en verspreiden van informatie over de toestand van het milieu in. Daarnaast bekijken ze ook de trends op milieugebied in Europa. Door deze relevante informatie regelmatig, betrouwbaar en doelgericht te verspreiden helpen ze de duurzame ontwikkeling in Europa. Ze delen hun informatie over het milieu op in vier verschillende categorieën met bijbehorende subcategorieën (Tabel 6).

(32)

24 Tabel 6: Milieu-indicatoren

Air & Climate Air pollution

Climate change adaptation Climate change mitigation

Nature Biodiversity – ecosystems

Land use Soil

Water and marine environment

Sustainability and well-being Environment and health

Policy instruments

Resource efficienty and waste Sustainability transitions

Economic sectors Agriculture

Energy Industry Transport

2.3.7 Conclusie

De macro-ecologische-indicatoren hierboven die het meest voorkomen zijn indicatoren over het klimaat (weersomstandigheden), energie, ecosystemen en ruimtelijke ordening.

De klimaatverandering heeft een grote impact op bedrijven en op hoe hiermee omgegaan wordt. Veel micro-ecologische indicatoren zijn daar dan ook aan gelinkt. Zo proberen bedrijven hun uitstoot, energieverbruik, materiaal- en middelenverbruik en afval te verminderen. De twee indicatoren die de meeste impact hierop hebben zijn de uitstoot en het energieverbruik, deze komen hierboven dan ook meermaals aan bod.

Ook ruimtelijke ordening, ecosystemen en biodiversiteit worden door bedrijven aangepakt. Een bedrijf zal zijn landgebruik zo efficiënt mogelijk gaan invullen. De impact van een bedrijf op de biodiversiteit en de verschillende ecosystemen zal zo laag mogelijk gehouden worden. Dit alles komt ten goede aan de duurzaamheid van bedrijven en de manier waarop ze overkomen naar hun klanten.

(33)

25

3 Methodologie

3.1 Onderzoeksvraag

Deze thesis gaat dieper in op het meten van ecologische indicatoren in een specifieke standaard modelleertaal waarbij gekozen werd voor “Business Process Model and Notation” (BPMN). Deze modelleertaal is ontwikkeld door de “Object Management Group” (OMG) en staat beschreven in een handleiding waarbij de meest recente versie BPMN 2.0.2 (2019) is. In de literatuurstudie wordt hierop dieper ingegaan. In deze 532 pagina’s tellende handleiding staan de woorden “sustainability”, “environmental” of “ecological” niet. Wat een indicatie geeft dat het duurzaamheidsaspect hier nog niet in beschreven staat. Op deze leemte wordt getracht een antwoord te formuleren door volgende onderzoeksvragen:

1. Welke ecologische indicatoren die gebruikt worden bij bedrijfsprocessen worden het vaakst beschreven/gemeten volgens de bestaande literatuur?

2. Hoe kunnen ecologische indicatoren tijdens de (her)ontwerpfase expliciet bijdragen tot een verbeterde BPMN-modelleertaal die rekening houdt met de ecologische dimensie?

3. Hoe kunnen bedrijven en organisaties de expliciete ecologische indicatoren het best implementeren?

In de eerste onderzoeksvraag wordt nagegaan welke ecologische indicatoren er voorkomen in de literatuur. Waarbij de literatuur wordt beperkt rond de onderwerpen “business process

management” en “business process modeling”. Eerst wordt gekeken hoe de indicatoren in de

literatuur voorkomen en daarna wordt een opsomming gemaakt van de gevonden ecologische indicatoren om zo hun belangrijkheid te kunnen aangeven.

In de tweede onderzoeksvraag wordt er in de literatuur onderzocht of er al toepassingen zijn van BPMN met duurzaamheidsaspecten. Daarna zullen mogelijks nieuwe methodes aangereikt worden. Dit met de bedoeling om bedrijven een zo breed mogelijk spectrum te bieden van de mogelijkheden om duurzaamheidsaspecten toe te voegen aan BPMN. Bepaalde methodes zullen pas na enige tijd de mogelijkheid hebben om als standaard benoemd te worden.

(34)

26

In de derde onderzoeksvraag wordt er een concreet stappenplan opgesteld zodat bedrijven deze expliciete indicatoren kunnen implementeren in hun nieuwe en reeds bestaande processen. Dit zal een algemeen plan van aanpak omvatten voor een zo breed mogelijk aantal bedrijven aangezien men concrete toepassingen enkel kan bekijken van bedrijf tot bedrijf.

3.2 Aanpak van het onderzoek

Om de eerste onderzoeksvraag te beantwoorden werd er een gestructureerde literatuurstudie (SLR) gedaan (Watson & Webster, 2002). Er werd gezocht in de databases: Web of Science (WoS), Springer, Siencedirect, Emerald Insight en IEEE Xplore. De volgende zoekterm werd gebruikt: ("ecological indicators" OR "environmental indicators") AND ("green business process

management" OR "green BPM"). Dit om ecologische indicatoren te vinden die reeds gelinkt zijn

aan groene bedrijfsprocessen. Dit gaf in de vijf databanken samen maar 21 artikelen waardoor de zoektermen licht werden aangepast naar: ("ecological indicators" OR "environmental

indicators") AND ("business process management" OR "business process modeling").

Deze zoekterm gaf 91 resultaten weer bij WoS (1), Springer (26), Sciencedirect (12), Emerald Insight (52) en IEEE Xplore (1). De opzoeking gebeurde in de maand april 2020. Deze artikelen werden dan ontdaan van dubbels en daarna werd er gekeken naar de titel, het abstract en de kernwoorden om enkel de relevante artikelen over te houden. Om zo objectief mogelijk de juiste artikelen te selecteren werd er een tabel opgemaakt van wat wel en wat juist niet in de zoekopdracht moet zitten (Tabel 7). Deze tabel is gebaseerd op inclusie- en exclusiecriteria wat besproken wordt in het onderzoek van Meline (2006). In Bijlage 1 staan alle artikelen die niet geselecteerd werden voor de SLR-studie.

Tabel 7: Inclusie- en exclusiecriteria

Inclusie Exclusie

Abstract en/of titel moet (on)rechtstreeks

verwijzen naar milieu-/ecologische

indicatoren

Artikelen in talen anders dan het Engels

Artikelen die gaan over meten van processen/indicatoren

Artikelen die gaan over raamwerken of modellen in plaats van processen

(35)

27

Artikelen die aan empirisch onderzoek doen Artikelen die online niet beschikbaar zijn Artikelen met als type een review,

onderzoek, conceptueel, conferentie en casestudie

Artikelen die indicatoren wiskundig benaderen

Dubbele artikelen

Stap één zorgde in totaal voor 91 artikelen die uit de opzoekingen gevonden werden (Figuur 15). Hiervan werden bij stap 2 de artikelen ontdubbeld. Van de overgebleven artikelen werd bij stap 3 de titel, het abstract en de kernwoorden geanalyseerd aan de hand van de inclusie- en exclusiecriteria. Er werden 22 artikelen weerhouden waarbij deze dan in stap 4 werden gelezen. Aan de hand van de sneeuwbalmethode (stap 6) werden nog eens 15 artikelen extra gevonden (stap 7). In stap 8 en 9 werden de artikelen terug ontdubbeld en de titel, het abstract en de kernwoorden geanalyseerd. Alle artikelen werden weerhouden en gelezen onder stap 10. Uiteindelijk bleven er in stap 11 nog 36 relevante artikelen over. Voor het uiteindelijke onderzoek werden er dus 36 artikelen geanalyseerd. Deze artikelen werden dan onderzocht op ecologische indicatoren die opgesomd werden in Tabel 10. Deze indicatoren werden dan in verschillende categorieën opgedeeld. Zo werd duidelijk welke types ecologische indicatoren het meeste voorkomen. En welke dus het meest relevant zijn om op te nemen in het tweede deel van de onderzoeksvraag.

(36)

28

Om een beeld te geven hoe deze 36 artikelen zich verhouden worden hieronder enkele grafieken getoond. Dit op basis van hoe de artikelen verdeeld zijn over de verschillende databanken, over de verschillende jaren en over welk type artikelen.

Figuur 16 toont de verschillende databanken waarbij Emerald Insight het meest gebruikt is. De categorie andere slaat op artikelen die gevonden zijn door het lezen van de oorspronkelijke artikelen. Figuur 17 toont in welke jaren de artikelen gepubliceerd werden. Hier wordt duidelijk dat dit vrij gespreid is. Op Figuur 18 worden de verschillende types artikelen getoond. Voornamelijk onderzoek papers worden gebruikt voor deze onderzoeksvraag.

De tweede onderzoeksvraag werd beantwoord door ook eerst een SLR-studie te doen. Hierbij werden de zoektermen “green”, “BPMN”, “sustainability”, “proces” en “modeling” afwisselend met elkaar gebruikt. De opzoeking gebeurde ook in de maand april 2020. Er werden daarnaast ook artikelen uit de vorige onderzoeksvraag gebruikt die BPMN bespraken om zo extra referenties te bekomen. Deze werden allemaal gelezen met de nadruk op het vinden van extra

13 7 1 5 10 Soort Databank Emeraldinsight Springerlink WebofScience ScienceDirect Andere 1 1 6 5 2 2 5 2 3 4 6 0 1 2 3 4 5 6 7 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

# artikelen per jaartal

16% 10% 3% 8% 63% Type artikel review conceptueel conferentie case study onderzoeks

Figuur 16: Soort databank Figuur 17: Aantal artikelen per jaartal

(37)

29

relevante artikelen uit de referenties, dit wordt de sneeuwbalmethode genoemd. In Figuur 19 werden bij de verkregen resultaten (stap 1) de dubbels verwijderd (stap 2) en de titel, het abstract en de kernwoorden geanalyseerd (stap 3). Daarna werden in stap 4 de artikelen gelezen en werd er gekeken of er nog relevante artikelen te vinden zijn in deze gelezen artikelen (stap 6). Hierdoor werden er 16 relevante artikelen gevonden. Deze artikelen werden allemaal gelezen en samengevat. Uit die samenvattingen werd de uiteindelijke SLR-studie gemaakt. Daarna werden de verkregen inzichten, technieken en tools uitvoering besproken en met voorbeelden uitgewerkt.

Figuur 19: Methodologie onderzoeksvraag 2

Voor deze tweede onderzoeksvraag werd ook een tabel (Tabel 8) opgemaakt van wat wel en wat juist niet in de zoekopdracht moet zitten. Deze tabel is gebaseerd op inclusie- en exclusiecriteria dat besproken wordt in het onderzoek van Meline (2006).

Tabel 8: De inclusie- en exclusiecriteria

Inclusie Exclusie

Abstract en/of titel moet (on)rechtstreeks verwijzen naar indicatoren en BPMN

Artikelen in talen anders dan het Engels Artikelen die modellen, figuren, processen

of methodes uitwerken

Artikelen die online niet beschikbaar zijn Artikelen die aan empirisch onderzoek doen Artikelen die indicatoren wiskundig

(38)

30

Artikelen met als type een review, onderzoek, conceptueel, conferentie of casestudie

Dubbele artikelen

De derde onderzoeksvraag werd beantwoord door reeds opgezochte artikelen uit de vorige twee onderzoeksvragen te gebruiken enerzijds en door nieuwe artikelen te zoeken anderzijds. Hierbij werd gezocht naar artikelen die gaan over het implementeren van indicatoren in bedrijfsprocessen in het algemeen en meer bepaald in BPMN. Er werd gebruik gemaakt van de raamwerken, modellen, hulpmiddelen en methodes uit de literatuurstudie en de twee voorgaande onderzoeksvragen om een kritische analyse te maken.

De opbouw van deze vraag begon vanuit een bedrijfslevenscyclus om de vraag te positioneren. Daarna werd vanuit het strategisch oogpunt enkele aanbevelingen en methodes aangereikt. Om uiteindelijk te komen tot een opsomming en analyse van verschillende raamwerken, modellen, hulpmiddelen en methodes die bedrijven kunnen gebruiken voor het implementeren van de ecologische factor in hun processen.

(39)

31

4 Resultaten

4.1 Welke ecologische indicatoren worden het vaakst gemeten in een business process management context volgens de bestaande literatuur?

Om deze vraag op te lossen moet eerst het begrip ‘ecologische indicatoren’ verder onderzocht worden. Eerst volgt er een tabel die aantoont welke begrippen in de literatuur te vinden zijn omtrent ecologische indicatoren. Dan volgen er definities van de gebruikte begrippen om daarna over te gaan naar de gevonden ecologische indicatoren en te kijken welke voornamelijk voorkomen.

4.1.1 Meest voorkomende begrippen

In de literatuur worden “ecological indicators”, “sustainable indicators” en “environmental

indicators” door elkaar gebruikt. Verder in deze thesis wordt de benaming ecologische

indicatoren gebruikt omdat dit het meest voorkomt in de literatuur. Tabel 9, die de gevonden artikelen van de SLR-studie bevat, toont duidelijk aan dat de term ‘ecologische indicatoren’ het meest voorkomt. Met 15 keer in 36 artikelen is dit meer dan de milieu-indicatoren en duurzaamheid indicatoren die beiden 13 keer voorkomen. In de laatste twee kolommen wordt de ecologische en milieu-impact onderzocht die in meer dan de helft (30 keer) van de artikelen voorkwamen. Vooral de milieu-impact kwam meermaals voor namelijk 24 keer. Deze impact slaat vaak op de indicatoren vandaar dat dit ook onderzocht werd. Bijvoorbeeld de ecologische impact op een stijgende energieconsumptie.

Tabel 9: Verschillende benamingen voor ecologische indicatoren

Auteur Jaartal Type indicator Impact

Ecological Sustainable Environmental Ecological Environmental

Kumar 2015 x x x

Couckuyt & Van Looy 2019 x x x x

Houy et al. 2012 x

Nowak et al. 2011 x x

Hernandez González

et al. 2018 x x x

de Oliveira et al. 2018 x x

Spitzeck & Chapman 2012 x x

(40)

32

Auteur Jaartal Type indicator Impact

Ecological Sustainable Environmental Ecological Environmental

Goepp et al. 2014 x x

Nowak et al. 2013 x x x

Silvius & Schipper 2015 x

Shaw et al. 2010 x x

Watson et al. 2012 x x

Kumar & Garg. 2016 x x x

Gräuler & Teuteberg 2013

Nowak et al. 2011 x x x

Ferreira et al. 2012 x

Mahmoud & Ahmad 2012 x

Stadtländer et al. 2019 x x x Oncioi et al. 2019 x x x Santos et al. 2019 x x Carvalho et al. 2011 x x x Vu et al. 2016 x x Recker et al. 2011 x Rodrigues et al. 2017 x x

Pádua & Jabbour 2015 x x x x

Lübbecke et al. 2015 Ahlers et al. 2017 Lübbecke et al. 2017 x x Couckuyt et al. 2018 x x Ahmad et al. 2015 x x Nowak et al. 2011 x x

Dressler & Paunović 2019 x Nowak et al. 2011 x

Hourneaux Jr et al. 2018 x x

Isaksson & Steimle 2009 x x

(41)

33

4.1.2 Definities van begrippen omtrent ecologische indicatoren

In Figuur 20 worden er vier begrippen getoetst aan de artikelen uit de SLR-studie. Daaruit blijkt dat “Key Ecological Indicator” (KEI) het meest voorkomende begrip is dat gaat over ecologische indicatoren. Ook “Environmental Performance Indicator” (EPI), “Green Performance Indicator” (GPI) en “green Key Performance Indicator” (“green KPI”) komen voor maar in mindere mate. Hieronder volgen de definities van deze begrippen.

Figuur 20: Verschillende begrippen van ecologische indicatoren

“Key Ecological Indicators” (KEI’s) bestaan uit twee belangrijke begrippen namelijk “Key Performance Indicators” (KPI’s) en duurzame aspecten (Nowak et al., 2011a). De huidige KPI’s

voldoen niet aan de vereisten waarbij concepten en technologieën gebruikt worden om groene efficiënte indicatoren te definiëren en te meten. Deze informatie wordt dan gebruikt om processen te analyseren en te optimaliseren. KEI’s vervangen niet de KPI’s maar zijn een aanvulling op deze traditionele performantie indicatoren.

Deze KEI’s vergen additionele managementactiviteiten om deze indicatoren op te volgen, te analyseren en toe te passen (Nowak et al., 2011a). Zo zal het topmanagement ecologische strategische doelen moeten stellen naast de traditionele KPI’s die zich vertalen in KEI’s. Deze indicatoren worden gemeten door het operationele personeel. De bedrijfsanalist zal deze KEI’s analyseren, managen en kijken waar men in de processen kan verbeteren om de milieu impact te verlagen. Daarna zal de bedrijfsarchitect aanpassingen doen in de processen om zo aan de ecologische doelstellingen te voldoen.

Green KPI's 5% KEI's 50% EPI's 18% GPI's 27%

Verschillende begrippen omtrent ecologische indicatoren

(42)

34 “Environmental Performance Indicators” (EPI’s) is een andere benaming voor KEI’s, ze maken het

mogelijk om de ecologische en duurzame doelstellingen te evalueren van bedrijfsprocessen (Hernandez Gonzalez et al., 2018).

“Green Performance Indicators” (GPI’s) zijn een afgeleide van KPI’s. Het opstellen van deze

indicatoren helpt bij het berekenen van ‘groene’ metingen (Kumar, 2015). In het onderzoek van Kumar (2015) dat gaat over het duurzaamheidsaspect in softwareontwikkeling, worden deze opgesplitst in vier klassen. De eerste zijn “IT Resource Usage GPIs” die gebruikte middelen meten. De tweede zijn “Application Life Cycle KPIs” die berekenen wat men verbruikt tijdens het (her)ontwerpen van applicaties. “Energy Impact GPIs” zijn een derde klasse die de verbruikte energie berekenen en dan voornamelijk van datacenters. Een laatste klasse zijn “Organizational

GPIs” die de organisatorische factoren meten. Ook “Green KPI’s” zijn een variatie op de

traditionele KPI’s en dan hoofdzakelijk met het groene duurzame aspect in het achterhoofd (Opitz, Erek, Langkau, Klobe, & Zarnekow, 2012).

4.1.3 Ecologische indicatoren uit de wetenschappelijke literatuur

In de wetenschappelijke literatuur zijn ecologische indicatoren veelvoorkomend. Met de zoektermen “ecological indicators” OR “environmental indicators” worden er in drie databases (WoS, Sciencedirect en Springer) meer dan 33 000 resultaten gevonden waarvan er vanaf 2015 iets minder dan 16 000 artikelen zijn bijgekomen. Wat maakt dat het toch wel een relevant thema is.

Deze thesis beperkt zich tot ecologische indicatoren in BPM wat eerder in de methodologie sectie in detail werd uitgelegd. Hieronder in Tabel 10 volgt een SLR-studie van de ecologische indicatoren die gevonden werden. De indicatoren zijn ingedeeld in een aantal grote categorieën door gedetailleerde indicatoren te groeperen. In de artikelen is er soms sprake van andere bewoordingen maar die worden allemaal vertegenwoordigd in de 10 verschillende categorieën.

Afbeelding

Figuur 1: BPM-levenscyclus (Dumas et.al., 2013, p.21)
Figuur 3: De procesmanagement cyclus (Hammer, 2015, p.5)
Figuur 4: Green BPM-research raamwerk (Opitz et al., 2014, p.3813)
Figuur 5: Process Greenability (Hernandez Gonzalez et al., 2018, p.21)
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Existing eHealth readiness tools, maturity models, and telemedicine implementation frameworks were used to develop a maturity model that adheres to the required design features.

The aim of this study was to determine the prevalence of possible DDIs between ARVs themselves and other drugs on prescriptions claimed in a section of the private health care

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

agree to take part in a research study entitled (Knowledge, attitudes and adapted behaviours of adults with Type 2 Diabetes Mellitus, attending a private clinic in the Western Cape:

The South African National Development Plan expects the family physician to be a leader of clinical governance within the district health services.. The family physician must also

Tijdens de terreininventarisatie is door middel van vlakdekkend onderzoek nagegaan of er binnen het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn die

Ultimately, I argue that the Afrikaans culture industry after apartheid has opened up new ways in which Afrikaners can, through the collective consumption