• No results found

Stond dat in het script?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stond dat in het script?"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stond dat in het script?

Inzicht in de interpretatie van seksueel

grensoverschrijdend gedrag

Noraly Ilahi 22-06-2017

UvA IIS Beta-Gamma Major Sociologie

Myra Bosman

Abstract

In deze thesis is getracht om te onderzoeken hoe vrouwen tussen de 20-25 hun ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag interpreteren. Hier is uit gekomen dat vrouwen in de interpretatie van hun ervaring kampen met misplaatste

schuldgevoelens en misconcepties over waarom ze geen ‘echte’ slachtoffers zijn. Door middel van een kwalitatieve aanpak is beargumenteerd dat een groot deel van dit interpretatieproces onderhevig is aan sociale ideeën over gender en seksualiteit.

(2)

VOORWOORD

Ik vind het lastig om in woorden uit te drukken wat er voort is gekomen uit deze maanden van zwoegen en twijfelen over dit stuk. Gelukkig heeft iemand anders al uit gedrukt wat ik wilde zeggen; voor mijn huisgenoten die het toelieten dat ik de huiskamer omtoverde tot een studeerkamer, voor mijn ouders die mij chagrijnig aan de eettafel lieten zitten omdat ik weer eens was vastgelopen, voor de vrienden met wie ik kon sparren voor ideeën, voor mijn respondenten die de tijd namen om hun ervaringen met mij te delen, voor mijn begeleiders die me door het moeras van data en literatuur heen hebben geholpen;

you split me open in the most honest

way there is to split a soul open and forced me to write

at a time i was sure i could not write again

(3)

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 1

1 SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG 3

2 THEORETISCHE UITEENZETTING OVER SGG 5

2.1SEXUAL SCRIPT THEORY 5

2.2CULTURAL RAPE SCENARIO’S 6 2.3(ANTI)-FEMINISTISCHE ROL VAN DE VROUW 8 2.4ONDERHANDELING VAN DE GRENZEN 9 2.5STIGMATISERING VAN HET SLACHTOFFERSCHAP 11

3 METHODOLOGISCHE UITEENZETTING OVER SGG 13

4 INTERPRETATIE VAN DE ERVARING(EN) 16

4.1INTERPRETATIE VAN GRENZEN 16 4.2INTERPRETATIE VAN DE COMMUNICATIE VAN GRENZEN 19 4.3INTERPRETATIE OP BASIS VAN BEELDVORMING 23

4.3.1 BEELDVORMING VAN SGG 23

4.3.2 BEELDVORMING VAN DE PLEGER 25

4.3.3 BEELDVORMING VAN HET SLACHTOFFER 28

4.4EFFECTEN VAN DE INTERPRETATIE 30

5 EFFECTEN VAN DE GEBEURTENIS 33

(4)

1 SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG

In 2015 was het totale aantal aangiftes van seksueel geweld in Nederland gehalveerd ten opzichte van 2005, echter was het aantal gevallen hetzelfde gebleven of mogelijk zelfs gestegen (NOS, 2015). Bijna twee jaar later doet het NOS verslag van een stembusakkoord waarin zes politieke partijen hebben ondertekend dat zij zich binnen het volgende kabinet hard gaan maken voor het bestrijden van seksueel grensoverschrijdend gedrag (NOS, 2017). Dit blijkt ook nodig omdat slechts 2% procent van de slachtoffers aangifte doen (Rutgers, 2014). Hoe komt het dat zo weinig vrouwen aangifte doen? Een snelle zoekfunctie op GoogleScholar op de term ‘seksueel geweld’ laat zien dat slachtoffers mogelijk begaan zijn met het lot van de aanstichter, het is mogelijk een bekende of iemand met wie ze een (intieme) relatie hebben. Anderen speculeren dat slachtoffers de schuld op zich nemen omdat ze bijvoorbeeld het idee hebben dat ze het zelf hebben uitgelokt, of omdat ze bang zijn dat andere mensen vinden dat ze het zelf hebben uitgelokt (Parrot & Bechhofer, 1991. Fisher, Cullen & Turner, 2000).

Toen ik het later met mijn moeder over mijn mogelijke scriptie onderwerp had, werd haar gezicht serieus. Ze was het eens met het idee dat vrijwel alle vrouwen wel een keer een vervelende seksuele ervaring hebben gehad en dat dit je zelfs tot haar leeftijd goed bij blijft. Misschien had ik de verkeerde zoektermen gebruikt en moest ik kijken onder welke voorwaarden vrouwen seksueel geweld wel erkennen. Deze nieuwe zoektocht laat zien dat slachtoffers seksueel geweld wel erkennen op het moment dat er fysiek geweld is gebruikt, het overeen komt met hun vooraf aanwezige beeld en vonden dat de schuld bij de dader lag (Bondurant, 2001).

Daarom zal dit onderzoek zich focussen op hoe slachtoffers van seksueel geweld hun eigen ervaringen begrijpen. Seksueel geweld is een parapluterm voor meerdere vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vanaf dit punt wordt de term ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’ aangehouden om meer vormen van dit soort gebeurtenissen mee te kunnen nemen. Zodoende kan er onderzocht worden hoe vrouwen die ervaring hebben met seksueel grensoverschrijdend gedrag dit zelf definiëren. De onderzoeksvraag luidt als volgt: hoe interpreteren vrouwen tussen de 20-25 jaar hun ervaring(en) met seksueel grensoverschrijdend gedrag? Hierbij ligt de focus op het blootleggen van het interpretatieproces en op welke manier dit proces zich verhoudt tot eerder gedaan onderzoek. Er is gekozen voor de focus op specifiek vrouwen als slachtoffers en mannen als dader, omdat uit meerdere onderzoeken blijkt dat bij vrouwelijke slachtoffers 98% was aangevallen door een mannelijke dader (Bakker, Haas, Kedde, Kruijer & Wijsen, 2009). Het aantal vrouwelijke slachtoffers dat een voorval van seksueel grensoverschrijdend gedrag meemaakt gedurende hun levensloop wordt

(5)

geschat op ongeveer 50% en de mannen op ongeveer 30% (De Haas, 2012). Omdat de groep vrouwelijke slachtoffers groter is, is ervoor gekozen om de focus op vrouwelijke slachtoffers te leggen. Hierin erkent dit scriptieonderzoek dat seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt veroorzaakt door plegers en niet door slachtoffers zelf. Desondanks is er toch voor gekozen om het vanuit het oogpunt van het slachtoffer te bekijken om zodoende uiteen te zetten hoe het komt dat er zoveel gevallen zijn maar zo weinig aangiften. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de aspecten die invloed hebben op de gebeurtenissen zelf en de interpretatie ervan, deze onderzoeken zijn uitgewerkt in het theoretisch kader. Echter waren dit kwantitatieve onderzoeken en ontbreekt het in dit academische veld aan kwalitatieve onderzoeken. Zodoende maakt dit onderzoek gebruik van kwalitatieve interviews om meer inzicht te bieden en ruimte te geven aan de sociaal-culturele redenen en betekenissen van SGG. Omdat er wordt gewerkt vanuit de verhalen van de respondenten, is ervoor gekozen om een bottom-up aanpak te gebruiken. Dit houdt in dat er vanuit de ervaringen van de respondenten naar brede maatschappelijke constructen wordt gewerkt. Om dit te faciliteren gebruikt dit onderzoek Sexual script theory als uitgangspunt doordat hier duidelijk naar voren komt op welke manier er een wisselwerking is tussen micro- en macrostructuren.

(6)

2 THEORETISCHE UITEENZETTING OVER SGG

In dit hoofdstuk wordt theoretisch onderbouwd op welke manier seksueel grensoverschrijdend gedrag ingebed is in een westerse sociale context en op welke manier individuen de interactie aangaan met deze context. Voor seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt de definitie van het kennisinstituut Rutgers1 aangehouden. Zij definiëren seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) als volgt: “bij seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat het om gedrag of toenaderingen die seksueel van aard zijn en de grenzen van het slachtoffer overschrijden, dit kan al dan niet fysiek zijn” (De Haas, 2012, p. 1). Gedurende dit paper wordt er voor mannen die SGG plegen het woord pleger gebruikt, het woord dader zal uitsluitend gebruikt worden voor plegers die berecht en schuldig verklaard zijn (De Haas, 2012). Een andere theoretische distinctie is ervaring/gebeurtenis. Er wordt pas gesproken van een gebeurtenis op het moment dat de ervaring door de respondenten geïnterpreteerd is.

2.1 SEXUAL SCRIPT THEORY

Sexual script theory is een theorie die sociaal geconstrueerde kenmerken van seksueel gedrag

bespreekt, het is afkomstig van de sociologen Simon en Gagnon. In hun theorie stellen zij dat seksueel gedrag ontstaat in een wisselwerking met sociaal geconstrueerde scenario’s. Deze scenario’s scheppen een context voor een interactie, gedrag ontstaat vervolgens door het culturele scenario aan te nemen, aan te passen of te verwerpen. Het gedrag zorgt er vervolgens voor dat het culturele scenario versterkt, verzwakt of aangepast wordt (Simon & Gagnon, 2011). De theorieën uit hun tijd legde seksueel gedrag uit vanuit een biologische hoek, Simon en Gagnon wilden het sociale component blootleggen dat niet werd meegenomen, zodoende maakten zij onderscheid tussen sexual behavior en sexual conduct (Plummer, 2001). Sexual conduct is de term die zij gebruiken voor seksueel gedrag waar de sociale invloed wordt meegenomen, sexual behavior is de term die zij gebruiken voor de seksueel gedrag waar de sociale invloed niet wordt meegenomen. Door onderscheid te maken tussen

sexual behavior en sexual conduct zetten Simon en Gagnon uiteen dat seksuele handelingen niet

alleen voortkomen uit biologische impulsen maar seksueel worden door de sociale constructie van deze impulsen als seksueel. Dit sluit niet uit dat biologische factoren invloed hebben op seksuele handelingen, maar dit laat zien dat wat als seksuele handeling telt, met wie dit wel en niet kan en in welke setting dit gepast is, onderhevig is aan sociaal geconstrueerde ideeën (Jackson & Scott, 2010).

1 Het Rutgers kennisinstituut is een onderzoekscentrum in Nederland dat onderzoek doet in Nederland, daartoe is vergaarde kennis slechts toepasbaar op een Westerse context.

(7)

In hun theorie zijn het de culturele scenario’s waarbinnen sociaal wordt geconstrueerd wat als seksueel beschouwd kan worden en wat niet (Laumann, 1994). Deze scenario’s worden gebruikt om op het eerste oogopslag te kunnen beoordelen wat een situatie is. Echter is dit niet deterministisch van aard, de handelingen van een individu komen voort uit de interactie tussen het individu en het culturele scenario, waarin dit scenario aangepast, verworpen of versterkt wordt in de interactie (Jackson & Scott, 2010). Ondanks het feit dat seksueel gedrag onderhevig is aan sociaal geconstrueerde normen, vindt het gedrag niet voor alle genders op gelijke voet plaats Lamont, 2014).

2.2 CULTURAL RAPE SCENARIO’S

Een uitbreiding op culturele scenario’s zijn rape scripts2, dit zijn scenario’s die een voorval van SGG beschrijven. Ze bestaan uit overtuigingen over de natuur van de gebeurtenis, de rol van de pleger/ het slachtoffer en de persoonlijke aard van de pleger/ het slachtoffer (Crome & McCabe, 2001). In deze scenario’s worden op basis van gender verschillende aannames gemaakt over de persoonlijke attributen van de personen in de interactie (Lamont, 2014). Culturele verkrachtingsscenario’s worden ondersteund door rape mythes (verkrachtingsmythes). Dit zijn ideeën zoals ‘vrouwen vinden verkrachting stiekem lekker’ of ‘het is een eer dat een man je zo graag wil dat hij je verkracht’. In deze verkrachtingsmythes komen attitudes en overtuigingen over femininiteit en masculiniteit terug waar geen empirisch bewijs voor is. Toch houden ze persistent aan doordat ze genormaliseerd zijn binnen de context van heteroseksuele relaties. Denk bijvoorbeeld aan uitspraken zoals ‘meisjes plagen kusjes vragen’. Dit lijkt op het eerste oogpunt een onschuldige uitspraak ter meisjes hierdoor in wezen aangeleerd krijgen dat geweld een teken is dat een man geïnteresseerd is. Dit soort uitspraken hebben als gevolg dat SGG in heteroseksuele context vaak wordt ontkend of wordt goedgepraat (Bourke, 2007; Lonsway & Fitzpatrick, 1994). Het persistente karakter van verkrachtingsmythes zorgt ervoor dat culturele verkrachtingsscenario’s hun dominante karakter houden. Dit wordt veroorzaakt doordat verkrachtingsmythes als feiten worden aangenomen en het hierdoor lijkt alsof culturele verkrachtingsscenario’s een feitelijke basis hebben. Echter laat het voorbeeld van hierboven zien dat dit niet het geval is maar dat ze overladen zijn met essentialistische ideeën over gender. Deze ideeën worden gereproduceerd door symbolic gendering; “handelingen binnen een interactie vinden plaats aan de hand van essentialistische ideeën over gender waarbij ervan uit wordt gegaan dat deze ideeën natuurlijke verschillen zijn” (Bourdieu, 1998; Lamont, 2014, p. 192). Doordat ze worden neergezet als natuurlijke verschillen is het niet meteen duidelijk dat het gaat

2 Deze term is afkomstig van een andere auteur (Kahn, Mathie & Torgler, 1994) en is een uitbreiding op het idee van

(8)

om sociaal geconstrueerde verschillen die in het voordeel van mannen en in het nadeel van vrouwen werken. Culturele verkrachtingsscenario’s worden gekenmerkt door een dominante en een passieve actor, waarbij de dominante actor de passieve actor overmeestert. Hierin is de dominante rol in Culturele verkrachtingsscenario’s voor ‘de man’ en de passieve rol voor ‘de vrouw’ (Crawford & Goodey, 2000). Deze rollen zorgen voor een scheve machtsverhouding in een interactie. Dit is terug te zien in bijvoorbeeld populaire media. Een goed voorbeeld hiervan is de film Easy A (Gluck, 2010); het meisje wordt hierin als slet weggezet door haar leeftijdsgenoten terwijl de jongens met wie zij zogenaamd naar bed gaat een stijging zien in hun sociale status. Verkrachtingsmythes vertalen zich in Culturele verkrachtingsscenario’s zodoende in het voordeel van de pleger en in het nadeel van het slachtoffer. Dit zorgt er vervolgens voor dat er reproductie is van deze essentialistische ideeën waardoor het proces in stand gehouden wordt.

Verschillende onderzoeken besteden aandacht aan hoe de theorie van SGG zich vertaalt naar het alledaagse leven. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat er een collectief narratief bestaat voor hoe de meeste mensen denken dat een verkrachting eruitziet. De elementen hiervan zijn; onbekende man als pleger en vrouw als slachtoffer, buiten, onverwachte aanval en een buitensporige hoeveelheid geweld (Ryan, 1988). Het voorval dat hier beschreven wordt valt onder een klassiek culturele verkrachtingsscenario’s of blitz attack3 (Kahn et al., 1994). Hoewel dit een gedeeld narratief is, is dit

niet hoe de meeste verkrachtingen eruitzien, zo is slechts 1 op de 5 plegers een onbekende4 (De Haas, 2012). Hoewel vrouwen een blitz vrijwel allemaal categoriseren als SGG is dit bij acquaintance rape minder vaak het geval doordat de slachtoffers niet herkennen dat het voorval voldoet aan de wetmatige definitie van SGG (Chasteen, 2001; Koss, 1985; Ryan, 2011). Hoe groter het verschil tussen het vooraf aanwezige culturele scenario en de gebeurtenis, hoe kleiner de kans is dat de gebeurtenis wordt bestempeld als SGG (Kahn et al., 1994; Parrot & Bechhofer, 1991; Russell, 1975; Weis & Borges, 1973). Dit is belangrijk omdat dit betekent dat het merendeel van de slachtoffers van SGG hun ervaringen beoordeelt aan de hand van beeldvorming die niet representatief is. Zo zal, op basis van de statistiek van De Haas, gemiddeld genomen 1 slachtoffer duidelijke overeenkomsten zien tussen haar ervaringen en het gedeelde narratief. Daartegenover staat dat 4 slachtoffers een ervaring hebben die niet overeenkomt met het cultureel verkrachtingsscenario blitz dat zij voor zich zien.

3 In de rest van dit paper wordt hiernaar gerefereerd als een (cultureel verkrachtingsscenario) blitz.

4 Een voorval waar de pleger een bekende is heet een acquiantance rape, hier wordt vanaf dit punt de term ‘cultureel

(9)

2.3 (ANTI)-FEMINISTISCHE ROL VAN DE VROUW

De manier waarop individuen reageren op deze sociaal geconstrueerde stimuli is afhankelijk van de groep waarin zij zich bevinden, welke culturele scenario’s daarin conventioneel zijn en het gender waar zij zich mee identificeren. Dit bepaalt deels het framework waarop mensen handelen (Jackson, 1978).

One of the most pervasive myths which feed our distorted understanding of rape is the belief in the urgent sexual potency of men. Men are believed to have a virtually uncontrollable sexual desire, which once awakened must find satisfaction regardless of the consequences (Smart, 2013, p. 95).

Deze quote van Smart beargumenteert dat de mannelijke seksdrive dusdanig sociaal geconstrueerd is dat mannen worden weggezet als mensen zonder seksuele impulscontrole. De impliciete aanname die in deze gegenderde opvatting ligt, is dat het de taak van de vrouw is om ervoor te zorgen dat een man niet in deze staat van ‘uncontrollable sexual desire’ komt als ze geen behoefte heeft aan seksueel contact. Het haalt tevens de verantwoordelijkheid weg bij de man doordat het de vrouw is die op dit ontbreken aan impulscontrole moet anticiperen. Dit resulteert in de sociale constructie van vrouw als poortwachter waarmee ze een compulsory sexual agency5 krijgt aangemeten (Rose, 1990, 1996). Dit heeft als gevolg dat vrouwen sneller geneigd zijn om de ervaring te onderdrukken en/of te her-framen als iets dat zij ook wilden omdat ze door middel van een gedwongen seksueel agentschap het idee hebben verantwoordelijk te zijn voor seksuele gebeurtenissen (Rose, 1990, 1996). Hierdoor zullen zij sneller zichzelf de schuld geven van de ervaring en er zelf verantwoordelijkheid voor nemen. Dit is de eerste stap in misplaatste verantwoordelijkheidsgevoelens. Deze misplaatste gevoelens van verantwoordelijkheid worden vervolgens gevoed door feminist sensibility. Dit is een cocktail van feministische en antifeministische ideeën; “noties van autonomie, keuze en zelfbeschikking staan hierin recht tegenover zelfoplettendheid, discipline en de veroordeling van mensen die de ‘verkeerde’ keuzes ‘maken’ en daardoor geen controle hebben over hun seksuele gebeurtenissen met mannen” (Gill, 2008, p. 432). Door de eerste en tweede feministische golf hebben vrouwen, ten opzichte van

5 Compulsory sexual agency. Het houdt in dat doordat iemand anders de interactie als seksueel interpreteert, het

individu in kwestie een seksueel agentschap aangemeten krijgt en gedwongen is dit te gebruiken. Dit kan zijn om mee te gaan in de interpretatie of om duidelijk te maken dat deze interpretatie niet wederzijds is (Rose, 1990, 1996). Hier zal vanaf nu de term gedwongen seksueel agentschap voor gebruikt worden. Hier zal vanaf nu de term gedwongen seksueel agentschap voor gebruikt worden.

(10)

vroeger, meer (seksuele) rechten gekregen. Echter laten de vorige paragrafen zien dat vrouwen seksuele interacties niet op gelijke voet betreden. De interpretatie van een gebeurtenis berust op de manier waarop een ander andermans gedrag interpreteert waardoor er in het geval van SGG, miscommunicaties plaats kunnen vinden. Op zo’n moment bevindt de vrouw zich in een interactie waar een van actoren seksueel handelt en zij gedwongen is om dit ook te doen middels aan te geven dat ze het wel/niet wil6. Het idee van feminist sensibility laat zien dat verantwoordelijkheid en schuld nauw verbonden zijn met de maatschappelijk geconstrueerde instelling die vrouwen kunnen hebben over seksuele interacties. Het komt voort uit het gedwongen seksueel agentschap en draagt het idee met zich mee dat vrouwen de kracht hebben om iedere barrière te doorbreken die haar vrije keuze zou kunnen beperken (Rose, 1990, 1996). Echter is dit niet altijd mogelijk maar werkt het wel stigmatisering van het slachtofferschap in de hand. De bovengenoemde mechanismen zorgen er samen voor dat vrouwen sneller zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen en mechanismen hebben om een narratief voor zichzelf op te bouwen waar deze verantwoordelijkheid als ‘natuurlijk’ naar voren komt.

2.4 ONDERHANDELING VAN DE GRENZEN

Het gedwongen seksueel agentschap gaat niet alleen over de dwang om te moeten handelen in seksuele interacties, maar heeft ook te maken met de manier waarop en wanneer er seksueel gehandeld wordt. Een belangrijk component hiervan is de initiatie van de ervaring; de (mogelijke) ontmoeting, het voorafgaande contact en de omgangsvorm die de individuen in de interactie met elkaar hebben. Dit alles schept een cruciale context waarin consent7 plaatsvindt. Hoewel slogans tegen SGG het makkelijk doen overkomen, nee is nee bijvoorbeeld, vindt het geven van consent plaats binnen de context van een interactie. Hierin scheppen niet alleen de handelingen van de individuen de context van de interactie, maar wordt de context evenzeer gevormd door sociaal geconstrueerde normen en de onderhandelingen die de actoren op individueel niveau aangaan met deze geconstrueerde normen (Jackson & Scott, 2010). Zo zijn er bijvoorbeeld mannen en vrouwen die dwang tot seksuele gebeurtenis niet automatisch afkeuren maar vinden dat dit context-afhankelijk is (Haworth-Hoeppner, 1998). De eerdergenoemde (misplaatste) schuldgevoelens worden versterkt door het feit dat vrouwen niet alleen het idee hebben dat ze de verantwoordelijkheid dragen om

6 Een handeling waarin wordt aangegeven dat seksuele handelingen ongewenst zijn is een seksuele handeling doordat

de interactie waar iemand zich in bevindt door een ander is geïnterpreteerd als seksueel.

7 Ondanks het feit dat consent een Engels woord is zal dit gedurende het verslag worden aangehouden. Omdat ‘consent’ de officiële theoretische term is.

(11)

ongewilde avances af te houden maar dat ze dit moeten blijven afhouden en dit op een duidelijke manier moeten communiceren (Carmody, 2009; Carmody & Carrington, 2000). Echter is ‘duidelijk’ hier een subjectief begrip. Hoe geef je ‘duidelijk’ aan of je iets wel wilt, maar belangrijker nog, hoe geef je ‘duidelijk genoeg’ aan dat je iets niet wilt? Deze ambiguïteit kom terug in de volgende methodes die gebruikt worden voor de onderhandeling van consent.

Volgens Muehlenhard, Humphreys en Jozkowski (2016) zijn er drie verschillende manieren waarop consent gegeven kan worden; consent op basis van een interne staat van gewilligheid, door middel van gedrag dat door een ander geïnterpreteerd kan worden, en consent dat verbaal expliciet wordt uitgedrukt. De eerste vindt plaats door middel van iemands anders interpretatie over de interne staat van een ander. Dit is echter lastig omdat het niet mogelijk is om de interne staat van een ander te kunnen zien. De tweede vindt plaats op basis van de interpretatie van het gedrag van iemand anders. Het probleem met deze beide manieren is dat de manier waarop iemand interpreteert, niet alleen afhankelijk is van het eigen referentiekader, maar ook met welke culturele scenario’s iemand in aanraking is geweest, hoe de interactie tussen deze persoon en die culturele scenario’s verloopt en of de mensen tussen wie de interactie plaatsvindt overeenkomstige culturele scenario’s hebben. Het probleem met de laatste vorm is dat dit, affirmative consent, een patriarchale aanpak is waarbij de vrouw als hulpeloos wordt weggezet en de man als redder. Dit impliceert dat er gevraagd moet worden of ze iets wel/ niet wilt omdat ze zelf niet in staat is om dit aan te geven (Halley, 2016). De eerste twee komen het meeste voor in seksuele interacties van de respondenten, zodoende ligt daar de focus op. De interpretatie van consent is persoons- maar ook contextafhankelijk en deze ambigue natuur voedt door middel van twijfelen het schuldgevoel dat al aanwezig is door het samenspel tussen gedwongen seksueel agentschap en feminist sensibility. Op deze manier ontstaat er vicieuze cirkel waar gedwongen seksueel agentschap het verantwoordelijkheidsgevoel voedt en versterkt wordt door de ambigue natuur. Deze reproductie voedt met iedere stap de schuldgevoelens. Een vrouw moet dus, niet alleen naar buiten maar evenzeer naar zichzelf toe, met goede bewijzen komen wil ze laten zien dat ze haar taak als poortwachter wel volbracht heeft maar is overmeesterd (Anderson & Doherty, 2007). De inbedding van consent in een interactie zorgt ervoor dat het niet alleen context-afhankelijk is, maar eveneens onderhevig aan culturele normen over seks en gender. Deze komen niet alleen terug in de onderhandeling van consent maar ook achteraf in de interpretatie van de ervaring (Burkett & Hamilton, 2012; Munsch & Willer, 2012; Haworth-Hoepper, 1998).

(12)

2.5 STIGMATISERING VAN HET SLACHTOFFERSCHAP

Verkrachtingsmythes komen niet alleen terug als culturele fabels, maar ook in feministische literatuur. Zo beschrijft Susan Brownmiller (1975) in haar boek dat verkrachting iets is wat door middel van privilege en onwetendheid blijft bestaan. Zij was tevens een van de velen die de premisse ondersteunt dat verkrachting valt onder geweld en dat penetratie valt onder seks (Brownmiller, 1975). Hiermee verplaatsen zij en mensen zoals zij, volgens MacKinnon, verkrachting van het seksuele naar het gewelddadige domein (MacKinnon, 1979, p. 219). Op deze manier wordt het idee in stand gehouden dat er ‘een dader’ en ‘een slachtoffer’ zijn die beiden buiten de geciviliseerde maatschappij staan. Hier zit voor het slachtofferschap een mate van stigmatisering in verwerkt. Stigma wordt door Goffman (1963) beschreven als een attribuut dat niet sociaal geaccepteerd wordt. Maar omdat gestigmatiseerde mensen sociaal niet geaccepteerd worden, gaan ze zich naar dit stigma gedragen. Hierdoor ontstaat er een vicieuze cirkel waar het stigma zorgt voor een bepaal beeld en stigmatisering ervoor zorgt dat individuen zich naar dit beeld gedragen. De attributen die in culturele verkrachtingsscenario’s worden toegekend zijn zwak, voor het slachtoffer, en onmenselijk voor de pleger. Echter is het niet het attribuut zelf dat het attribuut tot een stigma maakt maar de machtsrelaties. Dit komt voort uit symbolic gendering. De op gender gebaseerde aannames zijn sociaal toegekend, echter worden ze als ‘natuurlijk’ gepresenteerd. Op dit manier wordt verborgen dat er niet gestigmatiseerd kan worden zonder dat iemand het stigma toekent (Goffman, 1963). In het proces van stigmatisering komen 4 verschillende factoren samen (Link & Phelan, 2001). De eerste is dat er onderscheid wordt gemaakt in de samenleving en dat deze verschillen worden gelabeld. Dit is terug te zien in de aannames die worden gemaakt aan de hand van gender. In de tweede worden labels verbonden aan vooroordelen, masculiniteit als dominant en dus sterk, femininiteit als passief en dus zwak. In culturele verkrachtingsscenario’s worden vrouwen gecast als slachtoffers en mannen als plegers. Vervolgens ontstaat er een wij-zij mentaliteit tussen mensen in de geciviliseerde samenleving en mensen in interacties waar SGG voorkomt. De mensen in de zij-categorie worden achtergesteld. Dit onderscheid zorgt ervoor dat zowel het slachtoffer als de pleger buiten de maatschappij worden geplaatst. De pleger omdat hij iets onmenselijks heeft gedaan en het slachtoffer omdat zij zwak is. Voor een pleger is dit een gunstige ontwikkeling. Zijn rol is in het narratief dusdanig gedemoniseerd dat vrijwel geen enkele man in die rol zou kunnen vallen doordat de maatschappij niet kijkt naar de ‘normale man’. Plegers worden immers gezocht in ‘de vreemdeling in de bosjes’. Echter ligt dit voor het slachtoffer anders (Jackson, 1978). Door het slachtofferschap aan te nemen komt zij in een rol die buiten de maatschappij staat. Dit kan ontkenning van de gebeurtenis in de hand werken. Door deze stigmatisering die verwerkt zit in culturele verkrachtingsscenario’s, zorgt het erkennen van de

(13)

ervaring als SGG er niet meteen voor dat het slachtoffer in de ogen van de maatschappij een legitiem slachtoffer8 is. Weis en Borges (1973) deden onderzoek naar het idee van ‘legitieme’ slachtoffers en

zagen op basis van rechtszaken terug dat het legitieme slachtofferschap voortkomt uit de elementen die verwerkt zitten in een blitz; de dader moet een gewelddadige vreemdeling zijn, het slachtoffer moet de gebeurtenis direct melden, er moet bewijs van de aanval zijn en bewijs dat het slachtoffer zich heeft proberen te verzetten. Het idee van een legitiem slachtoffer is gebaseerd op het collectieve narratief van verkrachting en hoe een ‘echt’ slachtoffer zich zou moeten gedragen. Echter houdt dit geen rekening met het feit dat vrouwen verschillende emoties doormaken gedurende een voorval van SGG. Ze kan gedurende de aanval bang zijn dat ze gewond raakt of zelfs sterft (Kilpatrick, Edmunds & Seymour, 1992). Margaret Atwood beschrijft het contrast tussen mannen en vrouwen op dit vlak heel mooi; “Men are afraid women will laugh at them, women are afraid men will kill them”. Deze angst kan ervoor zorgen dat ze shock, ongeloof, ontkenning, angst, verwarring ervaart of zich terugtrekt (Basile, 2005. Herman, 1997). Echter komt dit niet terug in het culturele verkrachtingsscenario blitz. Hierin komt slechts naar voren dat het ideale slachtoffer haar best doet om het slachtofferschap te voorkomen door zich fysiek te verzetten. Hoewel dit in sommige gevallen wel gebeurt, raakt het merendeel van de vrouwen in een andere modus dan fight of flight, namelijk

freeze. In dit soort gevallen kunnen slachtoffers zichzelf (groten)deels verantwoordelijk houden voor

de gebeurtenis door het te her-framen als iets waar ze zelf voor hebben gekozen en dat voortkwam uit hun eigen daden (Baker, 2003 & 2008). Een ‘echt’ slachtoffer wordt gecreëerd door de ideale dader. Het beeld van de ideale pleger komt overeen met de pleger in het collectief gedeelde narratief van verkrachting, hij is een hij, die haast kwaadaardig is en het slachtoffer niet kent (Crawford & Goodey, 2000). Vanuit dit beeld wordt het ideale slachtoffer geconstrueerd; zwak en hulpeloos (Christie, 1986), bezig met een activiteit die goedgekeurd wordt door de geciviliseerde maatschappij, op een plek die niet afgekeurd wordt en ze doet een poging om te voorkomen dat ze een slachtoffer wordt. Het idee dat een slachtoffer wordt gecreëerd door de daden van een pleger is een belangrijk theoretische distinctie. Op het moment dat een individu dat SGG pleegt, niet voldoet aan het beeld van een pleger, is het lastig om te kunnen zeggen of er een slachtoffer is. Wanneer het slachtoffer ook niet voldoet aan het beeld van een legitiem slachtoffer, blijft er alleen een vervelende ervaring over. Op deze manier wordt de daad gezien als een slachtofferloze gebeurtenis en wordt de gebeurtenis an

sich een gedecriminaliseerde ervaring (Weis & Borges, 1973).

8 Deze term wordt gebruikt zonder waardeoordeel maar fungeert als theoretisch begrip afkomstig uit het onderzoek van

(14)

3 METHODOLOGISCHE UITEENZETTING OVER SGG

Een goed kwalitatief onderzoek beschrijft een fenomeen en plaatst het in een context. Het interpreteert de processen die plaatsvinden en geeft hier betekenis aan. Het gebruikt hiervoor op theorie gebaseerde concepten en poogt om dit in zijn geheel te begrijpen (Silverman, 2014). Zodoende is dit onderzoeksproces begonnen met het vinden van theoretische concepten die goed bij het onderwerp pasten. Voor het verwerken van de data is de codeermethode van grounded theory gebruikt in de traditie van Charmaz, ook wel constructivistische grounded theory genoemd (Silverman, 2014). Dit houdt in dat de onderzoeker gedurende het veldwerkproces dichtbij de data is gebleven en de data meerdere keren heeft gecodeerd (Silverman, 2014). Voor dit onderzoek zijn 9 vrouwen tussen de 20 en de 25 geïnterviewd. Ik heb voor deze leeftijdscategorie gekozen omdat uit onderzoek blijkt dat vrouwen tussen de 16 en 25 de meeste kans lopen om SGG mee te maken (Mouzos & Makkai, 2004; Powell, 2010). Omwille van tijd is de sample naar 20 verhoogd. Dit was voor het onderzoek zelf uiteindelijk ook een goede beslissing doordat de respondenten hierdoor meer overeenkomsten hadden. Hierdoor konden er concretere vergelijkingen gemaakt worden tussen de verschillende ervaringen. Er waren nog 4 andere respondenten die ook wilden participeren, omwille van tijd zijn zij echter niet betrokken. Daarbij was een andere initiële voorwaarde dat de respondent geen aangifte hadden gedaan. Om deze reden is het een conveniënte theoretische sample (Silverman,

2014).

De respondenten zijn verzameld uit mijn eigen netwerk en via mijn eigen netwerk. Alle respondenten zijn benaderd via sociale media. De geïnterviewde vrouwen9 zijn afkomstig uit de Randstand en allemaal hoogopgeleid. Van deze respondenten identificeerde 8 zich als heteroseksueel en 1 als biseksueel. De interviews vonden plaats op een door hen gekozen plek (bij mij thuis, bij hen thuis of in een café). Uit de interviews zijn 26 ervaringen met SGG naar voren gekomen. De ervaringen die met mij gedeeld zijn, vonden 1 tot 5 jaar geleden plaats. Van deze ervaringen waren er 21 van de respondenten zelf en 5 van mensen uit hun directe omgeving. De respondenten hebben gemiddeld 1-5 ervaringen gedeeld tijdens het interview, slechts voor 1 verhaal is er aangifte gedaan. Het aantal respondenten voor dit onderzoek was perfect door de onderzoeksvraag zich leende voor een exploratief onderzoek.

9 Vanwege de ingrijpende aard van de interviews zijn de namen van de respondenten en kenmerkende plekken aangepast. Omwille van leesbaarheid zijn de namen van de respondenten veranderd naar.

(15)

De interviews waren semigestructureerd (Bernard, 2011). Aan de hand van de literatuur zijn er 5 onderwerpen naar voren gekomen; SGG, narratief, gedwongen seksueel agentschap, consent en aangifte, de gebruikte vragen in het interview zijn hierop gebaseerd. Echter werden vragen die tijdens het interview naar boven kwamen, wel gesteld.10 Dit werd gedaan omwille van verduidelijking. Hier werd gebruikt gemaakt van echo probing; de laatste woorden van een respondent herhalen, of tell-me-more probing; vragen wat de respondenten precies bedoelden met een antwoord (Bernard, 2011). Sommige respondenten gaven korte antwoorden, om dit tegen te gaan maakte ik gebruik van silent probing; iets langer stil blijven na een antwoord in de hoop dat ze nog iets meer over het onderwerp zeggen (Bernard, 2011). Een groot deel van de respondenten hadden de neiging om in algemene termen te praten, door verdiepingsvragen te stellen kwam de eigen mening beter naar voren. Dit is tevens de reden dat er niks met wetgeving is gedaan. Hoewel er objectieve wetmatige begrippen bestaan die vorm zouden kunnen geven aan de ervaringen van de respondenten, is het belangrijker om te kijken op welke manier respondenten er zelf over praten.

Voor aanvang van het interview zijn de respondenten eraan herinnerd dat ze ten alle tijden mochten stoppen met het interview. Tegen mijn eigen verwachting in is dit geen enkele keer gebeurd. Gedurende het interview probeerde ik een sympathieke en neutrale houding aan te nemen, om de respondenten zich op hun gemak te laten voelen (Bernard, 2011). Om rustig te beginnen, vroeg ik als eerste hoe respondenten SGG definiëren, daarnaast waar zij bepaalde grenzen legden en welk beeld ze hadden van dergelijke situaties en de mensen in deze situaties. Het interview bevatte geen vraag naar de eigen ervaring van de respondenten, meestal kwamen ze hier zelf gedurende het interview mee. Eén keer heb ik er expliciet naar moeten vragen. Echter probeerde ik wel waakzaam te blijven voor momenten waarop emoties meer de boventoon voerden bij de respondenten. Op het moment dat ik dit idee kreeg, maakte ik een luchtige opmerking over iets in de omgeving of nam ik een zelf rustig een slok drinken. Ondanks dat probeerde ik wel door te vragen op het moment dat er meer emoties boven kwamen. Dit waren vaak momenten waar waardevolle data naar boven kwam. Voorafgaand aan de interviews attendeerde ik de respondenten op het feit dat er geen goede of slechte antwoorden waren, ik zat er voor hun verhaal, alles dat met hun verhaal te maken had vond ik automatisch interessant. De respondenten gaven vrijwel allemaal aan dat ze het een fijn interview vonden maar dat ze het heftiger hadden verwacht. De interviews duurden tussen de 30-120 minuten. De meeste

10 Gedurende de interviews hadden veel respondenten de neiging om in algemene termen te praten. De extra vragen die tijdens het interview naar boven kwamen neer op ‘je zei net […], wat bedoel je daar precies mee’.

(16)

respondenten gaven aan dat ze het interview als prettig hadden ervaren. Dit was ook mijn belevenis. De antwoorden van de respondenten begonnen vrij politiek correct maar gedurende de interviews werden de vragen vrijer beantwoord. Dit kwam bijvoorbeeld voor in het deel waar ik vroeg naar het beeld dat respondenten voor zich hadden als ze aan een slachtoffer dachten. De antwoorden op deze vragen begonnen ermee dat het iedereen kon overkomen maar door verdiepingsvragen te stellen kwam naar voren dat sommige respondenten wel degelijk een beeld voor zich hebben bij het type vrouw dat dit overkomt.

De betekenis van SGG zoals die is gedefinieerd door Rutgers is niet gecommuniceerd naar de respondenten om zo eerste informatie te krijgen over wat het voor hen betekent. Respondenten namen de term SGG over voor de eigen ervaringen ondanks het feit dat niet iedereen ooit van de term had gehoord, hierdoor ging mogelijk informatie over hoe de respondenten hun eigen ervaring noemen verloren. Daar staat tegenover dat dit onderzoek hierdoor belangrijke informatie kunnen extraheren doordat het verborgen aannames blootlegden die de respondenten hebben over het concept. Ik heb overwogen om als eerste vraag te stellen hoe zij de eigen ervaringen zouden benoemen maar ik was van mening dat het interview hierdoor te abrupt zou beginnen. Na de eerste interviews vielen twee dingen mij op. De eerste was dat de meeste respondenten meerdere ervaringen hadden met SGG die allemaal erg van elkaar verschilden. Om deze reden vond ik het lastig om duidelijk voor mij te zien welk effect deze verschillen op de interpretatie hadden. Om dit op te lossen besloot ik een respondent toe te voegen die aangifte had gedaan en om respondenten toe te voegen die een activistische houding aannamen over dit probleem. Door dit te doen had ik ervaringen die ik kon vergelijken met de ervaringen van respondenten die geen aangifte hadden gedaan waardoor verschillen en overeenkomsten duidelijker zichtbaar werden. Het andere punt was dat respondenten zelf begonnen over hoe hun seksuele interacties tot stand kwamen, op basis hiervan is er een vraag toegevoegd die hier expliciet naar vroeg. Door dit te doen kwam beter naar voren wat het effect van de algehele interactie was op de interpretatie van de eigen ervaring.

(17)

4 INTERPRETATIE VAN DE ERVARING(EN)

4.1 INTERPRETATIE VAN GRENZEN

In dit deelhoofdstuk zal besproken worden op welke manier respondenten grenzen stellen en welk effect het stellen van deze grenzen heeft op de interpretatie van hun ervaringen. De definitie van SGG komt op papier duidelijk over, echter komt uit de interviews naar voren dat respondenten het een lastig te definiëren onderwerp vinden. Er zijn verschillende onderdelen van de definitie waar respondenten het niet mee eens zijn. Het eerste punt waar de meningen over verschillen is door wie de grens wordt overschreden.

Ja grensoverschrijdend in de zin van ik denk dat mensen bepaalde grenzen hebben, zeg maar en daarbinnen is wat ze wel willen doen en wat zij niet willen doen …11 en je overschrijdt die grens als je iets doet dat je niet wilt doen (Anne, interview, april 2017).

In dit citaat legt Anne uit dat er bepaalde grenzen zijn die mensen zelf opstellen, die liggen tussen wat mensen wel en niet willen. Ze zegt vervolgens dat deze grenzen worden overschreden op het moment dat de persoon die de grenzen heeft een handeling verricht die buiten de grenzen liggen die ze zelf heeft opgesteld. In deze quote komt niks terug over de persoon met wie deze handeling verricht wordt of onder welke omstandigheden dit gebeurt. Dit zorgt ervoor dat de definitie die zij gebruiken niet representatief is voor de werkelijkheid en ervaringen worden beoordeeld aan de hand van incorrecte informatie (Kahn et al., 1994). Dit is echter niet de algehele sample, er zijn ook respondenten die SGG zien als iets dat door de pleger gedaan wordt.

Dat je [de pleger] over iemands grenzen heen gaat ehm en dan op uhh seksueel gebied (Bella, interview, april 2017).

In deze quote van Bella komt naar voren dat SGG plaatsvindt op het moment dat er grenzen worden overschreden door iemand anders. Aan de hand van de ervaringen kwam naar voren dat als een slachtoffer een duidelijke overschreden grens voor zich ziet, hier ook direct naar wordt gehandeld. Dit komt terug uit een antwoord van een Camille. Hier heeft zij duidelijk voor zich dat de pleger in kwestie haar grenzen overschrijdt.

11

Op het moment dat er losse punten in een quote staan betekent dit dat de respondent hier opmerkelijk lang stilviel.

(18)

Ik heb ook een keer gehad […] [op een festival] dat iemand ineens achter me stond en een hand in mijn borsten greep en een hand in mijn kut en toen in mijn oor fluisterde tonight I’m going to fuck you, nou ik ben niet gewelddadig maar dat is het enige moment in mijn leven dat ik iemand echt een klap heb verkocht dat ik echt dacht oprotten (Camille, interview, april 2017).

In deze uitspraak van Camille komt naar voren dat het gedrag van de pleger voor haar zonder meer grensoverschrijdend was. In haar ervaring kwam naar voren dat de pleger iemand was die zij niet kende, daarnaast is te zien dat ze direct reageerde op deze aanval. Daarentegen heeft Camille ook een andere ervaring gehad waarin ze werd aangerand. Echter was de context hier ander doordat ze de pleger kende. Bij deze ervaring interpreteerde ze het als SGG maar was haar reactie anders.

Nee het was voor mij ook niet in die zin grensoverschrijdend, ik vond het even vervelend voor hoe lang het duurde maar het was ook heel kort, hij merkte toen ook gewoon van oh ze wil het toch niet en toen is hij ermee gestopt, daarna heeft hij me nooit meer lastiggevallen dus ik ehm, het was wel eh overschrijdend maar ik wist ook dat ik zelf de situatie had kunnen voorkomen zeg maar, dus ik eh neem hem dat ook niet heel erg kwalijk ofzo (Camille, interview, april 2017).

Voordat de ervaring plaatsvond had ze verbaal aangegeven dat ze het niet wilde. Wat hierin terug te lezen is, is dat ze de ervaring minder erg maakt door te zeggen dat ze het vervelend vond en het heel kort duurde. Echter duurde deze ervaring langer dan de andere ervaring die als eerst beschreven staat. Vervolgens vertelt ze verder over hoe hij stopte toen hij merkte dat ze het niet wilde. Echter wist hij al dat ze het niet wilde doordat ze dit van tevoren meerdere malen had aangegeven. Ze begint de tweede quote met dat het ‘niet in die zin overschrijdend was’ maar zegt later in de quote ‘dat het wel overschrijdend was’, maar omdat ze het had kunnen voorkomen, ze het hem niet kwalijk neemt. Op basis van haar uitspraak komt naar voren dat de eerste pleger een ideale pleger is; zijn acties strookte niet met het culturele scenario doordat ze hem niet kende (Weis & Borges, 1973). Afgezien van het feit dat de daden van de eerste en de tweede pleger hetzelfde zijn, vindt ze het lastiger om het label ‘pleger’ op de tweede ervaring te plakken. In de eerste ervaring gedraagt zij zich al het ‘ideale slachtoffer’ door direct fysiek geweld te gebruiken om het slachtofferschap tegen te gaan (Weis & Borges, 1973). Ook dit vindt ze in de tweede ervaring lastiger. De eerste en tweede ervaring verschillen op één punt, de pleger was in de eerste ervaring een onbekende en in de tweede ervaring een bekende. Doordat ze de pleger in de tweede ervaring al kende, was er vooraf contact geweest. Door dit contact had ze het idee dat ze meer kon doen om de ervaring te voorkomen. Middels deze denkstap haalt ze een deel van de verantwoordelijkheid van zijn kant weg en neemt ze die zelf tot zich. Het laat zien dat ze het in haar ogen haar verantwoordelijkheid was om ervoor te zorgen dat ze het niet wilde en dit duidelijk genoeg aan te geven bij hem. Dit slaat terug op het idee van de vrouw

(19)

als poortwachter, die haar taak goed moet volbrengen wil ze aanspraak maken op het slachtofferschap (Carmody, 2009; Carmody & Carrington, 2000). Deze tegenstrijdigheid die voortkomt uit het verhaal van Camille komt terug in meerdere ervaringen. Op het moment dat de pleger een onbekende is, vinden de respondenten het makkelijker om de grenzen te identificeren waar de pleger overheen gaat. Dit idee wordt ondersteund door het onderzoek van Chasteen waar het herkennen van een ervaring als SGG moeilijker is op het moment dat de pleger een bekende is (2001).

Ik denk dat dat het verschil voor mij ook is waarom ik me nooit verkracht heb gevoeld omdat ik het van mezelf accepteerde dat ik het liet […] gebeuren of dat ik het deed (Dagmar, interview, april 2017).

De ervaringen die Dagmar heeft gehad, waren allemaal met bekenden. Uit dit fragment komt hetzelfde idee naar voren dat te zien was bij Camille, op het moment dat de pleger een bekende is, verschuift de focus van de overschreden grenzen naar welke hand het slachtoffer zelf had in de overschreden grens. Net als Camille gaat Dagmar in deze uitspraak haar eigen slachtofferschap tegen. Echter kan erkenning van de omgeving van legitiem slachtofferschap dit tegen gaan. In het volgende fragment omschrijft Elena hoe erkenning van haar beste vriendin haar hiermee hielp.

Die [haar beste vriendin] was echt van moment één weet je chickie nee nee *lacht klopt niet, en weet je dat is wel fijn, iemand van wie je te horen krijgt die zegt van weet je er is jou wat aan gedaan en dat mag je kut vinden zeg maar (Elena, interview, april 2017).

Het opstellen en waarborgen van grenzen is niet iets dat alleen voor de respondenten zelf plaatsvindt maar iets dat evenzeer wordt beïnvloed door de omgeving. Elena beschrijft dat ze het fijn vond om de ervaring met iemand te delen. Tevens hielp dit haar in het interpreteren van de overschreden grenzen en kreeg ze het gevoel dat de emoties die ze ervoer terecht waren. De erkenning van een overschreden grens door de omgeving werkt voor slachtoffers bevestigend. Hierdoor hebben ze het idee dat ze een legitiem slachtoffer zijn. Na het interview bevestigde ze dit idee expliciet. Elena was een van de respondenten die aangifte had gedaan voor haar ervaring. Na haar aangifte gaven de agenten aan dat ze haar geloofden en dat ze iets met de zaak gingen doen. Door dit te horen kreeg ze het gevoel dat ze recht had op het slachtofferschap en een legitiem slachtoffer was.

Daarna vertelde ik aan een ander vriendinnetje [wat er was gebeurd] […] en die zei ja [respondent] je bent verkracht […] dat is niet oké, ik dacht echt van ja dat wil ik echt niet horen … maar het was wel de waarheid (Femke, interview, april 2017).

(20)

In deze quote van Femke is te zien hoe de interpretatie van haar vriendin hielp in haar eigen interpretatie van de overschreden grenzen. Hoewel het niet was wat ze wilde horen, was ze het er wel mee eens. Middels de ervaringen van de respondenten is naar voren gekomen dat het conceptualiseren van grenzen op twee verschillende manier gebeurt. De eerste is het hebben van grenzen. De eerste quote van Camille laat zien dat ze een grens heeft die door een pleger is overschreden. Echter komt uit het tweede fragment van Camille naar voren dat het stellen van grenzen en het waarborgen daarvan een stuk lastiger is. Het hebben van grenzen is een algehele grens die wordt opgesteld in de interactie met culturele scenario’s en het eigen referentiekader. Dit geeft aan hoe ver iemand in theorie bereid is om te gaan De tweede vorm, het stellen en waarborgen van grenzen, ontstaat in de interactie met iemand anders. Hierin kampt het slachtoffer niet alleen met het stellen van haar eigen grenzen op basis van een individuele interactie met het culturele scenario, maar ook met de individuele interactie die de pleger aangaat met culturele scenario’s. Hierin ontstaat een onderhandeling tussen de twee actoren in de interactie over de grenzen die in de interactie aangehouden worden.

4.2 INTERPRETATIE VAN DE COMMUNICATIE VAN GRENZEN

Een belangrijk onderdeel van de onderhandeling die plaatsvindt tussen actoren in een interactie is de communicatiestijl die gebruikt wordt om deze grenzen aan te geven.

Het is ook een interactie met iemand ofzo, bij die persoon heb je het gevoel alsof je de waarheid kan spreken en bij de ander niet (Femke, interview, april 2017).

In deze quote geeft Femke antwoord op de vraag hoe ze aangeeft of ze iets wel of niet wil op seksueel gebied. Haar antwoord laat zien dat het voor haar in de interactie plaatsvindt. Het tweede deel van het fragment laat zien dat dit afhankelijk is van de individuen in de interactie. Op basis van de antwoorden van de interviews is naar voren gekomen dat respondenten verschillende strategieën gebruiken om grenzen aan te geven. Deze strategieën vormen een belangrijk component in het interpretatieproces van de ervaring. Muehlenhard (2016) maakt onderscheid tussen drie verschillende manieren waarop consent gecommuniceerd wordt. In de volgende quote legt Camille uit waarom zij verbale communicatie gebruikt om consent over te brengen.

Ja, ik zeg het eigenlijk wel altijd, ehm ik heb ook eerder liever dat het te duidelijk is dan dat het niet duidelijk is, het laatste dat ik wil is dat ik hier iemand in mijn bed heb liggen die denkt dat we seks gaan hebben terwijl ik daar geen zin in heb, dan heb ik liever dat ik hem daarvoor al heb verloren (Camille, interview, april 2017).

(21)

Deze quote laat zien dat de respondent door middel van verbale communicatie duidelijk maakt wanneer ze iets niet wil om zo te voorkomen dat ze een man in haar bed heeft die iets anders van de situatie verwacht dan zij. Dit is een duidelijk voorbeeld van hoe zij expliciet aangeeft dat ze geen seks wil hebben (Muehlenhard et al., 2016). Door middel van verbale communicatie probeert ze haar rol als poortwachter te waarborgen (Rose, 1990; Rose, 1996). Dit komt voort uit het feit dat ze aangeeft dat ze niet met iemand in bed zou willen liggen die denkt dat ze seks gaan hebben, door dit op tijd aan te geven wakkert ze het ‘uncontrollable sexual desire’ van de man niet aan. Andere respondenten geven aan dat ze beginnen met gebruik van non-verbale communicatie.

Wat ik daarin altijd nu nog steeds wel doe is meestal gewoon wegtrekken of weg nemen en dat dat is eerst met non-verbale communicatie en daarna pas verbale communicatie want ik vind dat niet alles met woorden moet hoeven uitgesproken (Dagmar, interview, april 2017).

Meerdere respondenten geven aan dat ze met non-verbale consent beginnen om dezelfde reden als Dagmar en ook vinden dat verbale consent het moment kan verpesten. Dit uitgangspunt zorgt ervoor dat respondenten op verschillende manieren non-verbale communicatie inzetten voor de communicatie van grenzen. Zo gaven een aantal respondenten aan dat ze met hun kleding aan in bed gaan liggen op het moment dat ze bij een man in bed slapen met wie ze geen seksuele handelingen willen verrichten.

Ik heb wel vaker gewoon bij mensen in een bed geslapen zonder dat er iets is gebeurd en toen ben ik daar in bed gaan liggen, gewoon wel nog met al mijn kleren aan ehm, ik had gewoon mijn spijkerbroek aan en een shirt enzo (Gabrielle, interview, april 2017).

Deze quote laat zien dat Gabrielle vaker bij mensen in bed slaapt zonder dat dit resulteert in seksuele handelingen. Een strategie die ze hiervoor gebruikt is het aanhouden van haar kleding. Hierin zitten een aantal denkstappen verborgen. Gabrielle bevindt zich in een situatie waarvan zij denkt dat het mogelijk seksueel zou kunnen zijn. Omdat zij dit niet wil, neemt ze stappen in haar gedrag om dit duidelijk te maken. Uit deze denkstappen komt naar voren dat zij het culturele scenario waarin zij zich bevond, zag als iets dat mogelijk seksueel opgevat zou kunnen worden. In de persoonlijke interactie die zij aanging met dit scenario verwierp zij dit. Dit impliceert dat culturele scenario’s niet alleen iets zeggen over het soort situatie waar een individu zich in bevindt, maar dat consent impliciet aanwezig is in bepaalde contexten. Meerdere respondenten geven aan dat ze net als Gabrielle strategieën gebruiken om duidelijk te maken dat hoewel consent impliciet aanwezig is, zij deze consent niet geven. In samenspel hiermee geven veel respondenten aan dat ze in sommige interacties het idee hebben dat ze een goede reden moeten hebben om geen seksuele handelingen te verrichten.

(22)

Ik heb laatst wel een keer de ongesteldheids-smoes gebruikt […] want dan hoef ik het hele consent gesprek niet te doen en een reden te hebben, want ik kreeg bij hem het gevoel dat ik dan een reden moest hebben (Femke, interview, april 2017).

De quote van Femke laat zien dat ze bij iemand het gevoel kreeg dat ze een reden moest hebben om in te gaan tegen de geïmpliceerde consent van het culturele scenario waar ze zich in bevonden. Dit betekent niet alleen dat de jongen in kwestie geen rekening houdt met de wensen en gevoelens van de respondent maar ook dat de interactie niet op gelijke voet plaatsvindt. Door de manier waarop hij zich opstelde tegenover haar kreeg zij het idee dat ze een reden moest hebben om nee te kunnen zeggen. De strategie die zij hier inzet zorgt ervoor dat seksuele handelingen geen optie zijn waardoor ze het culturele scenario verandert door te zeggen dat ze ongesteld is. Echter is dit vaak niet genoeg en wordt de handeling ook na verbale communicatie niet gestaakt.

Als een meisje 5 keer nee heeft gezegd en op gegeven moment zegt ze niks meer, wil ze dan eigenlijk wel of is het dan eigenlijk nee maar zegt ze gewoon geen nee meer weet je wel (Anne, interview, april 2017).

In dit citaat komt de ambigue natuur van ‘duidelijk genoeg’ terug. Anne geeft in deze quote aan dat ze herhaaldelijk expliciet verbaal heeft aangegeven dat ze iets niet wilde maar dat hier door de pleger niks mee wordt gedaan. Hier komt sterk het idee terug van vrouw als poortwachter (Rose, 1990, 1996). Ze moet herhaaldelijk nee zeggen om te laten weten dat ze de seksuele handelingen niet wil verrichten. Een ander fragment uit haar interview laat zien dat het concept ‘duidelijk genoeg’ terugkomt in haar eigen interpretatie.

Ja god dus voor mij is het heel erg dat ik dan dus wel iets doe wat ik dan niet wel ehm … … omdat ik dan … … ja ik weet niet, niet niet genoeg nee heb gezegd ofzo ja (Anne, interview, april 2017). Deze uitspraak van Anne stipt hier expliciet het idee aan van ‘duidelijk genoeg’ nee zeggen. Hier zorgt het idee dat zij haar taak als poortwachter niet ‘goed genoeg’ heeft volbracht ervoor dat ze zich verantwoordelijk voelt voor de gebeurtenis. Hier maakt zij het proces van feminist sensibility mee. Dit is te zien in de tegenstrijdigheid binnen haar antwoord. Er gebeurt iets dat ze niet wil en waarvan ze heeft aangegeven dat ze het niet wil, het is dus niet vrijwillig. Toch neemt ze de verantwoordelijkheid op zich omdat ze niet ‘goed genoeg’ nee heeft gezegd. Een soortgelijke redenatie is terug te zien in de volgende uitspraak van Gabrielle.

(23)

Toen moest ik echt soort van doen alsof ik nog aan het slapen was omdat ik weet niet eens wat ik had gedaan als ik soort van dan had omgedraaid van wat de fuck ben je nu aan het doen, nouja dat had ik toen gewoon niet in me ofzo (Gabrielle, interview, april 2017).

Wat in deze quote van Gabrielle naar voren komt is een ander soort strategie dan tot nu toe besproken is. Wat ze hier beseft is dat er een grens wordt overschreden, maar dat een reactie ervoor zou kunnen zorgen dat er meerdere grenzen overschreden kunnen worden. Ze is hier bang voor andere lichamelijke verwondingen (Kilpatrick et al., 1992). Ze sluit de quote af door te zeggen dat ‘ze het toen gewoon niet in zich had’. Op de vragen die hierop volgen om haar te helpen dit punt uit te leggen zegt ze dat ze ‘bang [is] dat dan de man boos wordt’. Het geven van geen reactie zou hier een bewuste keuze kunnen zijn om dit als strategie te gebruiken of het kan op basis van de realisatie van de andere mogelijkheden freeze zijn (Herman, 1992). Ongeacht de motivatie heeft haar reactie ervoor gezorgd dat de situatie niet verder escaleerde. Meerdere respondenten gaven aan dat ze bij sommige ervaringen niet hadden gehandeld omdat ze zich bewust waren van de mogelijkheid dat het verder kon escaleren.

Als je als vrouw nee zegt tegen een man dan is dat natuurlijk het idee van een man die tegenover je staat weet je […], een potentiële dreiging (Elena, interview, april 2017).

In deze uitspraak beschrijft Elena dit idee nadrukkelijk. De angst dat een situatie verder kan escaleren kan ervoor zorgen dat slachtoffers op een bepaalde manier handelen waarbij ze de eigen veiligheid vooropstellen. Het sociaal geconstrueerde beeld van de man als dominant voedt deze gevoelens van onveiligheid en veroorzaakt een scheve machtsverhouding (Crawford & Goodey, 2000). Ondanks het feit dat dit sociaal geconstrueerde beeld in het blitz voorkomt, is deze strategie niet terug te zien (Crome & McCabe, 2001). In dit scenario zetten vrouwen fysiek geweld in om de aanval te stoppen (Christie, 1986). De strategie die Gabrielle gebruikt laat zien dat er meerdere strategieën mogelijk zijn om escalatie van de situatie te voorkomen. Soms is het belangrijker om je algehele veiligheid te waarborgen dan om seksuele grenzen te waarborgen. Zelf ziet ze het alleen niet zo. Uit haar verdere antwoorden kwam naar voren dat ze zichzelf verantwoordelijk houdt voor wat er gebeurde omdat ze niet ‘meer’ heeft gedaan om de aanval stop te zetten. Het idee dat ze meer had kunnen doen heeft te maken met het beeld dat zij in haar hoofd heeft van wat ze nog meer had kunnen doen. Zodoende is het belangrijk om dieper in te gaan op de beelden die respondenten voor zich zien met betrekking tot SGG en welke invloed deze beelden uitoefenen op de interpretatie.

(24)

4.3 INTERPRETATIE OP BASIS VAN BEELDVORMING

Aan de hand van de interviews is naar voren gekomen dat de interpretatie van de respondenten sterk wordt beïnvloed door het voorafgaande beeld dat zij in hun hoofd hebben over hoe SGG eruitziet. Hierin zijn er drie verschillende beelden die invloed hebben op de interpretatie: beeldvorming van SGG, de pleger en het slachtoffer.

4.3.1 BEELDVORMING VAN SGG

In het deelhoofdstuk interpreteren van grenzen kwam naar voren dat het hebben, herkennen en waarborgen van grenzen sterk terugkomt in de interpretatie van de eigen ervaring. Hiervoor is het vooraf aanwezige beeld minstens zo belangrijk, doordat dit het beeld verschaft waarmee vergeleken wordt hoe de eigen ervaring zich hiertoe verhoudt.

Ik heb weleens met vrienden gesprekken gevoerd over wat is verkrachting, weet je wel, want verkrachting is natuurlijk een heel hard woord een heel groot woord […] Ik denk dat bij ons eigenlijk heel vaak de conclusie was … dat het dan toch een soort van verkrachting was eigenlijk (Anne, interview, april 2017).

Uit het interview met Anne kwam naar voren dat de ervaringen die ze deelde zeker SGG waren, echter vond ze het lastig om de stempel ‘verkrachting’ op de ervaring te drukken omdat het een ‘hard’ en ‘groot’ woord is. Dit is ook te duiden middels het feit dat ze haar ervaringen als ‘een soort van verkrachting’ beschrijft in plaats van verkrachting. Later in het interview beschrijft ze welk beeld zij heeft bij verkrachting.

Bij een verkrachting denk je altijd aan je wordt op een donker weggetje overvallen door een man en nouja en een mes heel gewelddadig en alles (Anne, interview, april 2017).

Deze uitspraak van Anne laat zien dat zij een beeld voor zich heeft van hoe verkrachting er uitziet. Echter is dit een beschrijving van een blitz. In vrijwel alle interviews refereerden respondenten naar een element hiervan. Ondanks het feit dat er aan het begin was gezegd dat het onderzoek over SGG ging, kwamen de respondenten zelf gedurende het interview op de term verkrachting. Dit gebeurde niet alleen op het moment dat de ervaring die ze hadden gehad voldeed aan het wetmatige criteria van verkrachting, maar dit gebeurde ook op het moment dat de ervaring voldeed aan het wetmatige criteria van aanranding. Dit roept het idee naar voren dat respondenten verschillende ervaringen van SGG zien als relationeel ten opzichte van elkaar. Dit berust op de volgende cirkelredenatie; als er twee voorvallen zijn,

(25)

namelijk A en B, waarbij A erg is, maar B is erger, dan is A minder erg omdat B erger is. Deze cirkelredenatie wordt versterkt doordat de begrippen inwisselbaar gebruikt worden. Als SGG, een scala aan verschillende soorten manieren om grenzen te overschrijden, inwisselbaar wordt gebruikt voor een begrip dat een specifiek voorval beschrijft van het overschrijden van een grens, raken andere soorten ervaringen op de achtergrond en lijkt het alsof ze minder erg zijn.

Ik denk dat dat nog zeg maar de minimumgrens is en ik denk dat het vanaf daar natuurlijk nog veel meer kan oplopen tot zeg maar tot iets wat zo ja ik denk dat je zeg maar licht overschrijdend hebt en zwaar, dat denk ik (Gabrielle, interview, april 2017).

Met de minimumgrens refereert Gabrielle hier naar iemand die ongevraagd tegen je aan komt dansen. Uit de uitspraak van Gabrielle komt dit relationele effect naar voren. In principe heeft ze natuurlijk gelijk, als je ervaringen met elkaar vergelijkt is, abstract gezien, inderdaad een van de twee erger dan de ander. Echter komen veel respondenten hierdoor tot de conclusie dat hun ervaring niet erg is, of althans, niet erg genoeg. Deze cirkelredenatie houdt geen rekening met de persoonlijke subjectieve beleving. Deze cirkelredenatie wordt in stand gehouden door de persistentie van het culturele verkrachtingsscenario blitz (Ryan, 1988). Er zal altijd een ervaring zijn die abstract gezien erger is, maar dat betekent niet dat de eigen ervaring niet erg is. Hayley is een van de weinige respondenten die SGG zo ziet.

Ik zou er niet per se een level van ergheid aan willen koppelen en ja waar ligt er dan een grens, vind ik heel lastig om aan te geven, ik vind sowieso niet dat bij de een het erger is dan bij de ander omdat iedereen een persoonlijke ervaring heeft, dus dan ja je zou kunnen zeggen dat verkrachting erger is dan dat iemand jou op straat vervelend aanraakt maar in principe hoeft dat natuurlijk helemaal niet zo te zijn, compleet afhankelijk van jouw ervaring (Hayley, interview, april 2017).

In deze quote licht Hayley deze cirkelredenatie toe en beschrijft ze dat het compleet afhankelijk is van iemands interpretatie van de ervaring. Hier staat echter tegenover dat veel respondenten het eerder bekijken op de manier die Gabrielle beschrijft.

[op de vraag of ze er wel eens over na heeft gedacht om aangifte te doen] Nouja dat het [haar aanranding] niet boeiend genoeg was, ik was niet verkracht, er was ja ik had geen schram of wat dan ook weet je wel, lichamelijk dan (Gabrielle, interview, april 2017).

(26)

Deze uitspraak illustreert dat de beeldvorming er niet alleen voor zorgt dat respondenten het idee hebben dat hun eigen ervaring niet erg genoeg is, maar ook dat er om deze reden geen aangifte hoeft te worden gedaan. Door te zeggen dat ze ‘geen schram’ had refereert ze naar het feit dat er geen geweld aan de ervaring te pas was gekomen, een element dat voorkomt in

blitz. Tevens slaat deze uitspraak terug op het gedrag van de pleger in haar ervaring. Eerder

in het interview had ze aangegeven dat zij vond dat ze meer had kunnen doen om de ervaring stop te zetten, zodoende heeft zij het idee dat ze de verantwoordelijkheid voor de ervaring deelt met de pleger. Deze redenatie komt bij meer respondenten naar voren. Zodoende zal het volgende deelhoofdstuk ingaan op het effect van de beeldvorming van de dader op de interpretatie van de ervaring.

4.3.2 BEELDVORMING VAN DE PLEGER

De meeste respondenten hebben een beeld voor zich van hoe een dader er uitziet. Dit is geen fysiek beeld maar een set van karaktereigenschappen.

Ik denk dat niet per se ik denk dat ik me niet zo snel met een man in zou laten die me dan op dat moment [nadat ze nee heeft gezegd] alsnog op bed gooit en zegt ja ik ga je nu gewoon neuken (Gabrielle, interview, april 2017).

In deze quote zegt Gabrielle dat ze zich niet zo snel in zou laten met een man die de seksuele handeling door zou zetten op het moment dat zij nee heeft gezegd. Dit brengt het idee naar voren dat terugkomt bij een groot deel van de respondenten, namelijk dat een pleger iemand is die herkenbaar is. Op de vraag hoe respondenten een pleger omschrijven, komt vaak een antwoord naar voren dat lijkt op het volgende antwoord van Hayley.

Ehm egoïstisch ehm dwingend, manipulatief, ehm … onwetend ook wel want ik denk dat de persoon in kwestie niet altijd even goed door heeft wat hij iemand anders aan doet met zijn eigen wil en egoïsme opleggen (Hayley, interview, april 2017).

In deze beschrijving van Hayley komen twee beelden naar voren die ook terugkomen bij andere respondenten. Aan de ene kant beschrijven ze een pleger als egoïstisch, dwingend en manipulatief maar aan de andere kant onwetend. Dit is een interessante contradictie, doordat iemand niet manipulatief kan zijn in zijn acties en onwetend tegelijk, deze twee begrippen sluiten elkaar uit (MacKinnon, 1979). Deze contradictie komt vaker terug in de antwoorden

(27)

van de respondenten. Ze zijn gepaard met essentialistische ideeën over mannen en plegers. Dit is terug te zien in de uitspraak van Dagmar.

Mannen doen toch wel alles echt letterlijk die neuken bomen als ze moeten, vrouwen niet die neuken nee die neuken geen boom (Dagmar, interview, april 2017).

De pleger wordt vaak beschreven in termen vergelijkbaar met de eerste drie van Hayley,

terwijl de man vaak wordt beschreven in de laatste term en de pleger uit de eigen ervaringen van de respondenten ook. Dit komt terug in een andere uitspraak van Hayley.

Omdat wij vrij jong waren denk ik dat hij geen idee had van de impact en mogelijk zei dat ik overdreef of dat zei om hem te pesten, dat ik er gewoon geen zin in had en dus maar zoiets zei (Hayley, interview, april 2017).

In deze quote omschrijft Hayley hoe haar vriend te jong was om te beseffen wat hij aan het doen was en wat voor impact het zou hebben. Hierin vult ze zijn overwegingen voor de daad zelf in. Als later in het interview wordt gevraagd waarom ze geen aangifte heeft gedaan, gebruikt ze deze aannames over zijn overwegingen om te onderbouwen waarom ze geen aangifte heeft gedaan. Soortgelijke uitspraken komen in de sample vaker voor. Dit impliceert dat de respondenten niet alleen maar kijken naar wat er is gebeurd tijdens de interactie, maar met welk idee de dader in de situatie stapte. Dit slaat terug op het eerdere idee dat er in deze sample een collectief gedeeld narratief bestaat van hoe een verkrachting er uitziet. In dit narratief zit niet alleen maar verwerkt wat de omstandigheden van gebeurtenis zouden moeten zijn, maar ook met welke intentie de dader in de interactie stapt. Intentie is voor het merendeel van de respondenten een component dat belangrijk is voor de interpretatie, hierbij geven een aantal respondenten aan dat het nog steeds SGG kan zijn op het moment dat de pleger niet door had dat het SGG is.

Ja eigenlijk wel, maar aan de andere kant ook weer helemaal niet want je kan natuurlijk totaal het gevoel hebben dat je niks fout doet maar alsnog ehm grove ja echt hele grote fouten maken daarin en ja dus aan de andere kant ook weer niet, ik weet niet *lacht (Elena, interview, april 2017). Deze quotes dekken wat merendeel van de respondenten denken. Aan de ene kant vinden ze dat intentie nodig is voor het proces van conceptualisering tot SGG maar aan de andere kant niet. Desondanks komt het slachtofferschap voort uit de daden van een pleger, maar de vraag waar het overgrote deel van de respondenten net als Elena mee kampen, is in welke mate

(28)

iemand nog een slachtoffer is op het moment dat er geen intentie achter zat. Is een pleger dan nog een pleger, of kwamen zijn daden voort uit onwetendheid en heeft hij een foutje gemaakt?

En ehh het is geen blurred line verkrachting maar een echt verkrachting, of nouja een blurred line is ook echte verkrachting maar je weet dat achteraf, er zat intentie in (Femke, interview, april 2017). Deze quote van Femke laat zien wat het effect is van de aan-/ afwezigheid van intentie. Hoewel een ervaring nog steeds SGG kan zijn, maakt intentie het een echte verkrachting. Deze quote laat zien dat het beeld dat respondenten hebben over niet alleen de pleger maar ook de motivatie van de pleger de ervaring kunnen ontkrachten. De contradictie tussen de

pleger en de pleger in hun eigen ervaringen faciliteert deze ontkrachting.

Ik denk dat mensen [plegers] daar in ieder geval niet bewust mee bezig zijn, dat ten eerste, ik denk dat mensen [plegers] zich vaak verliezen, of ze willen iets heel graag, en … ze verliezen zich een beetje in het willen daarvan snap je (Anne, interview, april 2017).

Uit deze quote van Anne komt naar voren dat de daden van de pleger uit de eigen ervaringen en het beeld van de pleger elkaar tegenspreken. Wat ze hier beschrijft is dat ze bij de plegers uit haar ervaringen het idee had dat ze zichzelf niet konden tegenhouden omdat ze zo graag seks wilden hebben. Dit ondersteunt het eerdergenoemde concept van Smart dat mannen sociaal geconstrueerd zijn als mensen zonder seksuele impulscontrole.

Ja ik denk dat intentie wel eh kan meespelen zeker als je kijkt eh naar ergere eh ja als het echt met opzet wordt gedaan, iemand is zich er bewust van dat het slachtoffer zeg maar het niet wil en die doet het dan alsnog dan denk ik dat dat erger is, ook voor het slachtoffer en misschien wel traumatisch dan wanneer het niet het geval is (Camille, interview, april 2017).

Dit is terug te zien in deze quote van Camille. Volgens haar zorgt de aanwezigheid van intentie ervoor dat de ervaring mogelijk traumatischer is voor slachtoffers op het moment dat er intentie van de kant van de pleger aanwezig is. Er wordt hier, net als in de vorige quotes een belangrijk onderscheid gemaakt in de type intenties en het effect van deze verschillende intenties; de intentie om iemand te verkrachten en de intentie om seks te hebben. Hiertegenover staat de impliciete aanname dat de afwezigheid van intentie om iemand te verkrachten ervoor zorgt dat de ervaring mogelijk minder traumatisch is voor het slachtoffer. Het slachtofferschap heeft hierdoor een afhankelijke relatie met het daderschap. De indeling van het slachtofferschap heeft niet alleen te maken met de daden van de pleger en zijn intentie. Dit is terug te zien in de volgende quote van Camille.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer wij bij Cool Kidz geconfronteerd worden met signalen van kindermishandeling in de thuissituatie, een geweld- of zedendelict door een medewerker van de kinderopvang of seksueel

4 Wanneer in een geschil dat door de interne tuchtinstanties van vzw Basketbal Vlaanderen wordt behandeld tevens elementen van Grensoverschrijdend Gedrag worden

Benoem duidelijk dat er een meldplicht is voor wanneer er vermoedens zijn van een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en dat er een stappenplan wordt gehanteerd

Benoem duidelijk dat er een meldplicht is voor wanneer er vermoedens zijn van een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en dat er een stappenplan wordt

Benoem duidelijk dat er een meldplicht is voor wanneer er vermoedens zijn van een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en dat er een stappenplan wordt gehanteerd

Als het gedrag binnen korte tijd (een week) voor de 1e keer wordt herhaald door het kind, dan terug naar consequenties gaan en over tot:.. Stap 4: time-out in een andere groep:

d) Informeer betrokkenen over de stand van zaken en de te nemen acties. e) Binnen het casusteam wordt afgestemd wie de communicatie doet over het incident en stand van zaken. 7

In een protocol is vastgelegd hoe het bestuur van Mansouri Gym handelt als er een melding wordt gedaan of een klacht wordt ingediend over grensoverschrijdend gedrag (zie bijlage