Uitwerkingen Meetkunde MULO-B 1935 Rooms-Katholiek
Opgave 1.
zz 1 2 (gemeenschappelijk) ( boog ) D D BCA DAB BA : : CDA ADBCD ADAD BD 2 AD DB DC (1).BEA ACE CAE
(buitenhoek van een driehoek is gelijk aan de som van de niet aanliggende binnenhoeken),
ACE EAB (AE is bissectrice), 1 2 ( boog ) CAE BAD AB en
EAD EAB BAD
.
We vinden dus
BEA ACE CAE
ACE EAB CAE BAD
EAD EAB BAD
AED AED AED
is gelijkbenig
AD DE
(2).
Uit (1) en (2) volgt DE2 DB DC .
Opgave 2.
Voor de constructie van de hoek van 126o(eigenlijk komt het neer op de constructie van een hoek van 36o) zie http://www.wisbase.nl/ Meetkunde Algemeen.
Stel de gegeven diagonaal AC heeft de lengte van het lijnstuk KL dan kunnen we met een hulp(halve)lijn, waarop we drie gelijke lijnstukken KEEF FG
afpassen en daarmee de lengte van de tweede diagonaal BD, die gelijk is aan KM kunnen construeren. Constructie van de middelloodlijn van KM geeft 1
2
De constructie kan als volgt verlopen: Allereerst tekenen we het lijnstuk ACKL. Construeer nu CAM 36 en o ACM 36o . Dit kan door een eerst geconstrueerde hoek van 36o over te zetten en zo de beide hoeken CAM en ACM te construeren. Dit houdt in, dat
o o o
180 2 36 108
AMC
en dus de kleine boog AC gelijk is aan 108oen dus de grote boog A(P)C gelijk is aan 360o 108o 252o. Omdat AB C1 gelijk moet zijn aan 126oligt het punt B1op de kleine boog AC, immers dan
geldt 1 1 o o
1 2 boog 2 252 126
AB C APC
.
Deel nu AC met behulp van een
middelloodlijn doormidden en cirkel vanuit
het midden S van AC het eerder geconstrueerde lijnstuk KS om. Het snijpunt met de kleine cirkelboog AC is het gevraagde punt B(B1). Er is dus nog een tweede oplossing voor het punt B, namelijk B2.
Door nu B1 te spiegelen in S vinden we het punt D. Trek tenslotte de lijnstukken AB B C CD1, 1 , en AD.
Opgave 3.
Voor de oppervlakte O van ABCgeldt:
( )( )( ) O s s AB s BC s AC met 14 13 15 21 2 2 AB BC AC s . We vinden dus 21(21 14)(21 13)(21 15) O 21 6 7 8 3 7 2 3 7 2 2 2 3 7 2 2 84 . Ook geldt 1 2 O AB CE 12 84 14 O AB CE O AB 1 2 14 CE84CE12
Voor de straal van AM van de omgeschreven cirkel van
ABC geldt: 14 13 15 8,125 4 4 84 AB BC AC AM O .
In ADM geldt volgens Pythagoras: AD2 DM2 AM272DM2 (8,125)2
2 4225 2 1089 33
64 64 8
49DM DM DM 4,125 CF CE EF CE DM 12 4,125 7,875 .
Vanwege de gelijkvormigheid van de driehoeken ABC en PQC geldt AB PQ CE CF: :
3 1
4 16