• No results found

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Haacht - Steenakker II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Haacht - Steenakker II"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A

RCHEOLOGISCHE PROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM

H

AACHT

S

TEENAKKER

II

J.

C

LAESEN

,

A.

D

EVROE

,

R

IK

V

ANDEKONIJNEBURG

&

B.

V

AN

G

ENECHTEN

F

EBRUARI

2014

ARCHEBO-RAPPORT 2014/06

(2)

C

OLOFON

Opgraving Prospectie

Vergunningsnummer: 2014/050

Datum aanvraag: 5 februari 2014

Naam aanvrager: Jan Claesen

Naam site: Haacht, Steenakker II

Project

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem – Haacht, Steenakker II

Opdrachtgever NV Promabo Antwerpseweg 18 2340 Beerse Opdrachtnemer ARCHEBO bvba +32 (0)499/24.65.89 Merelnest 5 info@archebo.be B-3470 Kortenaken, België BE 0834.280.172 Projectuitvoering

Jan Claesen, ARCHEBO bvba Annika Devroe, ARCHEBO bvba Ben Van Genechten, ARCHEBO bvba Stefaan Dondeyne, KULeuven Rik Vandekonijnenburg, HAAST bvba

ARCHEBO-rapport 2014/06 ISSN 2034-5615

© 2014 ARCHEBO bvba

(3)

Inhoud

ADMINISTRATIEVE FICHE ... i

1. INLEIDING ... 1

2. PROJECTBESCHRIJVING ... 1

3. SITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED ... 2

4. BODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE ... 2

5. GEPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ... 5

6. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ... 5

7. METHODE ... 6

8. RESULTATEN PROEFSLEUVEN ... 7

8.1. ARCHEOLOGISCHE NIVEAUS ... 7

8.2. ARCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN ... 7

8.3. ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN ... 9

9. EVALUATIE, WAARDERING EN AANBEVELINGEN ... 10

9.1. Evaluatie en beantwoording onderzoeksvragen ... 10

9.2. Waardering ... 11

9.3. Aanbevelingen ... 11

10. BIBLIOGRAFIE ... 11

(4)

A

DMINISTRATIEVE FICHE

Opdrachtgever NV PROMABO

Uitvoerder ARCHEBO bvba

Vergunninghouder Jan Claesen

Bewaarplaats archief WinAr

Bewaarplaats vondsten WinAr

Vergunningsnummer 2014/050

Projectcode HAST

Vindplaatsnaam Haacht, Steenakker II

Locatie Provincie Vlaams-Brabant

Gemeente Haacht Deelgemeente Haacht Plaats Steenakker II Lambertcoördinaten A x 168265 Y 184568 B x 168285 Y 184663 C x 168399 Y 184644 D x 168380 Y 184587

Kadaster (CadGIS 2014) Afd. 1, sectie D, percelen 226A, 226B, 227A, 227M, 227H, 227L.

A B

C

(5)

Kaart onderzoeksgebied

Begin- en einddatum terreinwerk 24/02/2014 Grootte projectgebied 13177,49 m² Grootte onderzochte oppervlakte 1263,34 m²

(6)

1. I

NLEIDING

Binnen de stedenbouwkundige vergunning voor een verkaveling werd een archeologische prospectie met ingreep in de bodem opgelegd door het Agentschap Onroerend Erfgoed aan de bouwheer. De opdracht werd door de bouwheer, NV PROMABO, toegekend aan ARCHEBO bvba op 13 januari 2014.

De prospectievergunning werd afgeleverd op 11 februari 2014. Dit document vormt het eindrapport van deze opdracht.

2. P

ROJECTBESCHRIJVING

Doel van het onderzoek is een archeologische evaluatie van het onderzoeksgebied. Hierbij moeten volgende vragen beantwoord worden:

- Zijn er sporen aanwezig?

- Wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische vondst- cultuurlaag en sporenniveaus?

- Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

- Wat is de dichtheid en verspreiding van de aangetroffen sporen? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren en wat is een mogelijke interpretatie?

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes? - Wat is de geschatte omvang van de site?

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek? - Wat is de landschappelijke context en de fysieke kwaliteit van de nederzetting?

- Kan er een uitspraak gedaan worden over de vorming en datering van het plaggendek? Is er sprake van een stratigrafie in het plaggendek? En zo ja, kunnen de stratigrafisch onderscheiden entiteiten worden gedateerd?

- Evalueer de gebruikte onderzoeksmethode in functie van natuurlijke bodemopbouw en site-opbouw en tafonomie

- Wat is de archeologische kenniswinst (lokaal, regionaal en supra-regionaal) binnen de projectuitvoering?

De opgeleverde eindproducten omvatten (in overeenstemming met de BVS):

 Het eindrapport

 Het werkputinplantingsplan

 Sporenplannen

 Het onderzoeksarchief, met onder meer:

 Inventarislijsten vondsten, sporenbeschrijving, plannen/tekeningen, foto’s  Dagboek

 Rapport

 Foto’s, plannen/tekeningen, profieltekeningen en beschrijvingen  Vondsten

(7)

3. S

ITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED

Het onderzoeksgebied is gesitueerd in het zuiden aan de rand van het centrum van Haacht. Het onderzoeksgebied wordt in het noorden begrensd door de campus Don Bosco Haacht, waar het onmiddellijk aan grenst. In het westen vormt de kavel Steenakker I de begrenzing. Ten oosten en ten zuiden van het onderzoeksgebied lopen respectievelijk de Mercatorlaan en de Jennekensstraat. Kadastraal valt het gebied onder afdeling 1, sectie D, percelen : 226A, 226B, 227A, 227M, 227H, 227L.

Figuur 1: Detail topografische kaart met middenschalige kleurenortho als achtergrond en aanduiding van het plangebied (rood gebied). (AGIV)

Het onderzoeksgebied bevindt zich tussen 8,95 en 9,58 m TAW.

4. B

ODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE

Op de bodemkaart kunnen de sequenties Zdm(g) en Sdm worden afgelezen.

Zdm(g) : matig nat zand met dikke antropogene humus A-horizont en grintbijmenging als variant op het moedermateriaal.

Sdm : matig nat lemig zand met dikke antropogene humus A-horizont.

(8)

Figuur 3: Bodemprofiel in werkput 7. (Archebo bvba 2014).

Tijdens het terreinwerk kon de bodemkundige situatie beter bekeken worden. Het bodemprofiel heeft de sterkste verstoring ondergaan door de aanleg van rabatten. De dikke antropogene humus A-horizont was niet aanwezig. Meestal was de A-A-horizont slechts 35-40cm dik. Indien tijdens de bodemkartering in een rabat werd geboord of in één van de waterafleidingsgrachten kan de kartering ‘m’ verdedigd worden. De hoge waterstand valt eveneens op in het profiel. De gleyverschijnselen zijn zichtbaar vanaf 40cm diepte. De draineringklasse matig nat en dus onvoldoende gedraineerd is correct. Tenslotte werd als variant op het moedermateriaal nog meegegeven dat er grind aanwezig is. Dit grind werd plaatselijk op -50cm vastgesteld. Dit grind is afkomstig uit een fluviatiele omgeving. Zoals onderstaand LIDAR beeld weergeeft bevindt het onderzoeksgebied zich op de plaats van een oude rivierarm (Dijle afzetting?).

(9)

Figuur 4: Digitale bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (S. Dondeyne, KULeuven)

Tenslotte kan er nog een voorstel gedaan worden voor de classificatie volgens WRB 2014 (world reference base) :

Endogleyic Plaggic Cambisol (Arenic)

Er is plaggenmateriaal aanwezig, maar de dikte is onvoldoende voor een Anthrosol. Hierdoor geeft dit Plaggic Cambisol .

Endogleyic omdat de volledige reductie tussen 50-100 cm diep start. Arenic omdat textuur Z is.

(10)

5.

G

EPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

NV PROMABO zal op het terrein een verkavelingsproject met infrastructuur realiseren.

Figuur 5: Ontwerpplan van het onderzoeksgebied. (AARO-TOPO)

6. A

RCHEOLOGISCHE VERWACHTING

In de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) bevinden zich weinig vondstlocaties in de buurt. De meest nabije vondstlocatie is een laat-middeleeuwse kerk (locatie 2509). Nog iets noordelijker bevond zich een motte (locatie 163038).

(11)

Op de Ferrariskaart (Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik) uit 1777 wordt het kavel als een perceel met bomen weergegeven. Opmerkelijk is dat dit perceel ten midden van akkerland gelegen is. Dit wijst mogelijk op slechtere landbouwkwaliteit, wat dan weer de kans op sporen van bebouwing uit de Oostenrijkse periode drastisch vermindert.

Figuur 7: Detail van de Ferrariskaart met lokalisatie van het plangebied in rood. (Koninklijke Bibliotheek van België).

Figuur 8: Ingezoomd detail van de Ferrariskaart met lokalisatie van het plangebied in rood. (Koninklijke Bibliotheek van België).

7. M

ETHODE

De proefsleuven werden volgens de methode van parallelle continue sleuven aangelegd. Hierbij werd rekening gehouden met de toekomstige locatie van de verschillende woonblokken waardoor sommige sleuven niet parallel werden aangelegd of iets dichter of verder uit elkaar lagen. Deze afwijking van de bijzondere voorwaarden gebeurde in samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed. De afgraving gebeurde door een kraan op rupsbanden van 21 ton met tandeloze graafbak van 2m breed. De afstand tussen de sleuven bedraagt ca. 12m. In totaal werden acht proefsleuven aangelegd met telkens een profielput aan de kop. Voor de waardering van het vlak werd in werkput 7 een kijkvenster aangelegd. De keuze voor de aanleg van dit kijkvenster werd bepaald door het feit

(12)

dat dit het meest droge stuk van het perceel vormde en het minst verstoord was op het archeologisch niveau.

oppervlaktes werkputten

wp-nummer lengte in m lengte in m lengte in m lengte in m lengte in m totaal breedte opp m²

1 11,8 11,8 2,1 24,78 2 53 8,1 5,1 5 48 119,2 2,1 250,32 3 6 54 50 110 2,1 231 4 26 24,8 18 14 82,8 2,1 173,88 5 20 58 78 2,1 163,8 6 51 4,6 6 21 82,6 2,1 173,46 7 48 48 2,1 100,8 8 43 11 54 2,1 113,4 kv1 5,8 5,8 5,5 31,9 1263,34 13177,49 9,587106498 vrijgelegde oppervlakte totale terreinoppervlakte % vrijgelegd tov totale opp

Figuur 9 : Tabel moet de effectief aangelegde oppervlakte.

In totaal werd slechts 9,58% van het terrein effectief onderzocht. In overleg met V. Lauwers van WinAr werd bepaald dat dit percentage voldoende was, aangezien er geen archeologische sporen waren die aanleiding gaven om meer van het terrein te verstoren. Tevens werd met de opdrachtgever afgesproken dat er zo min mogelijk binnen de woonblokken werd gegraven.

Na het aanleggen van de proefsleuven werden deze gecontroleerd met een metaaldetector. De storthopen werden eveneens met een metaaldetector gescreend.

8. R

ESULTATEN PROEFSLEUVEN

8.1.

A

RCHEOLOGISCHE NIVEAUS

Er werd één archeologisch interessant niveau aangetroffen. Dit niveau werd aangetroffen 50 cm onder het maaiveld of 8,52m TAW.

8.2.

A

RCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN Er werden geen structuren aangetroffen.

Sporen werden enkel aangetroffen in de vorm van greppels.

In totaal werden er acht proefsleuven aangelegd. De greppels werden voornamelijk waargenomen in proefsleuf 2 t.e.m. 6 en liepen in noord-zuidrichting. Op enkele plaatsen werden ze haaks doorkruist (oost-west).

Bij de aanleg van deze greppels ontstonden in het midden bedden. Bedden kunnen tot doel hebben een droog zaaibed te creëren voor beplanting. Lange bedden die parallel werden aangelegd deden vooral dienst voor intensifiëring van landbouw en akkerbouw. Dergelijke intensifiëring en dus aanrijking van de grond kan resulteren in een plaggenbodem. Indien de bedden echter bloksgewijs

(13)

Figuur 10 : Bloksgewijze bedden voor tabak (Bron: Oud Rhenen, jaargang 27, sept. 2008, nr. 3, p.11,).

Aangezien de waargenomen greppels in dit onderzoek niet bloksgewijs aangelegd werden noch resulteerden in een antropogene aanrijking van de bovenste laag kunnen we beddenbouw met quasi zekerheid uitsluiten. De methode die hier werd aangetroffen heeft tot doel ontwatering van het perceel, waarbij de greppels belangrijker zijn dan de bedden. Deze methode laat ons toe het aangetroffen systeem als rabatten te interpreteren.

Rabatten is een methode die toegepast wordt binnen de bosbouw om percelen te ontwateren en droge stroken te verkrijgen waarop bomen kunnen aangeplant worden. De grond die vrijkomt bij het graven van de greppels dient om het rabat mee op te hogen. De greppels daarentegen dienen voor de ontwatering van het perceel. Rabatten zijn slechts enkele meters breed maar kunnen tientallen meters lang zijn. Er liggen dan ook meestal vele greppels naast elkaar in een op rabatten aangelegd bos. De methode wordt meestal toegepast op zeer natte, moerasachtige bodems.

(14)

Figuur 12 : Foto van drie greppels in werkput 2 (Archebo bvba 2014).

Figuur 13 : Voorbeeld van een rabattenbos (Wikipedia)

Mogelijk werd er ook een poging ondernomen om het gebied om te vormen in akkerland. Verspreid over het onderzoeksgebied werden sporen aangetroffen van spitten. Tevens valt het niet uit te sluiten dat deze spitsporen resten zijn van de aanleg van de rabatten.

(15)

9. E

VALUATIE

,

WAARDERING EN AANBEVELINGEN

9.1.

E

VALUATIE EN BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN - Zijn er sporen aanwezig?

o Er zijn sporen aanwezig onder de vorm van greppels voor rabatten.

- Wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische vondst- cultuurlaag en sporenniveaus?

o Het sporenniveau werd aangetroffen op 50 cm onder het maaiveld. - Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

o Alle sporen zijn antropogeen.

- Wat is de dichtheid en verspreiding van de aangetroffen sporen?

o Vooral het noordelijk gedeelte bevat sporen van greppels. De greppels komen voor in een dambordpatroon en zijn soms slechts 50 cm verwijderd van elkaar.

- Hoe is de bewaringstoestand van de sporen? o De sporen zijn zeer goed bewaard.

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren en wat is een mogelijke interpretatie?

o De sporen maken deel uit van 1 grote structuur. Deze structuur werd wellicht aangelegd voor drooglegging van het gebied en de mogelijkheid tot bosbouw.

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

o Het betreft recentere sporen die hoogst waarschijnlijk uit dezelfde periode dateren. - Wat is de geschatte omvang van de site?

o Nvt

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek? o Nvt

- Wat is de landschappelijke context en de fysieke kwaliteit van de nederzetting? o Nvt

- Kan er een uitspraak gedaan worden over de vorming en datering van het plaggendek? Is er sprake van een stratigrafie in het plaggendek? En zo ja, kunnen de stratigrafisch onderscheiden entiteiten worden gedateerd?

o Er is geen plaggendek aanwezig.

- Evalueer de gebruikte onderzoeksmethode in functie van natuurlijke bodemopbouw en site-opbouw en tafonomie.

o Het aanleggen van profielputten aan de kop van de sleuven en verspreid over het terrein geven een zeer goed inzicht naar de bodemopbouw.

- Wat is de archeologische kenniswinst (lokaal, regionaal en supra-regionaal) binnen de projectuitvoering?

o Archeologisch kan alleen gesteld worden dat het onderzochte perceel waarschijnlijk binnen de bosbouw gebruikt werd.

(16)

o Ondanks de secure opstelling van de bodemkaart zijn afwijkingen in detail zeker mogelijk en niet verwaarloosbaar.

9.2.

W

AARDERING

Op het terrein werden enkel recentere sporen aangetroffen. De sporen laten toe een ontginning van het terrein te schetsen, waarbij een oplossing gezocht werd voor de hoge waterstand van het gebied. Daar dit te nat bleek, werd een ontwateringssysteem aangelegd en kon het terrein dienst doen voor grondstofproductie, namelijk hout. Het rabattensysteem is archeologisch goed gedocumenteerd. Het bodemprofiel heeft een sterke verstoring ondergaan door de aanleg van rabatten. Het terreinwerk maakte wel duidelijk dat de bodem foutief als Zdm(g) werd gekarteerd; de dikke antropogene humus A-horizont was per slot van rekening niet aanwezig. Mogelijk werd er tijdens de bodemkartering in een rabat of één van de waterafleidingsgrachten geboord. Een voorstel tot nieuwe classificatie is de sequentie Zdf(g).

9.3.

A

ANBEVELINGEN

Op het terrein werden enkel rabatten aangetroffen. Hierdoor is de ontginningsgeschiedenis van het gebied duidelijk. Aangezien er geen bijkomende archeologisch waardevolle sporen werden aangetroffen, dient er geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Ons advies luidt dat het terrein mag vrijgegeven worden.

10. B

IBLIOGRAFIE

AGIV (Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen) (2011), http://www.agiv.be/gis/. CAI (Centrale Archeologische Inventaris) (2011), http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/cai/.

Koninklijke Bibliotheek van België (2010), Ferrariskaart,

http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html.

Ruud Kok, Enkele nieuwe inzichten in de ontginning en opzet van tabaksplantage Willem III bij Rhenen, In: Oud Rhenen, jaargang 27, sept. 2008, nr. 3, p. 5-19.

Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Rabat_%28bosbouw%29

11. B

IJLAGEN

- Fotolijst - Plannenlijst

(17)

F

OTOLIJST

Fotonummer Werkput Overzichtsfoto Spoor Profiel Coupe Opmerkingen Datum

1 2 Oost 24/02/2014

2 2 x 24/02/2014

3 2 x 24/02/2014

4 2 Spitsporen i.h. vlak 24/02/2014

5 2 zicht op rabatten 24/02/2014 6 2 x zicht op rabatten 24/02/2014 7 3 West 24/02/2014 8 3 x 24/02/2014 9 4 Oost 24/02/2014 10 4 24/02/2014 11 4 24/02/2014 12 5 West 24/02/2014 13 5 24/02/2014 14 5 24/02/2014 15 5 24/02/2014 16 5 24/02/2014 17 6 Oost 24/02/2014 18 7 x 24/02/2014 19 7 Noord 24/02/2014 20 7 kijkvenster 1 24/02/2014 21 8 Noord 24/02/2014 22 8 x 24/02/2014 23 8 x 24/02/2014

P

LANNENLIJST

Plan 1 Werkputinplanting bestaande toestand Plan 2 Werkputinplanting nieuwe toestand Plan 3 Allesporenplan

(18)

9.89 9.69 9.65 9.64 9.55 9.61 9.46 9.53 9.76 9.93 9.90 10.04 10.01 9.99 9.68 9.67 9.66 9.66 9.71 9.72 9.80 9.78 9.83 9.80 9.77 9.75 9.73 9.69 9.71 9.66 9.72 9.39 9.25 9.27 9.16 9.61 9.78 9.85 9.75 9.75 9.75 9.74 8.79 9.75 9.63 9.56 9.56 9.47 9.54 9.68 9.10 9.04 9.06 9.09 9.15 9.15 9.19 9.23 9.28 9.22 9.60 9.64 9.14 9.11 9.66 9.65 9.55 9.17 9.06 9.80 9.57 9.59 9.19 9.09 9.09 9.54 9.50 9.43 9.47 9.48 9.51 9.60 9.63 9.55 9.69 9.83 9.25 9.13 9.19 9.16 9.16 9.12 9.15 9.02 8.93 8.98 9.12 9.12 9.48 9.48 9.51 9.41 9.44 9.66 9.35 9.47 9.48 9.45 9.44 9.30 9.36 9.26 9.50 9.34 9.32 9.46 9.44 9.47 9.49 9.61 8.42 9.47 9.54 8.96 9.06 8.96 9.03 9.02 9.02 8.90 8.76 8.80 8.81 8.84 8.92 8.94 8.90 8.89 8.89 8.89 8.85 8.89 8.91 8.92 8.93 9.57 9.64 9.57 9.47 9.47 9.46 9.40 9.34 9.26 9.08 9.56 8.51 9.56 9.58 9.50 9.53 9.38 9.36 9.23 9.32 9.37 9.37 9.41 9.30 9.37 9.32 9.21 9.28 9.29 9.30 9.37 9.36 9.45 9.11 8.99 8.96 8.88 8.81 8.73 8.79 8.73 8.84 8.86 8.81 8.74 8.79 8.69 8.78 8.81 8.85 8.85 8.86 8.85 9.54 9.51 9.44 9.35 9.27 9.08 9.23 9.26 9.23 9.25 9.19 9.17 9.20 9.07 9.10 8.96 9.36 9.18 8.21 9.24 9.24 8.69 8.70 8.66 8.54 8.49 8.44 8.75 8.73 8.74 8.75 8.668.75 8.67 8.69 8.76 8.84 8.89 8.97 9.33 8.36 9.32 9.29 9.30 9.40 9.31 9.24 9.22 9.18 8.95 9.00 9.12 9.11 8.69 8.58 8.918.75 8.58 8.78 8.77 8.78 8.71 8.76 9.16 9.12 9.14 9.13 9.15 9.10 9.02 9.02 9.21 9.27 9.18 9.22 8.62 8.68 8.70 8.52 8.47 8.49 8.56 8.61 8.71 8.70 8.66 8.68 8.58 9.32 9.22 8.15 9.27 9.26 9.33 9.26 9.39 9.31 9.26 9.21 9.37 9.41 9.42 8.88 8.82 8.82 8.82 8.90 8.93 8.84 8.86 8.87 8.79 8.86 9.25 9.20 9.24 9.28 9.45 9.30 9.32 8.94 8.89 8.85 9.41 9.44 8.45 9.48 9.45 9.40 9.45 9.32 9.44 9.39 9.38 9.36 9.45 9.40 9.37 9.42 9.36 9.37 9.35 9.37 8.89 8.93 8.85 8.85 8.85 8.88 8.92 8.88 8.89 8.92 8.90 8.95 8.94 VP IP K K K IP Wp1 K K K K K Wp2 Wp3 K K K K K K K K K K Wp4 Wp5 Wp6 Wp7 Wp8 STEENAKKER Kv1 184568.07 184587.14 184606.21 184625.28 184644.35 184663.42 noord

0 10 20 30 40 50m

Wp1 werkputten en werkputnummer

9.02 TAW-niveau maaiveld in meter

TAW-niveau archeologisch vlak in meter

8.52

TAW-niveau diepste punt profielputten in meter 8.42

profielputten

zware boomstronken

zeer natte zone (drainageklasse .f.) ALGEMEEN PLAN

Prospectie met ingreep in de bodem vergunning OE 2014-050

HAACHT - Steenakker

Uitvoering: ARCHEBO bvba

Jan Claesen / Rik van de Konijnenburg Merelnest 5

3470 Kortenaken

0491 / 74.60.77 - info@archebo.be Opmeting: R. van de Konijnenburg

meettoestel: Spectra Pro Mark 220 GNSS systeem met inbelmodule op Fleposnetwerk, afwijking: 1,2 cm tot 1,8 cm - Lambert72 coördinaten)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de nieuwe sensoren en satellietbeelden zou het mogelijk moeten zijn om ziekten en plagen vroegtijdig in het gewas op te sporen (detectie van besmettingshaarden) en

Daarnaast is de mechanische eenheid van belang, bijvoorbeeld bij het machinaal planten; - De hoeveelheid wit is bij gebruik van een plug meestal minder als bij een losse plant; -

Iets minder effectief, maar makkelijker, is een jute zak waar slakken zich onder kunnen verschuilen.. • Als (op basis van signalering) problemen met slakken zijn te verwachten, dan

Uit leliewortels met symptomen van het onbekende wortelrot zijn schimmels en bacteriën gevonden waarvan uit eerder onderzoek is gebleken dat ze niet in staat waren om in

De Kenniskring Weidevogels van het Ministerie van LNV, ingesteld in 2006, houdt zich bezig met de vraag welke kennis over weidevogels nodig is om te komen tot een

Er kan echter bij het gebruik van organische mest hoogstens worden gekozen voor mestsoorten die een gunstige samenstelling hebben (weinig fosfaat), maar het is onmogelijk om

Robot Ruud heeft een beweegbare frees, waarmee hij tot op vijftien centimeter diepte de bodem verhakselt met plant

In het onderzoek in roos zijn 9 gewasgerichte toedieningstechnieken en twee combinaties van technieken gebruikt: een standaard spuitmast, een aangepaste spuitmast met