lUvllv IU99CI1
b
-«Mfc im éftt (ÊKHI IIÜBIIII jaust I H B josasfo. —••«—»•
emesten
oem
ing. M.E.T. Viaswinkel, PAV-Zuidwest
In 1997 en 1998 zijn op het PAV
proeven naar de optimale bemesting voor vroege en middenvroege
winterbloemkool uitgevoerd. Bij zeer vroege rassen is het zinvol om zowel in oktober als in januari
75 N/ha bij te bemesten. Bij de
beproefde middenvroege rassen geeft een januaribemesting van 150 kg
N/ha een goed resultaat. Dit is
100 kg N/ha lager is dan het officiële advies. Een eventuele aanvullende bemesting in maart hoeft niet hoog te zijn (bijvoorbeeld 50 tot 75 kg
N/ha), afhankelijk van de stand van het gewas en het stikstoflever end
vermogen van de grond.
Groeiduur
De groeiduur van winterbloemkool is sterk afhankelijk van het weer en van de keuze van het ras. De vroegste ras-sen kunnen al in februari en maart ge-oogst worden en de latere rassen in april en mei. De groei in de herfst be-paalt de grootte van de plant voor de winter. De grootte van het gewas is na de winter vaak onvoldoende. Dit le-vert met name problemen op bij de vroege winterbloemkool, omdat de hergroei in het voorjaar vaak gering is, waardoor de plantomvang bij de oogst te klein is voor de productie van een kool van voldoende omvang en goede kwaliteit.
G e w a s o n f w i k k e l i n g
De gewasontwikkeling van vroege bloemkool moet daarom voor de win-ter worden verbewin-terd. Om die reden onderzocht het PAV het effect van eerder planten en bemesten. De proe-ven startten in 1995, maar twee jaar achter elkaar bevroor het gewas. De laatste twee jaar is de proef wel ge-slaagd. Gewoonlijk wordt voor de winter geen of weinig stikstof gege-ven. Door de vroege rassen voor de winter de hoofdbemesting te geven en/of eerder te planten wordt getracht voor de winter een grotere plant te te-len, die nog geen kool heeft aange-legd. Deze plant moet dan in staat zijn om bij de oogst grotere kolen te leve-ren van een betere kwaliteit.
Daarnaast zal het dekken gemakkelij-ker uitvoerbaar zijn, aangezien kleine planten gestiekt moeten worden om witte bloemkool te kunnen oogsten. Bemesten na de winter wordt voor deze rassen niet zinvol geacht, omdat enerzijds de bodemtemperatuur en wortelactiviteit erg laag zijn en ander-zijds de groeiduur tot de oogst erg
kort is.
Latere winterbloemkool heeft een lan-ger groeiseizoen na de winter waar-door hier gekozen is voor een hoofd-bemesting na de winter. Zo kan een betere kwaliteit geleverd worden. Bij de latere rassen mag de gewasomvang voor de winter juist niet te groot zijn, omdat anders koolaanleg plaats kan vinden. Die maakt de plant gevoeliger voor vorst. Om de hergroei na de win-ter te stimuleren wordt de bodem tot verschillende N-niveaus bemest.
Rassen
De winterbloemkoolrassen worden meestal ingedeeld in drie groepen,
na-melijk de Miracle tot Amarok, van Amarok tot Dalton en vanaf Dalton. Als vertegenwoordiger van de eerste groep, de zeer vroege rassen, is er voor Pulsar gekozen en als vertegen-woordiger van de tweede groep, de middenvroege rassen, voor Armetta en Tivoli.
Zeer v r o e g e rassen
De Pulsar is in 1997 op 4 augustus geplant en in de periode van 17 t/m 25 maart geoogst. In 1998 is de
Pulsar op 3 augustus geplant en in de periode van 29 maart t/m 1 april ge-oogst. In tabel 1 zijn de verschillende objecten weergegeven. Uit tabel 1 blijkt dat er bij object D in totaal 200 kg N/ha gegeven is. Voor object G was dit 270 kg N/ha. In tabel 2 is te zien dat er tussen '97/'98 en '98/'99 nogal veel verschil in gewicht zit. Dit wordt veroorzaakt doordat in '97/'98 alleen de kool is gewogen (zonder blad) en in '98/'99 de veilbare kool is genomen. In '97/'98 zat er weinig verschil in opbrengst tussen de objec-ten E en G. In '98/'99 was object G duidelijk beter dan object E. Ook uit de Nmin-cijfers (tabel 1) blijkt dat in '98/'99 de kunstmest na de winter wel degelijk noodzakelijk was. In '97/'98 deed het gewas blijkbaar na de winter niets met de stikstof. Het had toen in februari ook weinig gere-gend en in maart juist veel. De stik-stof was misschien daardoor te laat gaan werken. In '98/'99 heeft het vooral in het najaar en veel geregend. Ook in januari heeft het geregend, waardoor het gewas de kunstmest heeft kunnen opnemen. Voor vroege rassen wordt aangeraden bij het plan-ten 100 - Nmin te geven, in oktober bij te bemesten tot 70 - Nmin, en in
object A B C D E F G totaal bemesting 0 100 150 200 170 220 270 bemesting augustus 0 100 100 100 100 100 100 bemesting oktober 0 0 0 0 70 70 70 bemesting januari 0 0 50 100 0 50 100 % veilbaar '97/'98 30 78 85 87 90 91 89 '98/'99 5 31 79 65 50 84 72 % > '97/'98 0 3 3 3 5 9 9 81 '98/'99 0 1 3 2 0 7 18
Tabel 1. Bemestings- en opbrengstgegevens winterbloemkool, zeer vroege ras Pulsar, PAV-Zuidwest, proef plaats Colijnsplaat 1997/1998 en 1998/1999. object H I K L M N 0 P totaal bemesting 0 100 200 200 250 250 300 300 bemesting augustus 0 100 100 100 100 100 100 100 bemesting januari 0 0 50 100 75 150 100 200 bemesting maart 0 0 50 0 75 0 100 0 Nmin oogst '99 3 3 21 4 47 8 87 10 % veilbaar '97/'98 4 48 87 83 89 87 86 89 '98/'99 0 8 64 49 58 68 48 69 % > '97/'98 0 0 7 12 16 14 22 17 81 '98/'99 0 0 3 3 4 7 1 3
Tabel 2. Bemestings- en opbrengstgegevens winterbloemkool, middenvroege ras Armetta, PAV-Zuidwest, proefplaats Colijnsplaat 1997/1998 en 1998/1999.
januari bij te bemesten met 100 -Nmin.
Door in oktober 70 N/ha te geven werd 7% meer veilbaar en 5% klasse I geoogst. De proef bewijst dat zeer vroege rassen positief reageren op stikstofbemesting in oktober en in januari.
Middenvroege rassen
Het ras Armetta is gelijk met de
Pulsar op 3 augustus geplant en in de periode van 16 t/m 20 april geoogst. In 1997 is er op 4 augustus geplant
en is geoogst van 6 - 1 0 april. Het ras Tivoli is ook op 3 augustus geplant bij een teler in Bruinisse. Tivoli is ge-oogst van 12-16 april. Er werden van Armetta in beide jaren geen zessen geoogst. In tabel 3 en zijn de verschil-lende objecten weergegeven. Uit de tabellen blijkt dat bij een gift van
75-100 kg N in maart de Nmin bij oogst vrij hoog bleef. De hoeveelheid stik-stof die de plant in die korte periode nodig heeft is zo'n 30 - 60 kg N.
Vanaf januari heeft het gewas 150 kg N nodig. Er kan gekozen worden dit
in één keer te geven .^n '98/'99 gaf de gift van 150 kg N/ha de beste re-sultaten en de grootste kolen. De
eventuele aanvullende bemesting in maart hoeft niet hoog te zijn (50 tot 70 kg N/ha) en kan men laten afhan-gen van het weer en de stand van het gewas. Uit deze resultaten blijkt dat het bemestingsadvies verlaagd kan worden. Nu is het advies nog om 250 kg N in februari/maart te strooien. object H I K L M N O P totaal bemesting 0 80 180 180 230 230 280 280 bemesting augustus 0 80 80 80 80 80 80 80 bemesting januari 0 0 50 100 75 150 100 200 bemesting maart 0 0 50 0 75 0 100 0 Nmin oogst '99 0 0 3 1 8 3 43 8 % veilbaar 91 85 92 97 94 92 88 89 % > 8 I 53 55 76 81 77 79 72 73
Tabel 3. Bemestings- en opbrengstgegevens winterbloemkool, middenvroege ras Tivoli, PAV-Zuidwest, proefplaats Bruinisse 1998/1999.