• No results found

Evenwichtsbemesting en opbrengst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Evenwichtsbemesting en opbrengst"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Informatieblad Mineralen en Milieukwaliteit

Evenwichtsbemesting en opbrengst

Fosfaat is een essentiële voedingsstof voor gewassen. Fosfaatbemesting is noodzakelijk als de beschikbaarheid in de bodem niet beantwoordt aan de vraag van het gewas. Is fosfaatbemesting hoger dan de gewasafvoer nodig indien de fosfaattoestand van de bodem hoger is dan ‘Voldoende’? De sector is bezorgd over de gevolgen van een verminderd gebruik van fosfaat op op-brengst en kwaliteit van het gewas, en op de fosfaattoestand van de grond op termijn. Dit zevende infoblad gaat in op deze kwestie aan de hand van recente resultaten uit veeljarige fosfaatveldproeven op bouwland.

Uitvoering

Op zavel en op dekzand worden sinds 1971 (Marknesse, Wijster) en 1986 (Lelystad) veeljarige veldproeven uitgevoerd. Alle veldproeven hebben behandelingen waarbij geen, veel minder of juist meer fosfaat wordt aangevoerd dan via het geoogste product wordt afgevoerd. Daardoor wordt inzicht verkregen over de hoogte van afvoer en daarmee over de hoogte van fosfaatevenwichtsbemesting en effecten ervan op de landbouwkun-dige productie en op het milieu. De veldproeven verschillen in tijdstippen van fosfaat-bemesting, bemestingshoeveelheid, de vorm waarin fosfaat wordt toegediend en in bodemeigenschappen.

Ervaringen in 2009

Peen

De veldproef te Lelystad heeft vanaf 1990 vier behandelingen gehad namelijk geen fosfaatbemesting (P1) of jaarlijks 70 (P2), 140 (P3) of 280 (P4) kg P2O5/ha. Daardoor ontstonden aanzienlijke verschillen in de fosfaattoestand van de bouwvoor (Pw-getal respectievelijk 14, 39, 63 en 109 mg P2O5/l). De opzet van de veldproef is na de oogst van 2004 uitgebreid door de behandelingen P2, P3 en P4 te splitsen in een deel waar de fosfaatbemesting werd gecontinueerd, en een deel dat geen fosfaatbemesting meer kreeg (uitmijnen). In 2009 werd peen geteeld. Peen reageerde bij de begin-ontwikkeling zeer sterk op de aangelegde behandelingen. Naarmate de fosfaattoestand lager was, was de gewasontwikkeling geringer (foto 1). Drie weken later was de stand van het gewas bij P1 nog steeds achter ten opzichte van bemeste behandelingen P2, P3 en P4 (foto 2). Het verschil in stand nam echter af. Bij de eindoogst was er in drogestof- productie nog slechts 4% achterstand (figuur 1, tabel 1). De verschillen in opbrengst waren echter niet significant. Het effect van vers gegeven bemesting op de drogestof-productie is beduidend geringer dan het effect van de reeds opgebouwde fosfaat-toestand. De drogestofproductie reageert anders op de behandelingen dan het fosfor-gehalte in peen. Het fosforfosfor-gehalte neemt toe bij hogere fosfaattoestand en fosfaatbe-mesting, terwijl de drogestofopbrengst dan niet toeneemt. Dit wordt ‘luxe consumptie’ van fosfaat genoemd.

Een fosfaatgift van 70 kg P2O5/ha bij een lage fosfaattoestand is minder effectief dan een voldoende toestand zonder fosfaatbemesting.

Foto 1. Gewasontwikkeling van peen op 24 juni 2009 bij van links naar rechts P1, P2, P3 en P4.

Foto 3. Gewasontwikkeling van plantui op 24 juni 2009 op een veldje waar al sinds 1990 geen fosfaatbemesting wordt gegeven. Foto 2. Gewasontwikkeling van peen op 13 juli 2009 bij van links naar rechts P1, P2, P3 en P4.

Foto 4. Gewasontwikkeling van plantui op 24 juni 2009 bij bemesting met 240 kg P2O5/ha/jaar vanaf 1990.

(2)

Voor meer informatie:

Ir. P.(Phillip) A.I. Ehlert Ir. P.(Peter) H.M. Dekker BO-12.07. infoblad nr 01. februari 2010 Alterra, Postbus 47 PPO-AGV, Postbus 430

6700 AA Wageningen 8200 AK Lelystad Tel.: 0317-484794 Tel.: 0320 291457 e-mail: phillip.ehlert@wur.nl e-mail: peter.dekker@wur.nl

Cluster BO-12.07 onderbouwing Wet-en Regelgeving Gefinancierd door Ministerie LNV http://www.kennisonline.wur.nl/BO/BO-12.07

14.0 14.5 15.0 15.5 16.0 P1 on beme st P2 on beme st P3 on beme st P4 on beme st P1 be mest P2 be mest P3 be mest P4 be mest D ro ge st of o pb re ng st , t on /h a 1.6 2.0 2.4 2.8 3.2 Fo sfo rg eh alt e, g P /kg d ro ge sto f Drogestofopbrengst Fosforgehalte Behandeling

kg P2O5/ha Opbrengstton/ha Fosfaatafvoerkg P2O5/ha mg PPw-getal2O5/l

0 40,1 27 22 80 43,4 31 32 160 46,2 33 34 240 43,1 31 45 Evenwichtsbemesting 42,2 27 19 LSD 11,4 8 9 Meststof Gift

kg P2O5/ha Tijdstip van bemes-ting Opbrengst ton droge-stof/ha Fosfaat-afvoer kg P2O5/ha Pw-getal mg P2O5/l 1972-1986 1986-2009 Onbemest 0 0 - 9,5 39 14 Superfosfaat 45 45 voorjaar 9,8 42 13 Superfosfaat 90 90 voorjaar 10,1 46 19 Superfosfaat 180 180 voorjaar 12,2 56 31 Superfosfaat 240 240 voorjaar 12,6 57 39 Gloeifosfaat 90 0 - 9,6 39 14 Gloeifosfaat 180 0 - 11,3 46 20 LSD 1,9 12 7

Figuur 1. Drogestofopbrengst in ton per ha en fosforgehalte van peen te Lelystad bij eindoogst in 2009 bij onbemeste en bemeste behandelingen P1, P2, P3 en P4. De behandelingen P2, P3 en P4 zijn in 2004 opgesplitst in een onbemest deel (links) en een bemest deel (rechts). De LSD waarden voor het fosforgehalte in de peen is 0,2 g P/kg drogestof.

Eerstejaars plantui

De veldproef te Marknesse had in 2009 eerstejaars plantui als gewas. De veldproef is in 1971 aangelegd. Op deze lo-catie leiden de jaarlijkse fosfaatoverschotten tot geringere stijgingen van de fosfaattoestand dan in Lelystad. Geen bemesting blijkt tot een lagere opbrengst en fosfaatafvoer te leiden. Het effect van fosfaattoestand en fosfaatbemes-ting is echter statistisch niet significant (tabel 2).

Snijmaïs

De snijmaïs op de zandgrond te Wijster reageerde op fosfaattoestand en fosfaatbemesting. Naarmate de fosfaattoestand hoger is doordat er over langere periode meer fosfaat gegeven werd, werd een hogere drogestof opbrengst vastgesteld.

In 1986 zijn behandelingen, die vanaf 1971 jaarlijks 90 of 180 kg P2O5/ha/jaar kregen, op nawerking gelegd. Op dat moment waren er cumulatieve overschotten van 700 en 2100 kg P2O5/ha ontstaan. De nawerking van een jaarlijkse gift van 180 kg/ha gedurende 1971-1985 was nu, 23 jaar nadien, nog steeds significant: de opbrengst was daar hoger dan in het object ‘onbemest’.

Conclusies

- Op de kleilocaties te Lelystad en Marknesse buffert de bodem meer dan te Wijster: door jarenlang fosfaatbe-mesting te onthouden worden in 2009 op de kleiloca-ties geen significant lagere opbrengsten vastgesteld maar dit is wel het geval op de zandlocatie. Het op-brengstverschil op de kleilocaties is in 2009 weliswaar niet significant, maar het is er wel. Het is over de jaren heen aantoonbaar. Op de zandlocatie is het opbrengst-verschil in 2009 wel significant.

- De nalevering van meststoffosfaat uit de bodem is na 5 jaar te Lelystad en na 23 jaar te Wijster nog aan-toonbaar via een positieve bijdrage op de drogestofop-brengst van het gewas.

- Bij een fosfaattoestand ‘Voldoende’ heeft fosfaat-bemesting die hoger is dan de gewasafvoer geen betrouwbaar opbrengstverhogend effect bij peen of eerstejaars plantui op kleigrond en snijmaïs op zandgrond. Op zandgrond bij een fosfaattoestand ‘laag’ werd zo’n effect op snijmaïs wel vastgesteld in 2009. Tabel 1. Relatieve opbrengst van peen (vers gewicht) bij eindoogst te Lelystad en

fosfaattoestand in 2009.

Behandeling Bemesting kg

P2O5/ha Relatieve opbrengst % 2008 mg PPw-getal najaar 2O5/l

P1 0 98 15 70 97 18 P2 0 100 30 70 100 40 P3 0 101 44 140 102 62 P4 0 102 73 280 99 105 LSD 5 8

Tabel 2. Opbrengst en fosfaatafvoer van eerstejaars plantui te Marknesse en fosfaat-toestand in najaar 2008.

Tabel 3. Opbrengst en fosfaatafvoer van snijmaïs te Wijster en fosfaattoestand in najaar 2008.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The study investigated the influence, if any, on the academic performance of secondary school pupils according to the family structure.. The different family structures varied from

topiro werd een lichte knol- aantasting geconstateerd, i.r werden £een ongeënte planten uitgeplant..

Tevens wordt geadviseerd te bestuderen wat de oorzaak kan zijn van de grote variatie in gemeten methaanemissie met oog voor de leeftijd van de mest, effect

Matige groei, oogst vroeg, weinig val, goede productie, bessen redelijk tot zacht met een goede smaak, redelijk gevoelig voor luis. Eindoordeel 6.0

Dan krijgt men het volgende beeld (tabel 9). Het meest springt nu wel naar voren, dat vooral veel jongere boeren van beroep denken te veranderen als de inkomensontwikkeling dermate

voorkomen, werden standaardlijnen bepaald, waarbij het 2 reagens zo snel mogelijk, na 10 minuten en na een half uur toegevoegd werd. Er werd echter geen daling in

Tussen de zaaidata en afdelingen kon geen intercatie worden aangetoond; evenmin tussen zaaidata en grondverwarming en ook niet tussen grond­ verwarming, afdelingen en zaaidata

HET AANTAL UREN BEHALING HET HET CONVENTIONEEL GEMAAL EN HET AANTAL OVERSCHRIJDINGEN VAN EEN OPGEGEVEN PEIL. GEREKEND WORDT VAN DAG TOT DAG,VOOR EEN PERIODE VAN MAX.20 JAAR. DE