• No results found

Laag celgetal bij eerste afkalving betaalt zich terug

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Laag celgetal bij eerste afkalving betaalt zich terug"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V-focus oktober 2008

20

R U N D V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

V-focus oktober 2008

21

R U N D V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

0 15 30 45 60 75 90 105 Nummer bedrijf Per cent ag e 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Rest van de biologische bedrijven Antibioticavrije bedrijven Kalf bij koebedrijven

68 70 72 74 76 78 80 82 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 Per cent ag e

Maand van afkalven

40 60 80 100 120 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lactatiemaand Cel get al 23 27 31 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lactatiemaand Cel get al 0 50 100 150 200 250 < 150 150-249 250-499 > 500

Figuur 1

Tabel 1

het eind van het stalseizoen. Mogelijk neemt de besmettingsdruk in de loop van de stalperiode toe en is de zomerdip te verklaren door de hitte­ stress (minder voeropname die ook bij ouder melkvee wel waargenomen wordt).

Laat afkalven gemiddeld geen voordeel

De leeftijd bij afkalven van de vaarzen liep zeer uiteen. De piek lag bij een leeftijd van 24­26 maanden. Gemiddeld kalfde 40 procent van de biologische vaarzen af tussen 27 en 30 maanden en 16 procent op een leeftijd ouder dan 30 maan­ den. Het afkalven op oudere leeftijd is geen garantie voor een laag celgetal, het tegendeel is eerder waar. Onder de oudere vaarzen was het aandeel laagcelgetalvaarzen lager. De variatie binnen de leeftijdscategorieën is echter groot en afhankelijk van het bedrijf. Op de meeste bedrij­ ven deden de jongere vaarzen het beter, op andere bedrijven deden de oudere vaarzen het beter. In figuur 3 is te zien dat het hogere celgetal van de oudere vaarzen bij afkalven ook tijdens de lactatie steeds hoger blijft dan dat van de groepen jongere vaarzen. De groepen jongere vaarzen hadden eenzelfde gemiddelde celgetal. De oudere vaarzen beginnen de lactatie met een iets hoger celgetal en handhaven dat verschil de gehele lactatie.

Eens laag blijft laag?

Het celgetal bij afkalven is een maat voor het verdere verloop van de lactatie. In figuur 4 is

dat aangegeven. Het celgetal in de eerste MPR na afkalven is daarbij verdeeld in vier klassen. Het blijkt dat de groep vaarzen met aanvankelijk een celgetal lager dan 150.000 ook gedurende de lactatie duidelijk het laagste celgetal hield. Ten opzichte van de andere celgetalklassen bleef er voortdurend een verschil van zo’n 50.000 cellen/ml. Opmerkelijk is dat er geen verschillen zijn in het celgetalverloop tussen de andere celgetalklassen.

Afvoer

Vaarzen met een hoger celgetal bij afkalven hadden meer kans om afgevoerd te worden (zie

tabel 1). Van de vaarzen in de hoogste celge­

talklasse bij afkalven was ruim 43 procent afge­ voerd tegen bijna 33 procent van de vaarzen met een laag celgetal. Bovendien was de gemiddelde leeftijd bij afvoer (en dus de productieve leeftijd) lager bij de hoogcelgetalvaarzen.

ing. Gidi Smolders,

(ASG – Animal Sciences Group van Wageningen UR, Lelystad)

ir. Jan-Paul Wagenaar

(LBI – Louis Bolk Instituut, Driebergen)

D

e uiergezondheid van vaarzen bij afkalven zegt iets over de balans tussen de natuurlijke weerstand van de dieren en besmetting in (het laatste deel van) de opfok. Vaarzen op biologische bedrijven bereiken meestal zonder veel hulpmiddelen het moment van afkalven en zijn nog niet met allerlei middelen behandeld. Het celgetal in de eerste melkproductie­ registratie (MPR) is een betrouwbaar getal en kan gebruikt worden als een afspiegeling van het jongveemanagement.

Laag celgetal in eerste MPR

Van de vaarzen is het eerste celgetal meegenomen als dat bepaald was tussen 5 en 48 dagen na afkalven. Eerder bepaalde celgetallen kunnen beïnvloed zijn door stress rond afkalven en later bepaalde celgetallen zijn beïnvloed door het management na afkalven. De grens voor een laag celgetal bij vaarzen ligt bij 150.000 cellen per ml. 22 van de 102 bedrijven produceren antibioticavrij of streven dat na. Deze bedrijven maken deel uit van de biologische netwerkgroep ‘antibioticavrij produceren’. Daarnaast waren er dertien bedrijven die al langere tijd de kalveren bij de koe of bij een pleegmoeder zogen. De andere 67 bedrijven waren niet verder onder­ verdeeld, hoewel ook daar de verscheidenheid in management groot is.

Laag celgetal bij afkalven

Gemiddeld had 75 procent van de vaarzen een laag celgetal na afkalven. 10 procent van de vaar­ zen had een celgetal tussen 150.000 en 250.000, 7 procent tussen 250.000 en 500.000 en 8 pro­ cent hoger dan 500.000. Het gemiddelde celge­ tal van alle vaarzen in de periode 2003­2007 jaar was 82.370 cellen/ml. In 2005 was dat lager, in 2004 hoger. Het percentage vaarzen met een laag celgetal voor de drie groepen bedrijven staat in figuur 1. Daarbij zijn de bedrijven per groep geordend op het gemiddelde percentage vaarzen met een laag celgetal. De spreiding binnen de groepen is groot: op het ene bedrijf hadden alle vaarzen een laag celgetal, op het andere bedrijf had slechts 33 procent een celgetal van 150.000 cellen/ml of minder.

De resultaten van de antibioticavrije bedrijven weken niet af van de andere biologische bedrijven. Dat kan de vraag oproepen of het de betere bedrijven zijn die de stap naar antibioticavrij durven te maken. De bedrijven die de kalveren bij de koe laten zogen hebben gemiddeld 69 procent laagcelgetalvaarzen en doen het daar­ mee iets minder goed dan de andere groepen.

In oktober kalven met laag celgetal

Vaarzen die in oktober afkalfden hadden het laagste celgetal (figuur 2). Daarna nam het percentage vaarzen met een laag celgetal af tot

Laag celgetal

bij eerste afkal ving

betaalt zich terug

De uiergezondheid van meer dan 7.500 vaarzen van ruim honderd biologische melkveebedrijven zijn

beoordeeld op basis van MPR-gegevens (MelkProductieRegistratie 2003-2007). Het celgetal in de eerste

MPR na afkalven was gemiddeld 82.000 en was het laagst bij dieren die afkalfden in het begin van de

stalperiode. Afkalven op oudere leeftijd had geen gunstige invloed op het celgetal. Vaarzen die afkalfden

met een laag celgetal hielden een lager celgetal tijdens de lactatie en werden minder snel afgevoerd.

Percentage afgevoerde vaarzen per celgetalklasse in eerste MPR. Percentage vaarzen met een laag celgetal

bij afkalven.

Celgetalklasse < 150 150-249 250-500 > 500 % afvoer 32,9 34,1 37,8 43,5 Leeftijd bij afvoer 48,4 48 47,2 44,8 Productieve periode 21.3 20,9 19,8 17,6

Figuur 2

Percentage laagcelgetalvaarzen naar maand van afkalven.

Figuur 3

Verloop celgetal naar afkalfleeftijd vaarzen.

Figuur 4

Verloop celgetal tijdens lactatie, per klasse.

C o N C L U s I E

Het loont om gunstige omstandigheden te creëren zodat vaarzen met een laag celgetal afkalven. Dat kan prima op een leeftijd van twee jaar. De extra aandacht voor een optimale uiergezondheid bij vaarzen resulteert ook later in de lactatie in een lager celgetal. Bovendien hebben die vaarzen een langere productieve periode.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The current study greatly relies on the published work and the researcher wishes to establish this alkaline Comet assay with its modifications for use in other more

In deze notitie hebben we de kansen en belemmeringen voor samenwerking tussen de Centres of Expertise (CoE’s) en de onderzoeksinstellingen in beeld gebracht, zoals die zijn

De daling van het totale percentage bedrijven met een bedrijfsvernieuwing is geheel bepaald door een daling van het aantal ‘volgers’.. Deze bedrijven investeerden in

Dié subgemeenskap, word deur 7 monsterpersele verteenwoordig en Melolobium candicans, Walafrida saxatilis, Ziziphus mucronata en Rhus ciliata (spesiegroep G) kenmerk

understanding which we call science, and psychology can hardly not be qranted scientific status if the aforementioned. criteria are taken into account. The fact

This chapter concerns itself with the culture and tradition and the role names play in culture, naming in Dintshontsho tsa lorato in relation to traditional

Keywords: operational risk, scaling, external data, internal data, quantile re- gression, dependence structure, factor copula, high dimensions, capital estimation..

To explore role-related decision-making under uncertainty, specifically in terms of operational risks, this study focused on senior management groups in a