• No results found

Lapilli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lapilli"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 28(3), 2007 68

Lapilli

Lars vanden Hoek+Ostende

Fossiele

bij draagt

schataan informatie

Ikwasuiteraard

gevleid

toende Journal ClubvanNaturalis enhet Nationaal Herbariumenhet IBL

mij uitnodigde

om

uitleg

tegeven

bij ‘mijn’

artikel. Maar

tegelijkertijd

was

erhet

gevoel

dat het niet

‘mijn’

artikelwas, omdat het

fei-telijke onderwerp (die

invloedvanastronomische

cycli

op

faunaveranderingen

op

aarde)

toch echt andermans idee was.Toen BarbaraGravendeelme

opbelde

omte

zeggendat de

bijeenkomst

was

uitgesteld,

wasik dan ook

opgelucht.

“We doen het welnade

vakantie,

dan kan ikmeteen iets vertellenover

mijn

Nature

artikel”,

luidde de

mededeling.

Goed nieuws

dus,

‘Leiden’ hadweereensNature

gehaald.

“Ach

ja,

zehaddeneenfossiel in

barnsteen,

envroegen of ikwat

pollenkorrels

kon determineren.”Dezelfde beschei-denheid

dus,

die ik al

bij

andere

collega’s

had

gezien.

Op

30augustusverscheen het artikel dan

(lit. 1).

Het fos-sielwaarhetomgaatiseen

bijtje, Proplebia dominicana,

datgevatis in Dominicaanse barnsteen. Deze bamsteen-fossielenstammenuit het

Mioceen,

enworden

geschat

op

vijftien

tot

twintig miljoenjaar

oud. Nu is het insect op zich nietzo

interessant,

maardraait hetom wat

hij

op

zijn

rug heeft:

pollenzakjes

van eenorchidee.

Orchideeën

zijn

wat

mysterieuze planten.

Omdatzezulke

superbloemen

hebben,

die

perfect

en vaak

ingenieus zijn

Het

hoogste datje

als

wetenschapper

kan

bereiken.

iseen

publicatie

in Nature. Dit

gezaghebbende

weekblad

geldt

als hetsummum vooralle

natuurwetenschappen,

en

acceptatie

van eenartikel is dan ook alle redenvoor knal-lende

champagnekurken.

Een paar Nature

publicaties

op

je literatuurlijst

opentdeuren dievoor anderen

gesloten

blijven.

Jezoudenken datmensendie in Nature

publiceren

dat dan ookmetveel bravoure

uitdragen.

Maar als ik

kijk

in

mijn

omgeving,

is

juist

het

tegenovergestelde

waar.Toen ik Ur-sula Göhlich feliciteerdemethaar

publicatie,

zeize

bijna

verontschuldigend

datze

gevraagd

was eenste

kijken

naar een

plaat

uit

Solnhofen,

waarmaar eenklein

stukje

bot uit-stak. Eenmaal

uitgeprepareerd,

bleek heteen

superfossiel

te bevatten. En Hanvan

Konijnenburg

had ‘alleenmaar een

watervarentje gedetermineerd’.

Dat deze Azolla

gevonden

wasop de

Noordpool,

wasechter wereldnieuws. Ik

begrijp

dat wel. Ik hebook in Nature

gepubliceerd.

Hetwas een

ongelukje.

Iemandmet een

briljant

idee had

mijn

ongepu-bliceerde

gegevens

nodig

om

zijn

theorie uitte

werken,

en dat werd beloondmeteen

coauteurschap.

(2)

AFZETTINGEN WTKG 28(3),2007 69

aangepast

aande overdrachtvan

pollen

op bezoekende in-secten, stellen

sommige wetenschappers

dat dit weleen

vrij

recente evolutionaire

uitvinding

moet

zijn.

Maarhet feit dat de familieoverdehele wereld

gevonden wordt,

isdaarmee in

tegenspraak,

enbovendien

wijzen fylogenetische

ana-lyses

uit dat de familie

juist behoorlijk

oudzou

zijn.

Het

probleem daarbij is,

dater

nog geenenkel orchideeënfos-sielwas

gevonden.

Erwaren eenpaar

mogelijke

kandida-ten,maarde

pollenzakjes

op de rugvande Dominicaanse

bij

is heteersteonomstreden fossiel datmetzekerheidvan eenorchidee

afkomstig

is. Het fossiel

kreeg

denaam

Me-liorchis caribeamee,

waarbij

de genusnaam

verwijst

naar de

bij

die als bestuiverdiende,en desoortnaam naarhet Caribische

gebied

waarhet

gevonden

is.

We weten dus in ieder

geval

dater al orchideeën in het

Vroeg

tot Midden Mioceen waren. Maar omdat de

pol-lenkorrels

toegeschreven

konden wordenaan een

bepaal-de

subtribus,

de

Goodyerinae,

kon worden

teruggerekend

aande handvan de moleculaireklok hoe oud dan de hele familiezou

zijn.

Dat is weliswaarmeteenflinke

slag

om dearm.We hebbenmaar een

fossiel,

ende

datering

daar-vanis ook nogeensniet heel erg

precies.

Maar

uitgaande

van de

minimumleeftijd

komen deauteursaltot een ou-derdomtussen de 76en83

miljoen jaar

voor de voorouder vanallerecenteorchideeën. Hoe

je

het ook draaitof

keert,

het zieter naaruit dat de orchideeën inderdaad aleenheel oudefamilie

zijn,

waarvan al

tijdens

het

Krijt

vertegen-woordigers groeiden.

Uit het fossiel viel echter nogmeerafteleiden. Deauteurs wisten zelfs

uitspraken

tedoenoverdevorm vande bloem van

Meliorchis, terwijl

zetoch echt alleenmaar

pollen

ge-vonden hadden. Dat heefttemakenmetde

specifieke

in-teractievanorchideeënmet hun

bestuivers,

die,

zoals ik al

zei,

vaak heel

ingenieus

kan

zijn.

Derecente verwanten van Meliorchis hebben bloemen

waarbij

de insecten niet echtdebloem in kunnen. De

pollenkorrels

komen terecht in de buurtvande monddelen. Maar omdat de

bij

in barn-steende

pollenzakjes

op

zijn

rug

had,

moetMeliorchiseen bloem

gehad

hebbenwaarinsecten wel

degelijk

gedeelte-lijk

in konden.

Barbara mag

gevraagd zijn

om eenpaar

pollenkorrels

te

determineren,

het resultaatvanhet onderzoekvanhaaren haarcoauteurs leidt tot nieuwe inzichtenover een

familie,

waarvantotdusver de

geschiedenis

in nevelen

gehuld

was. Een artikel in Naturemeerdan waard. Ik hou welvan een

beetje

bescheidenheid. Om in Naturetekomen als

natuur-wetenschapper

heb

je

absoluuteenflinke dosis

geluk

no-dig.

Hetdraaitvaakomdatene

spectaculaire

fossiel. Maar

je

moetdat niet

overdrijven.

Wantwaarwein de

weten-schap

op zoek

zijn

naarhet hoeen waaromvan onze

we-reld, begint

elke

vraagstelling

toch in deeerste

plaats

met ‘Wat?’ En zonder

wetenschappers

als

Ursula,

Hanen

Bar-bara,

dieieder als

geenander kennis hebbenvanhun

eigen

stukje

vande boomvanhet

leven,

kan die vraag niet

goed

beantwoord worden. Zonder hun werk zouden dan ook de

opvallende

conclusieswaarNaturezodol

opis nooit ge-trokken kunnen worden.

Moleculenversus fossielen

Soms ben ik

bang

dat ik in de

Lapilli mijn

afkomst wel heel

erg verraad. Ik

schrijf

voor de

Werkgroep

voor TertiaireenKwartaire

Geologie,

maarsteedsweeriserwel een

stukje

waarinhetgaatommoleculaire

analyses

en

fylo-genetische reconstructies,

endan voel ikmewelweererg een

bioloog.

Maar

ja,

het bloed

kruipt

nueenmaalwaarhet niet gaan kan. Ooit ben ik

paleontologie

gaan studeren om-dat ik

geïnteresseerd

wasin de

geschiedenis

vanhet leven. Enzekerin bladen als NatureenScienceis er consensus dat

je

zowel de fossil record als

fylogenetische

analyses

(al

dan niet op basisvan

DNA-analyses) nodig

hebtomde boomvanhet levenzo

goed mogelijk

te reconstrueren. En

terecht,

gelet

ook op het onderzoekaanhet

orchideeënpol-len dat hiervoor

besproken

werd. Aan de handvan een Mi-oceen fossiel deduceren dat deoorsprongvan een familie in het

Krijt ligt,

kan alleen door

juist

de combinatievan fossielenen

fylogenetische analyses. Waarbij

de molecu-laire klok steedseenvooraanstaande rol

speelt.

Jezoudan ook

verwachten,

dat de

paleontologen

en

neon-tologen

het steedsmeer eenswordenoverde evolutionaire

geschiedenis

vande groepenwaar ze

gezamenlijk

aan wer-ken. Waar dat in de

regel

ook zal opgaan, isereengroep waar

juist

de verschillende

werkwijzen

leidentoteen

split-sing

vanideeën. En dat isnunetde groepwaarwe,als le-denvan de groep, misschien wel hetmeest in

geïnteres-seerd

zijn, namelijk

de

zoogdieren.

In de

vorige Lapilli

schreef ikoverde nieuwste

superboom,

die inzicht

gaf

in de

geschiedenis

van de

zoogdieren.

Sa-mengesteld

uit verschillende deelbomenwas die

fyloge-nie hetmeest

complete

overzichttotdusvervande evolu-tievande groep. Die evolutiezou, waarhet de

placentale

zoogdieren betreft,

terugtevoeren

zijn

tothet

Krijt.

Toen ontstonden de

grote

superordes.

De

uitsplitsing

vond niet

plaats

directnade

K/T-grens,

zoals

je

misschien zou

ver-wachten,

maarwerd

uitgesteld

tot het

begin

van het Eo-ceen. Er leekgeen

speld

tussen te

krijgen.

Maar in Naturevan

juni

werdeen

nieuw,

verrassend

com-pleet

fossielvan een

Krijtzoogdier

uit

Mongolië

gepre-senteerd,

Maelestes

gobiensis. Op

zich is datene fossiel niet voldoendeomde hele boom vande

zoogdieren

om te

gooien.

Het is een

typisch

Mesozoïsch

zoogdier:

klein ennog lekker

primitief.

Maar het fossiel was

aanleiding

voor eennieuweenuiterst

grondige fylogenetische

ana-lyse, waarbij

deauteurs het uiteraard vooral

goed

verge-lekenmetalle andere bekende

Krijtfossielen.

En hier

ligt

hetgroteverschilmetde

superboom,

die alleen is

samen-gesteld

uit

kroongroepen,

oftewel de

noglevende

verte-genwoordigers.

Tochzou

je

verwachten dat de beide

ana-lyses

in grote

lijnen

overeenkomen.Niets is echter min-derwaar.

Volgens

de

superboom

zouden

sommige

vande

Krijtfossielen

moeten clusterenmetrecente soorten. Im-merswarende

superordes

al

uitgesplitst.

Maar de nieuwe boom

geeft juist

aandat allesoortenuit het

Krijt

primitie-ver

zijn

dan welkerecente soortdan

ook,

enin hun totaal tot eenstamgroep

gerekend

moeten worden. En dit leidt toteenheel ander scenario. Die moderne

zoogdiergroepen

(3)

AFZETTINGEN WTKG 28(3),2007 70

ontstonden pasnade

K/T-grens,

toende Mammaliade aar-de erfaar-denvande dinosauriërs. Dit is veelmeerhet model zoals dat vroeger

altijd

werd

aangehangen.

Ener

lijkt

geen

speld

tussen te

krijgen.

Maar wie heefter nu

gelijk? Eigenlijk

is dat niet zo’n in-teressante vraag. De

tijd

zal het leren.

Vooralsnog

is het vooral

aardig

omte

kijken

waarde verschillen

liggen.

De

neontologen

zullen

erop

wijzen

dat de fossil

record,

ze-kerwaarhetomMesozoïsche

zoogdieren

gaat, schrikba-rend

incompleet

is. Datargumentverliestmetelke nieuwe vondstaan

kracht,

maarals

je

ziet dat in denieuwe

analyse

dertig Krijtfossielen zijn

opgenomen, dan is dat nog niet echt veel. Dat de

superordes

al

aanwezig

zouden

zijn

in het

Krijt

wil niet zeggen dat elk

zoogdier

toteen vandeze groepen behoorde. Erwarenimmers ook

evolutielijnen

die inmiddels

zijn uitgestorven.

De

paleontologen

zullen erop

wijzen

dat de moleculaire klok weliswaareen

nuttig,

maar nieteenerg

precies

instrument is. De klokmoet voortdu-rend

geijkt

worden.

Als ikzoumoeten

kiezen,

dan ga ik tochvoorhet scenario

waarbij

pasnahet uitstervenvande dinosauriërs demoder-ne

zoogdieren

ruimte

kregen

omteontwikkelen.Hetmodel

iswat

simpeler,

maarverderzoudezekeuspuur chauvinis-me

zijn

van een

paleontoloog.

Dat is immers het scenario dat op basis vanfossielen

opgesteld is,

enzoals ik al

zei,

het bloed

kruipt

nueenmaalwaarhet niet

gaankan.

Literatuur

1

Ramirez, S.R., Gravendeel,

B.,

Singer,

R.B.,

Marschall,

C.R. &

Pierce, N.E.,

2007.

Dating

the

origin

of the Och-idaceae fromafossil orchid with its

pollinator.

Nature

448,pp. 1042-1045.

2

Wible, J.R., Rougier,

G.W., Novacek,

M.J. &

Asher,

R.J., 2007. Cretaceous eutherians and Laurasian

origin

for

placental

mammalsnearthe K/T

boundary.

Nature

447,pp. 1002-1006.

Larsvan den Hoek

Ostende,

Nationaal Natuurhistorisch

Museum,Postbus9717,2300 RA

Leiden,

email:

Hoek@naturalis.nnm.nl

Dolium denticulatum Desb.

<g-

a£j

CMe*e,

•£itéy>

ap£e. C&D*. <&ou/'Sc&kk

Panopaea menardi Desb.

(Bec/enj.

ify

-

ifa.

&Vb.

M>env

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Daar binnen zijn een paar mogelijkheden: de visserij sector draagt direct bij aan de herintroductie van de platte oester (Geertsema &amp; Rodenburg, 2016), de visserij sector

Although the majority judgement is at pains to point out that its approach must not be understood to amount to an incorporation of an international agreement (that position

The influence of ICT and the challenges and opportunities that it brings to the legal profession are such that a process of osmosis, in which students incidentally pick up ICT

Based on the success of optimally designing three incremental FTTH networks, as obtained from the three case studies conducted and used for verification and validation purposes, it

 USB needs to actively try to keep experienced mentors for continuity &amp; learning of new mentors – e.g. experienced mentors can choose who they want to mentor

For the focus of this study in the induction of newly- appointed principals, it was essential to see how other related programmes of professional development of

A broad search was conducted in order to obtain all available studies that were pertaining to the research question. Thereafter, filtering was done in order to ensure that all