• No results found

De invloed van extra informatie op het maken van een beslissing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van extra informatie op het maken van een beslissing"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van extra informatie op het maken van een beslissing

Door: Robin van der Reep Studentnummer: 10316221

Instelling: Universiteit van Amsterdam

Vak: Bachelorproject Klinische Ontwikkelingspsychologie Begeleider: Joost Agelink van Rentergem Zandvliet

Medeonderzoekers: Carlijn Vrijhoef, Liza Klouwers & Odette van Rongen Aantal woorden: 3090

(2)

Abstract

Er is in dit onderzoek gekeken naar de invloed van extra informatie op het maken van een beslissing. Dit is gedaan door 68 deelnemers twee tonen te laten horen. De deelnemers kregen

twee tonen te horen waarvan ze aan moesten geven of de tweede toon hoger of lager was dan de eerste toon. De deelnemers kregen in het tweede blok dezelfde opdracht maar dan met het woord “hoger” of “lager” in beeld. Er is een significant negatief effect gevonden tussen de twee blokken op reactietijd en een significant positief effect tussen de twee blokken op goede

antwoorden. In dit onderzoek is geconcludeerd dat het krijgen van extra informatie helpt bij het maken van juiste beslissingen.

De invloed van extra informatie op het maken van een beslissing. In dit onderzoek is er onderzocht of mensen extra verkregen informatie gebruiken bij het maken van beslissingen, als deze informatie niet direct van mensen afkomstig is, of dat ze deze extra informatie zullen negeren. Ook is er gekeken of het gebruiken van deze extra informatie zal leiden tot betere beslissingen. Als dit zo blijkt te zijn zou je mensen kunnen helpen betere beslissingen te laten maken door extra informatie te geven. Hierbij kun je denken aan voedselkeuzes (Hoeveel groente en fruit zou je per dag moeten eten?, welk soort brood is het beste voor je spijsvertering?, welk eten moet je mijden om hart-en-vaatziekte te voorkomen?), beroepskeuzes (in welke sector zijn veel professionals nodig?, met welke baan verdien je het meest?, binnen welke sector zijn de gelukkigste mensen?), politieke keuzes (welke politieke partijen bestaan er allemaal?, waar staat welke partij precies voor?) en zo zijn er meer voorbeelden te verzinnen. Gebruiken mensen al deze informatie bij het maken van hun beslissingen of negeren mensen al deze informatie liever? En als ze de informatie al gebruiken, levert dit dan een goede beslissing op of zorgt al deze informatie voor verwarring resulterend in verkeerde beslissingen?

(3)

Mensen denken na over extra informatie van een ander bij het nemen van eigen beslissingen (Fleisig, 2011). Volgens Laland (2004) heeft het kopiëren van anderen een evolutionaire basis. Dit wordt bevestigd door van Bergen, Coolen en Laland (2004) die aangeven dat dit ook bij dieren aanwezig is. Dit betekent dat dit gedrag ooit evolutionair voordelig is geweest. Het kopiëren van andermans gedrag blijkt echter niet altijd effectief (Giraldeau, Valdone & Templeton, 2002). Meestal is de extra informatie die mensen tot hun beschikking hebben om te kopiëren andermans gedrag. Dit kunnen bijvoorbeeld de

beslissingen zijn die iemand heeft gemaakt, maar ook gezichtsuitdrukkingen. Echter zijn de intenties die hier achter zitten meestal niet zichtbaar, maar deze worden vaak toch

geïnterpreteerd door mensen (Scherer, & Grandjean, 2008). Mensen kunnen vaak dus niet zeker weten welke beslissingen van iemand juist of onjuist is aan de hand van de beslissing zelf. Hoe maken mensen dan een keuze als ze de beslissing van iemand anders kopiëren?

Als men de rational choice theory (Shanks, Tunny & McCarty, 2002) toepast, zou men de grootste kans hebben om de meeste juiste beslissingen te nemen. Deze theorie houdt in dat als men weet dat de informatie die gegeven wordt in veel van de gevallen juist is, men altijd moet kiezen voor die informatie, om zo de grootste kans te hebben dat veel beslissingen juist zijn. Een voorbeeld hiervan: Men krijgt te horen dat 75% van aangereikte antwoorden juist zijn en 25% onjuist. Volgens de rational choice theory zou men dan in alle gevallen moeten gaan voor de aangereikte antwoorden om in ieder geval 75% juist te beantwoorden.

Het blijkt echter dat dat mensen geen gebruik maken van de rational choice theory. Onderzoek (Shanks, Tunny & McCarty, 2002) heeft aangetoond dat mensen gebruik maken van probability matching. Dit houdt in dat mensen niet, zoals hierboven beschreven werd, altijd kiezen voor de extra informatie voor een grote kans op juiste beslissingen. Mensen zullen volgens deze theorie in 75% van de gevallen de informatie die gegeven wordt kiezen en in 25% van de gevallen niet. Deze strategie zorgt er niet voor dat 75% van de gevallen een

(4)

goede beslissing zal zijn, maar minder. Uit onderzoek (Morgan, Laland & Harris, 2015; Morgan, Rendell, Ehn, Hoppitt, & Laland, 2012) blijkt echter dat kinderen zich pas laten leiden door extra informatie als een taak lastig is en de extra informatie negeren als een taak makkelijk is. Hierdoor wordt er verwacht dat mensen pas bij onzekerheid de extra informatie kopiëren en vaker goede beslissingen zullen nemen.

Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of mensen extra informatie gebruiken in hun beslissing als ze deze aangereikt krijgen en of dat leidt tot meer juiste beslissingen. De hypothese is dat mensen extra informatie gebruiken bij het nemen van beslissingen en dat dit leidt tot iets betere beslissingen dan als zij die extra informatie niet hebben.

Dit is onderzocht door deelnemers twee tonen te laten horen waarvan ze aan moeten geven of de tweede toon hoger of lager is dan de eerste toon. Mulder et al. (2013) hebben aangetoond dat een zeer vergelijkbare random-tone pitch task geschikt is om auditieve beslissingen te onderzoeken. Als extra informatie is er voor gekozen om het antwoord “Hoger” of “Lager” in het scherm te laten verschijnen. De deelnemers krijgen te horen dat in 75% van de gevallen dit antwoord van de computer juist is en in 25% van de gevallen onjuist.

Er werd verwacht dat als mensen het antwoord in het scherm te zien krijgen, ze langer zullen doen over het geven van hun antwoord, aangezien uit het onderzoek van Fleisig (2010) bleek dat mensen nadenken over informatie van een ander. Ook wordt er verwacht dat

mensen, als ze het antwoord in het scherm te zien krijgen, meer goede antwoorden geven aangezien ze de extra informatie volgens Morgan, Laland en Harris (2015) en Morgan, Rendell, Ehn, Hoppitt, en Laland (2012) pas gebruiken als de taak moeilijk is.

(5)

Methode Deelnemers

Er deden 68 deelnemers mee aan dit onderzoek, waarvan 13 deelnemers van 7 tot en met 12 jaar, 30 deelnemers van 13 tot en met 18 jaar en 26 deelnemers van 19 tot en met 65 jaar. Het aantal deelnemers is gekozen na een poweranalyse te hebben uitgevoerd via GPower (Faul et al., 2009). De hoofdhypotheses zijn within-subject hypotheses. Dit houdt in dat binnen de analyse geen vergelijkingen worden gemaakt tussen personen maar binnen één persoon. Om een medium effect (d=0.5) te kunnen vinden, met een power van 0.8, zouden we 34

deelnemers nodig hebben. Echter zijn er ook nog enkele exploratieve hypotheses, between-subject hypotheses. Dit houdt in dat er binnen de analyse meerdere deelnemers met elkaar vergeleken worden. Als we daarvoor een medium effect (d=0.5) zouden willen vinden met een power van 0.8, zouden we 128 deelnemers nodig hebben. Aangezien dit niet het

belangrijkste deel van het onderzoek was is er gekozen om een groot effect (d=0.8) te kunnen vinden met een power van 0.8 voor de exploratieve hypotheses. Om dan een between-subject t-test uit te kunnen voeren is het voldoende om ongeveer 30 deelnemers per leeftijdsgroep te onderzoeken. Er werd dus gestreefd naar een totaal aantal van 90 deelnemers. Echter is dit binnen de tijd niet gelukt en deden er in totaal 68 deelnemers mee aan dit onderzoek. Dit is nog steeds voldoende om de analyses uit te voeren.

De deelnemers zijn verkregen door verschillende basisscholen, middelbare scholen, naschoolse opvang en familie te contacteren binnen en rond Amsterdam. Aangezien er geen deelnemers misleid werden is het acceptabel om familieleden te testen. Het enige

inclusiecriterium was een leeftijd tussen de 7 en 65 jaar hebben. Jongere deelnemers zouden moeite kunnen hebben met het lezen van de woorden op het scherm en deelnemers boven de 65 jaar zijn weggelaten vanwege verhoogde kans op gehoor en of zicht-problemen. De

(6)

is ervoor gekozen om uit te vragen of de deelnemer muzikaal is ná het onderzoek, om te kunnen controleren of het gevonden effect hierdoor beïnvloed wordt. Dit is gedaan omdat Buss, Taylor en Leibold (2014) in hun onderzoek gevonden hebben dat muzikanten tonen beter kunnen onderscheiden dan niet-muzikanten.

Materialen

Er is gebruik gemaakt van twee laptops van het type Dell Lattitude e5510. Het

computerprogramma Presentation versie 17.0.0.1 is gebruikt om de taak door de deelnemers uit te kunnen laten voeren. Een korte vragenlijst aan het einde van het onderzoek hebben wij zelf samengesteld om meer te weten te komen over de deelnemers (zie bijlage 1). Excel en SPSS (Field, 2009) zijn gebruikt om de analyses uit te voeren.

Procedure

Het onderzoek is goedgekeurd door de commissie ethiek van ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Allereerst kregen alle deelnemers of ouders van deelnemers onder de 17 een toestemmingsformulier (zie bijlagen 2 en 3) samen met een informatiebrief (zie bijlagen 4 en 5). Hierin stond informatie over het onderzoek en vragen om vast te stellen of de deelnemer mee mocht doen aan het onderzoek aan de hand van de exclusiecriteria. Het onderzoek vond in de meeste gevallen plaats in een klaslokaal van een school of bij de deelnemer thuis aan een tafel. De onderzoekers legden nog een keer de procedure uit aan de deelnemer voordat hij of zij startte. Het onderzoek omvatte twee fases waarvan de eerste (fase nul) ongeveer vijf en de tweede (fase een) ongeveer 15 minuten duurde met daartussen een korte pauze van vijf minuten. Voor iedere fase kregen de deelnemers drie oefentrials zodat zij nog aan konden geven of ze het begrepen of niet.

(7)

In fase nul (zie afbeelding 1) kregen de deelnemers twee tonen na elkaar te horen beide van 500 milliseconden lang. De tonen waren tussen de 425 en 455 Hertz. De eerste toon bleef altijd gelijk (440 Hertz), maar de tweede toon was altijd een toon die verschilde van de eerste toon. Tussen de tonen zat 500 milliseconden. Hierna kwam in het zwarte beeldscherm in witte letters het woord “antwoord” te staan. Deze letters kwamen 50 tot 250 milliseconden na de laatste toon. Het was aan de deelnemer om te beoordelen of de tweede toon hoger of lager was dan de eerste toon. Het antwoord mochten de deelnemers geven als het woord in beeld kwam te staan door op het toetsenbord op de linker of rechter shift-knop te drukken. De linker voor “lager” en de rechter voor “hoger”. Op deze twee knoppen waren witte stickers geplakt met links een pijltje naar beneden en rechts een pijltje naar boven (zie afbeelding 2). Dit was de baseline meting.

Afbeelding 1: Fase 0

Afbeelding 2: Het toetsenbord

In fase 1 (zie afbeelding 3 voor de situatie “Hoger”) deden de deelnemers weer hetzelfde, maar met een extra cue toegevoegd na het horen van de twee tonen. Dit was het zien van het woord ‘Hoger’ of ‘Lager’ in plaats van ‘antwoord’ op het beeldscherm. De

(8)

deelnemers werden geïnformeerd dat in 75% van de gevallen dit antwoord juist was en in 25% onjuist. Na afloop van fase 1 vulden de deelnemers nog kort een vragenlijst in (zie bijlage 1).

Afbeelding 3: Fase 1 met als voorbeeld “Hoger”

Resultaten Gebruikte data

Er deden 68 deelnemers mee aan dit onderzoek. Hiervan waren 13 kinderen, 30 adolescenten en 26 volwassenen. Vier deelnemers zijn verwijderd uit de analyses nadat uit analyses bleek dat deze deelnemers waarschijnlijk de antwoorden omgedraaid ingevoerd hadden (zie

afbeelding 6). Ook is er voor gekozen om trials met een reactietijd van drie standaarddeviaties van het gemiddelde vandaan te verwijderen uit de analyses. Hiervoor is gekozen omdat deze resultaten een onterecht grote invloed zouden hebben op de resultaten.

Assumpties

Aan de hand van de Kolmogorov-Smirnov test voor normaliteit bleek dat de residuen van de reactietijden niet normaal verdeeld waren (KS(24099)=0.23, p<.001). Om aan de assumptie van normaliteit te voldoen werd de wortel van de reactietijden genomen. Hierna waren de residuen van de reactietijden nog steeds niet normaal verdeeld maar wel meer normaal

(9)

(KS(24099)= 0.13, p<0.001). Hierdoor is er gekozen om gebruik te maken van de wortel van de reactietijden bij de analyses.

Hypothese toetsing

Om de twee confirmatieve within-subject design hypotheses “Mensen zullen extra informatie gebruiken als ze deze krijgen” en “Mensen zullen meer juiste beslissingen nemen als ze extra informatie gebruiken” te toetsen is er gebruik gemaakt van een multi-level analyse. Dit model houdt er rekening mee dat de assumptie van onafhankelijkheid geschonden is en houdt dus binnen de analyse rekening met de afhankelijkheid van trials van dezelfde proefpersoon (Bijvoorbeeld: trial 20 en 40 zijn beide van Pietje en lijken daarom een beetje op elkaar.) Voor de gemiddeldes en standaarddeviaties zie tabel 1.

Tabel 1: Gemiddeldes en standaarddeviaties Fixed intercept SE Random intercept SE Gemiddeld Verschil fase 0 en 1 SE Variatie in verschil fase 0 en 1 SE Reactietijd voor verwijderen 22.33 .54 18.51 3.37 -1.15 .36 7.67 1.55 Reactietijd na verwijderen 22.37 .56 18.76 3.52 -1.25 .37 7.18 1.51 Goed/fout voor verwijderen .78 .02 .03 .01 .06 .02 .02 .00 Goed/fout na verwijderen .81 .01 .01 .00 .03 .01 .002 .00

(10)

Hypothese 1: “Mensen zullen extra informatie gebruiken als ze deze krijgen”.

Om de hypothese “Mensen zullen extra informatie gebruiken als ze deze krijgen” te testen is er gekeken naar het verschil in reactietijd tussen fase nul en een. Deze analyse is gedaan vóór (zie afbeelding 4) en nadat (zie afbeelding 5) er vier deelnemers zijn verwijderd uit de dataset. Vóór het verwijderen van de vier deelnemers bleek dat er een significant negatief effect was van fase op reactietijd, t(66.0)=-3.17, p=.002, met een verschil van -1.15 wortel van de reactietijd in fase 2 in vergelijking tot fase 1. Gemiddeld begonnen de deelnemers, in fase 0, op een wortel van de reactietijd van 22.34, dit is significant anders dan 0, t(66.1)=41.53, p<.001. Dit houdt in dat de deelnemers gemiddeld een reactietijd hadden die afwijkt van 0 in fase 0. Ook was er significante spreiding (18.51) tussen deelnemers in fase 0, Wald Z=5.49, p<.001, en was er een significante spreiding (7.67) tussen deelnemers in het effect van fase op de RT, Wald Z=4.96, p<.001.

Afbeelding 4: Verschil in reactietijd tussen fase 0 en 1 vóór verwijderen van vier deelnemers Na het verwijderen van de vier deelnemers bleek dat er nog steeds een significant negatief effect was van fase op reactietijd, t(62.0)=-3.43, p=.001, met een verschil van -1.25 wortel van de reactietijd in fase 2 in vergelijking tot fase 1. Gemiddeld begonnen de

(11)

deelnemers, in fase 0, op een wortel van de reactietijd van 22.37, dit is nog steeds significant anders dan 0, t(62.2)=40.08, p<.001. Dit houdt in dat de deelnemers gemiddeld een reactietijd hadden die afwijkt van 0 in fase 0. Ook was er nog significante spreiding (18.76) van

deelnemers in fase 0, Wald Z=5.33, p<.001, en was er een significante spreiding (7.18) tussen deelnemers in het effect tussen de fase en de reactietijd, Wald Z=4.76, p<.001.

Afbeelding 5: Verschil in reactietijd tussen fase 0 en 1 na verwijderen van vier deelnemers Hypothese 2: “Mensen zullen meer juiste beslissingen nemen als ze extra informatie gebruiken”.

Om de hypothese “Mensen zullen meer juiste beslissingen nemen als ze extra informatie gebruiken” te testen is er gekeken naar het verschil in aantal goede en foute antwoorden tussen fase nul en een (afbeelding 6). Ook deze analyse is gedaan vóór en nadat vier deelnemers zijn verwijderd uit de dataset. Vóór het verwijderen van de vier deelnemers bleek dat er een significant positief effect was van fase op goede of foute antwoorden, t(66.0)=2.95, p=.004, met een verschil van .06 meer goede antwoorden in fase 1 in

vergelijking tot fase 0. Gemiddeld begonnen de deelnemers, in fase 0, op .78, dit is significant anders dan 0, t(66.0)=35.33, p<.001. Dit houdt in dat de deelnemers meer goede antwoorden

(12)

hadden in fase 0, dan een fout antwoord (Hoe dichter bij 1, hoe meer goede antwoorden). Ook was er significante spreiding (.03) tussen deelnemers in fase 0, Wald Z=5.51, p<.001, en was er een significante spreiding (.03) tussen deelnemers in het effect van fase op het aantal goede antwoorden, Wald Z=5,35, p<.001.

Afbeelding 6: Verschil in goede/foute antwoorden tussen fase 0 en 1 vóór verwijderen van vier deelnemers

In de grafiek werd gezien (afbeelding 7) dat vier deelnemers hun antwoorden verkeerd om hebben ingetoetst. Deze deelnemers hebben de linker antwoordtoets ingedrukt als zij dachten dat de tweede toon hoger was dan de eerste toon en de rechter antwoordtoets ingedrukt als zij dachten dat de tweede toon lager was dan de eerste toon. Zij hebben niet goed begrepen hoe de taak moest worden gedaan. Daarom is er voor gekozen om de analyse nogmaals uit te voeren na het verwijderen van de vier deelnemers aangezien dit het effect onterecht groter zou kunnen hebben gemaakt.

Na het verwijderen van de vier deelnemers bleek dat er nog steeds een significant positief effect was van fase op goede of foute antwoorden, t(68.0)=3.516, p=.001, met een verschil van .03 meer goede antwoorden in fase 1 in vergelijking tot fase 2 (zie afbeelding 5).

(13)

Ook begonnen de deelnemers gemiddeld, in fase 0, op .81, dit is nog steeds significant anders dan 0, t(67.6)=62.54, p<.001. Dit houdt in dat de deelnemers meer goede antwoorden hadden in fase 0 dan een fout antwoord (Hoe dichter bij 1, hoe meer goede antwoorden). Ook bleef er significante spreiding (.01) tussen deelnemers in fase 0, Wald Z=5.10, p<.001, en een

significante spreiding (.002) tussen deelnemers in het effect van fase en het aantal goede antwoorden, Wald Z=3.01, p=.003.

Afbeelding 7: Verschil in goede/foute antwoorden tussen fase 0 en 1 na verwijderen van vier deelnemers

Exploratieve analyses

Voor de exploratieve between-subject design hypotheses is er gekeken of de interactie

effecten van leeftijd, muzikant zijn en sekse invloed hebben op de reactietijden tussen de twee fases. Allen bleken niet significant (leeftijd: F(1,57.6)=0.34, p=.56; muzikant:

F(2,59.9)=1.12, p=.34; geslacht: F(1,58.0)=1.73, p=.19).

Ook is er voor de exploratieve between-subject design hypotheses gekeken of de interactie effecten van leeftijd, muzikant zijn en sekse invloed hebben op het aantal goede of

(14)

foute antwoorden tussen de twee fases. Allen bleken niet significant (leeftijd: F(1,58.4)=0.06, p=.81; muzikant: F(2,60.7)=0.68, p=.55; sekse: F(1,58.8)=1.27, p=.27).

Discussie

In dit onderzoek werd gevonden dat het krijgen van extra informatie een positieve invloed heeft op het gebruiken van deze informatie. Dit werd geconcludeerd aan de hand van dat de deelnemers een langere reactietijd hadden bij het krijgen van extra informatie dan als ze deze extra informatie niet kregen. Ook werd er gevonden dat het krijgen van extra informatie een positieve invloed heeft op juiste beslissingen maken. Dit werd geconcludeerd aan de hand van dat de deelnemers meer goede antwoorde gaven als ze extra informatie kregen dan als ze dit niet kregen. Deze resultaten sluiten aan bij de hypothese dat mensen extra informatie

gebruiken bij het nemen van beslissingen en dat dit leidt tot iets betere beslissingen dan als zij die extra informatie niet hebben.

Ook werd er in dit onderzoek gevonden dat geen van de onderzochte exploratieve hypotheses aangenomen kond worden. Dit houdt in dat er geen verschil was tussen mannen en vrouwen, oud en jong en wel of niet muzikaal zijn en op het gebruiken van deze informatie en het nemen van meer juiste beslissingen.

Als vervolgonderzoek zich zou richten op verschillen tussen muzikanten en niet-muzikanten, dan wordt aangeraden om een groter aantal deelnemers te gebruiken dan in dit onderzoek. Aangezien dit niet het belangrijkste deel van dit onderzoek was werd er gekozen om een alleen een groot effect te kunnen vinden en dit grote effect lijkt er niet te zijn. Vervolgonderzoek zou zich daarom kunnen richten op een medium effect vinden.

Een ander punt van aandacht voor vervolgonderzoek is het feit dat de testafname niet volledig gestandaardiseerd was. Doordat het onderzoek is gedaan door vier verschillende onderzoekers zonder vast protocol van bijvoorbeeld houding ten opzichte van de deelnemer of

(15)

precieze instructies voor hoe het onderzoek werd afgenomen bij de deelnemer, zou het kunnen zijn dat deelnemers op een andere manier behandeld zijn. Bij bepaalde deelnemers heeft de ene onderzoeker de instructies op het scherm voorgelezen andere deelnemers hebben de instructies zelf gelezen. Dit zou er voor gezorgd kunnen hebben dat de ene deelnemer het onderzoek beter heeft begrepen dan een ander. Echter is dit gedaan om te proberen iedere deelnemer het onderzoek even goed te laten begrijpen. Als de onderzoekers het idee kregen dat de deelnemers het voorlezen nodig hadden dan deden ze dit. Ook hebben alle deelnemers uiteindelijk allemaal dezelfde instructies gekregen.

Ook zou het interessant zijn om te onderzoeken of mensen hun eigen besluit afzetten tegen de extra informatie of dat ze de informatie zonder na te denken overnemen. Er is in dit onderzoek gebleken dat mensen informatie gebruiken en hierdoor meer juiste beslissingen maken. Binnen dit onderzoek was echter niet zichtbaar hoe mensen tot hun antwoord

kwamen. Door in vervolgonderzoek bijvoorbeeld de deelnemers eerst een beslissing te laten maken en vervolgens pas de extra informatie zichtbaar te maken en hierna de deelnemers weer dezelfde beslissing te laten maken kan worden onderzocht of het antwoord wordt veranderd door het antwoord op het scherm.

Concluderend is er gevonden dat mensen gebruik maken van extra informatie bij het maken van beslissingen en dat deze er ook toe leiden dat mensen meer juiste beslissingen maken.

(16)

Literatuurlijst

Buss, E., Taylor, C. N., & Leibold, L. J. (2014). Factors affecting sensitivity to frequency change in school-age children and adults. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 57(5), 1972-1982.

Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A. G. (2009). Statistical power analyses using G*Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses. Behavior Research Methods, 41, 1149-1160.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (4th Ed.). Thousand Oaks: Sage Publications. ISBN:9781446249185

Fleisig, D. (2011). Adding information may increase overconfidence in accuracy of knowledge retrieval. Psychological reports, 108(2), 379-392.

Giraldeau, L. A., Valone, T. J., & Templeton, J. J. (2002). Potential disadvantages of using socially acquired information. Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 357(1427), 1559-1566.

Laland, K. N. (2004). Social learning strategies. Animal Learning & Behavior, 32(1), 4-14. Morgan, T. J., Laland, K. N., & Harris, P. L. (2015). The development of adaptive

conformity in young children: effects of uncertainty and consensus. Developmental science, 18(4), 511-524.

Morgan, T. J. H., Rendell, L. E., Ehn, M., Hoppitt, W., & Laland, K. N. (2012). The evolutionary basis of human social learning. Proceedings of the Royal Society of London B: Biological Sciences, 279(1729), 653-662.

Mulder, M. J., Keuken, M. C., van Maanen, L., Boekel, W., Forstmann, B. U., & Wagenmakers, E. J. (2013). The speed and accuracy of perceptual decisions in a random-tone pitch task. Attention, Perception, & Psychophysics, 75(5), 1048-1058. Scherer, K., & Grandjean, D. (2008). Facial expressions allow inference of both emotions and

(17)

their components. Cognition & Emotion, 22, 789–801. doi:10.1080/02699930701516791

Shanks, D. R., Tunney, R. J., & McCarthy, J. D. (2002). A re‐examination of probability matching and rational choice. Journal of Behavioral Decision Making, 15(3), 233-250. Starreveld, P. A. (2012). Verslaglegging van psychologisch onderzoek (3e druk).

Amsterdam: Boom. ISBN: 9789059318359.

van Bergen, Y., Coolen, I., & Laland, K. N. (2004). Nine-spined sticklebacks exploit the most reliable source when public and private information conflict. Proceedings of the Royal Society of London, Series B: Biological Sciences,271(1542), 957-962.

(18)

Bijlage 1: Vragenlijst na het onderzoek

Vragenlijst na het onderzoek Wat is uw geslacht?

⏪Man ⏪Vrouw

Hoe oud bent u? …….. jaar

Speelt u een muziekinstrument? ⏪Ja

⏪Nee

Als u “Ja” op de vorige vraag heeft geantwoord, welk(e) muziekinstrument(en)? ………...

Heeft u zangles? ⏪Ja

⏪Nee

Kunt u muzieknoten lezen of bent u dit op dit moment aan het leren? ⏪Ja

⏪Nee

Wat denkt u dat het doel van het onderzoek was?

……….. ……….. ……….. ………..

Heeft u bij het maken van uw beslissingen gebruik gemaakt van het antwoord op het beeldscherm?

⏪Ja ⏪Nee

Als u “Ja” op de vorige vraag heeft geantwoord, om welke reden deed u dit? ……….. ……….. ………..

(19)

Bijlage 2: toestemmingsformulier voor volwassenen TOESTEMMINGSVERKLARING

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar u aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure.

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Facultaire Commissie Ethiek (FMG-UvA), Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam.

Heeft u epilepsie? ⏩ Ja

⏩ Nee

Heeft u last van ernstige gehoor of gezichtsproblemen die belemmerend zouden kunnen zijn voor het lezen van woorden of het horen van tonen?

⏩ Ja ⏩ Nee

[DEELNEMER]

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor deelname aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoud ik het recht op ieder door mij gewenst moment te stoppen met het experiment.”

Aldus in tweevoud getekend:

Datum:

………... ……… naam proefpersoon handtekening

(20)

[ONDERZOEKER]

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

Datum:

………... ……… naam onderzoeker handtekening

(21)

TOESTEMMINGSVERKLARING

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar uw kind aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure.

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Facultaire Commissie Ethiek (FMG-UvA), Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam.

Heeft uw kind epilepsie? ⏩ Ja

⏩ Nee

Heeft uw kind last van ernstige gehoor of gezichtsproblemen die belemmerend zouden kunnen zijn voor het lezen van woorden of het horen van tonen?

⏩ Ja ⏩ Nee

[OUDER DEELNEMER]

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor de deelname van mijn kind aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoudt mijn kind het recht op ieder gewenst moment te stoppen met het experiment.”

Aldus in tweevoud getekend:

Datum:

………... ……… naam proefpersoon handtekening

(22)

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

Datum:

………... ……… naam onderzoeker handtekening

(23)

INFORMATIE BROCHURE VOOR DEELNEMERS AAN ONDERZOEK “TONEN ONDERSCHEIDEN MET EXTRA INFORMATIE”

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden.

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om na te gaan hoe mensen verschillende soorten informatie verwerken bij het maken van een beslissing. Dit doen we door mensen tonen te laten onderscheiden aan de hand van een computertaak.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

In dit experiment krijgt u op de computer tonen te horen, die overeenkomen met de tonen zoals je die hoort in spraak, qua toonhoogte en volume. Deze tonen worden niet als storend ervaren. De taak is om aan te geven of de tweede toon hoger of lager is dan de eerste toon. Dit doet u door middel van een toetsenbord. Het onderzoek zal ongeveer 20 minuten duren met een pauze.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

VRIJWILLIGHEID

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

(24)

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam.

(25)

Bijlage 5: Informatiebrochure voor ouders

INFORMATIE BROCHURE VOOR DEELNEMERS AAN ONDERZOEK “TONEN ONDERSCHEIDEN MET EXTRA INFORMATIE”

Geachte ouders/verzorgers,

De school van uw kind verleent medewerking aan een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (Afdeling Psychologie). Over dit onderzoek wordt u hieronder nader geïnformeerd. Het betreft onderzoek waarvoor de deelname van kinderen in de leeftijd van 7-16 onontbeerlijk is. In het algemeen vinden de kinderen het leuk om aan dergelijk onderzoek mee te doen. De schoolleiding vindt medewerking aan het onderzoek nuttig, en acht deelname van uw kind niet strijdig met de belangen van het kind of van de school.

Het onderzoek vindt plaats op school en er wordt rekening gehouden met het lesrooster van de kinderen. Het onderzoek start op eind februari 2016. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u derhalve het onderstaande s.v.p. zorgvuldig door.

Indien u geen bezwaar heeft tegen deelname van uw kind aan dit onderzoek, dan vragen wij u het toestemmingsfomulier in te vullen, te ondertekenen en aan de schoolleiding of aan de onderzoekers te geven (zie de toestemmingsverklaring).

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om na te gaan hoe mensen verschillende soorten informatie verwerken bij het maken van een beslissing. Dit doen we door mensen tonen te laten onderscheiden aan de hand van een computertaak.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

In dit experiment krijgt uw kind op de computer tonen te horen, die overeenkomen met de tonen zoals je die hoort in spraak, qua toonhoogte en volume. Deze tonen worden niet als storend ervaren. De taak is om aan te geven of de tweede toon hoger of lager is dan de eerste toon. Dit doet uw kind door middel van een toetsenbord. Het onderzoek zal ongeveer 20 minuten duren met een pauze.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor nadere analyse en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van de persoonsgegevens van uw kind, en blijft de anonimiteit van uw kind gewaarborgd.

(26)

VRIJWILLIGHEID

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u of uw kind hebben. Als uw kind tijdens het onderzoek zelf besluit zijn/haar medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolgen hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van de gegevens van uw kind intrekken. Uw kind kan zijn/haar medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht uw kind haar/zijn medewerking staken, of mocht u binnen 24 uur uw toestemming intrekken, dan zullen de gegevens van uw kind worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

VERZEKERING

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor de gezondheid of veiligheid van uw kind met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deelnemen aan het netwerk levert warme contacten en daarmee kortere lijnen in praktijk, groei in kennis van de ondersteuningsmogelijkheden en de sociale kaart. Deelnemers hebben

• Website met de checklist voor respijtzorg van Steunpunt Mantelzorg Verlicht Eindhoven: Steunpunt Mantelzorg Verlicht Eindhoven: Vervangende zorg. • De puzzel

• Richtlijn mantelzorgondersteuning en Zorgladder mantelzorg: Coronacrisis: hoe ondersteunen we mantelzorgers in de thuissituatie.

• Meer weten wat je als organisatie kunt doen om de digitale vaardigheid te vergroten onder je medewerkers. Bekijk dan deze site voor informatie en

CONTACTPERSOON 1 in noodgeval NAAM EN

U ontvangt geen vergoeding voor schade die is ontstaan terwijl uw motorfiets werd bestuurd door een persoon:?. die niet rijbevoegd was, bijvoorbeeld omdat hij geen geldig

U ontvangt geen vergoeding voor schade die is ontstaan terwijl uw auto werd bestuurd door een persoon:.. • die niet rijbevoegd was, bijvoorbeeld omdat hij geen geldig rijbewijs

Deze kosten krijgt u alleen vergoed als u uw auto (tijdelijk) niet meer kunt gebruiken door een van de oorzaken in het artikel Omvang van de dekking.. Artikel 2.3