• No results found

Leidt de toename van slaaptekort tot problemen met het geheugen? : de invloed van slaap op het korte- en langetermijngeheugen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leidt de toename van slaaptekort tot problemen met het geheugen? : de invloed van slaap op het korte- en langetermijngeheugen"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Leidt de Toename van Slaaptekort tot Problemen met het Geheugen?

De Invloed van Slaap op het Korte- en Langetermijngeheugen Veronique de Vries

Universiteit van Amsterdam Studentnummer: 10548939

Begeleid door: N. de Vent & I. Groot

Bachelorproject Klinische Neuropsychologie Aantal woorden: 5295

(2)

2 Leidt de Toename van Slaaptekort tot Problemen met het Geheugen?

De Invloed van Slaap op het Korte- en Langetermijngeheugen Veronique de Vries

Universiteit van Amsterdam

Abstract

Veel Nederlanders lijden aan slapeloosheid. Dit kan resulteren in problemen in verschillende cognitieve functies. In dit onderzoek werd de invloed van slaap op het korte- en langetermijngeheugen en de verschillen tussen deze invloeden onderzocht bij 175 gezonde personen. De voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor de prestatie op het korte- en

langetermijngeheugen werd getoetst. Slaap vormde geen significante voorspeller voor het korte- en langetermijngeheugen. Verschillen in deze invloeden zijn daarom niet relevant. Slaap is dus niet van invloed op het geheugen in de gezonde populatie. De toegenomen slapeloosheid en

slaperigheid overdag lijken niet te leiden tot achteruitgang van het geheugen. Meer onderzoek wordt echter geadviseerd, waarbij uitdagendere

geheugentest worden gebruikt en personen met een mindere kwaliteit van slaap beter gerepresenteerd zijn.

(3)

3 Inhoudsopgave

De invloed van slaap op het korte- en langetermijngeheugen pag. 4

Slaap en cognitie pag. 4

De invloed van slaap op het kortetermijngeheugen pag. 6 De invloed van slaap op het langetermijngeheugen pag. 7 Verschillen in de invloeden van slaap op het korte-

en langetermijngeheugen pag. 9

Huidig onderzoek pag. 10

Methode pag. 11 Deelnemers pag. 11 Materialen pag. 12 Procedure pag. 14 Data-analyse pag. 15 Resultaten pag. 18 Assumpties pag. 19

De voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor de

prestatie op het kortetermijngeheugen pag. 20 De voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor de

prestatie op het langetermijngeheugen pag. 21 Verschillen in de voorspellende waardes van kwaliteit van

slaap voor de prestatie op het korte- en langetermijngeheugen pag. 22

Discussie pag. 23

(4)

4 In onze drukke prestatiemaatschappij worden we beloond voor inspanning, niet voor ontspanning. Er wordt veel belang gehecht aan het bereiken van succes. Iedere dag werken we hier weer hard voor. Smartphones en email zorgen ervoor dat we continue beschikbaar zijn en stress ligt op de loer. Hierdoor is het niet altijd vanzelfsprekend om genoeg rust te vinden en goed te slapen (McEwen, 2008). Van de volwassenen in Nederland heeft maar liefst 20 tot 30% last van slapeloosheid (Knuistingh Neven et al., 2005). Ook is ongeveer een derde van de Nederlanders overdag overmatig slaperig (Janssen, de Vries, Verstappen, & de Leijer, 2011). De grote hoeveelheid mensen die lijden aan een gebrek aan slaap is reden tot zorgen. Tijdens de slaap vinden er allerlei fysiologische herstelprocessen plaats. Een tekort aan slaap belemmert dit (Talamini, 2010). Het leidt daardoor tot ziekteverzuim, minder alerte werknemers en bedrijfsongevallen. Ook heeft slaaptekort schadelijke effecten op de gezondheid, het vormt onder andere een risicofactor voor het

ontwikkelen van hartziekten en diabetes (Mullington et al., 2009) en psychiatrische aandoeningen (Wulff, Gatti, Wettstein, & Foster 2010). Het gebrek aan slaap onder Nederlanders vormt hiermee een grote kostenpost voor onze maatschappij (Christian & Ellis, 2011).

Slaap en cognitie

Ook de cognitieve functies gaan achteruit als gevolg van slaaptekort. Dit leidt onder andere tot minder inzicht, minder alertheid, achteruitgang in motorische reacties en ongeremder gedrag (Ellenbogen, 2005). Een essentieel cognitief domein waarop slaap zijn invloed uitoefent, is het geheugen (Diekelmann, Wilhelm, & Born, 2009). Dagelijks doen we een groot beroep op ons geheugen, zoals tijdens het

(5)

5 bedenken van de benodigde boodschappen in de supermarkt, het herinneren van een naam of het volgen van een eerder gelopen route. Het geheugen betreft het

vermogen om informatie te onthouden.

Het geheugen kent verschillende stadia. Acquisitie verwijst naar het verwerven van nieuwe informatie tijdens het leren en de codering ervan in een geheugenspoor, oftewel de vorming van het geheugen. Vervolgens wordt tijdens het stadium van consolidatie het nieuw gecodeerde geheugen gestabiliseerd, de

informatie wordt opgeslagen. Opgeslagen herinneringen kunnen later worden teruggehaald tijdens het proces van recollectie (Havekes, Vecsey, & Abel, 2012).

Naast de verschillende stadia, kan het geheugen ook grofweg onderverdeeld worden in het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen. Het

kortetermijngeheugen omvat het vermogen om een gelimiteerde hoeveelheid

informatie tijdelijk, tot enkele minuten, vast te houden. Zolang de informatie zich in het kortetermijngeheugen bevindt is het gemakkelijk terug te halen. Het

langetermijngeheugen omvat de grote opslag van kennis en eerdere gebeurtenissen voor langere tijd. Dit kan minuten tot jaren zijn. Nadat de informatie in het

kortetermijngeheugen wordt geconsolideerd, ligt het vast in het langetermijngeheugen (Cowan, 2008).

Waar precies de grens ligt tussen het korte- en langetermijngeheugen is omstreden. In dit onderzoek wordt de informatie die binnen 5 minuten na het leren herinnerd wordt, beschouwd als onderdeel van het kortetermijngeheugen. Alles wat na deze periode wordt herinnerd, is afkomstig uit het langetermijngeheugen

(6)

6 De invloed van slaap op het kortetermijngeheugen

De invloed van slaap op het kortetermijngeheugen komt duidelijk naar voren tijdens geheugentaken. De reden hiervoor is dat een gebrek aan slaap leidt tot

verminderde mogelijkheid tot leren (Durmer & Dinges, 2005). Het verwerven of tot zich nemen van informatie wordt bemoeilijkt. Personen met slaaptekort presteren hierdoor slechter op geheugentaken dan personen met een goede nachtrust (Goel, Rao, Durmer, & Dinges, 2009). Onderzoek van Chee en Chuah toonde hetzelfde resultaat (2007, 2008).

Ook is te zien dat wanneer men overdag kort slaapt, dit het daaropvolgende leren verbetert ten aanzien van wanneer men wakker is gebleven in de tijd

voorafgaand aan het leren (Mander et al., 2011). Recenter onderzoek bevestigt dit. Het doen van een dutje voordat geleerd wordt, verbetert het daaropvolgende leren en leidt tot betere prestaties op een geheugentest na een nacht met korte slaapduur (Antonenko et al., 2013). Geheugenfuncties worden dus gedurende de dag beïnvloed door de slaapduur van de nacht ervoor.

De verminderde korte-termijnreproductie als gevolg van slaaptekort wordt verklaard door problemen die ontstaan tijdens de vorming van het geheugen, in het stadium van acquisitie. (Durmer & Dinges, 2005). Ook in het review van Walker en Stickgold (2006) worden verschillende onderzoeken aangehaald die aantonen dat het slechtere geheugen resultaat is van beperkte codering van de herinneringen. Een gebrek aan slaap doet dus afbreuk aan de capaciteiten die betrokken zijn bij het toevoegen van nieuwe ervaringen aan het geheugen. Slaap voorafgaand aan het leren blijkt op deze manier essentieel te zijn voor het voorbereiden van het brein op het vormen van nieuw geheugen (Yoo et al., 2007).

(7)

7 De invloed van slaap op het langetermijngeheugen

Verschillende onderzoeken bevestigen dat slaap een bevorderlijke effect heeft op consolidatie van het geheugen (Diekelmann & Born, 2010) en dat een verstoorde slaap leidt tot verminderde consolidatie van het geheugen tijdens de slaap

(Diekelmann, Wilhelm, & Born, 2009). Consolidatie is noodzakelijk om informatie vanuit het kortetermijngeheugen op te slaan in het langetermijngeheugen (Eling, 2014). Hierbij speelt de hippocampus een belangrijke rol. Onderzoek toont aan dat slaaptekort het functioneren van de hippocampus belemmert. Dit heeft als gevolg dat

long term potentiation (LTP) in de hippocampus wordt verzwakt (Havekes, Vecsey, &

Abel, 2012). LTP wordt gezien als het leerproces op celniveau. Informatie wordt van cel tot cel overgebracht door elektrische signalen. Met LTP wordt bedoeld dat

wanneer een zenuwcel wordt gestimuleerd door een reeks van zulke signalen, de cel hierna al bij een lagere stimulatie in staat is om de volgende cel te activeren. Dit vermogen blijft voor langere tijd bestaan. Verzwakking van LTP leidt tot

verzwakking van de informatieoverdracht. Dit resulteert in verminderde

consolidatie van het geheugen (Havekes, Vecsey, & Abel, 2012). De informatie is hierdoor beperkter beschikbaar in het langetermijngeheugen (Gais, Lucas, & Born, 2006).

Ook gedurende het proces van recollectie lijkt slaap zijn invloed uit te oefenen. Tijdens de recollectie van eerder geleerde informatie, wordt de bestaande

herinnering labiel. Op deze manier kunnen veranderingen optreden in de

herinnering. Vervolgens wordt door het proces van reconsolidatie de herinnering weer stabiel gemaakt (Alberini, 2005). Gesuggereerd wordt dat slaap mogelijk van invloed is op het vermogen tot reconsolidatie van het geheugen (Walker & Stickgold,

(8)

8 2006). Dit zou betekenen dat de informatie die opgehaald wordt uit het

langetermijngeheugen onjuist kan zijn, doordat de herinnering labiel geworden is. Gebrekkige slaap kan op deze manier leiden tot een minder accuraat

langetermijngeheugen.

Eerder is al aangehaald dat door gebrekkige slaap herinneringen minder goed worden gecodeerd (Walker & Stickgold, 2006) en vorming van het geheugen wordt belemmerd (Durmer & Dinges, 2005). Dit effect blijft echter niet beperkt tot het kortetermijngeheugen, maar komt ook naar voren in het langetermijngeheugen. Hier zijn immers dezelfde processen nodig voor het vormen van de herinneringen. De problemen zijn al ontstaan tijdens de acquisitie van het kortetermijngeheugen, waardoor de informatie uiteindelijk niet goed kan worden opgeslagen in het

langetermijngeheugen. De informatie zal daardoor verminderd beschikbaar zijn voor recollectie uit het langetermijngeheugen. Slaap lijkt dus een effect uit te oefenen op het langetermijngeheugen via de processen van acquisitie, consolidatie en

reconsolidatie.

In het bestaande onderzoek naar het langtermijngeheugen, is voornamelijk bekeken wat de invloed van slaap is na het aanleren van de nieuwe informatie. Het effect van slaap op de consolidatie die gedurende de nacht plaatsvindt is veel onderzocht. Na een nacht van korte of lange slaapduur wordt bekeken hoe goed de informatie is opgeslagen en herinnerd kan worden. Het is echter ook interessant om te onderzoeken wat slaap in zijn algemeen voor effect heeft op het

langetermijngeheugen. Hierbij kan onderzocht worden wat de invloed is van slaap wanneer dezelfde dag als het aanleren van de informatie, deze ook weer herinnerd

(9)

9 wordt. In plaats van het kijken naar de rol slaap tijdens het opslaan van de

informatie, wordt dan gekeken naar de rol van slaap voorafgaand aan het opslaan.

Verschillen in de invloeden van slaap op het korte- en langetermijngeheugen Zoals eerder beschreven kunnen het korte- en langetermijngeheugen beiden worden aangedaan door een slaaptekort, doordat acquisitie mogelijk minder goed plaatsvindt. Dit leidt tot een verminderd vermogen tot vorming van het geheugen. Slaap kan ook van invloed zijn op de mechanismen consolidatie en reconsolidatie. Het langetermijngeheugen wordt daardoor wellicht nog verder beperkt als gevolg van slaaptekort. Ook onderzoek van Wang (2009) lijkt erop te wijzen dat slaap voornamelijk van invloed is op het langetermijngeheugen.

Verdere aanwijzingen voor een sterkere achteruitgang in het

langetermijngeheugen dan in het kortetermijngeheugen als gevolg van slechte slaap zijn te vinden wanneer ervanuit wordt gegaan dat een gelimiteerde hoeveelheid informatie in de focus van de aandacht kan worden vastgehouden (Jonides et al., 2008). Deze informatie is onmiddellijk beschikbaar voor cognitieve reproductie en kan makkelijk uit het kortetermijngeheugen opgehaald worden. De informatie is echter onderhevig aan vergeten als gevolg van tijd en zal geconsolideerd moeten worden om niet verloren te gaan (Jonides et al., 2008). Het is daarom denkbaar dat korte-termijn herinneringen makkelijker zijn terug te halen ondanks slechte

slaapkwaliteit, doordat deze op dat moment nog in de focus van de aandacht liggen. Na het verstrijken van tijd zullen deze echter uit de focus zijn verdwenen en is slaapgevoelige consolidatie vereist om de herinneringen langer te kunnen bewaren.

(10)

10 Zo zou slaap dus meer invloed uit kunnen oefenen op de recollectie uit het

langetermijngeheugen dan uit het kortetermijngeheugen.

Het nog niet expliciet onderzocht of slaap een sterker effect heeft op het langetermijngeheugen dan op het kortetermijngeheugen. Gezien de huidige evidentie is het denkbaar dat de invloeden die slaap heeft op het korte- en

langetermijngeheugen verschillen in sterkte. Het korte- en langetermijngeheugen worden namelijk beiden aangedaan door verminderde acquisitie van het geheugen, maar voor het langetermijngeheugen is ook consolidatie noodzakelijk, een proces waar slaap veel invloed op heeft. Om deze reden is het interessant deze invloeden met elkaar te vergelijken.

Huidig onderzoek

In dit onderzoek wordt de invloed van kwaliteit van slaap op het korte- en langetermijngeheugen onderzocht in de gezonde populatie. In eerdere studies naar de invloed van slaap op het geheugen is dit effect voornamelijk in de experimentele setting onderzocht. Een hele nacht van slaaponthouding komt normaal gesproken echter niet voor onder gezonde personen. Interessant is daarom om te onderzoeken of juist het normale slaapgedrag onder de gezonde populatie van invloed is op het geheugen. Omdat de ene persoon meer uren slaap nodig heeft dan een ander om overdag goed te kunnen functioneren en zich niet slaperig te voelen, is in dit

onderzoek gekozen om te kijken naar de rol van de kwaliteit van slaap. De kwaliteit van slaap omvat zowel kwantitatieve aspecten, zoals slaapduur, als meer subjectieve aspecten, zoals de ervaren rust (Buysse et al., 1989).

(11)

11 Verwacht wordt dat een gebrekkige kwaliteit van slaap leidt tot een

verminderd vermogen van het kortetermijngeheugen. Dit zou betekenen dat kwaliteit van slaap een voorspellende waarde heeft voor de prestatie op het kortetermijngeheugen. Ook wordt een verminderd vermogen van het

langetermijngeheugen verwacht ten gevolge van een gebrekkige kwaliteit van slaap. Dit zou dan terug te zien zijn in een voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor prestatie op het langetermijngeheugen.

Tenslotte wordt onderzocht of er verschillen zijn tussen de invloeden die kwaliteit van slaap heeft op het korte- en het langetermijngeheugen. Gebaseerd op eerder onderzoek wordt verondersteld dat het langetermijngeheugen sterker beperkt zal zijn bij een gebrekkige kwaliteit van slaap dan het kortetermijngeheugen. De reden hiervoor is dat slaap van invloed kan zijn op de processen van acquisitie, consolidatie en reconsolidatie. De invloed van slaap op de acquisitie zal zowel in het korte- als langetermijngeheugen naar voren komen, maar de invloed op consolidatie en reconsolidatie is alleen in het langetermijngeheugen terug te zien. Dit zou tot uiting komen als een sterkere voorspellende waarde van kwaliteit van slaap op de prestatie op het langetermijngeheugen dan op de prestatie op het

kortetermijngeheugen.

Methode Deelnemers

Aan dit onderzoek deden 175 volwassenen mee in de leeftijd van 18 tot 86 jaar. Zij werden geworven door de negen testonderzoekers. De deelnemers betroffen om deze reden voornamelijk persoonlijke kennissen van de testonderzoekers. Onder de

(12)

12 deelnemers waren meerdere (bio)psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam uit verschillende jaren. Zij ontvingen twee proefpersoonpunten voor hun deelname. Voor de overige deelnemers was geen beloning beschikbaar.

Als inclusiecriteria werd gesteld dat de deelnemer minimaal 18 jaar dient te zijn. Het lijden aan een aandoening van het centrale zenuwstelsel en slechtziendheid of slechthorendheid die dermate ernstig is dat de tests niet goed kunnen worden gemaakt vormden exclusiecriteria.

Materialen

Om kwaliteit van slaap te meten werd de Nederlandse vertaling van de

Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) gebruikt. De PSQI (Buysse, Reynolds, Monk,

Berman, & Kupfer, 1989) bevat vragen over het slaapgedrag en de kwaliteit van de slaap. Voorbeelden van items zijn: ‘Hoe zou u uw slaapkwaliteit van de afgelopen maand gemiddeld inschalen?’ en ‘Hoe vaak heeft u gedurende deze maand

problemen met slapen gehad omdat niet binnen 30 minuten in slaap kan vallen?’. De PSQI is verdeeld in zeven componenten. Elk component wordt gescoord op een 4-puntsschaal, waarbij 0 geen probleem representeert en 3 een groot probleem. Er wordt een totaalscore berekend door de scores van ieder component op te tellen, welke loopt van 0 tot 21. Hogere scores wijzen op een slechtere slaapkwaliteit. Voor de PSQI is een test-hertestcorrelatie gevonden van 0,85. Wat betreft de

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid werd een totale kappa van 0,75 gevonden (Buysse et al., 1989).

De Rey Complex Figure Test (RCFT) is een test om het visueel ruimtelijk

(13)

13 waarbij de eerste opdracht is om deze na te tekenen. Drie minuten na het natekenen van de figuur wordt de proefpersoon gevraagd de figuur uit het hoofd tekenen. Dit vormt de kortetermijnreproductie van de test. Vervolgens wordt na een interval van 30 minuten de proefpersoon opnieuw gevraagd om het figuur uit het hoofd te tekenen, wat de langetermijnreproductie representeert. De proefpersoon wordt echter niet verteld dat na het natekenen nog twee reproducties uit het geheugen volgen. Op basis van de onderdelen die juist zijn onthouden, wordt voor beide condities een score berekend van minimaal 0 en maximaal 36 punten. De

test-hertestcorrelatie van de RCFT is 0,76 voor de kortetermijnreproductie en 0,89 voor de langetermijnreproductie. Wat betreft de begripsvaliditeit werd er een correlatie tussen het korte- en langetermijngeheugen gevonden van 0,89 (Bouma, Mulder, Lindeboom, & Schmand, 2012). De interne consistentie bedraagt 0,80 voor de

onmiddellijke reproductie en 0,82 voor de uitgestelde reproductie (Meyers & Meyers, 1995).

De Location Learning Test (LLT) is een test om het visueel ruimtelijk geheugen te meten. De LLT (Bucks, Willison, & Byrne, 2000) bestaat uit een stimuluskaart met daarop afgebeeld een 5x5 rooster met op specifieke locaties zwart-wit plaatjes van tien alledaagse voorwerpen. De proefpersoon krijgt vijf leertrials de tijd om de locatie van de 10 objecten te leren. Tijdens de leertrial wordt de stimuluskaart 15 seconden lang aan de proefpersoon gepresenteerd. Vervolgens dient de proefpersoon

afbeeldingskaartjes van de voorwerpen op de juiste locatie te leggen in een testkaart met daarop afgebeeld een 5x5 rooster zonder afbeeldingen. De prestatie op deze vijf trials vormt de kortetermijnreproductie. Het aantal verplaatsingsfouten van de trials

(14)

14 bij elkaar opgeteld representeert de score. Dertig minuten na de vijf leertrials volgt een uitgestelde test. Dit vormt de langetermijnreproductie. Wederom wordt hier het aantal verplaatsingsfouten geteld om de score op te stellen. Er is geen tijdslimiet en zelfcorrecties zijn toegestaan. De test-hertestcorrelatie van de LLT is 0,66. Voor de begripsvaliditeit werden correlaties gevonden tussen -0,46 en -0,38 met de Rey

Auditory Verbal Learning Test (Kessels, Nys, Brands, van den Berg, & Van Zandvoort,

2006).

Procedure

De deelnemers werden geïnformeerd over het door de ethische commissie goedgekeurde onderzoek, waarna zij schriftelijk toestemming gaven tot deelname aan het onderzoek. De deelname aan het onderzoek was volledig vrijwillig en kon op elk moment gestaakt worden. Ook tot 24 uur na het onderzoek konden deelnemers hun toestemming voor het gebruik van hun gegevens nog intrekken. De tests waren onderdeel van een grotere testbatterij van neuropsychologische onderzoeken uit het project “Advanced Neuropsychological Diagnostics Infrastructure”. De data van deze tests wordt gebruikt om een normatieve database te maken voor gebruik in de

kliniek (ANDI, z.j.). De testonderzoekers waren derdejaars psychologiestudenten die hun bachelorthese schreven omtrent dit onderzoek.

Afname van het onderzoek vond plaats in een rustige ruimte op de

Universiteit van Amsterdam, bij de deelnemer thuis of bij de testonderzoeker in huis. Er werd begonnen met de RCFT. De tijd tot de uitgestelde reproducties werd gevuld met de uitvoering van andere tests uit de batterij, waaronder de PSQI. Na de tweede uitgestelde reproductie en een korte pauze volgde de afname van de LLT. Wederom

(15)

15 werd de tijd tot de uitgestelde reproducties gevuld met de uitvoering van andere tests. Het afnemen van de gehele testbatterij nam per persoon ongeveer anderhalf uur in beslag. De individuele scores van de deelnemers werden niet aan hen teruggekoppeld.

Data-analyse

De statistische analyses worden uitgevoerd met SPSS Statistics versie 23 (IBM Corp, 2015). Op basis van aanwezigheid van een aandoening van het centrale

zenuwstelsel en slechtziendheid of slechthorendheid die dermate ernstig is dat de tests niet goed konden worden gemaakt, zullen personen worden uitgesloten van de verdere analyses. Observaties met gestandaardiseerde residuen, gecontroleerd voor leeftijd, sekse en opleidingsniveau, meer dan 3 standaarddeviaties afwijkend van het gestandaardiseerde gemiddelde worden beschouwd als uitbijters (Howell, Rogier, Yzerbyt, & Bestgen, 1998) en zullen tevens niet mee worden genomen in de analyses.

Het opleidingsniveau wordt gescoord volgens het coderingssysteem van Verhage (1964), zie tabel 1.

Er worden indexscores gemaakt voor het kortetermijngeheugen (KTG) en het langetermijngeheugen (LTG). Voor het KTG wordt van de LLT en RCFT een

combinatie gemaakt van de scores op de kortetermijnreproductie, de gespiegelde score van de immediate recall van de RCFT en het aantal fouten op trial 1 tot en met 5 van de LLT. Beiden worden eerst omgescoord naar z-scores voordat ze worden samengevoegd. De score op de RCFT wordt gespiegeld door het aantal behaalde punten af te trekken van het maximaal te behalen punten. Voor de indexscores van het LTG worden de scores op de langetermijnreproductie van de tests

(16)

16 samengenomen, de gespiegelde score van de delayed recall van de RCFT en het aantal fouten op het delayed onderdeel van de LLT. Ook hierbij worden de scores eerst omgescoord naar z-scores voordat ze worden samengevoegd. Hoe hoger de indexscore, des te slechter is het geheugen.

Tabel 1

Om te toetsen of kwaliteit van slaap een voorspellende waarde heeft voor de prestatie op het korte- en langetermijngeheugen wordt een multipele regressie analyse uitgevoerd met de PSQI-score als predictorvariabele en leeftijd,

opleidingsniveau, sekse en alcoholconsumptie als covariaten. Het KTG en LTG worden als uitkomstvariabelen genomen. De demografische gegevens

opleidingsniveau, leeftijd en sekse houden mogelijk verband met de score op het geheugen (Bouma, et al., 2012), daarom worden deze als coviariaat meegenomen.

(17)

17 Omdat het geheugen achteruitgaat als gevolg van alcoholconsumptie (Oscar-Berman & Marinković, 2007) wordt getoetst of dit als covariaat een bijdrage levert aan de hoeveelheid verklaarde variantie van de modellen. Dit betreft het gemiddeld aantal glazen dat per week geconsumeerd wordt.

Voor de uitvoering van multiple regressie worden eerst de bijbehorende assumpties getoetst. De assumptie van afwezigheid van multicollineariteit wordt gecheckt door de onderlinge Variance Inflation Factors te berekenen tussen de variabelen PSQI-score, leeftijd, opleidingsniveau, sekse en alcoholconsumptie. Een VIF hoger dan 3 lijkt te wijzen op multicollineariteit. De assumptie van lineariteit en additiviteit wordt getoetst door het maken van een spreidingsdiagram met hierin de bijbehorende lijn. Vervolgens wordt het verband beoordeeld. Om de normaliteit te testen wordt de Shapiro-Wilk toets uitgevoerd. Tenslotte wordt de assumptie van homoscedasticiteit gecheckt door een plot van de voorspelde waardes versus de residuals te maken. Gecontroleerd wordt of de punten rondcirkelen in een wolk.

Er wordt een step-wise regression uitgevoerd om de voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor het KTG en LTG te toetsen. In het eerste model wordt de PSQI-score als predictorvariabele genomen en het KTG als uitkomstvariabele. In het volgende model wordt leeftijd als predictorvariabele toegevoegd. Het volgende model voegt ook opleidingsniveau toe, de volgende sekse en het laatste model voegt tenslotte nog alcoholconsumptie als predictorvariabele toe. Dit wordt herhaald met LTG als uitkomstvariabele. Zo wordt onderzocht welk model de beste voorspelling geeft voor het KTG en LTG.

(18)

18 Als laatste wordt onderzocht of er verschillen zijn tussen de voorspellende waardes die de PSQI-score heeft voor het KTG en LTG. Dit wordt gedaan door de B-coëfficiënten behorende bij de PSQI-score in het model van het KTG en LTG met elkaar te vergelijken.

Resultaten

Oorspronkelijk deden 175 personen mee aan het onderzoek. Zie tabel 2 voor de beschrijvende statistieken.

Tabel 2

Minimum, maximum, gemiddelde en standaarddeviatie voor PSQI-score, KTG, LTG, leeftijd, opleidingsniveau (Verhage) en alcoholconsumptie

Minimum Maximum Gemiddelde SD

PSQI-score 0 17 5,36 3,15 KTG -1,35 3,02 0 0,88 LTG -1,40 3,96 0 0,85 Leeftijd 18 86 32,28 18,67 Opleidingsniveau (Verhage) 1 7 5,79 0,75 Alcoholconsumptie 0 60 5,79 7,54

Onder de deelnemers waren een persoon die de tests niet goed kon maken vanwege slechtziendheid en een persoon met een aandoening aan het centrale zenuwstelsel. De gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de dataverwerking.

In de residuengrafiek van KTG gecontroleerd voor leeftijd, opleiding en sekse waren 3 observaties te zien met gestandaardiseerde residuen die meer dan drie standaarddeviaties afwijken van het gestandaardiseerde gemiddelde, welke wijzen

(19)

19 op uitbijters (Howell, Rogier, Yzerbyt, & Bestgen, 1998). Dezelfde 3 waren tevens een uitbijter bij LTG. Verder waren bij de residuengrafiek van PSQI 2 observaties te zien met gestandaardiseerde residuen die meer dan 3 standaarddeviaties afwijken van het gestandaardiseerde gemiddelde. Ook de gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking. Hiermee bleven er nog 168 deelnemers over, waarvan 65 mannen en 103 vrouwen. Voor de beschrijvende statistieken, zie tabel 3.

Tabel 3

Minimum, maximum, gemiddelde en standaarddeviatie voor PSQI-score, KTG, LTG, leeftijd, opleidingsniveau (Verhage) en alcoholconsumptie

Minimum Maximum Gemiddelde SD

PSQI-score 0 15 5,30 2,94 KTG -1,35 2,43 -0,06 0,80 LTG -1,20 2,88 -0,71 0,72 Leeftijd 18 86 31,88 18,42 Opleidingsniveau (Verhage) 1 7 5,80 0,75 Alcoholconsumptie 0 60 5,81 7,54 Assumpties

Aan de assumptie van lineariteit en additiviteit is voldaan. Ook aan de assumptie van afwezigheid van multicollineariteit is voldaan. De assumptie van normaliteit is geschonden voor KTG, W (167) = .951, p < .001 en LTG, W (167) = .879,

p < .001. Ook de assumptie van homoscedasticiteit is geschonden. De resultaten van

(20)

20 De voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor de prestatie op het

kortetermijngeheugen

Alle modellen voor het KTG gaven een significant betere voorspelling dan het gemiddelde. Een overzicht van de regressiemodellen om het kortetermijngeheugen te voorspellen is terug te vinden in tabel 4. De PSQI-score (model 1), B = 0,042,

t = 2,04, p = 0,043, 95% BI [0,001, 0,084] lijkt een significante voorspeller voor het

KTG, maar is dit niet nadat gecontroleerd is voor leeftijd.

Tabel 4

Regressiemodellen om het kortetermijngeheugen te voorspellen

Kortetermijngeheugen

Model 1* Model 2*** Model 3*** Model 4*** Model 5*** Constante -0,287* -0,911*** -0,368 -0,218 -0,230 PSQI-score 0,042* 0,025 0,023 0,026 0,026 Leeftijd 0,022*** 0,021*** 0,022*** 0,022*** Opleidingsniveau -0,087 -0,089 -0,091 Sekse -0,095 0,088 Alcoholconsumptie 0,002 R² 0,025 0,291 0,297 0,301 0,301 Noot. * p < 0,05. ** p < 0,01. *** p < 0,001

Regressiemodel 4 was de beste, significante voorspeller voor het KTG,

F (5, 161) = 13,86, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om het

kortetermijngeheugen te voorspellen, maar de voorspelling is qua sterkte matig: 30 procent van de verschillen in het kortetermijngeheugen kunnen voorspeld worden op grond van de PSQI-score, leeftijd, opleidingsniveau en sekse (R² = 0,30). Leeftijd,

B = 0,022, t = 7,24, p < 0,001, 95% BI [0,016, 0,028] heeft een significante samenhang

met het kortetermijngeheugen. De PSQI-score, B = 0,026, t = 1,41, p = 0,161, 95% BI [-0,010, 0,062] en de overige covariaten hangen niet significant samen met het

(21)

21 kortetermijngeheugen. Hierbij behoort het volgende model: KTG = -0,230 + (0,026 * PSQI-score) + (0,022 * leeftijd) – (0,091 * opleidingsniveau) – (0,088 * sekse). Wanneer de PSQI-score met één punt toeneemt, neemt de indexscore van het KTG met 0,026 standaardafwijking toe. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant worden gehouden. Het toevoegen van alcoholconsumptie in het laatste model zorgde niet voor een toename in de proportie verklaarde variantie.

De voorspellende waarde van kwaliteit van slaap voor de prestatie op het langetermijngeheugen

Ook alle modellen voor het LTG gaven een significant betere voorspelling dan het gemiddelde. Een overzicht van de regressiemodellen om het

langetermijngeheugen te voorspellen is terug te vinden in tabel 5. De PSQI-score (model 1) B = 0,042, t = 2,21, p = 0,028, 95% BI [0,005, 0,079] lijkt een significante voorspeller voor het LTG, maar is dit niet nadat gecontroleerd is voor leeftijd.

Tabel 5

Regressiemodellen om het langetermijngeheugen te voorspellen

Langetermijngeheugen

Model 1* Model 2*** Model 3*** Model 4*** Model 5*** Constante -0,292* -0,928*** -0,258 -0,269 -0,262 PSQI-score 0,042* 0,024 0,022 0,022 0,022 Leeftijd 0,023*** 0,022*** 0,022*** 0,022*** Opleidingsniveau -0,107 -0,107 -0,106 Sekse 0,007 0,003 Alcoholconsumptie -0,001 R² 0,029 0,372 0,383 0,383 0,384 Noot. * p < 0,05. ** p < 0,01. *** p < 0,001

(22)

22 Regressiemodel 3, 4 en 5 waren de beste, significante voorspellers voor het LTG, F (5, 160) = 19,91, p < 0,001.Het vijfde regressiemodel verklaarde nauwelijks meer variantie dan de overige modellen. Regressiemodel 4 is het meest bruikbaar om het langetermijngeheugen te voorspellen, maar ook deze voorspelling is qua sterkte matig: 38 procent van de verschillen in het langetermijngeheugen kunnen voorspeld worden op grond van de PSQI-score, leeftijd, opleidingsniveau en sekse (R² = 0,39). Leeftijd, B = 0,022, t = 8,57, p < 0,001, 95% BI [0,017, 0,027] heeft een significante samenhang met het langetermijngeheugen. De PSQI-score, B = 0,022, t = 1,40,

p = 0,164, 95% BI [-,009, 0,052] en de overige covariaten hangen niet significant samen

met het langetermijngeheugen. Hierbij behoort het volgende model: LTG = -0,230 + (0,022 * PSQI-score) + (0,022 * leeftijd) – (0,106 * opleidingsniveau) – (0,003 * sekse). Wanneer de PSQI-score met één punt toeneemt, neemt de indexscore van het KTG met 0,022 standaardafwijking toe. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant worden gehouden.

Verschillen in de voorspellende waardes van kwaliteit van slaap voor de prestatie op het korte- en langetermijngeheugen

Om verschillen aan te tonen tussen de voorspellende waardes die de PSQI-score heeft voor het KTG en LTG zijn de bijbehorende B-coëfficiënten vergeleken. De voorspellende waarde van de PSQI-score voor het KTG, B = 0,026 was groter dan voor het LTG, B = 0,022. Dit verschil was echter zeer minimaal en beide

(23)

23 Discussie

In dit onderzoek werd de invloed van kwaliteit van slaap op het korte- en langetermijngeheugen onderzocht. Kwaliteit van slaap was geen significante predictor voor zowel het korte- als langetermijngeheugen. Deze resultaten werden gevonden wanneer er gecontroleerd werd voor leeftijd, opleidingsniveau en sekse. De resultaten zijn dus niet in overeenstemming met de verwachtingen. Een

significante proportie van het korte- en langetermijngeheugen werd verklaard door de regressiemodellen waarin slaap de predictorvariabele vormde en gecontroleerd werd voor de covariaten leeftijd, opleidingsniveau en sekse. Deze modellen vormden de beste voorspellers voor het korte- en langetermijngeheugen. Deze bevinding is echter geheel toe te schrijven aan het effect van leeftijd op het geheugen. Er lijkt dus geen invloed te zijn van slaap op het korte- en langetermijngeheugen in de gezonde populatie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de analyses niet aan alle

assumpties is voldaan. Deze resultaten zullen daarom met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.

Een mogelijke verklaring voor deze bevindingen is dat dit effect

daadwerkelijk niet bestaat in de gezonde populatie. Dit lijkt in contrast te staan met voorgaande onderzoeken die wel een effect aantoonden. Veel van deze onderzoeken waren echter experimentele uitvoeringen. Hoewel een nacht van slaaponthouding schijnbaar veel invloed kan hebben op het vermogen van het geheugen gedurende de volgende dag, lijkt dit onderzoek aan te tonen dat de alledaagse slaapkwaliteit er niet toe doet. Slaap lijkt niet van invloed te zijn op het geheugen in de gezonde populatie.

(24)

24 Dit onderzoek ondersteunt de eerdere bevindingen dat een gebrek aan slaap zou leiden tot verminderde mogelijkheid tot leren (Durmer & Dinges, 2005) en

beperkte codering van herinneringen (Walker & Stickgold, 2006) dus niet. Ook wordt geen bewijs geleverd voor de bevinding dat een verstoorde slaap leidt tot

verminderde consolidatie van het geheugen (Diekelmann, Wilhelm, & Born, 2009). Het vermoeden dat slaap van invloed is op het vermogen tot reconsolidatie van het geheugen (Walker & Stickgold, 2006) wordt door dit onderzoek tenslotte ook niet bevestigd. Kwaliteit van slaap onder normale slaapomstandigheden in de gezonde populatie lijkt geen invloed te hebben op de acquisitie, consolidatie en reconsolidatie van het geheugen.

Een reden voor afwezigheid van een invloed van slaap op het

langetermijngeheugen in dit onderzoek zou kunnen zijn dat de prestatie op het langetermijngeheugen werd gemeten op dezelfde dag als het aanleren van de informatie. In voorgaande onderzoeken werd het aanleren van de informatie gevolgd door een nacht slaap en werd tijdens de volgende dag de informatie weer herinnerd. Waar in dit onderzoek dus alleen slaap uit voorgaande nachten zijn invloed uit kon oefenen op de consolidatie, kon in voorgaande onderzoeken hiernaast ook het effect op de consolidatie tijdens de slaap zijn werking doen

(Diekelmann & Born, 2010). Dit kan ertoe hebben geleid dat er een verzwakte invloed te zien is.

Een andere reden voor het vinden van deze resultaten zou kunnen zijn dat de kwaliteit van slaap niet van invloed is op het korte- en langetermijngeheugen. In eerder onderzoek is aangetoond dat slaapduur wel invloed heeft (Goel, Rao, Durmer,

(25)

25 & Dinges, 2009), maar mogelijk hangt de kwaliteit van slaap hier niet sterk mee samen. In de PSQI-score vormt de objectieve slaapduur slechts een onderdeel van de samengestelde score. De andere onderdelen betreffen voornamelijk de subjectieve ervaring van de kwaliteit van slaap en van problemen tijdens de slaap. Mogelijk heeft slechts de objectieve slaapduur een invloed en is de subjectieve kwaliteit verder niet van belang voor het vermogen om informatie te vormen, op te slaan en te

herinneren.

Ook is in de score van de kwaliteit van slaap niet meegenomen hoe goed de slaap gedurende de afgelopen nacht is geweest. In de PSQI wordt alleen de

gemiddelde kwaliteit van slaap van de afgelopen tijd uitgevraagd, terwijl in

voorgaande onderzoeken juist de invloed van de slaapduur van de afgelopen nacht veel onderzocht is. Een nacht van weinig slaap bleek hierbij tot vermindering van het geheugen te leiden (Goel, Rao, Durmer, & Dinges, 2009). Wellicht waren afwijkende resultaten naar voren gekomen wanneer was meegenomen hoe de slaap van de deelnemers de afgelopen nacht was.

Een limitatie van dit onderzoek ligt in de aard van de steekproef. Waar het scorebereik loopt van 0 tot 21, is de gemiddelde score op de PSQI in deze steekproef 5,3. Ook voor verwijdering van de uitbijters was het gemiddelde slechts 5,4. In het onderzoek dat de PSQI introduceert werd een groepsgemiddelde van 7,4 gevonden (Buysse, 1989). Dit ligt dus aanzienlijk hoger. Om te onderscheiden tussen goede en slechte slapers wordt een cut-off score van 8 aangeraden (Beck, Schwartz, Towsley, Dudley, Barsevick, 2004). De meeste deelnemers van dit onderzoek hebben een goede kwaliteit van slaap. Wellicht was de steekproef niet groot genoeg om

(26)

26 voldoende spreiding te vinden in deze predictorvariabele en is hierdoor het effect niet duidelijk naar voren gekomen.

Nog een belangrijke kanttekening die geplaatst moet worden, betreft de

geheugentests die in dit onderzoek zijn gebruikt. Deze worden vooral gebruikt bij de diagnostiek van patiënten met geheugenklachten (Bouma, et al., 2012). Voor de meeste gezonde volwassenen zijn deze tests redelijk eenvoudig te maken. Doordat leeftijd verband houdt met de prestatie op het geheugen (Bouma, et al., 2012), is de meeste spreiding in de scores op deze tests onder de gezonde populatie te zien tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Deze tests zijn dus minder geschikt om te kunnen specificeren in deze populatie.

Aangeraden wordt om in toekomstig onderzoek de prestatie op het

langetermijngeheugen een dag later te meten dan het aanleren van de informatie. Tijdens de nacht van slaap kan consolidatie plaatsvinden. Op deze manier kan meer gezegd worden over de invloed van slaap op de consolidatie van het geheugen in de gezonde populatie. Ook is het belangrijk om het onderzoek te verrichten onder een subklinische groep, waarbij ook personen met een minder goede kwaliteit van slaap goed gerepresenteerd zijn. Verder is het hierbij interessant niet alleen de invloed van de subjectieve kwaliteit van slaap, maar ook van de objectieve slaapduur mee te nemen. Tenslotte wordt aangeraden om in het vervolgonderzoek gebruik te maken van geheugentest die ontwikkeld zijn om de geheugenprestatie van gezonde

personen te onderzoeken en voldoende uitdagend zijn.

Concluderend lijkt uit dit onderzoek naar voren te komen dat er geen invloed is van kwaliteit van slaap op het korte- en langetermijngeheugen. Verschillen in deze

(27)

27 invloeden zijn dan ook niet relevant. De grote problemen onder Nederlanders met betrekking tot de nachtrust, hoeven vooralsnog dus geen reden te zijn tot zorgen over een slechter geheugen als gevolg daarvan. Echter, meer onderzoek naar de invloed van de kwaliteit van slaap op het geheugen wordt geadviseerd, waarbij uitdagendere geheugentest worden gebruikt en personen met een mindere kwaliteit van slaap beter gerepresenteerd zijn. Gezien de grote hoeveelheid Nederlanders die lijden aan slapeloosheid of slaperigheid overdag en het belang van een goed

(28)

28 Referenties

Ackermann, S., Hartmann, F., Papassotiropoulos, A., de Quervain, D. J., & Rasch, B. (2015). No associations between interindividual differences in sleep

parameters and episodic memory consolidation. Sleep, 38(6), 951-959.

ANDI Andvanced Neuropsychological Diagnostics Infrastructure. (z.j.). Opgehaald van http://www.andi.nl

Alberini, C. M. (2005). Mechanisms of memory stabilization: are consolidation and reconsolidation similar or distinct processes? Trends in neurosciences, 28(1), 51-56.

Antonenko, D., Diekelmann, S., Olsen, C., Born, J., & Mölle, M. (2013). Napping to renew learning capacity: enhanced encoding after stimulation of sleep slow oscillations. European Journal of Neuroscience, 37(7), 1142-1151.

Beck S.L., Schwartz A.L., Towsley G., Dudley W.N., Barsevick A. (2004). Psychometric evaluation of the Pittsburgh sleep quality index in cancer patients. Journal of Pain and Symptom Management, 27(2), 140-148.

Bouma, A., Mulder, J., Lindeboom, J., & Schmand, B (2012). Handboek

neuropsychologische diagnostiek. Amsterdam: Pearson.

Bucks, R. S., Willison, J.R., & Byrne, L. M. (2000). Location learning test: Manual. Thames Valley Test Company.

Buysse, D. J., Reynolds, C. F., Monk, T. H., Berman, S. R., & Kupfer, D. J. (1989). The Pittsburgh Sleep Quality Index: a new instrument for psychiatric practice and research. Psychiatry research, 28(2), 193-213.

(29)

29 Chee, M. W., & Chuah, Y. L. (2007). Functional neuroimaging and behavioral

correlates of capacity decline in visual short-term memory after sleep

deprivation. Proceedings of the National Academy of Sciences, 104(22), 9487-9492. Christian, M. S., & Ellis, A. P. (2011). Examining the effects of sleep deprivation on

workplace deviance: A self-regulatory perspective. Academy of Management

Journal, 54(5), 913-934.

Chuah, L. Y., & Chee, M. W. (2008). Cholinergic augmentation modulates visual task performance in sleep-deprived young adults. The Journal of

Neuroscience, 28(44), 11369-11377.

Cowan, N. (2008). What are the differences between long-term, short-term, and working memory? Progress in brain research, 169, 323-338.

Diekelmann, S., & Born, J. (2010). The memory function of sleep. Nature Reviews

Neuroscience, 11(2), 114-126.

Diekelmann, S., Wilhelm, I., & Born, J. (2009). The whats and whens of sleep-dependent memory consolidation. Sleep medicine reviews, 13(5), 309-321. Durmer, J. S., & Dinges, D. F. (2005). Neurocognitive consequences of sleep

deprivation. In Seminars in neurology, 25(1), 117-129.

Eling, P. (2014). Geheugen meten. Wat elke professional over het geheugen moet

weten, 91-99.

Ellenbogen, J. M. (2005). Cognitive benefits of sleep and their loss due to sleep deprivation. Neurology, 64(7), 25-27.

Gais, S., Lucas, B., & Born, J. (2006). Sleep after learning aids memory recall. Learning

(30)

30 Goel, N., Rao, H., Durmer, J. S., & Dinges, D. F. (2009). Neurocognitive consequences

of sleep deprivation. In Seminars in neurology 29(4), 320-339.

Havekes, R., Vecsey, C. G., & Abel, T. (2012). The impact of sleep deprivation on neuronal and glial signaling pathways important for memory and synaptic plasticity. Cellular signalling, 24(6), 1251-1260.

Howell, D. C., Rogier, M., Yzerbyt, V., & Bestgen, Y. (1998). Statistical methods in human sciences. New York: Wadsworth.

IBM Corp. Released 2015. IBM SPSS Statistics for Windows, Version 23.0. Armonk,

NY: IBM Corp.

Janssen, R., de Vries, S. J., Verstappen, C. C. P., & de Leijer, C. (2011). De epidemiologie van slaapstoornissen. Bijblijven, 27(1), 7-16.

Jonides, J., Lewis, R. L., Nee, D. E., Lustig, C. A., Berman, M. G., & Moore, K. S. (2008). The mind and brain of short-term memory. Annual review of

psychology, 59, 193.

Joosten, L., van den Berg, S., & Teunisse, J. P. (2008). De werking van het geheugen. In Help me even herinneren (pp. 48-61). Bohn Stafleu van Loghum.

Kessels, R. P., Nys, G. M., Brands, A. M., van den Berg, E., & Van Zandvoort, M. J. (2006). The modified Location Learning Test: Norms for the assessment of spatial memory function in neuropsychological patients. Archives of clinical

neuropsychology, 21(8), 841-846.

Knuistingh Neven, A., Lucassen, P.L.B.J., Bonsema, K., Teunissen, H., Verduijn, M.M., & Bouma, M. (2005). NHG-Standaard Slaapproblemen en

(31)

31 Kopasz, M., Loessl, B., Valerius, G., Koenig, E., Matthaeas, N., Hornyak, M.,

Kloepfer, C., Nissen, C., Riemann, D., & Voderholzer, U. (2010). No persisting effect of partial sleep curtailment on cognitive performance and declarative memory recall in adolescents. Journal of sleep research, 19(1‐Part‐I), 71-79. Mander, B. A., Santhanam, S., Saletin, J. M., & Walker, M. P. (2011). Wake

deterioration and sleep restoration of human learning. Current biology, 21(5), 183-184.

McEwen, B. S. (2008). Central effects of stress hormones in health and disease: Understanding the protective and damaging effects of stress and stress mediators. European journal of pharmacology, 583(2), 174-185.

Meyers, J.E., Meyers, K. R. (1995). Rey Complex Figure Test and Recognition Trial

(RCFT). Professional manual. Lutz: Psychological Assessment Resources, Inc.

Mullington, J. M., Haack, M., Toth, M., Serrador, J. M., & Meier-Ewert, H. K. (2009). Cardiovascular, inflammatory, and metabolic consequences of sleep

deprivation. Progress in cardiovascular diseases, 51(4), 294-302.

Oscar-Berman, M., & Marinković, K. (2007). Alcohol: effects on neurobehavioral functions and the brain. Neuropsychology review, 17(3), 239-257.

Talamini, L. (2010). Sleep to learn. In N. & R. Lazeron of Dinteren, Brain @ work (Eds.):

Science and application of brain knowledge, 201-210. Houten: Bohn Stafleu of

Loghum.

Walker, M. P., & Stickgold, R. (2006). Sleep, memory, and plasticity. Annual Review of

(32)

32 Wulff, K., Gatti, S., Wettstein, J. G., & Foster, R. G. (2010). Sleep and circadian rhythm

disruption in psychiatric and neurodegenerative disease. Nature Reviews

Neuroscience, 11(8), 589-599.

Wang, Y. (2009). Formal description of the cognitive process of memorization.

Transactions on Computational Science, 5540, 81-98.

Yoo, S. S., Hu, P. T., Gujar, N., Jolesz, F. A., & Walker, M. P. (2007). A deficit in the ability to form new human memories without sleep. Nature neuroscience, 10(3), 385-392.

(33)

33 Reflectieverslag

Bij de verwerking van de feedback heb ik altijd eerst om verheldering

gevraagd bij de punten die voor mij onduidelijk waren en ben vervolgens nagegaan of ik het eens was met de punten. Over het algemeen was ik het met de feedback eens en hielp het mij erg in de goede richting. Ik heb hier veel van geleerd. Na het verkrijgen van de feedback heb ik de punten altijd zo goed mogelijk verbeterd. Ook heb ik geprobeerd deze punten in mijn achterhoofd te houden tijdens het schrijven van het volgende deel, zodat ik niet opnieuw dezelfde vergissingen zou maken.

Het schrijven van de inleiding vond ik het meest lastige deel. Het vinden van de juiste artikelen kostte veel tijd. Vaak sloten zij net niet goed bij het onderwerp van mijn stuk. Uiteindelijk heb ik goede artikelen kunnen vinden. Van deze artikelen waren er meerdere met dezelfde conclusies. Dat betekent dus dat er veel bewijs was voor bepaalde argumenten, maar omdat deze artikelen hetzelfde beweerden vond ik het moeilijk om dit te integreren. Bij de inleiding miste daarom bij het eerste

inlevermoment een goede structuur. Een goed punt is dat ik hier mee aan de slag ben gegaan en het naar mijn weten nu een stuk verbeterd is. De onderverdeling in kopjes hielp mij er een logischer verhaal van te maken. Een volgend goed punt zijn de methode en resultaten, deze zijn netjes en duidelijk uitgewerkt.

Bij de discussiepunten vond ik het soms lastig om te bepalen wat nu echt mijn resultaten beïnvloed zou kunnen hebben en of dit relevant is of dat mijn gevonden resultaten daadwerkelijk weerspiegelen hoe het zit. Ook vond ik het weer lastig om de punten/argumenten die ik had bedacht helder uit te leggen en te structureren.

(34)

34 Het afnemen van de verschillende neuropsychologische tests is goed gegaan. Ik zorgde ervoor dat ik alles ruim van te voren had ingepland, zodat ik goed uit zou komen met de tijd. Aan het begin vond ik het lastig om bij bekenden mijn

professionele rol te behouden. Door het inlassen van pauzes op juiste moment en weer serieus te worden tijdens de afname vormde dit uiteindelijk geen probleem.

Wat betreft de ethische aspecten van dit onderzoek, konden wij de deelnemers niet wakker houden in de trant van een experimenteel onderzoek. Daarom hebben wij ervoor gekozen het bij een vragenlijst over slaap te houden. Ik ben zorgvuldig met de gegevens van de deelnemers omgegaan, zodat ik hen kon garanderen dat alles anoniem blijft. Verder werden de individuele tetsresultaten niet aan de deelnemers teruggekoppeld, ook al waren sommigen hier erg benieuwd naar. De resultaten van de afzonderlijke tests zeggen namelijk niet zo veel en ik wilde

voorkomen dat deze op een verkeerde manier worden geïnterpreteerd. Met degenen die het interessant vonden heb ik mijn algemene bevindingen gedeeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

dat voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade die gemengde groepen van overwinterende ganzen en overige watervogels aan blijvend grasland buiten

Furthermore, the regulation of ‘biomass for energy’, in particular the European legal framework on biofuels (which are a specific application of biomass), will

The events in Greece leading to such a development are part of a transformational moment in European politics: in order to prevent the sovereign debt crisis that affected

Secondly, to simultaneously study the role of potential antecedents of older workers’ perceived employability at three different levels: training and education in one’s

The results help to understand the interrelation between the prepreg material, process steps and final consolidation quality and work towards a successful combination of rapid