• No results found

Effecten van olieverontreinging op de vegetatie van een twaalftal lysimeters te Katwijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effecten van olieverontreinging op de vegetatie van een twaalftal lysimeters te Katwijk"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NOTA 1091 januari 1979

N N O I O T ' « . lüwl Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

EFFECTEN VAN OLIEVERONTREINIGING OP DE VEGETATIE VAN EEN TWAALFTAL LYSTMETERS ÏE KATWIJK

drs. R.H. Kemmers

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie-middelen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onder-zoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

0000 0194 4004

(2)

I N H O U D 1. ALGEMEEN 2. INLEIDING 3. VETATIE-ANALYSE FASE 1 3.1. Methode 3.2. Resultaten en conclusies 4. VEGETATIE-ANALYSE FASE 2 4.1. Methode 4.2. Resultaten en conclusies 5. SAMENVATTING 6. LITERATUUR Blz. 1 1 2 2 3 9 9 9 12 13

(3)

1. ALGEMEEN

Door het Contactcentrum Olie-industrie en Openbare Watervoorzie-ning wordt op een twaalftal lysimeters in de duinen nabij Katwijk

onderzoek verricht naar de afbraaksnelheid van olie in de bodem onder invloed van micro-organismen.

De lysimeters hebben een oppervlakte van twee bij twee meter en zijn 5 meter diep. De inhoud bestaat uit duinzand, waarin op 1 meter diepte een 30 cm dikke, met olie verontreinigde, laag grond is aan-gebracht. Verschillende lysimeters werden van mestgiften voorzien of werden extra beregend. Ook combinaties van deze behandelingen en een blanco situatie maakten deel uit van de proefopzet.

Naast fysische, chemische, bacteriologische en hydrologische as-pecten werd besloten ook de plantengroei op de lysimeters (aangeplan-te helm en spontaan opgekomen soor(aangeplan-ten) in het onderzoek (aangeplan-te betrekken.

Daar het ICW reeds betrokken is bij verschillende aspecten van het onderzoek (dr. J. Hoeks) werd de afdeling Natuurlijk Milieu van dit Instituut verzocht het botanische onderzoek te verrichten.

2. INLEIDING

Het botanisch onderzoek werd in twee fasen verricht. In de eerste fase werden diabeelden van de helmbegroeiing uit de periode 1974 tot en met 1977 bestudeerd. Deze waarnemingen werden aangevuld met gede-tailleerder veldwaarnemingen in januari 1978.

De vegetatie-analyses zijn uitgevoerd zonder dat op dat moment informatie beschikbaar was omtrent de verschillende behandelingen van de lysimeters.

(4)

na te gaan of aan de hand van de begroeiing de behandeling van elk der lysimeters kon worden vastgesteld. Bij de tweede fase van het onderzoek was inmiddels bekendheid ontstaan met de verschillende behandelingen. In deze fase werden in juni 1978 veldwaarnemingen ver-richt aan de vegetatie op de lysimeters. Doel hiervan was het zomer-aspect van de vegetatie in het onderzoek te betrekken. Hoofddoelstel-ling werd echter gevormd door de vraag welke invloed een olieveront-reiniging al dan niet in combinatie met bemestings- en beregenings-effecten op de begroeiing heeft.

3. VEGETATIE-ANALYSE FASE 1

3 . 1 . M e t h o d e

In deze fase moet men zich afvragen in hoeverre met behulp van een concrete begroeiing een indicatie verkregen kan worden voor be-paalde omstandigheden in het abiotisch milieu.

Er vanuitgaande dat diasporen in het milieu overal aanwezig zijn en slechts tot kieming en ontwikkeling komen als het milieu daartoe geschikt is, kunnen reeds conclusies getrokken worden aan de hand van de:

1. Soort samenstelling

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis die bestaat over de milieu eisen van een aantal plantensoorten (ELLENBERG, 1974).

- Er zijn soorten die reageren op verrijking van de bodem door mine-ralen (nitrofiele soorten).

- Er zijn soorten die steeds weer voorkomen in milieus waarvan de

bodem aan de, oppervlakte verdicht is, hetzij door betreding hetzij door extra beregening of overstroming.

Een tweede criterium waarmee de begroeiing geanalyseerd kan wor-den is:

2. Gecombineerde schatting

(5)

bedek-kingspercentage van een bepaalde soort aangeeft. Naarmate een soort met meer individuen voorkomt, wordt zijn indicatiewaarde groter,

daar het toeval van zijn aanwezigheid geringer wordt.

In de meeste gevallen gaan deze criteria wel op voor algemene soorten in de dynamische milieus. Door vergraving en herhaalde beïn-vloeding kunnen de lysimeters ecologisch gezien tot de dynamische of onrustige milieus gerekend worden.

Daar een belangrijk gedeelte van de begroeiing op de lysimeters werd aangeplant, zullen de twee vermelde criteria niet toereikend zijn. Voor elke plantensoort, spontaan dan wel aangeplant, kan aan de hand van zijn ecologisch gedrag informatie worden verkregen over het milieu. Criteria waaraan dit gedrag kan worden afgelezen zijn:

3. Sociabiliteit

Naarmate milieu-omstandigheden stabieler zijn zullen vele plan-tensoorten geneigd zijn solitair of slechts in kleine groepjes voor te komen. Bij minder stabiele omstandigheden (bemesten, beregenen, vergraven etc.) neigen planten ertoe pollen of zelfs aaneengesloten tapijten te vormen.

4. Vitaliteit

Heeft een plant niet het minimaal vereiste aan groeifactoren dan zal hij geneigd zijn een kwijnend en weinig vitaal bestaan te leiden. Aan de andere kant kan een plant een teveel aan bepaalde groeifactoren krijgen. Naarmate deze bovengrens dichter genaderd wordt, zal de vitaliteit aanvankelijk toenemen maar plotseling vrij

sterk tot nul kunnen reduceren. Zo heeft elke plantensoort het juis-te midden (= mi-lieu) waar het voortbestaan optimaal gewaarborgd is.

3.2. R e s u l t a t e n e n c o n c l u s i e s

Met behulp van de vermelde criteria is de begroeiing op elk der lysimeters geanalyseerd en in de tabellen 1 en 2 weergegeven.

De soort samenstelling is direct af te lezen uit de opnametabel-len. De waarde welke aan elk der andere criteria werd toegekend is in de tabellen in codevorm weergeven. Een verklaring voor deze code-ring is in de vorm van een legenda bij de resultaten opgenomen.

(6)

e eu I-I CU cu c cd > ••o c cu •e 00 C « ut o) c cd > 60 o O e 0) &o cl •IH Ü •O O pa 0) . o es H > 0 o CM « > o r o %o r H C*H O o-1 CO oo > o 0 e n CN 01 T 3 O T 3 1—( CU cu > 01 " 0 O T 3 I - H 0) O) > Cl •a 0 •v T — 1 cu o > e (U U 3 01 J 3 CJ CO e <u u 3 CU .c o UI C CU 4 J 3 CU £ CJ co > 0 m 1 CN > . — i + O <ƒ• v O + o i e n > CO > o ~a-CN +- C CU r H r H CU r H CU O > O . ^ CU + -3 • r - ) B ^ • H O U O > — T"H CU + -3 • r - ) &-5 • r l O i J O > — 0 CN m > o CN m > • • CN O o - i 1 CN m > o e n CN m r H <u • • •Cf CU -a o V r H .CU CU > C CU u 3 cu J 2 o co e cu i-H !-H O p . • i H O O ~~ 1 > o o "~ 1 > e n 4— 6-S O O x-^ CU + -•i—i &•£ • H O h O > — 1 CU + -co 4 J . M Cd * r - 1 Cd - H 0 m -* > 0 0 1 — 1 > o <r e CU CU r H T ) cu cd 0 0 r H t -6 ^ O e n < f > e n VD > O e n > o e n l I N •Cf > • o -1 CU + -co • U Jt Cd * r - ) CC ' r l r H r H a > o C l l CN -Cf > • <r cu i - o 0) • ) - o CO T J U ^ Cd " - I r H cd - H CU r H r H CU P . > C CU 4 J 3 CU O CO C CU T~* l-H o o. e • H m e n > • <r i CU + -CO *-> . ü cd " - ) Cd ' H r H r H 0 . O en m > o CN u - i O en o-1 e n > CN < f 1 CU + -CO ed •!--) CO - r l l-H r H O . 1 CU + -co • U . Ü cd T - i cd - r l I - t i-H a. o o CN + > 0 o CN + r • f -I-H CU CU > 1 CU CO 4J cd cd r H c i -el CU CU r H T 3 cu cd 0 0 i-H .o +-X cu • 1 - l r H • H CU e CU -a cd r H 0 0 r H J 3 o CN CN > o e n i CN CN 1 CU + -CO •u X cd *r-> cd ' H r-t r H Q.

(7)

10 to k l 6 0 J<! e tu 3 N T 3 0 0 Bi « tO u 6 0 •M c 3 M 01 M 0 0 01 N T 3 e « N e 0) o r - t . O c k l 0 0 X u 01 ^ •^ <: •o • l - l 3 h .sä 01 6 0 M • • - 4 X I e 0 o 3 o> ü r - l 01 c M 01 > 01 X I 01 G • l - l 0) r - l « u 3 3 S U 01 > 10 3 I J >. Si u td • J to u 01 -s«s •o l - l 01 > 01 c • H 01 r H « k l 3 3 E i - i 01 0 0 o > 3 M M to • r < 3 k i ^ 0> 6 0 • H k l 01 > 01 !-» *! 4 J 01 ^ « k l 01 » k l « 5P G O X 01 T 3 t—l 01 e 01 T 3 C 10 fl 4 J to 4 J •^ 3 C • H 01 i—1 01 k l to o a k i 01 u e • i - l 3 . Ü 01 01 3 ^ •g G tO k i u c/ï .* 01 X I to k l 0) 6 0 • H 01 k l C • H 3 a • u r~4 O o • H > 0 0 • l - l k l 3 01 •m - ü 01 •n k l a o i—i X l k l 01 k l O X I Ol •o e Ol a • H 3 k l U 01 ••-1 4 J k l 0 0 e Ol N • •-f 3 S 01 oo M 01 N a i C 01 0 k l 0 0 01 01 N f - l 01 k l 10 • H T 3 k l 01 M M < C 01 01 eu 01 •o • H •r-l 3 to ta k i 6 0 01 •a " O 0 •o •o c 10 N T J • H 3 k i ^ 01 6 0 C n) ^ t n e 01 o X I to • H q 3 01 H •<- -a-0 -a-0 -a-( 0 M CM 10 — CM eu B . Ü CM a. I • I I I a a i i a c 1 CM td 1 Cu 1 1 a 1 • 1 eu J c. i O . I I I I (NI — — RI d< &• I I I I I I I I I I I Cu eu b o . o o CM m i • • i l CM — I l l • • I I I I • I I I I I o. eu eu I • I I I -3-e • I I I I - I l a . a . a a i i i I I I 10 00 — eu i • i i i

"i

i i i i •3- CM i i i i i i i i i i i • • i i CM — S a I I I I I I I I I I I I I 01 •a eu o ai 60 01 > 01 •a G 10 10 c 01 60 c G k l CO tO 3 • a 01 10 H u i 3 CM CO 1 CM CM tfl CM 10 CO CM to — CM •ss CM S O . rt CM CM CO X I O. o M J<! CM I — — 10 — < f OS Pi — & e <o 01 Cf 01 to x : o .0 a. to 60 tO kl 01 ki O 10 I • I I I I I I I I a. e eu 1 _' _' J J o-' „' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' Cu CU Cu Cu 10 I I I I I I I I I I I I I I I I I Ü 01 a •o 01 e 3 ki •O ki 10 o Ol e Ol to B 3 r H k l X I

1.

tO O, X 01 l - l CU G Ol 60 C 3 a. to ••-I 60 •l-l kl k i >. to c 01 eu 01 kl 3 Ï

i

to a : ki x i c 01 c kl 01 tO - H 60 co 3 > E 3 •r* . c u [ a 10

(8)

LEGENDA, tabel 1 en 2

Elke plantensoort heeft een 2-cijferige code waaruit het bedek-kingspercentage en de sociabiliteit kan worden afgeleid.

Aan deze code kunnen toevoegsels worden bijgevoegd die iets peer zeggen over de vitaliteit van ""'de plant.

In de code geven de cijfers voor de punt de bedekking aan. De cijfers achter de punt geven de sociabiliteit weer.

in plaats van de nul wordt meestal de letter p (paululus) weinig a (amplius ) talrijk m (multum ) zeer veel

toegevoegd; en geeft informatie over het aantal exemplaren Bedekking : R 01 02 04 sporadisch 1% bedekking I- 3% bedekking 3- 5% bedekking 1 5 - 1 0 % bedekking 1+ 10- 15% bedekking 2 15- 25% bedekking 3 25- 35% bedekking ! etc. 10 95- 100% bedekking

Sociabiliteit: aantal plantenspruiten per groep 1 1 - 3 enkele spruiten

2 3- 30 kleine groepjes 3 30- 300 pollen

4 300-3000 tapijten

5 3000 uitgestrekte homogene tapijten

Toevoegingen oo o • k t

sterk gereduceerde vitaliteit minder vitaal

krachtig ontwikkeld uiterst vitaal

kiemplant v vegetatief afgestorven fl bloeiend

(9)

Opvallend in tabel 2 is het plaatselijk massaal voorkomen (zij het met geringe bedekking) van een kiemplant, welke later als kleine winterpostelein werd geïdentificeerd (HEUKELS en VAN OOSTSTROOM,

1975) op de lysimeters 3, 5 en 6. Het betreft hier een éénjarige

soort welke hoogst waarschijnlijk als reactie op mestgiften tot kie-ming komt. Parallel hieraan komt op deze lysimeters de helm voor met

een grote vitaliteit en hoge sociabiliteit, waardoor een groot ge-deelte van de oppervlakte in beslag wordt genomen. Dit versterkt de indruk dat bemesting heeft plaatsgevonden. Ook de aanwezigheid van strandkweek, een soort die duidt op storing in het milieu, versterkt de indruk dat bemesting heeft plaatsgevonden.

Hongaarse raket is een plantensoort met een nitrofiel karakter die voorkomt op ruige, ruderale plaatsen.

Aan de forse afgestorven exemplaren kan worden afgeleid dat deze plant in de zomerperiode vitaal en bloeiend voorkomt op de lysime-ters 5, 10 en 11. Ook dit kan voor de betreffende lysimelysime-ters een ef-fect van bemesting zijn.

Op de lysimeters 10 en 11 komt aanvankelijk (zie tabel 1) de helm zeer massaal en met hoge sociabiliteit voor. Ook dit zou een bemes-tingseffect kunnen zijn, alhoewel het massale optreden van de kiem-plant van kleine winterpostelein hier achterwege blijft. Daarentegen is het bevreemdend dat de helm op deze lysimeters in 1977 zeer sterk in vitaliteit is teruggelopen.

Gewoon biggekruid is een indicatorsoort voor voedselarme omstandig-heden. Hoewel zijn manifestatie niet erg duidelijk is valt het op dat hij op de verondersteld bemeste lysimeters 3, 5 en 6 niet voor-komt.

Plantensoorten welke een vochtindicatie geven dan wel op een

bodemverdichting wijzen zijn zeegroene zegge en kruipende boterbloem. Lysimeters 9, 10 en 11 zouden derhalve een extra beregening hebben

kunnen ondergaan. De geringe bedekkingsgraad noopt echter tot voor-zichtigheid bij het hanteren van deze twee soorten als indicator. Toeval moet hier niet worden uitgesloten.

Extra beregening kan het dichtslaan van de bodem tot gevolg hebben waardoor de zuurstofhuishouding in de wortelzone verslechtert.

(10)

Zuur-stofgebrek in de wortelzone kan de in 2e instantie gereduceerde vitaliteit van de helm op de lysimeters 10 en 11 tot gevolg hebben gehad.

De sinds 1974 teruglopende bedekking en de recentelijk zeer ge-ringe vitaliteit van de helm op de lysimeters 1, 2, 7 en 12 kan

slechts worden toegeschreven aan olie-invloeden daar indicaties voor extra beregening of bemesting hier ontbreken. Ook op de lysimeters

10 en 11 zou deze invloed van olie aanwezig kunnen zijn.

De geringe vitaliteit van de helm op lysimeter 9 sluit bemesting uit. Mogelijk kan deze gereduceerde vitaliteit het gevolg zijn van beregening en dichtslaan van de bodem (kruipende boterbloem) waar-door zuurstofgebrek ontctaat dan wel van olieverontreiniging.

De lysimeters 4 en 8 geven geen duidelijk beeld. Bemestings-, beregenings- of olieverontreinigingsinvloeden zijn hier niet te constateren.

In onderstaande tabel zijn de conclusies van het vegetatieonder-zoek schematisch weergegeven. Daarbij wordt met een + aangegeven dat aan de hand van genoemde criteria een effect van bemesting, berege-ning of olie aanwezig verondersteld wordt te zijn. Het symbool - wordt gebruikt als deze invloeden niet te constateren zijn. Een vraagteken geeft aan dat een invloed mogelijk aanwezig is maar niet duidelijk naar voren komt. De symbolen geven slechts een aanduiding of een effect is opgetreden ongeacht of dit effect positief dan wel negatief beoordeeld moet worden.

Tabel 3. Aan de hand van vegetatiekundige criteria afgeleide effec-ten van bemesting, beregening en olieverontreiniging op een twaalftal lysimeters te Katwijk

Lysimeter

nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Bemesting - - + - + + - - - + +

Beregening - - - ? + +

(11)

4. VEGETATIEANALYSE FASE 2

4.1. M e t h o d e

In de zomer van 1978 werden de begroeiingen van de lysimeters opnieuw geanalyseerd met behulp van dezelfde criteria als in de win-ter. Met deze tweede analyse kan een vollediger beeld verkregen wor-den van de begroeiing. In de zomer zijn die 1-jarige plantensoorten te identificeren welke in de winter nog niet of juist ontkiemd zijn. Bovendien kan worden waargenomen of kiemplanten uit de winterperiode tot volledige ontwikkeling, bloei- en zaadvorming zijn gekomen in de zomer. Na de winterperiode zijn de lysimeters 1 en 7 om proeftechni-sche redenen afgegraven ''.odat daaraan geen vegetatie waarnemingen meer konden worden verricht. De begroeiing op de aan lysimeter 7

grenzende lysimeter 8 heeft klaarblijkelijk door deze aktiviteiten aan vertrapping blootgestaan, waardoor zij slechts fragmentarisch aanwezig is.

4.2. R e s u l t a t e n e n c o n c l u s i e s

De resultaten van de vegetatieanalyse zijn in tabel 4 weergege-ven. Bij de rangschikking van de kolommen van deze tabel is gebruik

gemaakt van de bekendheid met de uitgangssituatie van elk der lysi-meters. Door groepering van de kolommen naar de behandeling van de

lysimeters blijkt ook een groepering van plantensoorten te ontstaan. Bij een zekere behandeling van een lysimeter treedt steeds weer een bepaalde combinatie van plantensoorten naar voren, welke blijkbaar een voorkeur voor het milieu op de betreffende lysimeters vertonen. Andere plantensoorten zijn indifferent in hun voorkeur.

De soorten van groep I vertonen zoals uit bedekking en vitali-teit blijkt, een sterke voorkeur voor de lysimeters welke extra mest-gifteh hebben ontvangen.

Rood zwenkgras, de enige soort van groep III, heeft een voorkeur voor de lysimeters met een extra beregening.

De soorten van groep IV vertonen een voorkeur voor de onbemeste ly-simeters.

(12)

CM o I I vo m Ds m m o o s: 3 <M o m i S i m o i m o e •r-i o) <U 4-1 en o P . r J 0 ) 4 J C • H 3 OJ c • r-t OJ :*: CM <r CD CN _* a CM ^_ ca CM f CO f en f <r f « u cO • I - I 0 u - t M EU a CO •r-i c o 4 - J ^ CO C J ^ i OJ OJ s ^ -O C CO M 4 J co CM J! c-o ~ a CM + • • CM - ï d -< • • • en en en M (/) e <L) OC e p a r ö • r-i ^ CJ • H ) - i 4 J >. W CU W) oo O) N E -a ^ C ai co X M CM m o 0 ~~ _! & o CM CM 0 CM 0 o ! ' en - j • • en m C O <r • • - j m • • s T CO CO CNI CM e M ca • d u CO e m QJ - , - 1 u u CO c j c ca a; •-< u >> « x: (X X O QJ S i-1 e co u <u > }-< at ^ QJ ö • r - l [ H 1 CM & • i H cO O 3 ca u w 3 U C f i I-i x: 4 - 1 c < 4 J QJ J * i CO V J OJ ) - i CO CO 0 0 c o X 0 0 _" p. o o ~ a 0 0 a . -i i te E 3 e • i - i w CA • H U CO E 3 - I - I )-X i E • I - I w • r J co VI (0 )-> 00 r * c QJ 3 N T 3 O O C d cd o 0 CM a m h D CM en _ en CM • • en 1 CM CM* cO M '""' CO ) J X 5 3 U CO u 3 j _ > i n OJ f i . E QJ O r - i -P C u o o x: h QJ ^ - Ü < "~p - J S _J a ~~t ca a _ <r ca CJ t/1 c QJ > i-t CO E 3 • H 4 J CO ca u QJ t_J -a 3 U ^ <U 00 oc r a c o o 3 C y o CM ca te a ca 4 - 1 co u TD co i-i en J-i 0 ) cO £ u 0 a >. X CO u 00 u e 3 CÛ en CM CO ^ CO en C QJ ü en QJ G ca u i n 3 U O x: a Ol c >. u o u QJ 4 J 1 - 4 O 0 > u 3 QJ ^ QJ •r-l U Q ~ & _* cO —. a t a > u 0 o o u 4-) fO o •r-l > CA ca u oc QJ TJ T3 0 T3 T> C cO M CM a "" _" a "" cO CO E 3 • i H r 4 CO Ci QJ U cO Ë 3 OJ P H E cO co U o *~i &. O _" a 0 _" a o o CM G. P. Ü QJ a en en 3 X i 3 te u 3 3 B •a c CO N __' a „T a CO "". _* cO ( 0 • r - l O 4 - 1 • i H >, a u OJ en ca S-j ca c QJ U < -o 3 ) - J ^ (/) •^ 3 M -^ C • H QJ ^ a _' p -~ a _I a ^J & te VI • H r ^ cO ù û 3 > 0 U QJ C QJ C/3 T 3 •r-l 3 r J A i m - D O U cO n 0 _* P. o _* a ca & ~ _* a „ " a co QJ -D O U ca o - H Ü QJ C ÛJ m ^ M N Ul to > S 10

(13)

De soorten van groep II geven de voorkeur aan zowel bemesting als beregening.

De differentiatie in groepen lijkt vooral veroorzaakt te worden door de factoren bemesting en beregening, terwijl de groepen zijn

samengesteld uit hoofdzakelijk spontaan opgekomen soorten. Wanneer de groepen onderling vergeleken worden valt op dat in groep I de

helm zeer sterk domineert. Daarnaast komen ook strandkweek en kleine winterpostelein met een groot bedekkingspercentage voor. Naast deze 3 soorten komen, waarschijnlijk als gevolg van een te grote concur-rentiedruk weinig andere plantensoorten voor.

In groep IV daarentegen is geen enkele plantensoort dominant; de aangeplante helm leidt een kwijnend bestaan, terwijl het aantal ande-re plantensoorten in deze groep groter is. De concurande-rentiedruk van de helm lijkt hier te zijn weggevallen, waardoor andere soorten tot ont-wikkeling kunnen komen.

Als de helm van groep IV vergeleken wordt met de blanko lysimeter 4 dan moet geconcludeerd worden dat de olie in de bodem de vitaliteit van de helm sterk reduceert.

Daar extra beregening de vitaliteit van de helm niet doet terug-keren lijkt het niet waarschijnlijk dat de olie aangrijpt in de water-voorziening van de helm.

Een tweede mogelijkheid is dat door de aanwezigheid van olie de zuurstofhuishouding van de wortelzone negatief wordt beïnvloed. Als dit zuurstoftekort een beperkende factor voor de groei van de helm zou zijn, moet ook de helm bij mestgiften in combinatie met olie een geringe vitaliteit bezitten. Het tegengestelde is echter waar. Dat mestgiften een compenserend effect op de zuurstofhuishouding in de wortelzone zouden hebben lijkt niet erg waarschijnlijk.

Uit de resultaten kan slechts geconcludeerd worden dat de aanwe-zigheid van olie in de bodem vooral de beschikbaarheid van mineralen voor dieper wortelende planten als helm blokkeert. Daar uit wortelon-derzöek is gebleken dat de beworteling van de helm niet door de olie pannekoek heendringt, groeit de helm in wezen slechts op een 1 meter dikke zandlaag. In de loop van een aantal jaren lijkt de helm de mineralen voorraad in deze beperkte ruimte uit te putten, waardoor de vitaliteit steeds sterker terugloopt (zie ook tabel 1). Minder

(14)

diep wortelende planten stellen minder eisen aan de mineralen huis-houding en lijken geen ernstige gevolgen te ondervinden van deze uit-putting van de grond.

5. SAMENVATTING

Voor het COOW werd op een twaalftal lysimeters in de duinen bij Katwijk onderzoek gedaan naar het effect van olieverontreiniging in de bodem op de deels spontane, deels aangeplante begroeiing.

Ter bestudering van de afbraaksnelheid van olie onder verschillen-de omstandigheverschillen-den door anverschillen-dere instellingen, werverschillen-den enkele lysimeters aan kunstmestgiften en extra beregening of combinaties daarvan onder-worpen. Met behulp van enkele vegetatiekundige criteria kon uit de begroeiing worden afgeleid welke behandeling het merendeel der lysi-meters had ondergaan, zonder dat bekendheid met de uitgangssituatie aanwezig was.

In een tweede fase van het onderzoek bleek dat olie in de bodem een sterk negatieve invloed heeft op de vitaliteit van aangeplante helm. Op lysimeters waar tevens mestgiften werden toegediend, werd dit negatieve effect van olie geheel opgeheven.

Extra beregening op de lysimeters met olieverontreiniging bleek de vitaliteit van de helm niet te doen terugkeren.

Daarom wordt verondersteld dat de olielaag praktisch ondoordring-baar is voor de helmwortels. De mineralen uit de diepere lagen zijn daarom niet beschikbaar voor de helmplanten. De mineralenvoorraad van de bovengrond (boven de oliepannekoek) is blijkbaar binnen

enke-le jaren uitgeput.

Het feit dat op de lysimeters met mestgiften relatief weinig plan-tensoorten voorkomen in vergelijking tot de lysimeters zonder mest-giften, is een gevolg van de dominante en concurrerende positie van de helm en heeft niet direct met een effect van olie in de bodem te maken.

(15)

6. LITERATUUR

ELLENBERG, H., 1974. Zeigerwerte der Gefässpflanzen Mitteleuropas Scripta Geobotanica IX.

HEUKELS-VAN OOSTSTROOM, 1975. Flora van Nederland. 18e druk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Theriogenology Il, 297;.. Variance and covariance components for weaning weight for Hereford in three countries. Estimation of variance compo- nents for traits measured

The very first thing seen on the stage is someone's body lying on a bed or a stretcher. This setting becomes very suggestive to the audience/reader.

Misra, “Effect of skin thickness on target motion during needle insertion into soft-tissue phantoms,” in Proceedings of the IEEE RAS & EMBS International Conference on

Neerslag - Afvoer tegen maand bij verschillende kanspercentages t Deze serie omvat 6 figuren, namelijk voor elke tijdvaklengte één.. Neerslag - Afvoer tegen tijdvaklengte

[r]

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden