• No results found

‘Krachten bundelen tegen de afbraak van de christelijke beschaving’ Onderzoek naar de representatie van homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Krachten bundelen tegen de afbraak van de christelijke beschaving’ Onderzoek naar de representatie van homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad"

Copied!
182
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad:

bespreekbaar, maar vijandbeeld dominant

Homoseksualiteit is bespreekbaar in het Reformatorisch Dagblad. Neutraliteit en journalistieke onafhankelijkheid ontbreken echter in de berichtgeving over homo's . Dat blijkt uit onderzoek van masterstudent Thomas de Man.

De acceptatie van homoseksualiteit en lhbt-personen neemt al jaren gestaag toe. Ook onder protestantse nederlanders groeit de acceptatie. Toch denken zij twee keer negatiever over homoseksualiteit dan gemiddeld. Hoe wordt homoseksualiteit gerepresenteerd in het Reformatorisch Dagblad? Dat is de vraag waarmee een masterstudent van de Universiteit van Amsterdam aan de slag is gegaan. Het Reformatorisch Dagblad is een toonaangevend en gezaghebbend medium onder (orthodox) protestantse Nederlanders.

Moraliteit en conflict lopen als een rode draad door de representatie van

homoseksualiteit in die krant. In veel van de berichtgeving wordt gewezen op de (on)Bijbelse moraal als het gaat over homoseksualiteit. De journalisten van het Reformatorisch Dagblad schrijven artikelen met in het achterhoofd leefregels en opvattingen volgens de christelijke leer. Hiermee komt de journalistieke

onafhankelijkheid van de krant in het geding. De artikelen van de krant zijn doorspekt met ideologische opvattingen, moraal en emotie.

In het onderzoek ligt de nadruk op een periode waarin homoseksualiteit binnen de kerk veelvuldig aan bod kwam. Dit gebeurde na het uitkomen van de

nashvilleverklaring. Een document - vertaalt uit het Engels - waarin homoseksualiteit en het homohuwelijk worden afgewezen. Het Reformatorisch Dagblad laat zich gelden als discussieplatform voor verschillende (christelijke) meningen over het onderwerp homoseksualiteit en de kerk. Lhb-personen zijn zichtbaar in de krant, maar worden bijna nooit aan het woord gelaten. Er wordt vooral over de groep gesproken.

De manier waarop er gesproken wordt over lhb-personen verschilt per bericht, maar uit de analyse van het onderzoek komt een beeld naar voren waarin een

vijandbeeld en stereotyperingen centraal staan. Als het gaat om vijandbeeld wordt homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad geregeld als uitwas van de

seculiere maatschappij gepresenteerd. Stereotypen gaan veelal over de levensstijl van homomannen. De spanning zit 'm in de vrees vanuit de kerk om een steeds marginalere plek te krijgen binnen de samenleving en het Bijbelse denken langzaam maar zeker te verliezen. Het toe eigenen van (christelijk) slachtofferschap valt hierbij op.

Het Reformatorisch Dagblad staat voor de verdediging van een relatieve kleine groep streng-religieuze Nederlanders die liberale waarden ‘opgedrongen’ krijgt. In artikelen presenteert de krant zich dan als beschermer van het traditionele huwelijk

(2)

en conservatieve normen en waarden. Er komen teksten voorbij waarin harde bewoordingen vallen en zelfs oorlogstaal. Het gaat in zekere zin over het

voortbestaan van de kerk en dat is voor de journalisten van het Reformatorisch Dagblad en de achterban van levensbelang. Het woordgebruik past bij de urgentie die wordt gevoeld.

Ook binnen de kerk blijkt men flink van mening te verschillen over de omgang met homoseksualiteit in de kerk. Uit het onderzoek blijkt dat er - ondanks het sterke 'wij zij' frame - geen eenduidige lijn te zijn vanuit de kerk. Volledige afwijzing van homo's wordt niet veel gezien, maar acceptatie daarentegen ook niet. Uit de onderzochte artikelen van de krant komt naar voren dat de discussie moeilijk en gevoelig blijft binnen de kerkelijke gemeenschap.

Toch wordt er ook getracht toenadering te zoeken. Ook dit komt voort uit

ideologische drijfveren: de gedachte van naastenliefde. De manier van leven wordt niet geaccepteerd, maar de gedachte is dat ook homo’s god nodig hebben en hun leven en het de taak is van goede christenen hen naar het juiste pad te leiden. Hier komt de onevenwichtige machtsrelatie naar voren. Respect en zichtbaarheid kan alleen worden verdiend door aanpassing aan de christelijke heteronormativiteit. Het bestaan van homoseksualiteit en seksuele minderheden wordt niet (meer)

verzwegen. Uit het onderzoek blijkt dat er bij tijd en wijle ruimte is voor verschillende standpunten en meningen over homoseksualiteit, het wel of niet inzegenen van homohuwelijken en de omgang met christelijke homo's. Toch is de manier waarop wordt gesproken over homoseksualiteit met regelmaat afwijzend en soms zelfs dreigend. Als we de berichtgeving van het Reformatorisch Dagblad als blauwdruk nemen, blijft de emancipatie van homoseksuelen binnen de gereformeerde

gemeenschap uiterst fragiel. De krant is gezaghebbend binnen de achterban. Met berichtgeving waar emotie en ideologie leidend zijn, wordt een verbetering van de sociale positie van lhb-personen doelbewust tegengehouden.

(3)

Dankwoord

geduldig wachten, zorgvuldige begeleiding,

(4)

‘Krachten bundelen tegen de afbraak van de

christelijke beschaving’

Onderzoek naar de representatie van homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad

Masterscriptie Journalistiek en media

Scriptiebegeleider: dr. Pauline van Romondt Vis Universiteit van Amsterdam

8 mei 2020

Auteur: Thomas de Man Studentnummer: 10000878 Woordaantal: 18220

(5)

Inhoudsopgave

1 Inleiding

2 Theorie

2.1 Wat is representatie? 2.2 Hoe werkt verschil?

2.3 Vormen van representatie 2.4 Wat is framing? 3 Methoden 3.1 De krant 3.2 Analyse 3.3 Verzamelen 3.4 Operationalisatie 4 Resultaten 4.1 Moraliteitsframe 4.2 Conflictframe 4.3 Verantwoordelijkheidsframe 5 Conclusie 6 Bibliografie 7 Bijlagen

1 Inleiding

(6)

Begin 2019 zorgt de Nashvilleverklaring voor veel beroering in de Nederlandse samenleving en in het medialandschap. De verklaring werd opgesteld door Amerikaanse gelovigen en is met een vertaling ook het milieu van

orthodox-protestants Nederland binnengekomen. Onder meer praktiserende homoseksualiteit en het huwelijk tussen mensen van het gelijke geslacht worden afgewezen.

Honderden prominente figuren uit de kerkelijke wereld, waaronder voorgangers, hoogleraren en politici, ondertekenden de verklaring. Deze steun leidt tot een storm van kritiek in de seculiere media en zwengelt een uitgebreide discussie aan in het Reformatorisch Dagblad. Deze krant is gelieerd aan de gereformeerde kerken en bedient een strenggelovige lezersgroep (Bakker & Scholten, 2014: 16-17). Het Reformatorisch Dagblad laat zich in de weken die volgen gelden als

discussieplatform voor een onderwerp dat gevoelig ligt bij de achterban. Het maakt nieuwsgierig naar de manier waarop homoseksualiteit gerepresenteerd wordt in het Reformatorisch Dagblad.

De acceptatie van homo- en biseksualiteit is de laatste jaren sterk toegenomen. In 2018 stond 73 procent van de bevolking positief tegenover homo- en biseksualiteit. Een stijging van 20 procent ten opzichte van 2006 (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2018). Nederlanders met een protestantse levensovertuiging denken twee keer negatiever over anders geaarden dan gemiddeld (Sociaal en Cultureel

Planbureau, 2018). Volgens onderzoeker David Bos hangt de acceptatie van homoseksualiteit in hoge mate samen met religiositeit. ‘Bijna acht op de tien die religie zeer belangrijk vinden, staat er negatief tegenover’ (Bos, 7). Het

protestantisme is onder te verdelen in verschillende stromingen. Schattingen van het aantal orthodox-protestantse christenen in Nederland lopen uiteen van een half miljoen tot 1,5 miljoen (Keulemans, 2017). Het Reformatorisch Dagblad bedient een streng-gelovige achterban voor wie het dagblad een belangrijke informatiebron is. Isolement van seculiere invloeden draagt bij aan de instandhouding van de normen en waarden. Onder de gereformeerde bevolking wordt dan ook minder media geconsumeerd (Visscher, 2016). Televisie kijken is in veel gevallen taboe. Maar de nieuwe generatie refo’s is aan een inhaalslag bezig: ongeveer driekwart van hen kijkt af en toe naar de televisie en ongeveer een kwart doet dit dagelijks (ibid.). De diversiteit aan media die gereformeerden tot zich krijgen blijft beperkt en daarom is het relevant te onderzoeken wat deze informatie precies behelst. Uit onderzoek van

(7)

Barbara Oomen et al. (2009, in Bos, 34) komt naar voren dat 67 procent van de lezers van het Reformatorisch Dagblad homoseksuele gevoelens niet accepteert (Bos, 34). Wel gaf ruim een op de vier respondenten aan dat ze homoseksualiteit in de laatste vijf jaar meer zijn gaan accepteren, ‘al hadden of hielden ze moeite met de uitingen daarvan’ (33). In dit onderzoek wil ik kijken naar de manier waarop seksuele minderheden worden gerepresenteerd in een uitgesproken christelijk dagblad.

Met de oprukkende homo-emancipatie in het achterhoofd is het nuttig om het huidige discours - en eventuele verschuivingen - rondom homoseksualiteit te onderzoeken binnen het toonaangevende Reformatorisch Dagblad. Om een zo’n evenwichtig mogelijk beeld te krijgen, wil ik in dit onderzoek de focus leggen op de termen homoseksualiteit en lhb-personen (lesbisch, homo, bi). Ik heb voor deze afbakening gekozen omdat er er tussen verschillende letters van de gangbare afkorting lhbti verschillen zitten in zichtbaarheid en in mate van emancipatie.

‘Onderzoek naar LHBT gaat vaker over LHB dan over T, terwijl juist deze laatste groep mogelijk het verst van de samenleving af staat’ (Kuyper & Vanden Berghe, 4). De emancipatie en zichtbaarheid van transgenders is de laatste jaren pas op gang aan het komen. Omdat er nog niet veel onderzoek is naar de representatie van seksuele minderheden in Nederlandse dagbladen, lijkt mij het goed om allereerst naar de representatie van homoseksualiteit te kijken. Het dominante beeld als het gaat om homoseksualiteit onder christenen is liefde tussen twee mannen. Ik weet uit de journalistiek dat er in veel gevallen steeds beter wordt nagedacht over

beeldvorming en framing van minderheidsgroepen. Dat geldt voor kranten als de Volkskrant en NRC Handelsblad. In mijn stage bij NRC is er verschillende keren in groepsverband gesproken over de manier waarop lhbt-personen in de krant

worden gerepresenteerd. Natuurlijk gaat dit nog niet altijd goed, maar het gesprek wordt gevoerd.

Voor er gesproken kan worden over eventuele veranderingen in de representatie van homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad, moet eerst worden vastgesteld op wat voor manier seksuele minderheden gerepresenteerd worden in de krant. Welke frames van toepassing zijn op de berichtgeving en zien we terugkerende stereotyperingen in de berichtgeving? Dit onderzoek ik aan de hand van een frame-analyse. De inductieve methode van Baldwin van Gorp (2007a) zal hierbij leidend zijn. Artikelen uit het Reformatorisch Dagblad in de periode oktober 2018 tot

(8)

en met januari 2019 vormen het corpus. Met enige regelmaat ontstaat er ophef over de berichtgeving van seksuele minderheden in of via christelijke dagbladen. Zo kreeg het Reformatorisch Dagblad kritiek op het verspreiden van een flyer waarin twee zoenende mannen stonden afgebeeld. Door het koppel was een groot rood kruis getekend. Het was geen eigen actie van de krant, maar een uiting van de actiegroep Gezin in Gevaar. Toch kwam het verspreiden van de flyer de krant op veel kritiek te staan.

De media hebben een ‘symbolische macht’ of de macht om ‘realiteit te

construeren’ (Dyer, 2002: 16 & Merskin, 2010: 335). William J. Earnest (2002) stelt het volgende: ‘Homoseksualiteit heeft het obstakel van onzichtbaarheid in veel culturele en media-instellingen overwonnen. Toch zijn homoseksuelen nog steeds schijnbaar onzichtbaar voor één grote groep Amerikanen: evangelische

christenen’. Het mediagebruik van de gereformeerde gemeenschap in Nederland blijft beperkt tot een paar media waaronder het Reformatorisch Dagblad. Ik denk dat het daarom relevant is om de representatie van homoseksualiteit binnen de informatievoorziening van (orthodox) protestanten in Nederland nader te bekijken, aangezien representatie in de media belangrijk is voor de acceptatie van

minderheden. ‘Degenen die de media beheersen, controleren de discoursen van een samenleving over zichzelf ' (Denzin, 1996, p. 319). Allen en Bruce (2017: 226) schrijven dat de manier waarop individuen en groepen worden gerepresenteerd in de media effect heeft op de manier waarop ze worden gezien door de

maatschappij. McInroy en Craig (2015) laten zien dat mensen (trans en niet-trans) hun informatie op vlak van transseksualiteit uit de media halen. Ik denk dat dit ook het geval is voor andere seksuele minderheden. Met name als we het hebben over groepen waar homoseksualiteit minder geaccepteerd en bespreekbaar is. Daarbij wonen de lezers van het Reformatorisch Dagblad vaker in de provincie. Hierdoor is het waarschijnlijk dat zij minder in aanraking komen met zichtbare homoseksualiteit, iets wat in de grote steden meer het geval is. Natuurlijk zijn het niet enkel de media die het beeld en de opvattingen over seksuele minderheden bepalen. Maar als we inzoomen op de invloed van het Reformatorisch Dagblad lijkt de krant er wel

degelijk een rol in te spelen. Uit het onderzoek van Oomen et al. (2009, in Bos, 34) wordt lezers van het Reformatorisch Dagblad gevraagd naar factoren die hun mening over homoseksualiteit hebben doen veranderen. Allereerst was dit ‘gesprekken met mensen om mij heen’ gevolgd door ‘de discussie in christelijke kranten’, ‘de discussie in kerkelijke kring’ en ‘de algemene maatschappelijke

(9)

discussie’. Dit toont aan dat media en in dit geval een krant als het Reformatorisch Dagblad een machtspositie heeft als het gaat over de representatie van

minderheden en beïnvloeden ze de acceptatie van deze.

2. Theorie

In dit hoofdstuk worden verschillende concepten besproken die van toepassing zijn voor dit onderzoek naar de representatie van seksuele minderheden in het

Reformatorisch Dagblad. Allereerst het begrip dat ook terugkomt in de hoofdvraag van het onderzoek: representatie. Na dit besproken te hebben, volgt een

verkenning van het concept ‘verschil’. Wat is dat? En hoe komt het tot uiting? Vervolgens kijk ik naar een aantal vormen van representatie: symbolische

tenietdoening en stereotypen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het concept ‘framing’.

2.1 Wat is representatie?

Taal bestaat uit tekens en symbolen die ideeën, gevoelens of concepten representeren. Mensen gebruiken taal om de wereld om hen heen in kaart te brengen en die beter te kunnen begrijpen. Stuart Hall refereert naar taal als een systeem van representatie (Hall, 1997: 1). Representatie is essentieel als het gaat om het uitwisselen en produceren van betekenis tussen mensen uit dezelfde cultuur. Het is de productie van betekenis door middel van taal. Zaken (gebeurtenissen,

objecten, mensen) krijgen betekenis door de manier waarop ze worden

gerepresenteerd en geïnterpreteerd (Hall, 1997: 3). De betekenis van iets, zegt Hall, wordt door allerlei zaken beïnvloed. Wat voelen we voor iets? Waar wordt het voor gebruikt? Welke verhalen vertellen we erover? (Hall, 1997: 3) Representatie in de media is het vangen van een realiteit - in content - en het produceren van

betekenis (Orgad, 2012: 17). Zichtbaarheid in de media is een manier om erkenning te bewerkstelligen en macht uit te oefenen (2012: 5). Shani Orgad stelt dat

representaties in de media mensen informeren en hun beeld vormen over hoe ze de wereld zien en ook hoe ze zichzelf en anderen zien. Daarbij benadrukt ze het belang van die representaties: ‘Ze hebben een enorme kracht en verstrekkende gevolgen voor het leven van ons en anderen’ (8). Dwight Brooks & Lisa Hébert (2006) geven aan dat representaties door de media van belang zijn, omdat we in een tijd leven

(10)

waarin media grote invloed hebben op wat de samenleving van betekenis vindt (297). De sociale realiteit wordt mede bepaald door de redactionele keuzes van redacties - welke onderwerpen er worden uitgepikt om over te schrijven en aandacht voor te genereren. Volgens Elfriede Fürsich (2010) zijn het enkel

onderwerpen die worden opgepikt door de media die het potentieel hebben om mensen buiten hun eigen ervaring en leefwereld te doen denken (1). In die zin kunnen media, waaronder print, naast het schetsen van de realiteit ook bepaalde opvattingen of levenswijzen normaliseren (3). Orgad zegt hierover: ‘Het vergroten van het aandeel concurrerende opvattingen is de sleutel tot meer

ruimdenkendheid van mensen’ (6). Maar dit geldt volgens de onderzoeker vooral voor opvattingen of ideeën waar mensen zelf minder bekend mee zijn. Toch is het niet gemakkelijk opvattingen van mensen bij te sturen via de media, want de manier waarop ‘de ander’ gerepresenteerd wordt, ligt vast in werkwijzen die al lange tijd worden gehanteerd. Dit maakt het moeilijk om de representatie van een groep te veranderen (15).

Hall en Orgad (18 - 23) zijn het eens over twee manieren van het benaderen van representatie: constructionistisch en reflecterend. Volgens Hall (1997: 25) is er nog een derde benadering, namelijk de doelbewuste (intentional) aanpak. In de reflecterende benadering wordt de media als een soort spiegel gezien waarin de realiteit door middel van taal kan worden nagebootst. Representatie heeft hierbij invloed op de werkelijkheid. Bij de doelbewuste aanpak zet een (schrijvend)

journalist precies op papier wat hij of zij wil overbrengen. Het gaat dan om betekenis die de schrijver er zelf aan heeft gegeven. Volgens Hall gaat dit niet op omdat taal een constante dialoog is tussen mensen in een samenleving. Woorden krijgen niet enkel betekenis voor de zender, maar ook voor de ontvanger (25). De ontvanger kan een geschreven tekst op een andere manier interpreteren dan de schrijver heeft bedoeld. Michel Foucault benadert representatie op een discursieve manier. Hierbij ligt de focus meer op discours en minder op taal (Hall, 1997: 44). ‘Relaties van macht, niet relaties van betekenis, waren zijn grootste zorg.’(43). Een discours is een manier om naar kennis te verwijzen of een manier om kennis van een bepaald onderwerp te construeren door verschillende ideeën, beelden en gebruiken over een onderwerp uit te lichten en te bespreken. Representatie construeert betekenis en discours verbindt hier een perspectief aan vast. De focus van Foucault ligt meer op het effect van de boodschap dan op de boodschap zelf (zoals wel het geval is bij de andere genoemde benaderingen). Het dominante discours wordt uiteindelijk

(11)

de gestandaardiseerde opvatting van een bepaald onderwerp in een samenleving. Deze ontstaat uit een gecreëerd beeld van verschillende betekenissen. En zoals gezegd is dit lastig te veranderen als het beeld eenmaal staat.

In deze thesis ligt de focus op de constructivistische benadering. Hierbij wordt uitgegaan dat iedere representatie een construct is. In het onderzoek naar

nieuwsberichten kan worden gesteld dat een bericht geconstrueerd wordt door de journalist. Hij of zij bepaalt de opbouw en het taalgebruik van het stuk. Zo kunnen sommige gebeurtenissen worden uitgelicht of worden versimpeld om het leesbaar te houden. Daarbij leest de ontvanger de tekst waarschijnlijk op een andere manier dan de schrijver voor ogen had. Stuart Hall verwijst naar dit principe als decoding/ encoding. Encoding is de productie van een boodschap door bijvoorbeeld een schrijvend journalist en decoding is de manier waarop de boodschap wordt begrepen en geïnterpreteerd door de lezer (Hall, 1973). Een nieuwsbericht is een werkelijkheid, maar in die zin niet de enige werkelijkheid. Volgens Shani Orgad

scheppen representaties in de media een beeld van de wereld dat ervoor zorgt dat mensen dichter bij elkaar komen en gedachten over de mogelijkheid om een ander soort leven te leiden op een nieuwe plek stimuleren (Orgad, 2012: 8). Maar gewezen moet worden op het verschil tussen positieve en negatieve representatie. De strijd die wordt geleverd tussen verschillende groepen over de representatie wordt door Hall aangeduid als politics of representation (8). Hij stelt dat representatie meer functioneert als een dialoog dan als een vaststaand gegeven. Hij ziet representatie dus wel als iets dat veranderlijk is. Deze dialoog wordt vormgegeven door gedeelde opvattingen en cultuur die aan verandering onderhevig kunnen zijn (Hall, 1997: 10). Er is ook kritiek op mediarepresentaties. Vaak gestoeld op de notie dat

representaties in de media de werkelijkheid behoren te weerspiegelen, maar zich voornamelijk bezighouden met de gemeenschappen die hun media consumeren en met wat zij willen lezen, horen of zien (2012: 19). Een representatie, stelt Orgad, is verbonden aan ‘specifieke culturele omstandigheden’ die enkel begrepen kan worden met de juiste culturele kennis (22). En als een representatie past bij de gedeelde opvattingen van een groep mensen kan er wel een dialoog worden gevoerd over dit beeld, maar zal dit in de praktijk toch lastig zijn om te verschuiven. De Gay & Lesbian Alliance Against Defamation houdt sinds twee decennia bij

hoeveel homopersonages er te zien zijn in Amerikaanse (televisie)series. Waar in 2005 ongeveer 2 procent van de personages werd aangeduid als lhbt-er, was dit in het laatste onderzoek 10 procent. (GLAAD, 2005, 2019). Dat de representatie aanzienlijk

(12)

is toegenomen zegt weinig of het soort representatie van seksuele minderheden, in dit geval op de Amerikaanse televisie. Cedric C. Clark (1969) formuleerde vier fasen van representatie om onderscheid aan te kunnen brengen. Allereerst is er non-representatie. Dit geldt als er geen lhbt-personages aanwezig zijn in de media. Wat volgt is ridicule: seksuele minderheden zijn aanwezig maar worden op een ridicule manier neergezet. Regulatie is de derde fase: homopersonages zien we terug, maar in beperkte mate en alleen in specifieke rollen die sociaal geaccepteerd worden. De laatste fase is respect: lhbt-personages komen terug in verschillende soorten rollen - positief en negatief (Clark, 18-22). In een later deel over stereotyping zal verder worden ingegaan over de manier van representatie van seksuele

minderheden in de media, specifiek televisieseries.

In de Nederlandse samenleving is het discours van homoseksualiteit in de laatste decennia radicaal veranderd. Tot 1971 was er een wet die homoseksuele relaties onder de 21 jaar strafbaar stelde. Precies dertig jaar later volgde het eerste homohuwelijk. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (2018) vraagt Nederlanders jaarlijks naar hun opvattingen over homoseksualiteit en ziet de acceptatie ieder jaar verder stijgen: in 2006 was 53 procent van de ondervraagden positief over

homoseksualiteit, in 2018 was dit gestegen tot 74 procent. Protestantse Nederlanders denken (minstens) twee keer zo negatief over homoseksualiteit. Negatieve

associaties met homoseksualiteit nemen toe naarmate mensen religie belangrijker vinden: ‘Bijna acht op de tien die religie zeer belangrijk vinden, staat er negatief tegenover’ (Bos, 7). Het discours van homoseksualiteit onder protestanten hangt samen met wat de Bijbel leert over het onderwerp. Zo wordt het in het Joodse wetboek Leviticus mannen verboden om het bed te delen met andere mannen. Mannen die zich hieraan schuldig maken, behoren volgens de tekst de doodstraf te krijgen. Als het gaat over de acceptatie van homoseksualiteit binnen het

christendom, wordt geregeld naar deze passage in Leviticus verwezen als argument voor het afwijzen van andersgeaarden. Een relevant gegeven voor dit onderzoek aangezien er wordt gekeken naar de representatie van seksuele minderheden in een dagblad met een nadrukkelijk christelijk stempel. Het is goed om de

achtergrond en oorsprong van de afwijzing te snappen. 2.2 Hoe werkt ‘verschil’?

(13)

Stuart Hall schrijft dat betekenis afhankelijk is van de verschillen tussen

tegenovergestelden. ‘Zonder verschil kan betekenis niet bestaan’ (1997: 234). Door middel van binaire tegenstellingen (zwart/wit, homo/hetero) is het mogelijk

diversiteit te vangen binnen twee extremen (235). Zonder homoseksualiteit is er geen heteroseksualiteit en andersom. Ons begrip van homoseksualiteit komt uit de

vergelijking met heteroseksualiteit. Er is altijd een machtsrelatie tussen de twee polen in een binaire tegenstelling. Toch, zegt Hall, is het risico dat verschillen worden

gesimplificeerd door de tweedelige structuur (235). ‘Begrippen zoals ‘verschil’ en ‘de ander’ zijn gecompliceerd en impliceren niet altijd alleen negativiteit’ (Casey et al, 2008: 103). Volgens Mikhail Bakhtin ontstaat betekenis door het verschil tussen participanten in elke dialoog. ‘De ander’ is essentieel voor betekenis (Hall, 235). Hall schrijft dat een zwakte van de theorie van Bakhtin is dat een enkele groep nooit compleet de leiding kan hebben als het gaat om het geven van betekenis: ‘Wat het betekent om Brits, Russisch of Jamaican te zijn, kan niet enkel door de Britten, Russen of Jamaicans worden bepaald, maar is een onderhandeling tussen deze groepen en de groepen die zijn als anders beschouwen’ (236). Stanley Cohen (1973) beschrijft het concept ‘morele paniek’ dat ontstaat als ‘de ander’ gezien wordt als bedreiging voor de stabiliteit van de samenleving zoals deze is ingericht. Het proces waarin de media (kan ook de de politiek zijn) een groep neerzet als bedreiging en deze vervolgens marginaliseren wordt ook wel ‘othering’ genoemd. Volgens Shani Orgad kunnen verschillen tussen mensen resulteren in othering. De ander wordt dan neergezet als een outsider en wordt buiten de bekende

categorieën van de mens geplaatst (Orgad, 2012: 54). Orgad stelt dat kennis over de ander essentieel is om te begrijpen wie je zelf bent. ‘We hebben anderen nodig om onszelf te snappen en te definiëren, omdat de kennis over onszelf voornamelijk voortkomt uit de notie van wat wij niet zijn’ (53). ‘Symbolische grenzen staan

centraal in alle culturen. Het markeren van verschil leidt tot het sluiten van rangen, het versterken van de cultuur en het stigmatiseren en verdrijven van alles dat wordt gedefinieerd als onzuiver, abnormaal. Paradoxaal genoeg maakt dit ‘verschil’ echter ook krachtig en aantrekkelijk. Juist omdat het taboe is en de culturele orde bedreigt. Dus wat sociaal perifeer is, is vaak symbolisch gecentreerd’ (Hall, 1997: 237). In de huidige digitale wereld is de ander dichterbij dan ooit, schrijft Orgad. Door technologische mogelijkheden is het mogelijk om ‘intimiteit op afstand’ te ervaren (2012: 78). Deze mogelijkheden zorgen ervoor dat beelden die bepaalde groepen niet snel zouden bereiken dat nu wel doen. Dit zou voor zowel toenadering als afstand kunnen zorgen. Het markeren van de ander is de basis van een

(14)

symbolische rangschikking die we cultuur noemen (Du Gay et al. in Hall, 1997: 236). Zo’n culturele rangschikking met symbolische grenzen kan goed gedijen als dingen op een duidelijke manier in te delen zijn. Als dat niet kan en culturele codes worden gebroken, tast dit de gecreëerde stabiliteit van een cultuur aan (236).

2.3 Vormen van representatie

Symbolic Annihilation

De term symbolic annihilation of symbolische tenietdoening (Gerbner, 1976) verwijst naar een ondervertegenwoordiging of algehele afwezigheid van specifieke

groepen in de media. Tuchman (1978) beschrijft dit fenomeen als een proces waarbij media groepen mensen, die minder sociale waarde toegekend krijgen, weglaten, veroordelen of bagatelliseren. Hierdoor wordt een symbolisch oordeel uitgesproken over de (lagere) positie van die mensen. Zoals opgeschreven in de eerste passage van dit hoofdstuk is zichtbaarheid in de media volgens Shani Orgad een manier om erkenning te bewerkstelligen en macht uit te oefenen (Orgad, 2012: 5). Tuchman schrijft in het essay Women’s Depiction by the Mass Media dat

onderrepresentatie van vrouwen in de media het gebrek aan macht van die groep blootleggen. Zoals representatie in de media de maatschappelijke positie van een groep erkent, zo wijzen onderrepresentatie (bagatelliseren en bespotten) van een groep op symbolische tenietdoening. Meer recent schrijven Tuchman en Merskin (1998: 335) dat gewaardeerde sociale groepen veel in de media te zien zijn, terwijl niet-gewaardeerde groepen worden weggelaten. Hierdoor kunnen lezers/kijkers niet snel te weten komen over kenmerken en bijdragen van die groep aan de

maatschappij. Het weglaten van groepen uit de media geeft de boodschap af over hoe mensen zich wel en niet behoren te gedragen in de maatschappij. Of hoe ze er wel of niet moeten uitzien (Klein & Kenneth, 2009). Kielwasser en Wolf stellen dat ‘symbolische tenietdoening van homoseksuele jongeren op televisie, en

massamedia in het algemeen bijdragen aan sociale isolatie’. Ze verwijzen naar de zwijgspiraaltheorie van Noelle-Neumann (1974). Deze theorie gaat uit van media die veel macht hebben en ervoor zorgen dat hetgeen dat afwijkt wordt ontmoedigd (Kielwasser & Wolf, 1992: 352).

Stereotyping

Richard Dyer (1977) maakt een onderscheid tussen ‘typing’ en

(15)

gebruikt om de wereld in kaart te brengen. Zoals eerder in dit hoofdstuk benoemd, meent Stuart Hall dat betekenis niet kan bestaan zonder verschil (Hall, 1997: 234). Stereotyping verkleint en verdeelt verschil op in essenties. Het wordt gebruikt om de sociale en symbolische hiërarchie in stand te houden en komt vooral voor wanneer er grote verschillen in macht bestaan. Volgens Dyer wordt het ingezet om duidelijke grenzen te vormen over definities en te bepalen wat is toegestaan en wie wel en wie niet binnen die grenzen vallen (Dyer, 2002: 16). Als het gaat om macht, geldt in het geval van stereotyping niet enkel fysieke of economische macht, maar juist symbolische macht. De macht om iemand of iets op een bepaalde manier te representeren. Het belang van stereotypering is om de de hegemonie van een bepaalde groep vast te stellen (Merskin, 2010: 335). Het begrijpen van een stereotype vergt kennis van ingewikkelde sociale structuren en de bijbehorende discoursen (2002: 13).

Stereotypen zorgen ervoor dat een afwijkende groep door middel van het

uitvergroten van bepaalde kenmerken buiten de dominante norm wordt geplaatst. Er wordt een overdreven beeld gecreëerd, de verschillen zijn meestal klein.

Stereotyping is een belangrijk onderdeel van symbolisch geweld. Walter Lippmann (1922) omschreef stereotypen als foto’s in het hoofd van mensen die fungeren als een soort houvast om te snappen hoe de wereld in elkaar steekt (Merskin, 2010: 335). Het stereotyperend afbeelden van minderheden zorgt ervoor dat deze groepen als het ware worden ontmenselijkt (Merskin, 2010: 336). Lippmann: ‘Wat mensen doen (in gedachte, daad of emotie) is minder gebaseerd op directe ervaring van de buitenwereld dan op de foto's in onze hoofden.' (Kielwasser & Wolf, 1992: 353). Deze uitspraak geeft het belang aan van zowel stereotypering als

symbolische tenietdoening. Bij het laatste is het aantal beelden in iemands hoofd over een bepaalde groep beperkt of niet bestaand. Bij stereotypering zijn de beelden uitvergroot en veelal onwaar. In het artikel van Kielwasser en Wolf wordt ingegaan op de relatie tussen homoseksuelen en de media. Dyer noemt die relatie uniek aangezien homoseksuelen geïsoleerd opgroeien in een heteronormatieve wereld waarin ze zowel op afstand staan van heteroseksuelen als van andere homoseksuelen - tot ze uit de kast komen. Daarom, zegt Dyer, is representatie in de media belangrijk voor seksuele minderheden. ‘Zodat we informatie en ideeën over onszelf gepresenteerd krijgen’ (Dyer in Kielwasser & Wolf, 1992: 353). In een

heteronormatieve maatschappij moeten seksuele minderheden zich aanpassen aan de heteroseksuele meerderheid. Dat ze vervolgens minder in beeld zijn of

(16)

negatief worden gerepresenteerd hangt hiermee samen. Heteronormativiteit

verwijst naar heteroseksualiteit als onbevraagde en gestandaardiseerde manier van zijn (Buikema en Plate, 95). Seksuele minderheden zijn veelal onzichtbaar naar de buitenwereld toe, daarom is zichtbaarheid in de media van belang. Onderzoekers Raley en Lucas keken specifiek naar de manier waarop seksuele minderheden in televisieseries werden neergezet en of daarbij sprake is van stereotypering. De twee maakten hierbij gebruik van het model van Clark. Van non-representatie was geen sprake, omdat de onderzoekers enkel naar series keken waar ten minste één

personage in voorkwam die zich identificeerde als lhbt. De resultaten lieten zien dat grappen over seksualiteit meestal door de lhbt-personages zelf werden gemaakt. Dit valt onder de tweede fase van Clark: ridicule. Onderzoekers Fouts en Inch (2005) deden hetzelfde maar dan met sitcoms. Dit type komedieserie werkt vaak met stereotypering. De conclusie van onderzoek was dat homoseksuelen weinig voorkwamen in de 22 sitcoms die werden geanalyseerd. En als er wel lhbt

personages in voorkwamen leunden deze sterk op stereotyperingen. Net als bij het onderzoek van Raley en Lucas bleek ook dat de aanwezige homoseksuele

personages geregeld grappen maakten over hun eigen seksualiteit. Dit soort grappen benadrukten de verschillen tussen de homoseksuele personages en de heteroseksuele personages. Hiermee werd een duidelijk norm neergezet. Grappen maken hoeft natuurlijk niet problematisch te doen. Een beetje zelfspot is gezond. Toch zegt onderzoek Giselinde Kuipers dat humor - bijvoorbeeld in sitcoms - bij de kijkers ook kan zorgen voor negatieve gevoelens zoals verwardheid en je

buitengesloten voelen. Discoursen in de samenleving bepalen wat wel en niet grappig gevonden wordt. Een ‘grappig’ stereotype van een homoseksueel oefent een vorm van macht uit over deze groep. In plaats van dat het serieus wordt genomen en geaccepteerd wordt als deel van de samenleving, wordt erover gelachen en het op die manier buitengesloten (Kuipers, 220-223). Uit onderzoek van Matthew Shugart (2003) komt naar voren dat homoseksualiteit in Amerikaanse televisieseries vaak op dezelfde manier worden neergezet: de homoman als

vrouwelijk en de lesbische vrouw als mannelijk. Frederik Dhaenens (2013) schrijft dat homoseksuele mannen vaker als slachtoffers worden geportretteerd en juist minder vaak als bijvoorbeeld een koppel met kinderen (Dhaenens, 2013: 311), terwijl

representatie van regenbooggezinnen kan bijdragen aan normalisatie. Als kanttekening moet worden gezegd dat een deel van deze onderzoeken naar representatie in televisie gedateerd kunnen zijn aangezien veranderingen in televisieland en de publieke opinie elkaar snel opvolgen.

(17)

2.4 Wat is framing?

Framing is de meest gebruikte theorie in het communicatiewetenschappelijk onderzoek. Al het onderzoek over representatie in de media krijgt het stempel framingonderzoek. Het wordt daarom ook wel een ‘passe-partout term’ genoemd (Van Gorp, 2006a: 246). Om erachter te komen hoe homoseksualiteit wordt

gerepresenteerd in het Reformatorisch Dagblad kan worden gezocht naar veel voorkomende frames in de teksten. Een frame is een concept dat niet makkelijk is uit te leggen, omdat de definities uiteenlopen. Maar de literatuur is het relatief eens over het gegeven dat een frame ervoor zorgt dat zowel (media)makers als

ontvangers de wereld op een bepaalde manier kunnen organiseren. Modigliani en Gamson (1989: 3) beschrijven frames als een soort ‘interpretatie-pakketjes’ die een onderwerp of gebeurtenis betekenis geven. Het frame zien ze als een centraal idee waarmee een boodschap beter kan worden begrepen en men kan laten zien wat ermee op het spel staat (3). Daarnaast laat een frame zien waar de controverse zit bij een bepaald onderwerp (1987: 143). Bij framing worden bepaalde kenmerken uit een artikel of item uitgelicht of juist verkleind. Dit wordt gedaan om een

waargenomen vorm van de realiteit weer te geven, vaak met een specifieke culturele bril op. Stereotiepe beschrijvingen in een tekst kunnen verwijzen naar een frame als alomvattend idee. Sommige onderzoekers zien nieuws- of mediaframes als een onderdeel van selectie en productie van nieuws. Volgens Todd Gitlin worden frames gebruikt om informatie in te delen en te classificeren (1980: 7). Robert M. Entman stelt dat nieuwsframes op twee manieren bestaan: ‘Als principes die we mentaal hebben opgeslagen en als karakteristieken van een tekst’ (1991: 7). Nieuwsframes worden geproduceerd en zitten verborgen in trefwoorden, concepten, afbeeldingen, symbolen, metaforen (7). Een frame werkt door het herhalen en versterken van een bepaalde associatie. Het maakt het lastiger voor de lezer om tegenovergestelde informatie op een onafhankelijke manier mee te kunnen nemen in het interpreteren van een nieuwsbericht. Entman noemt vier verschillende functies die frames kunnen hebben: ze kunnen worden gebruik om situaties te definiëren en te duiden, oplossingen voor te stellen, een moreel oordeel uit te spreken, of aan te geven waar de verantwoordelijkheden liggen. Het geven van betekenis gebeurt door het zwaartepunt op bepaalde onderdelen van de tekst te plaatsen. Deze komen hierdoor meer prominent naar voren en kunnen zo sneller reactie uitlokken bij de ontvangers (55). Frames hebben daarmee invloed op de publieke opinie. De media hebben elke dag een bereik van miljoenen mensen. Een

(18)

groot deel van de bevolking haalt de kennis die ze hebben over de wereld uit de berichtgeving in de media. Dit beeld komt overeen met het onderzoek (Oomen et al. 2009, in Bos, 34) onder lezers van het Reformatorisch Dagblad dat wordt

aangehaald in de inleiding. Hieruit blijkt de discussie in de christelijke dagbladen meespeelt in meningsvorming over het onderwerp homoseksualiteit.

Van Gorp deelt in de tekst The Constructionist Approach to Framing: Bringing Culture Back In zes karakteristieken van frames waar onderzoek rekening mee dient te houden (2007: 62). Allereerst is een frame vaak gelieerd aan cultuur. Dit maakt het moeilijk om de constructie van een frame in een nieuwstekst te analyseren, omdat het frame een natuurlijk gegeven lijkt. In de constructie van een nieuwsbericht heeft een journalist in veel gevallen zelf ook niet in de gaten dat hij of zij aan het framen is in een tekst. Volgens Van Gorp is een frame als je deze zo beziet een uitnodiging of een prikkel om een tekst op een bepaalde manier te lezen (63). Daarbij verandert een frame in de loop van de tijd nauwelijks of heel langzaam. Toch is het

framingproces dynamisch (64), want het blijft een constante onderhandeling tussen makers en ontvangers. Er komen nieuwe frames bij die soms andere frames

vervangen (64). De theorie wordt naast media-onderzoek ook geregeld gebruikt in de politiek. De manier waarop ontvangers een nieuwsbericht duiden wordt veelal gezien als deel van het framingproces. Entman stelt dat er vier categorieën zijn in dit proces: communicator, tekst, ontvanger, cultuur (1993: 53). De Vreese onderscheid frame-building en frame-setting. De eerste gaat over de opbouw van het frame in een bericht, de tweede gaat over de manier waarop een frame wordt ontvangen door het publiek en over de gevolgen. Een (schrijvend) journalist begint al met het proces van framen wanneer hij of zij tot een onderwerp komt. De journalist moet kiezen wat er opgenomen wordt in het stuk en wat niet. Selectie en constructie horen bij het journalistieke proces (Van Gorp, 2006a: 248). Volledige

onbevooroordeeldheid kun je dan ook niet verwachten. De cultuur waar iemand toebehoort bestaat volgens Entman uit veelgebruikte frames (1993: 53). Media kunnen ook worden gebruikt door ‘framesponsors’ om een frame aan te koppelen. Volgens Van Gorp is dit framen via de media in plaats van framen door de media (2006a: 246). Een voorbeeld hiervan is de stichting ‘Gezin in Gevaar’ die een anti-homo flyer liet afdrukken in het Reformatorisch Dagblad. In dit onderzoek wordt met name gekeken naar framing door de media en de opbouw van frames. Er wordt gekeken naar de manier waarop de journalisten van het Reformatorisch Dagblad seksuele minderheden neerzetten in de berichtgeving en niet naar de wijze waarop

(19)

minderheden zichzelf presenteren en profileren. In teksten waar seksuele

minderheden zelf aan het woord komen - wat niet vaak het geval is - kunnen deze manieren van framen door elkaar lopen waardoor framesponsors niet helemaal buiten beschouwing wordt gelaten.

Als het gaat om analyseren van frames in het nieuws zijn er twee soorten benaderingen: inductief en deductief (Semetko & Valkenburg, 2000: 94). De

inductieve benadering behelst een open vizier en een losse definitie van de frames. Deze manier kan veel verschillende manieren van framing blootleggen maar is ook arbeidsintensief. De deductieve benadering is meer toegespitst en afgebakend. Voor de analyse moet er al een duidelijk idee zijn van het soort framing waar men naar op zoek is. Deze benadering kan gemakkelijk worden gekopieerd en

toegepast worden op grote schaal (2000: 95). In eerdere onderzoeken zijn Semetko & Valkenburg gestuit op een vijftal frames die veel voorkomend zijn binnen de journalistiek, namelijk: verantwoordelijkheid, conflict, moraliteit, economische gevolgen en human interest 2000: 93). De onderzoekers zijn tot deze selectie gekomen na het analyseren van 2601 nieuwsverhalen in kranten en 1522

nieuwsverhalen in televisieprogramma’s (93). Drie van deze frames vormen in het fundament van dit onderzoek. In het volgende hoofdstuk zal hier verder toelichting op worden gegeven.

Samenvattend

In dit hoofdstuk zijn verschillende concepten aan bod gekomen die relevant zijn in het onderzoek dat volgt. Vastgesteld is dat representatie essentieel is bij het

uitwisselen en produceren van betekenis tussen mensen uit dezelfde cultuur. Representatie in de media is het vangen van een realiteit en het produceren van betekenis. Volgens Shani Orgad is zichtbaarheid in de media een manier om erkenning te bewerkstelligen en macht uit te oefenen. Minderheden hebben belang bij mediarepresentaties: zij zijn vaak minder zichtbaar in de samenleving en de manier waarop ze terugkomen in de media bepaalt voor een belangrijk deel wat voor beeld mensen vormen over die groep. Dit dominante perspectief in een samenleving wordt een discours genoemd. Het discours van homoseksualiteit in Nederland is de afgelopen decennia radicaal veranderd. Van strafbaarheid en taboe naar acceptatie door het merendeel van de bevolking. Onder protestanten is minder acceptatie en hangt het discours samen met wat de bijbel leert over het onderwerp. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de constructieve benadering op

(20)

representatie: een nieuwsbericht wordt geconstrueerd door een journalist. Hij of zij bepaalt de opbouw en het taalgebruik van het stuk. Het proces waarin de media een (minderheids)groep neerzet als bedreiging en deze vervolgens marginaliseren wordt ook wel ‘othering’ genoemd. En het markeren van die ander is een manier van symbolische rangschikking die cultuur wordt genoemd. Als groepen bewust worden weggelaten uit de media hebben we te maken met symbolische tenietdoening (Gebner). Volgens de onderzoekers Kielwasser en Wolf kan het negeren van homoseksuele jongeren op televisie bijdragen aan sociale isolatie van deze groep. Framing zorgt ervoor dat mediamakers en ontvangers de wereld op een bepaalde manier kunnen organiseren. Het verleent betekenis aan de

werkelijkheid. Volgens Van Gorp is een frame een uitnodiging of een prikkel om een tekst op een bepaalde manier te lezen. Een (nieuws)frame werkt door het herhalen en versterken van een bepaalde associatie en zitten verborgen in trefwoorden, concepten, afbeeldingen, symbolen en metaforen. Het werkt ook middels

stereotiepe beschrijvingen die het verschil tussen groepen terugbrengen naar de essentie. Frames kunnen veel invloed hebben op de publieke opinie. Het is een concept dat belangrijk is in dit onderwerp aangezien er gebruikt zal worden

gemaakt van een framinganalyse. In het volgende hoofdstuk worden de methoden uiteengezet en het corpus besproken. Ook wordt de manier van analyseren

behandeld.

3 Methoden

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe het corpus tot stand is gekomen. Dit gebeurt door te beschrijven welke zoektermen zijn gebruikt voor het verzamelen van de artikelen. Ook komen de tijdspanne en selectie van de artikelen aan bod. Verder zal ik verantwoording afleggen over mijn rol als onderzoeker en de manier van analyse. Het onderzoek wordt gedaan met behulp van een kwalitatieve frame-analyse aan de hand van de methode van Baldwin van Gorp (2006, 2007).

3.1 De Krant

Allereerst over de krant : waarom heb ik voor het Reformatorisch Dagblad gekozen? En wat is het (lezers)profiel van deze krant? Om deze vragen te beantwoorden

(21)

gebruik ik informatie uit de Communicatiekaart van Nederland van Bakker en Scholten (2019). Het Reformatorisch Dagblad is een krant met een ‘protestants-christelijk signatuur’ (Bakker & Scholten, 2019: 17). Het medium bedrijft ‘protestants-christelijke journalistiek en bedient een (streng)-gelovige achterban. De Erdee Groep, waar het Reformatorisch Dagblad onder valt, heeft als missie ‘actief het woord van god te laten horen en nieuws en informatie te leveren zodat u zich een reëel beeld van de werkelijkheid kunt vormen’ (Erdee Media Groep, 2020). Media die de

‘apologetische discussie met de samenleving stimuleert en de interactie tussen de verschillende delen van de doelgroep en een platform biedt voor

meningsvorming’ (2020). En volgens het bedrijf vinden alle journalistieke activiteiten van de merken plaats ‘binnen de kaders van de Bijbel en belijdenis en passen bij een reformatorische levensstijl’ (2020). Gelet op het lezersprofiel valt op dat het Reformatorisch Dagblad relatief veel jonge lezers heeft. En vergeleken met andere kranten ook veel lezers uit de lagere welstandsgroepen (2014: 23). In 2017 had het Reformatorisch Dagblad 41 duizend abonnees. De gelijknamige pagina op

Facebook heeft 20 duizend likes en de website heeft volgens het medium een bereik van 500 duizend unieke bezoekers per maand. Het Reformatorisch Dagblad heeft een site met een paywall. Om de artikelen online te kunnen lezen moet worden betaald. De oplagecijfers van Nederlandse kranten nemen gestaag af. Naast het aantal lezers, daalde ook de dekkingsgraad van de kranten. Ofwel: het bereiken van mensen door middel van een krant wordt moeilijker. Hierdoor wordt het effect van kranten op de publieke opinie minder groot (23). Wel is het zo dat het Reformatorisch Dagblad één van de kranten is die de minste lezers verloor (Bakker & Scholten, 2014: 16). Het Reformatorisch Dagblad is goed voor een aandeel van 1 procent in de krantenmarkt (28). Daarmee is de positie van de krant landelijk gezien marginaal. Maar binnen eigen kring neemt de krant een fundamentele positie in. De krant bereikt dagelijks 149 duizend mensen van 13 jaar en ouder. Dat is ongeveer de helft van het aantal bevindelijke gereformeerden in Nederland (Boele, 2020). Het Reformatorisch Dagblad besteed veel aandacht aan binnenlands nieuws uit de kleine kernen en het kerkelijk leven in binnen- en buitenland. Gereformeerden in Nederland leven, meer dan andere groepen, in hun eigen bubbel. Het

Reformatorisch Dagblad deed in 2016 onderzoek naar mediagebruik binnen

reformatorische kring. Van de jongeren kijk driekwart “wel eens” naar de televisie en ongeveer een kwart doet dit dagelijks, terwijl de rest van Nederland gemiddeld drie uur televisie per dag kijkt (Mediamonitor, 2017). Er wordt voornamelijk naar

(22)

Rechter en Boer Zoekt Vrouw (Visser, 2016). De nieuwe generatie kijkt voornamelijk televisie via de computer. Een televisietoestel in huis is vaak nog taboe. Iets meer dan een kwart van de ondervraagden refo jongeren heeft een abonnement op streamingdienst Netflix (Visser, 2016). Toch lijkt het in de huidige digitale wereld moeilijker te worden voor orthodox-protestanten om weg te blijven van populaire cultuur en (seculiere) media in het algemeen.

3.2 Analyse

Om de representatie van seksuele minderheden en homoseksualiteit in kaart te brengen, ga ik in de analyse op zoek naar frames in de nieuwsartikelen. Framing verwijst naar de manier waarop journalisten hun berichtgeving brengen en naar de manier waarop een boodschap wordt ontvangen (Van Gorp, 2006: 247). Het is niet altijd makkelijk een frame te lokaliseren. Met behulp van een framebundel (Van Gorp, 2007b: 14), die bestaat uit framing devices, reasoning devices en een cultureel fenomeen, zijn ze gemakkelijker op te sporen. De framebundels die Van Gorp in zijn methode aanhaalt, geven houvast in het doen van onderzoek naar framing. Door een frame uit elkaar te halen en de onderlinge link tussen de verschillende onderdelen uit te leggen, denk ik dat dit de betrouwbaarheid ten goede zal komen. Volgens Van Gorp zijn framebundels instrumenten om frames op logische wijze op te sporen (2007b: 14). Voorbeelden van framing devices zijn:

woordkeuze, beeldkeuze, metaforen, argumenten, stereotiepe beschrijvingen. Deze middelen verwijzen naar een frame als alomvattend idee (Van Gorp, 2006: 249). En ze maken een frame herkenbaar in de tekst. Reasoning devices slaan op de

oorzaak, definitie, verantwoordelijkheid of oplossing van een probleem. Ze hoeven niet nadrukkelijk genoemd te worden in een tekst maar kunnen ook impliciet naar voren komen. Dan is er nog een cultureel fenomeen waar naar wordt verwezen. Dat gaat vaak om een stereotype of een mythisch element (Van Gorp, 2006b, p. 62). In dit onderzoek wordt een inductieve strategie toegepast op de frame-analyse. Dat betekent dat het bronmateriaal eerst onderzocht zal worden op framing en

reasoning devices en vervolgens worden de relevante frames verder onderzocht. De gevonden artikelen worden achter elkaar gezet, waarbij de datum leidend is. Vervolgens wordt voor ieder artikel gekeken naar het soort artikel, het aantal

woorden en in welk katern het is verschenen. Ieder artikel wordt zorgvuldig gelezen (close reading) om zo de framing devices te kunnen filteren. De frames worden opgetekend en ingedeeld in positief, negatief, neutraal en gelabeld op de groep naar wie het frame is gericht. Nu is er overzicht om te kijken naar het

(23)

overkoepelende frame en de bijhorende reasoning device. Op wat voor manier worden seksuele minderheden neergezet in artikelen? En worden er (on)bewust verbanden gelegd met bijvoorbeeld een ideologie of een stereotypering

Valkenburg en Semetko kwamen via onderzoek uit op een vijftal frames die dominant zijn in nieuwsverhalen. In het theoretisch kader zijn deze frames al kort aangestipt. Drie van de frames van Semetko en Valkenburg komen in dit onderzoek nadrukkelijk naar voren en vormen hiermee de kern van de resultaten. Het gaat om het conflictframe, moraliteitsframe en verantwoordelijkheidsframe. De benadering van dit onderzoek is indicatief, omdat er weinig literatuur te vinden is over

representatie van homoseksualiteit in christelijke dagbladen. Toch passen de

afgebakende frames van Semetko en Valkenburg goed bij de gevonden resultaten uit dit onderzoek. De nadrukkelijk aanwezige ideologie van het Reformatorisch Dagblad komt terug in een groot deel van de onderzochte nieuwsverhalen, dit zorgt ervoor dat de standaardframes over moraliteit en conflict in zo goed als alle artikelen voorkomen.

In een nieuwsbericht is onderscheid te maken tussen de nieuwsfeiten (core facts) en onderdelen die worden gebruikt om te framen (Van Gorp, 2006: 249). Het

produceren van een frame, stelt Van Gorp, gebeurt mogelijk al voor het schrijven van een nieuwsartikel. In het voorwerk kan een onderwerp op een bepaalde manier in het gedachteproces worden meegenomen. Zonder een letter op papier te hebben, kan een onderwerp van te voren al worden ingekaderd (2006: 249). Van Gorp beschouwt frames als een ‘macrostructuur die deel uitmaakt van een

cultuur’(248). Volgens Van Gorp speelt de interpretatie van de wetenschapper hierin een rol. Frames zijn geen vast gegeven, maar komen tot stand door de

belevingswereld en cultuur van de maker. Het zijn constructies die aan interpretatie onderhevig zijn en dat kan de betrouwbaarheid van frame-onderzoek aantasten. Om met de inductieve methode aan de slag te gaan, is het van belang dat de onderzoeker met ‘een open geest via analyse en interpretatie van bronmateriaal de frames in kaart brengt’ (Van Gorp, 2006: 251). En moet de frame-analyse streven naar ‘een optimaal evenwicht tussen validiteit en betrouwbaarheid’ (Van Gorp, 2007a: 15). Een obstakel in de inductieve strategie is de ideologische bril die de onderzoeker op heeft. Opvattingen, culturele achtergrond en gevoel bij het onderwerp kan zorgen dat er vooringenomen naar het bronmateriaal wordt gekeken. Daarom is het zaak om elke stap te beargumenteren en genoeg bronmateriaal te verzamelen. In het analyseren zal ik me bewust moeten zijn van

(24)

mijn rol. Mijn interpretatie van een tekst speelt mee in het lokaliseren van eventuele frames. Daarom is het belangrijk om een dossier op te bouwen en bewijs te

verzamelen van terugkerende frames en de betekenis daarvan. Wat wordt er precies bedoeld met een zin, kenmerk of omschrijving? Misschien is het een

onbewuste geplaatste stereotypering van de journalist. Dan is het interessant om te kijken of het terugkomt in andere artikelen. In de analyse is het de taak van de wetenschapper om de geanalyseerde artikelen constant met elkaar te blijven vergelijken. Dit heeft als doel de eigen interpretatie van de wetenschapper afzijdig te houden. En frames, die herhaaldelijk terugkeren, voor zichzelf te laten spreken (Van Gorp, 2007a: 15). En daarbij wordt steeds gezocht naar andere ideeën en gegevens die gevonden frames wel of niet bevestigen (15).

3.3 Operationalisatie

Er zijn verschillende afkortingen die worden gebruikt om seksuele minderheden aan te duiden. Hier is geen duidelijke consensus over. In de Nederlandse media is het meestal lhbt(-personen) of lhbti. Belangenorganisatie COC gebruikt LHBTI. Grote kranten zoals de Volkskrant, de Telegraaf en het AD zijn niet consistent in het gebruik van een afkorting voor seksuele minderheden en gebruiken zowel lhbt als lhbti. Dat blijkt uit de resultaten van het zoeken op verschillende termen in de online

databases van de kranten. Soms wordt er ook gebruik gemaakt van het woord queer. Onder deze term valt een ieder die buiten de heteronorm valt of zich daartegen afzet. Er zit veel verschil in zichtbaarheid binnen de letters van de lhbti-gemeenschap. Daarom wil ik in dit onderzoek de focus leggen op lhb. Er ontstaat op deze manier meer ruimte om specifieker te kijken naar de representatie van homoseksualiteit. En omdat er nog niet veel onderzoek is gedaan naar representatie van seksuele minderheden in (christelijke) dagbladen in Nederland, is dit naar mijn mening een goed startpunt. De hoop is om met dit onderzoek een eerste beeld van die representatie vast te stellen, waarna er ruimte ontstaat voor vervolgonderzoek. Dat kan bijvoorbeeld zijn naar de representatie van transpersonen in christelijke dagbladen.

3.4 Verzamelen

Voor het verzamelen van de artikelen uit het Reformatorisch Dagblad maak ik gebruik van de database LexisNexis. Deze database maakt het mogelijk door middel van trefwoorden te zoeken in gepubliceerde artikelen van (internationale) dagbladen. Voor de verzameling van het corpus heb ik drie trefwoorden ingezet:

(25)

homoseksualiteit, homo, lhbt. Dit zijn grotendeels neutrale termen die moeten bijdragen aan een evenwichtig corpus waarmee de frames kunnen worden opgespoord. Deze trefwoorden zorgen voor een goede basis om de representatie van seksuele minderheden - specifiek homo’s - te onderzoeken. Voor de

samenstelling van het corpus heb ik gekozen voor een tijdspanne van zes maanden: van augustus 2018 tot en met januari 2019. Met name de laatste twee maanden zijn interessant, omdat de Nashvilleverklaring in deze periode in het Nederlands werd vertaald en voor veel beroering zorgde. De discussie rondom dit onderwerp is interessant voor mijn analyse, omdat het de framing rondom homoseksualiteit duidelijk blootlegt. In totaal leverde de zoekopdracht 129 resultaten op. Bij het

maken van die selectie houd ik rekening met het dubbelen van artikelen (sommigen artikelen komen meerdere keren langs met enkel een andere kop). Ook zijn artikelen weggelaten waar een zoekterm wel zijdelings in het artikel voorkomt maar het

onderwerp een andere is. Artikelen die niet over homoseksualiteit gaan zijn niet meegenomen in het onderzoek. Uiteindelijk zijn er 80 artikelen geselecteerd die samen het corpus vormen.

4 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de analyse uiteengezet. Aan de hand van passages uit de artikelen worden frames die geregeld voorkomen zorgvuldig besproken. Ook de framing devices en reasoning devices die bij de frames horen komen aan bod. Drie hoofdframes komen bovendrijven in dit onderzoek:

moraliteitsframe, conflictframe en verantwoordelijkheidsframe. Onder deze frames vallen verschillende subframes: levensstijl (moraliteit), homo als dader (moraliteit), traditionele huwelijk hooghouden (moraliteit), kerk versus seculiere maatschappij (conflict) en discussie binnen de kerk (conflict). De frames lopen soms in elkaar over en vertonen op bepaalde vlakken gelijkenissen, dit zal worden benoemd en

uitgelegd zal worden hoe de frames van elkaar verschillen. Wanneer er gerefereerd wordt naar een passage uit een artikel, zal het bijbehorende artikel worden

aangeduid met een cijfer tussen haakjes. Dit kan vervolgens worden opgezocht in de bijlagen. Framing devices in geciteerde passages worden voor de leesbaarheid als dikgedrukt aangeduid. Gezegd moet worden dat LexisNexis als tool beperkingen

(26)

heeft: zo laat het geen afbeeldingen zien en heb je geen zekerheid dat alle

artikelen worden gevonden. Een vergelijking met de database van de website van het Reformatorisch Dagblad laat zien dat de hoeveelheid artikelen in LexisNexis overeen lijkt te komen met de artikelen op de website van de krant.

Het Reformatorisch Dagblad is opgedeeld in katernen. Niet alleen in de papieren krant, maar ook online kun je terugvinden in welk katern een artikel is verschenen. Dat is vrij gangbaar voor een dagblad: katernen als binnenland, buitenland en opinie zijn te vinden in zo goed als alle landelijke kranten. Het is niet verwonderlijk dat het katern Kerk een belangrijke deel is van het Reformatorisch Dagblad. Op de website heet het katern ‘Kerk en religie’. Kerkelijk nieuws uit binnen- en buitenland komt hier aan bod. Dit katern blijkt de meeste artikelen te publiceren over

homoseksualiteit. Het verschil met de andere katernen is aanzienlijk, zie de

bovenstaande tabel. In het corpus zitten ook opinieartikelen, drie keer stond er een opiniestuk op de voorpagina. Dat is relevant aangezien een artikel op de

voorpagina op andere wijze zal worden gelezen dan een artikel in het opiniekatern. Op de voorpagina heeft een bericht meer gewicht. De maanden januari en

november zijn goed voor vijftig van de tachtig artikelen. Januari was de maand van de Nashvilleverklaring en in november ging het veelvuldig over het standpunt van de Protestantse Kerk Nederland (PKN) als het gaat om het inzegenen van

homohuwelijken. De kerkleiders kwamen in deze maand bijeen om te praten of het kerkelijk onderscheid tussen homoseksuele en heteroseksuele relaties moet

(27)

Gezien de aantallen artikelen die zijn gevonden lijkt er op het eerste gezicht geen sprake te zijn van symbolische tenietdoening (Gerbner, 1976). Er is geen

(opvallende) afwezigheid van seksuele minderheden in het Reformatorisch

Dagblad. In een aantal van de onderzochte maanden is het eerder een hot issue: een onderwerp waar flink over wordt geschreven en gediscussieerd in de krant. Toch wil dit niet zeggen dat er geen sprake is van symbolische tenietdoening op een andere manier. De toon en de manier waarop lhb-personen worden neergezet in de artikelen kan wel degelijk wijzen op een kwalitatieve vorm van symbolische tenietdoening. Als een groep keer op keer negatief wordt neergezet tast dit de sociale waarde van mensen aan. De voorbeelden die later in dit hoofdstuk volgen, laten zien dat er in een substantieel deel van de artikelen op negatieve wijze wordt geschreven over seksuele minderheden. Zo wordt er een symbolisch oordeel geveld over de (lagere) positie van een sociale groep in de maatschappij (Tuchman, 1978). Het conflictframe komt het vaakst voor. Soms speelt het conflict zich af tussen

christenen en de seculiere samenleving; soms speelt de discussie binnen de kerk zelf. Het moraliteitsframe is als aparte categorie minder groot dan het conflictframe, maar moraliteit is een factor in alle soorten framing in dit onderzoek. Niet altijd als hoofdframe, soms ook in combinatie met een ander frame. Zo draait conflict in alle gevallen om moraliteit, het verschil van mening is keer op keer terug te voeren op (on)juist gedrag. Moraliteit in een belangrijk thema in het geloof. Opvattingen over correct gedrag stroken niet met opvattingen die bestaan onder seculieren. De journalisten van het Reformatorisch Dagblad schrijven artikelen met Bijbelteksten in hun achterhoofd. Bij deze teksten horen bepaalde voorschriften en leefregels die haaks staan met heersende opvattingen van de seculiere samenleving over

(28)

non-traditionele vormen van liefde. Het verantwoordelijkheidsframe komt het minst vaak voor en is ook niet onderverdeeld in subcategorieën. Kenmerkend is de

betrokkenheid vanuit de kerk met de zorg voor homoseksuelen. In veel artikelen zit een handelperspectief: lezers krijgen voorgeschoteld hoe ze over een bepaald onderwerp zouden moeten denken en homoseksuelen worden geschoold in correct gedrag en leefwijze. Dat wordt niet altijd nadrukkelijk gedaan, soms gaat het subtiel of zelfs onbewust. Als het gaat over conflict dan is de kerk veelal de tegenstander van de seculiere maatschappij. Christenen en de kerk worden neergezet als underdog in die strijd. In veel teksten wordt benadrukt om vanuit de kerk met één stem te blijven spreken - op een onderwerp als het homohuwelijk - om zo verdere polarisatie binnen de eigen gemeenschap te voorkomen. Naastenliefde is een belangrijk begrip binnen het christelijk geloof, het komt geregeld omhoog in teksten: men wil lhbt-ers zien als medemensen en ze opvangen en ondersteunen, maar wel op bepaalde voorwaarden.

4.1 Moraliteitsframe

Moraliteit is een belangrijk thema binnen het geloof. De christelijke leer kent veel leefregels, die staan opgeschreven in de Bijbel. Aangezien de journalistiek van het Reformatorisch Dagblad plaatsvindt ‘binnen de kaders van de Bijbel en belijdenis’ is het naar verwachting dat moraliteit een belangrijk frame is in dit onderzoek.

Semetko en Valkenburg schrijven dat er bij deze vorm van framing veel aandacht voor ‘goed’ of ‘correct’ gedrag is in de berichtgeving (2000: 96). Deze manier van framen valt voor veel journalisten lastig te rijmen met de notie van onafhankelijke berichtgeving. Het gebeurt daarom vaak impliciet of door middel van het

selecteren van quotes die passen bij opvattingen van de journalist. Als het gaat over de representatie van homoseksualiteit in het Reformatorisch Dagblad kunnen we onderscheid maken tussen drie typen subframes. Het gaat om ‘levensstijl van de homo’, ‘homo als dader’ en ‘hooghouden van het traditionele huwelijk’. Bij ‘levensstijl’ wordt de manier van leven van de homoseksuele man in twijfel

getrokken. Er is sprake van generalisering vaak door een gebrek aan kennis over de diversiteit aan mensen en levensstijlen binnen die groep. Het frame ‘dader’ komt voor als in een tekst het gedrag van ‘de homo’ wordt beschouwd als schadelijke voor andere delen de samenleving. En het frame ‘huwelijk’ waarbij het verbond tussen één man en één vrouw als fundament van de samenleving wordt

(29)

onderzocht in de analyse, is er bij negentien een moraliteitsframe gevonden. Ik laat per subtype laten zien hoe dit frame in zijn werk gaat.

4.1.1 Het framen van de levensstijl

‘Hoe zijn deze mannen te bewegen tot een gezondere levensstijl?’

De levensstijl van homoseksuele mannen is een onderwerp dat met regelmaat terugkomt. In de artikelen worden vraagtekens geplaatst bij de manier waarop deze mannen leven. Er is vrijwel altijd sprake van stereotyperingen wanneer er wordt geschreven over de homoseksuele man en zijn levensstijl. Het begrip ‘othering’ is van toepassing, aangezien er vooral ‘over de homo’ wordt geschreven in plaats van ‘door de homo’. Er is weinig kennis, begrip en uitwisseling van ervaringen om daadwerkelijk een goed beeld te geven van de diversiteit aan levensstijlen van homoseksuele mannen. Daarom komt het beeld van losbandig en zeer seksueel naar voren. Dit gedrag wordt vervolgens afgekeurd en veroordeeld op basis van christelijke moraliteit.

Het nummer achter het artikel correspondeert met de nummers in de bijlage.

Een voorbeeld is het artikel ‘Huisarts is geen pillenautomaat’ (1). In dit stuk wordt een geschil naar voren gebracht tussen arts en patiënt. De patiënt is in dit geval een homoseksuele man die PrEP wil gaan gebruiken om een hiv-infectie te voorkomen. Het artikel is opgebouwd in de vorm van een rubriek met drie onderdelen: geschil, standpunten, oordeel. Om te beginnen spreekt er uit de kop van het artikel een

(30)

oordeel, het is niet neutraal. In het stuk staan de volgende passages: ‘Toch zal elke arts per verzoek een professionele afweging willen maken. Tuchtrechtelijk gezien is dat ook een juiste instelling.’

‘Hiv-bestrijders en de GGD zitten over deze groep al jaren met de handen in het haar.’

‘... Hoe zijn deze mannen te bewegen tot een gezondere levensstijl?’

‘Sommige experts wijzen op het risico van een averechts effect dat kan optreden wanneer de gebruikers ervan zich zo beschermd wanen dat ze in een nog extremer gedrag vervallen.’

‘De klacht is daarmee ongegrond en de patiënt moet kiezen: aankloppen bij de GGD en anders geen pil. Drammen of de tuchtrechter erbij halen, heeft, kortom, geen zin, en terecht. Een huisarts is immers geen pillenautomaat.’

In dit artikel staan wisselende seksuele contacten gelijk aan extreem gedrag. En in het eerste deel van het stuk wordt de professionaliteit en autoriteit van de arts benadrukt. Hierdoor staat de patiënt nog voor het geschil aan bod is gekomen met 1-0 achter. Met het medicijn PrEP zou het aantal contacten wel eens kunnen

toenemen en dus het gedrag ‘nog extremer’ worden. De klager wordt neergezet als veroorzaker van zijn eigen leed. Hij heeft immers al die wisselende contacten. ‘Drammen’ heeft geen zin. De redactionele keuzes van de journalist komen duidelijk naar voren. Hij laat zijn morele oordeel over de zaak duidelijk blijken en ook de veroorzaker van het probleem: de man en zijn extreme gedrag. Framing devices in de vorm van bijvoeglijke naamwoorden (nog extremer, professionele, gezondere) versterken het beeld. Ook het handelperspectief als reasoning device komt in dit verhaal boven drijven. Pas je levensstijl aan: minder seks.

Soms gaat het verder dan alleen het veroordelen van wisselende sekspartners. In ‘Kerkvader Augustinus verwierp homoseksualiteit uit zijn jeugd’ (38) wordt een

verschenen artikel uit een vakschrift besproken en wordt homoseksualiteit an sich als verkeerde levensstijl beschreven.

‘Als student in Carthago kwam hij terecht in ,,een warboel van schandelijke liefdes", zo schrijft de beroemde kerkvader.’

(31)

‘Hij noemt het zelf nadrukkelijk lust.’

‘Achteraf zegt hij dat hij zo ,,de bronader van de vriendschap" bezoedelde ,,met de modder van de begeerte." Een ,,helse begeerte" waarin hij ,,gevangen" zat.’

De schrijver van het stuk stuurt homoseksualiteit de kant op van lust in plaats van liefde. Homoseksualiteit wordt neergezet als een levensstijl die mensen zichzelf aanmeten; een levensstijl die zorgt voor ongelukkigheid. Woorden als ‘helse’, ‘gevangen’ en ‘modder van begeerte’ geven sterk richting als het gaat om het morele en emotionele oordeel van de activiteiten. De framing devices zijn extreem aangezet om de weerzinwekkendheid van de daad te onderschrijven. Zo wordt liefde en seks omgezet naar iets vuils en ongewenst. Sterker nog: geaardheid als iets waar je in gevangen zit en niet uit kan komen. De schrijver van het stuk reageert op de uitspraken van een onderzoeker die de tekst over Augustinus schreef voor een vakblad. Hij reageert op uitspraken van de onderzoeker met teksten als ‘dat is nogal wat’ en ‘voorbijgaande homo-erotiek dus?’ Hij geeft hiermee indirect ook zijn eigen oordeel af, omdat hij het antwoord al in een bepaalde richting duwt. In het artikel ‘Op weg van stress naar stilte’ (78) wordt een boek besproken van John Lapré: ‘Ontregelend voor orthodoxe lezers is mogelijk dat Lapré in zijn boek zelf zegt dat hij homo is en een partner heeft. Omdat hij dat zelf enthousiast vermeldt, mag ik in deze bespreking daar even op ingaan.’

‘Ik constateer dat een relatie/huwelijk van homo’s ook in Bijbelgetrouwe kring steeds vaker en ook in alle openheid gewoon gevonden gaat worden. …Hierbij zullen de gedachten van lezers ongetwijfeld verschillende kanten op gaan.’

De manier van leven van de schrijver van het boek, “dat hij zo enthousiast

vermeldt”, wordt door de journalist veroordeeld. En dan niet op een directe manier, maar door het betrekken van de lezer. Door het woord ‘ontregelend’ te gebruiken stuurt de journalist de lezers een bepaalde kant op (handelperspectief). Zij zullen vast en zeker een mening hebben over de levensstijl van Lapré. Dit legt zowel een handelperspectief als moreel oordeel van de journalist bloot. Het hebben van een mening of vellen van een oordeel over homoseksuelen lijkt vanzelfsprekend te zijn voor journalisten van het Reformatorisch Dagblad. Dit komt overeen met een passage uit het eerste artikel: ‘... Hoe zijn deze mannen te bewegen tot een gezondere levensstijl? (1)’ Iemands geaardheid wordt geregeld uitgelegd als levensstijl. De homoseksuele man wordt snel gekoppeld aan wisselende contacten

(32)

en lust. Een levensstijl die vervolgens veroordeeld wordt vanuit de christelijke moraal. Dat een wild seksleven voor veel mannen niet de standaard is, wordt achterwege gelaten. Er wordt een beeld geschetst van homoseksualiteit en de levensstijl die hierbij zou horen en daar wordt in de artikelen aan vastgehouden. Ook als het niet de eigen woorden zijn van de journalist kan er sprake zijn van framing door middel van het selecteren van quotes. ‘Het lijkt het er zelfs op dat homoseksualiteit in de mode is, en deze mentaliteit beïnvloedt de kerk op tot op zekere hoogte’ (27). Als het gaat over de levensstijl van homoseksuelen is er een belangrijk onderscheid in de teksten van het Reformatorisch Dagblad: het verschil tussen de praktiserende homo en de celibataire homo. De praktiserende homo heeft seks en de celibataire kiest bewust voor onthouding. Seks is een rode draad in de beschrijvingen van de levensstijl van homoseksuelen in het Reformatorisch Dagblad. De homoseksuele levensstijl die door de kerk getolereerd en soms zelf omarmd wordt is die van seksuele onthouding.

‘Hij kwam in opspraak nadat hij had gezegd dat praktiserende homo's volgens de Koran de doodstraf moesten krijgen.’ (33)

Ook al wordt er in dit korte nieuwsbericht over de dood van een islamitisch

geestelijke niet direct een moreel oordeel gegeven over praktiserende homo’s, het feit dat het er bij wordt gezegd geeft aan dat er onderscheid wordt gemaakt tussen wel en niet praktiseren.

‘De Duitse Bond van Vrije Evangelische Gemeenten (FeG) heeft deze week nieuwe richtlijnen gepubliceerd over homoseksualiteit. Daarin worden andersgeaarde mensen gevraagd celibatair te leven.’ (42)

Door de woordkeuze (gevraagd) klinkt het in eerste instantie als een redelijk voorstel van de Duitse kerk. Al is dit zonder twijfel een zeer vergaand verzoek dat inbreuk doet op iemands privéleven. De celibataire levensstijl is in dit geval de enige acceptabele levenswijze voor homoseksuelen. De framing devices in dit stuk laten doorschemeren dat de journalist moreel gezien op dezelfde lijn zit. Wat regelmatig terugkomt in de teksten zijn uitspraken die rieken naar discriminatie gevolgd door het letterlijk afstand nemen van discriminatie tegen homoseksuelen. Maar het vervolgens dan niet concreet maken. ‘Duitse kerk spreekt zich uit tegen homopraxis ... Zij erkennen dat homoseksuelen in hun gemeenten in het verleden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het explosieve boek In the Closet of the Vatican (In de kast van het Vaticaan), beschrijft auteur Frederic Martel een homoseksuele subcultuur in het Vaticaan en roept de

Sam Harris formuleert dit standpunt zo: „Voor velen van ons zijn foetussen in de eerste drie maanden niet veel meer dan konijnen, die geen aanspraak kunnen maken op een

Je te zien wande- len met Jezus nabij een diepblauwe rivier en denken dat Jezus stierf voor onze tranen is niet het- zelfde als van uzelf belijden een zondaar te zijn die de

Alle zonden scheiden de mensheid van God: “Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet

1) Gods evaluatie van Sodom: “Verder zei de HEERE: hun zonde [is] heel zwaar” (Genesis 18:20). 2) De Sodomieten, denkend dat de twee engelen mannen waren, begeerden hen: “Breng hen

Volgens Grace meurkes zijn vrijwilligers veel vrijer: “Ze kunnen bijvoorbeeld een pilsje drinken op de markt of samen naar de bios gaan.” remco van der Staay,

Deze wijze van spreken is genomen van de mensen, die tot versterking van enige beloften verzegelde brieven plegen te geven, en dat menigmaal met opdrukking van hun eigen

Op een vraag van studenten of ik bij de verdediging van artsen nooit eens heb getwijfeld: jawel, natuurlijk; zo heb ik Chabot (een psychiater die iemand op.. verzoek doodde vanwege